Het College voor de Toelating
van Bestrijdingsmiddelen,
beslissende op de aanvraag d.d. 3 mei 2000 (aanvraagnummer 20000352 TG) van
tot verkrijging van een toelating als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (Stb. 288) voor het middel
gelet op de artikelen 3, 3a, 4 en 5 van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962,
BESLUIT:
§ I Toelating
§ II Samenstelling, vorm en afwerking
Onverminderd hetgeen omtrent de samenstelling, vorm en afwerking bij de Regeling samenstelling, indeling, verpakking en etikettering bestrijdingsmiddelen is bepaald, moeten:
§ III Gebruik
Het bestrijdingsmiddel mag slechts worden gebruikt met inachtneming van hetgeen in bijlage I dezes onder A. is voorgeschreven.
§ IV Verpakking en etikettering
- aard van het preparaat: emulgeerbaar concentraat
- werkzame stof(fen): Azadirachtine-A
- andere zeer giftige, giftige, bijtende of schadelijke stof(fen):
a. letterlijk en zonder enige aanvulling:
hetgeen in bijlage I dezes onder A. is vermeld.
b. hetzij letterlijk, hetzij naar zakelijke inhoud:
de in bijlage I dezes onder B. opgenomen tekst, met dien verstande, dat niet alle daarin aangegeven toepassingen behoeven te worden vermeld en de inhoud dier tekst slechts mag worden aangevuld met technische aanwijzingen voor een goede bestrijding, mits deze niet met die tekst in strijd zijn.
c. letterlijk en zonder enige aanvulling:
- Bijzondere gevaren:
Kan overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid.
- Veiligheidsaanbevelingen:
Buiten bereik van kinderen bewaren.
Verwijderd houden van eet- en drinkwaren en van diervoeder.
Niet eten, drinken of roken tijdens gebruik.
Draag geschikte handschoenen en beschermende kleding, ook bij werkzaamheden in behandeld gras.
d. Overeenkomstig artikel 15 van de Regeling samenstelling, indeling,
verpakking en etikettering bestrijdingsmiddelen moet op de verpakking als gevaarsymbool worden aangebracht: een Andreaskruis
met als onderschrift: “Irriterend”
Degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken kan gelet op artikel 8 van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 en artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, binnen zes weken na de dag waarop dit besluit bekend is gemaakt een bezwaarschrift indienen bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen. Een dergelijk bezwaarschrift dient te worden geadresseerd aan: Het College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen, Postbus 217, 6700 AE WAGENINGEN.
HET
COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN BESTRIJDINGSMIDDELEN,
(voorzitter)
HET COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN BESTRIJDINGSMIDDELEN
BIJLAGE I bij het toelatingsbesluit van het middel ASEPTA NeemAzal-T/S,
A.
Toegestaan is uitsluitend het gebruik als insecten- en mijtenbestrijdingsmiddel:
De toepassing in de fruitteelt en laanbomen vóór 1 mei, op percelen die grenzen aan watergangen is uitsluitend toegestaan bij éénzijdig spuiten van de laatste bomenrij in de richting van het perceel.
Het middel is gevaarlijk voor zweefvliegen (Episyrphus balteatus). Vermijd onnodige blootstelling.
B
GEBRUIKSAANWIJZING
Algemeen
ASEPTA NeemAzal-T/S is een insecticide dat o.a. een werkingsmechanisme heeft dat inwerkt op de vervelling. Hierdoor worden vooral larvale stadia van insecten en mijten bestreden. Het middel werkt tegen diverse stadia van spint en mijten, tegen larven van wittevlieg (inclusief Bemisia tabaci), van thrips (o.a. Frankliniella occidentalis), diverse bladluizen en tegen larven (rupsen) van diverse motten, vlinders en mineervliegen.
TOEPASSINGEN
In de teelt van aardappelen ter bestrijding van larven van de coloradokever (Leptinotarsa decemlineata).
Een behandeling uitvoeren zodra jonge larven op het gewas worden aangetroffen.
Dosering: 3 l/ha.
In bloemisterijgewassen, boomkwekerijgewassen en vaste planten onder glas, ter bestrijding van wittevlieg, spint en mijten, thrips. rupsen en diverse luizensoorten (o.a. rozenluis en groene perzikluis).
Een behandeling uitvoeren zodra aantasting wordt waargenomen.
De behandeling enkele malen (ca. 3 keer) herhalen met een interval van een week.
Dosering: 0,25% (250 ml per 100 liter water).
In bloemisterijgewassen, boomkwekerijgewassen en vaste planten in de volle grond, ter bestrijding van wittevlieg, spint en miiten. thrips. rupsen en diverse luizensoorten.
Een behandeling uitvoeren zodra aantasting wordt waargenomen.
De behandeling enkele malen (ca. 3) herhalen met een interval van een week.
Dosering: 0,25% (250 ml per 100 liter water).
In de fruitteelt in de vollegrond, met name in appels, ter bestrijding van roze appelluis.
In het roze knopstadium de behandeling uitvoeren op de zgn. stammoeders.
Dosering: 3 l/ha.
Attentie
Niet toepassen op peren vanwege mogelijke schade. Ook overwaaien van appels naar peren van deze spuitvloeistof vermijden.
Gewasveiligheid
Het verdient aanbeveling middels een proefbespuiting vast te stellen of het te behandelen gewas of ras geen schade ondervindt.
HET
COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN BESTRIJDINGSMIDDELEN,
(voorzitter)
HET COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN BESTRIJDINGSMIDDELEN
BIJLAGEII bij het toelatingsbesluit van het middel ASEPTA NeemAzal-T/S,
Het betreft een aanvraag tot toelating van het middel ASEPTA
NeemAzal-T/S
(20000352 TM) op basis van de werkzame stof Azadirachtine-A. Het betreft een
als insecten- en mijtenbestrijdingsmiddel in de teelt van bloemisterijgewassen,
boomkwekerijgewassen en vaste planten, in de fruitteelt en in aardappelen.
Azadirachtine is nog niet in EU-verband beoordeeld maar staat onder de plantenextracten genoemd op Lijst 4C van de gewasbeschermings-richtlijn 91/414.
Stand van zaken met betrekking tot de aanvraag
De aanvraag tot toelating van ASEPTA NeemAzal-T/S is op 15 mei 2000 ontvangen. De aanvraagkosten zijn op 12 mei 2000 ontvangen. Op 28 november 2002 is de aanvraag in behandeling genomen. Er zijn beoordelingskosten op 23 december 2002 voldaan.
De aanvraag was oorspronkelijk ook aangevraagd voor de toepassing in de teelt van vruchtgroenten, echter op 20 mei 2003 verzoekt de aanvrager het CTB om deze claim te mogen intrekken. Op 15 mei 2003 is de aanvrager op de hoogte gebracht van de risicobeoordeling voor het milieu. In deze beoordeling werd een normoverschrijding geconstateerd voor Daphnia voor de toepassing in fruitteelten en laanbomen voor 1 mei.
Naar aanleiding hiervan heeft de aanvrager driftbeperkende maatregelen voorgesteld. Het secretariaat heeft deze beide verzoeken meegenomen in de risicobeoordeling voor het milieu.
In Nederland zijn nog geen middelen op basis van Azadirachtine-A toegelaten. Het middel ASEPTA NeemAzal-T/S is reeds toegelaten in een aantal landen, waaronder ook EU-lidstaten. In 1998 is het middel ASEPTA NeemAzal-T/S onder de naam NeemAzal/T-S beoordeeld en toelaatbaar bevonden in Duitsland. Het middel in Duitsland is daar toegelaten in de teelt van bloemisterijgewassen, boomkwekerijgewassen en vaste planten, in de fruitteelt met uitzondering van peer en in de teelt van aardappelen.
ASEPTA NeemAzal-T/S is een gewasbeschermingsmiddel van natuurlijke oorsprong en de werkzame stof in het middel is een gezuiverd extract van zaden van de Indische Neem boom, Azadirachta indica.
De werkzame stof azadirachtine is een complex mengsel van ca. 100 verbindingen, waarvan 74% gekarakteriseerd is. Het hoofdbestanddeel is azadirachtine A. Het technische product wordt ook wel neemazal genoemd en bevat ca. 25-35% azadirachtine A. Het middel werkt in op de vervelling. Hierdoor worden vooral insecten en mijten in larvale stadia bestreden.
De aanvrager wenste voorafgaand aan de EU-beoordeling de Nederlandse aanvraag in te dienen en te beoordelen.
Bij de beoordeling van deze aanvraag is gebruik gemaakt van Duitse samenvattingen die door Duitsland bij de toelating van het middel NeemAzal T-S is opgesteld.
Toepassingsgebieden
Tabel 1 Toepassingsoverzicht
Nr. toep. |
Toepassing |
Dosering product [L/ha] |
Dosering w.s. [kg/ha] |
Freq. |
Interval [dag] |
Tijdstip toepassing |
1 |
Bloemisterijgewassen, boomkwekerijgewassen en vaste planten (v.g.) |
3,75 |
0,116 |
3 |
7 |
Voorjaar |
|
Bloemisterijgewassen, boomkwekerijgewassen en vaste planten (o.g.) |
2,5 |
0,078 |
3 |
7 |
Hele jaar |
2 |
Vruchtgroenten (o.g.)*) |
3,75 |
0,116 |
3 |
7 |
Hele jaar |
3 |
Fruitteelt |
3,75 |
0,116 |
3 |
7 |
Voorjaar |
4 |
Aardappelen |
1,5 |
0,047 |
3 |
7 |
Voorjaar |
*) de aanvrager heeft deze claim in mei 2003 ingetrokken.
Profiel fysische en chemische eigenschappen
Werkzame stof azadirachtine
Voor de fysisch-chemische eigenschappen van wordt gebruik gemaakt van de gegevens zoals aangeleverd door de aanvrager. De stof is voor de Europese beoordeling geplaatst op de derde lijst.
Identity (Annex IIA, point 1)
Chemical name (IUPAC) |
none |
Chemical name (CA) |
[2aR-[2aα,3β,4β(1aR*,2S*,3aS*,6aS*,7S*,7aS*),4aβ,5α,7aS*,8β(E),10β,10aα,10bβ]]-dimethyl 10-(acetyloxy)octahydro-3,5-dihydroxy-4-methyl-8-[(2-methyl-1-oxo-2-butenyl)oxy]-4-(3a,6a,7,7a-tetrahydro-6a-hydroxy-7a-methyl-2,7-methanofuro[2,3-b]oxireno[e]oxepin-1a(2H)-yl)-1H,7H-naphtho[1,8-bc:4,4a-c′]difuran-5,10a(8H)-dicarboxylate |
CIPAC No |
627 |
CAS No |
azadirachtine –A: 11141-17-6 azadirachtine –B: 95507-03-2 azadirachtine –F: 118855-02-0 azadirachtine –H: 134788-15-1 azadirachtine –I: 134788-16-2 |
EEC No (EINECS or ELINCS) |
None |
FAO Specification (including year of publication) |
None |
Minimum purity of the active substance as manufactured (g/kg) |
Aflatoxines: < 100 µg/kg |
Molecular formula |
C35H44O16 (azadirachtine –A) C33H42O14 (azadirachtine –B) C34H44O14 (azadirachtine –D) C30H38O15 (azadirachtine –E) C33H44O14 (azadirachtine –F) C33H42O14 (azadirachtine –H) C32H42O12 (azadirachtine –I) |
Molecular mass |
720.2 (azadirachtine –A) 662.2 (azadirachtine –B) 676.2 (azadirachtine –D) 638.2 (azadirachtine –E) 664.2 (azadirachtine –F) 662.2 (azadirachtine –H) 618.2 (azadirachtine –I) |
Structural formula (azadirachtine–A)
|
|
ASEPTA NeemAzal-T/S is een extract wat wordt gewonnen uit de zaden van de Neem boom (Azadirachta Indica). ASEPTA NeemAzal-T/S bevat onder meer azadirachtine als werkzame stof. Azadirachtine is een limonoide en bestaat in verschillende vormen (genoemd met de toevoeging A,B,D,F,H of I). ASEPTA NeemAzal-T/S bevat circa 30% azadirachtine-A, 24% andere azadiractine’s (waarvan circa 19% azadirachtine-B), salannin en nimbin, en verder 46% aan andere verbindingen. Van deze 46% is een deel geïdentificeerd, bijvoorbeeld enkele vetzuren, maar wordt verder niet gekwantificeerd. In verscheidene productie batches ASEPTA NeemAzal-T/S is het gehalte aangetoond van de werkzame stof azadirachtine-A alsmede enkele andere verbindingen.
Physical-chemical properties (Annex IIA, point 2)
Melting point (state purity) |
161 °C (pure azadirachtine-A) 120 – 200 °C (neemazal = extract) |
Boiling point (state purity) |
730 °C (EPISUITE calculation) 890 °C (calculation notifier) |
Temperature of decomposition |
Circa 200°C (neemazal = extract) |
Appearance (state purity) |
A yellow-green powder, with a strong garlic-sulfur odor |
Relative density (state purity) |
0.71 g/ml (neemazal = extract) |
Surface tension |
|
Vapour pressure (in Pa, state temperature) |
1.6 x 10-20 Pa (EPISUITE calculation) about 10-16 Pa (calculation notifier) 3.6 x 10-13 Pa (second calculation notifier) |
Henry’s law constant (in Pa·m3·mol-1) |
2.8 x 10-20 Pa.m3/mol (EPISUITE calculation) 2.4 x 10-14 Pa.m3/mol (calculation notifier) |
Solubility in water (in g/l or mg/l, state temperature) |
>10.7 g/l neemazal (21°C), provides a solution which contains: 2.9 g/l azadirachtine-A 0.4 g/l azadirachtine-B 0.4 g/l azadirachtine-F |
Solubility in organic solvents (in g/l or mg/l, 20 °C) |
Acetone : > 200 g/l n-hexane: 1.83 g/l ethyl acetate: > 200 g/l dichloromethane : > 200 g/l isopropanol : 51.5 g/l toluene : 15.5 g/l |
Partition co-efficient (log Pow) (state pH and temperature) |
azadirachtine-A: log Pow = 0.99 azadirachtine-B: log Pow = 1.29 azadirachtine-F/H?: log Pow = 0.68 20°C, water non-buffered |
Hydrolytic stability (DT50) (state pH and temperature) |
pH 4 pH7 pH 8 30°C 256 114 23 40°C 60 30 5 20°C* 50 20 4.4 *) extrapolatie van 30 en 40°C DT50 in hours |
Dissociation constant |
No dissociation in normal pH range (3 to 10) |
UV/VIS absorption (max.) (if absorption >290 nm state wavelength) |
Max λ = 220nm ε = 11.5 x 106 at 300 nm the absorption coefficient ε > 10 |
Photostability (DT50) (aqueous, sunlight, state pH) |
DT50 = 13.2 hour (CTB calculation, extrapolation PH 5.9; 28°C |
Quantum yield of direct photo- transformation in water at λ > 290 nm |
Φ = 5.55 x 10-4 |
Atmospheric behaviour |
DT50 = 1.7 hours (Atkinson calculation) |
Flammability |
|
Auto-flammability |
|
Oxidative properties |
Not oxidative |
Explosive properties |
Not explosive |
*) Berekend door het CTB met het EPISUITE programma (versie 3.1) van de EPA.
De hydrolyse is beperkt onderzocht, er is bijvoorbeeld niet gekeken naar eventuele afbraakproducten en er is niet gecontroleerd of er onder steriele omstandigheden is gewerkt. Omdat de resultaten wel in overeenstemming zijn met elkaar en de afbraak in het milieu snel verloopt, kan in overleg met het milieu aspect de studie worden geaccepteerd.
De fotolyse is zeer beperkt onderzocht, er is niet gekeken naar afbraakproducten, er is niet gecontroleerd op steriel werken, er is geen radioactief label gebruikt, er is geen materiaal balans opgezet en er is een kwiklamp in plaats van een xenon lamp gebruikt. Alleen in overleg met het milieuaspect kan deze studie worden geaccepteerd vanwege de snelle afbraak (de hydrolysesnelheid in deze studie, de donker controle, geeft een halfwaardetijd van 162 uur, wat goed in overeenstemming is met de hydrolysetijd zoals gevonden in de hydrolysestudie). De halfwaardetijd in de tabel is een extrapolatie (de studie zelf ging niet verder dan 3,7 uur) waardoor deze berekende waarde beperkt geldig is.
De octanol/water coëfficiënt is niet onderzocht bij verschillende pH’s. Op grond van de structuur zou er een klein verschil kunnen zitten ten gevolge van de hydroxyl groepen in het molecuul. Omdat de waarden veel lager zijn dan 3 (grens voor controle op bioaccumulatie) en goed overeenkomen met de geschatte waarde volgens het KOWWIN model kan hiermee volstaan.
Voor de explosieve en oxidatieve eigenschappen zijn verklaringen afgegeven. Deze zijn acceptabel.
Voor de dampspanning is een berekeningmethode gebruikt. Deze is acceptabel omdat hieruit blijkt dat de dampspanning zo laag is dat een directe meting niet zinvol is.
Voor de oplosbaarheid is een berekening uitgevoerd en er zijn testen uitgevoerd met neemazal. Hiermee wordt een voldoende oplosbaarheid van de werkzame stof verkregen.
Voor de zelfontbranding van neemazal is er een verklaring geleverd op basis van een DSC meting. Deze is echter onder stikstof uitgevoerd waardoor er geen zuurstof bij de verbinding aanwezig was om de verbranding mogelijk te maken. De verklaring is daarom niet acceptabel. Een test volgens methode A10 voor de vlambaarheid en de zelfontbranding volgens methode A15 of A16 is alsnog nodig.
In de MSDS moet de term “steam pressure” worden vervangen door “Vapour pressure”.
Er is een MSDS voor de tweede hulpstof geleverd welke niet is opgesteld volgens de EU regels. Echter dit wordt niet gezien als een eis voor toelaatbaarheid. De MSDS dient in de toekomst echter nog wel te worden geleverd.
Middel ASEPTA NeemAzal-T/S
Formuleringstype (GIPAF code) |
EC (emulgeerbaar concentraat) |
Uiterlijke kenmerken |
Bruine, viskeuze vloeistof |
Explosieve eigenschappen |
Niet explosief |
Oxiderende eigenschappen |
Niet oxiderend |
ontvlambaarheid |
|
vlampunt |
171 °C |
pH 1% oplossing |
7,0 (18°C) |
Oppervlakte spanning |
|
Viscositeit |
281,4 mm2/s bij 20°C 96,95 mm2/s bij 40 °C |
Relatieve dichtheid |
0,985 g/ ml |
Houdbaarheid stabiliteit |
1 jaar bij omgevingscondities en 1 week bij 0°C |
Gehalte werkzame stof (g/l of g/kg) |
10 g/l azadirachtine-A, dit komt overeen met circa 4% neemazal |
Voor de explosieve en oxidatieve eigenschappen zijn verklaringen afgegeven. Deze zijn acceptabel.
Voor de zelfontbranding is een verklaring geleverd waarom op basis van de vlampunten van de ingrediënten deze test niet nodig zou zijn. Een vlampunt geeft echter andere informatie dan de zelfontbranding. Een studie uitgevoerd volgens methode A15 is alsnog nodig.
Overige testen van het middel laten geen negatieve aspecten zien welke een gevaar zouden duiden voor toepasser.
In de houdbaarheidsstudies blijkt dat vooral azadirachtine-A snel afbreekt, en dan vooral bij een verhoogde temperatuur. De afbraaksnelheid van azadirachtine-A is ongeveer 11% per jaar. Dit is meer dan de 5% zoals gespecificeerd door de FAO. De geclaimde houdbaarheid van 2 jaar is daarom niet houdbaar. Indien de claim voor een houdbaarheid van 2 jaar blijft bestaan dient deze te worden onderbouwd met een studie die aantoont dat de werkzaamheid na 2 jaar nog afdoende is. Een houdbaarheid van 1 jaar kan wel worden toegekend, mede omdat de overige azadirachtines minder snel afbreken en deze ook werkzaam zijn.
In de houdbaarheidsstudie bij omgevingscondities is niet duidelijk of het middel is bewaard in de originele verpakking. Bovendien is niet beoordeeld of de verpakking geschikt is voor het middel. Dit moet alsnog worden uitgevoerd.
Analysemethoden
Technical as (principle of method) |
RP-HPLC-UV |
Impurities in technical as (principle of method) |
RP-HPLC-UV; Hexane soluble substances
|
Plant protection product (principle of method) |
RP-HPLC-UV |
Een analysemethode voor de bepaling van azadirachtine-A in neemazal en ASEPTA NeemAzal-T/S is getracht te valideren middels een ringonderzoek door CIPAC. De spreiding in de analyse is echter veel groter dan bij synthetische middelen. Dit wordt onder meer veroorzaakt door de moeilijke matrix en de stabiliteit van de stoffen. Een andere analysemethode is gebruikt voor de controle van neemazal en ASEPTA NeemAzal-T/S (methode TMG20/M of TMG20/Aza) in productie batches. Deze methode is niet geleverd en ook niet volledig gevalideerd in neemazal en ASEPTA NeemAzal-T/S. Alleen de lineariteit is bepaald. Een validatie is alsnog nodig waarbij wordt aangetoond dat de methode geschikt is (door bepaling van de herhaalbaarheid en terugvinding).
De methode die wordt gebruikt om aflatoxine aan te tonen is niet geleverd.
Residuanalysemethoden
Food/feed of plant origin (principle of method and LOQ for methods for monitoring purposes) |
RP-HPLC-UV. Tomatoes (method Ran-5) sufficient validated. LOQ = 0.01 mg/kg (only for azadirachtine-A)
|
Food/feed of animal origin (principle of method and LOQ for methods for monitoring purposes) |
Not required |
Soil (principle of method and LOQ) |
RP-HPLC-UV. In three types of soil validated. LOQ = 0.02 mg/kg (only for azadirachtine-A) |
Water (principle of method and LOQ) |
Drinking water: LOQ = 0.1 µg/l (only for azadirachtine-A) sufficient validated Surface water: LOQ = 1.0 µg/l (only for azadirachtine-A) sufficient validated |
Air (principle of method and LOQ) |
Not required |
Body fluids and tissues (principle of method and LOQ) |
Not required |
Er is een verklaring gegeven dat analyse in dierlijke producten niet nodig is vanwege de snelle afbraak in plantaardig materiaal (halfwaardetijd 1 tot 3 dagen in tomaten).
De methode in plantaardig materiaal is niet selectief (UV bij 214 nm) en er is geen bevestigingsmethode geleverd. Hetzelfde geldt ook voor de overige methoden. Er dient een bevestigingsmethode te worden geleverd of tenminste dient een andere manier/methode voor het bevestigen van de identiteit van de verbinding geleverd te worden, zoals een diode array detector, een massaselectieve detector of een scheiding op een kolom met een andere selectiviteit. De methode RA-01 is bedoeld voor appels, maar is niet gevalideerd. Omdat er een duidelijke storing zichtbaar is valt te betwijfelen of de methode geschikt is voor monitoring. Hetzelfde geldt voor de analysemethode voor aardappelen (Ran-02). Vanwege het toepassingsgebied van het middel is een validatie van de methode voor appels alsnog nodig.
De verklaring dat de analysemethode van azadirachtine in lucht kan vervallen vanwege de lage dampspanning en de lage halfwaardetijd in lucht kan worden geaccepteerd.
In het rapport van de validatie van de methode voor tomaten missen de representatieve chromatogrammen.
Conclusie m.b.t. fysische en chemische eigenschappen
De geleverde gegevens zijn onvolledig.
Voorstel voor etikettering onderdeel FCE (symbolen en R- en S-zinnen)
Op basis van bovenstaand profiel van de stof, de eigenschappen van de hulpcomponenten en het middel behoeven er geen zinnen toegekend te worden.
Ontbrekende gegevens mbt fysisch chemische eigenschappen
De volgende gegevens dienen voor een volgende toelating te worden geleverd:
Profiel werkzaamheid
Claim
ASEPTA Neemazal-T/S wordt geclaimd als insecten- en mijtenbestrijdingsmiddel in de teelt van bloemisterijgewassen, boomkwekerijgewassen en vaste planten onder glas en in de volle grond ter bestrijding van witte vlieg, spint en mijten, trips, rupsen en diverse luizensoorten, in de fruitteelt in de vollegrond, met name in appel ter bestrijding van de roze appelluis en in de teelt van aardappelen ter bestrijding van de coloradokever.
In eerste instantie was de toepassing in tomaat ter
bestrijding van witte vlieg, spint, trips, rupsen en diverse luizensoorten ook
geclaimd; deze claim is echter lopende de aanvraag ingetrokken.
Karakterisering van het middel
ASEPTA Neemazal-T/S is een insecticide en acaricide op basis van de actieve stof azadirachtine. Het betreft hier een aantal isomeren (A,B, F) van azadirachtine. Deze worden gewonnen uit de zaadkernen van de neemboom (Azadirachta indica), een van oorsprong in India inheemse boom. Gezien de herkomst van de actieve stof, wordt het middel ook wel gezien als Gewasbeschermingsmiddel van Natuurlijke Oorsprong (GNO). Het middel wordt opgenomen door de bladeren en wordt ten dele systemisch getransporteerd door de plant. Door zuigen en vraat aan de planten nemen de schadelijke insecten en mijten de stof op. De werking berust onder andere op de hormonale verstoring van de vervelling en azadirachtine wordt gerekend tot de groep der IGRs (insect growth regulators). De larven zijn niet meer in staat te vervellen, de ontwikkeling stopt en de larven sterven. Verder heeft het middel ook een mate van afwerende werking.
Het middel is reeds toegelaten in een aantal landen,
waaronder ook EU-lidstaten. Recent
(1998) is het middel beoordeeld en toelaatbaar bevonden in Duitsland.
Het middel is daar toegelaten in de teelt van bloemisterijgewassen,
boomkwekerijgewassen en vaste planten, in de fruitteelt met uitzondering van
peer en in de teelt van aardappelen. In deze teelten is het middel toegelaten
ter bestrijding van melige appelbladluis, spanrupsen, zuigende insecten (o.a.
bladluizen), spintmijten, mineervliegen, witte vlieg en de coloradokever
Aantaster/teelt
Geclaimd is de werking als insecticide in een groot aantal gewassen.
In bloemisterij, boomkwekerijgewassen en vaste planten zijn
voornamelijk bladluizen, mineervliegen, spintmijten van belang. In zekere mate
zijn ook rupsen van belang. In de teelt van tomaten onder glas zijn met name
luizen, mineervliegen en kaswittevlieg van belang. In de teelt van aardappel is
de coloradokever zodanig gevaarlijk dat deze gekenmerkt wordt als quarantaine
organisme.
Wijze van bestrijding
Ter bestrijding van insecten, rupsen en mijten in de diverse teelten zijn verschillende methoden beschikbaar (chemisch, biologisch), echter met name de chemische bestrijding is in het overgrote deel van de teelten van belang. Voor de teelt van bloemisterij-, boomkwekerijgewassen en vaste planten zijn middelen op basis van o.a.imidacloprid, pirimicarb en dimethoaat toegelaten. In de teelt van grootfruit, met name appel zijn middelen op basis van o.a. pirimicarb, deltamethrin en diflubenzuron beschikbaar.
Ten behoeve van de bestrijding van de coloradokever zijn middelen op basis van
Beoordeling werkzaamheid
Benodigd onderzoek
In principe dient per geclaimd toepassingsgebied een voldoende aantal gegevens geleverd te worden (3-4 proeven per jaar, herhaald over een periode van 2 jaar). In dit specifieke geval is de beoordeling ten behoeve van de toelating door de BBA in Duitsland (de Duitse zusterorganisatie van het CTB) ter beschikking gesteld. Aangezien het College in eerdere instantie aangegeven heeft daar waar mogelijk gebruik te maken van buitenlandse beoordelingen, is de Duitse beoordeling in deze beoordeling meegenomen. Hierbij is tevens voor het aspect werkzaamheid gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot vrijwillig wederzijdse erkenning (EU-SANCO document 2971/SANCO/2000).
De toepassing in tomaat was in eerste instantie geclaimd. Aangezien deze toepassing niet toegelaten is in Duitsland dienen er gegevens geleverd te worden met betrekking tot de werking en de nevenwerkingen, waaronder fytotoxiciteit. Deze toepassing is lopende de aanvraag ingetrokken.
Geleverde gegevens
Geleverd zijn een groot aantal rapportages van proeven, plus
de door de BBA opgestelde beoordeling. Het betreft hier de proeven die tevens
ten grondslag hebben gelegen aan deze Duitse beoordeling. Verder is een
verklaring van geen bezwaar geleverd voor de firma ASEPTA bv. opdat het CTB
gebruik kan maken van de gegevens van Trifolio-M GmbH, de toelatinghouder in
Duitsland. Met deze verklaring van geen bezwaar kan voor deze aanvraag
impliciet gebruik worden gemaakt van de Duitse beoordeling en de ten behoeve
van deze toelating geleverde gegevens.
Proef uitvoering, locatie en periode
Het overgrote deel van de proeven is uitgevoerd in Duitsland en Nederland. Naast werkingsproeven zijn in de Duitse beoordeling ook praktijkproeven meegenomen. In principe kunnen deze gegevens bij de Nederlandse beoordeling ook meegenomen worden (in de regel als aanvullende gegevens).
Effectiviteit
Vaststellen dosering
Door de BBA is de aanbevolen dosering afgeleid uit de door
de aanvrager overgelegde proeven. Voor sierplanten en voor de fruitteelt en de
aardappel is dezelfde dosering van
3 l/ha (= 0,30 ml/m2 vastgesteld).
In Nederland wordt 0,25% geclaimd voor de sierteelt en 3
l/ha voor de fruitteelt en de aardappel.
Werking
In de meest recente BBA beoordeling zijn een aantal teelt-aantaster-combinaties beoordeeld.
Voor de volgende nieuwe teelten is in de meest recente beoordeling een positief oordeel gegeven, al dan niet met opmerkingen. De overige toepassingen waren reeds in eerder stadium beoordeeld.
Kleine wintervlinder (Operophtera brumata)in de fruitteelt, toegepast in het rozeknopstadium, de werking is positief beoordeeld, gebaseerd op een 11-tal proeven waarbij in het overgrote deel van de proeven een voldoende mate van bestrijding werd waargenomen. De werkingspercentages lagen tussen de 51 en 92 %. Er werd geen onacceptabele fytotoxiciteit waargenomen.
Zuigende insecten in bloemisterij-, boomkwekerijgewassen en vaste planten, zowel in de vollegrond als onder glas. Deze toepassingen zijn zonder commentaar goedgekeurd. Aan deze goedkeuring lagen een zeer groot aantal proeven ten grondslag, waarin de werking op diverse bladluissoorten, schildluizen, wittevlieg, cicaden, wantsen, trips en mineervliegen beoordeeld is en geconcludeerd is dat het middel in voldoende mate werkzaam is. De door de aanvrager bij de aanvraag overgelegde gegevens onderbouwen deze conclusie. Verder zijn nog enkele in Nederland uitgevoerde proeven geleverd die deze conclusie verder onderbouwen.
Vlierluis (Aphis sambuci) in de fruitteelt, met uitzondering van aardbeien. Aan deze toelating lagen 7 positieve proeven ten grondslag.
Coloradokever (Leptinotarsa decemlineata) in aardappel. Hoewel de gegevens inhomogeen waren, kon op grond van de beschikbare gegevens geconcludeerd worden dat het middel in een dosering van 2,5 l/ha voor Duitsland in voldoende mate werkzaam was, zei het dat de dosering mogelijk aan de lage kant is. In Nederland is 3 l/ha geclaimd. Op grond van de Duitse conclusies, de voor Nederland hoger geclaimde dosering en de bij de aanvraag overgelegde proefrapportages kan geconcludeerd worden dat het middel in de voor Nederland aangevraagde dosering in voldoende mate werkzaam zal zijn.
De navolgende toepassingsgebieden zijn specifiek beproefd en voor deze toepassingen is in Duitsland een toelating afgegeven (toelatingsnummer 4436-00). Hierbij kan een teelt meerdere keren voorkomen, omdat het op verschillende tijdstippen in de teelt van dit gewas gebruikt kan worden (bv. opkweek van fruitbomen dat voor Nederland in de groep van boomkwekerijgewassen valt en de productieteelt van fruitbomen, die in de groep van de fruitteelt valt) en de toelating voor zowel beroepsmatig als particulier geldt.
Tabel W1: zie volgende bladzijde
Overzicht in Duitsland toegelaten toepassingsgebieden van NeemAzal-T/S
Nr. |
Teelt |
Schadelijk organisme |
1 |
Asperge (aanplant) |
Vretende insecten |
2 |
Wijnbouw |
Druifluis |
3 |
Steen- en pitvruchten |
Kersebloesemmot |
4 |
Naaldbomen |
Nonvlinder |
5 |
Pitvruchten (boomkwekerij) |
Mineermotten |
6 |
Pitvruchten (fruitteelt) |
Mineermotten |
7 |
Aardappel |
Coloradokever |
8 |
Steenvruchten |
Mineerotten |
9 |
Asperge (productievelden) |
Vretende insecten |
10 |
Wijnbouw |
Druifluis |
11 |
Steen- en pitvruchten |
Kersebloesemmot |
12 |
Steenvruchten |
Mineermotten |
13 |
Loofhout |
(Eike)plakker (Lymantria dispar) |
14 |
Appel |
Roze appelluis |
15 |
Zure kers |
Zwarte kerseluis (Myzus cerasi) |
16 |
Paardekastanje |
Kastanjemineermot |
17 |
Blad- en steelgroenten (=groentegewassen)(zaadteelt) |
Zuigende insecten |
18 |
Loofhout |
Processierups |
19 |
Naaldhout |
Dennespinner |
20 |
Zure kers |
Zwarte kerseluis |
21 |
Groentegewassen (zaadteelt onder glas) |
Zuigende insecten |
22 |
Vlier |
Vlierluis |
23 |
Groentegewassen |
Vretende insecten |
24 |
Loofhout |
Groene eikebladroller |
25 |
Groentegewassen |
Vretende insecten |
26 |
Boomkwekerijgewassen |
Stippelmotten |
27 |
Boomkwekerijgewassen |
wintervlinder |
28 |
Bloemisterijgewassen, vaste planten, bloembol- en bloemknolgewassen. |
Zuigende insecten |
29 |
Bloemisterijgewassen, vaste planten, bloembol- en bloemknolgewassen onder glas. |
Zuigende insecten |
30 |
Bloemisterijgewassen, vaste planten, bloembol- en bloemknolgewassen |
Zuigende insecten
|
31 |
Bloemisterijgewassen, vaste planten, bloembol- en bloemknolgewassen |
Spintmijten |
32 |
Bloemisterijgewassen, vaste planten, bloembol- en bloemknolgewassen |
Spintmijten |
33 |
Bloemisterijgewassen, vaste planten, bloembol- en bloemknolgewassen |
Spintmijten
|
34 |
Bloemisterijgewassen, vaste planten, bloembol- en bloemknolgewassen |
Mineervliegen |
35 |
Bloemisterijgewassen, vaste planten, bloembol- en bloemknolgewassen |
Mineervliegen |
36 |
Bloemisterijgewassen, vaste planten, bloembol- en bloemknolgewassen |
Wittevlieg |
37 |
Bloemisterijgewassen, vaste planten, bloembol- en bloemknolgewassen |
Wittevlieg |
Nr. |
Teelt |
Schadelijk organisme |
38 |
Bloemisterijgewassen, vaste planten, bloembol- en bloemknolgewassen |
Wittevlieg |
39 |
Aardappel |
Coloradokever |
40 |
Appel |
Roze appelluis |
41 |
Vlier |
Vlierluis |
42 |
Boomkwekerijgewassen |
Stippelmotten |
43 |
Boomkwekerijgewassen |
Wintervlinder |
44 |
Bloemisterijgewassen, vaste planten, bloembol- en bloemknolgewassen |
Zuigende insecten |
45 |
Bloemisterijgewassen, vaste planten, bloembol- en bloemknolgewassen |
Zuigende insecten |
46 |
Bloemisterijgewassen, vaste planten, bloembol- en bloemknolgewassen |
Spintmijten |
47 |
Bloemisterijgewassen, vaste planten, bloembol- en bloemknolgewassen |
Spintmijten |
48 |
Bloemisterijgewassen, vaste planten, bloembol- en bloemknolgewassen |
Mineervliegen |
49 |
Bloemisterijgewassen, vaste planten, bloembol- en bloemknolgewassen |
Witte vliegen |
50 |
Bloemisterijgewassen, vaste planten, bloembol- en bloemknolgewassen |
Zuigende insecten |
51 |
Pitvruchten (fruitteelt) |
Wintervlinder |
52 |
Steenvruchten (fruitteelt) |
Wintervlinder |
53 |
Bessenteelt (=kleinfruitteelt) |
Wintervlinder |
54 |
Pitvruchten (fruitteelt) |
Wintervlinder |
55 |
Steenvruchten (fruitteelt) |
Wintervlinder |
56 |
Bessenteelt (= kleinfruitteelt) |
Wintervlinder |
Resumerend kan gesteld worden dat de in Nederland aangevraagde toepassingen afgedekt worden door de Duitse beoordeling en deze bevindingen mede ondersteund worden door de bij de Nederlandse aanvraag overgelegde gegevens.
Schadelijke effecten
Voor peer is proefondervindelijk vastgesteld dat fytotoxiciteit niet aan de hulpstoffen in de formulering, maar aan de werkzame componenten is toe te schrijven. Deze toepassing wordt derhalve uitgesloten.
Voor de overige teelten is bij de Duitse beoordeling geconcludeerd dat er geen onaanvaardbare nevenwerkingen optraden. Deze bevindingen worden bevestigd in de bij de aanvraag overgelegde gegevens.
Resistentie-ontwikkeling
Naast de werking als Insect Growth Regulator heeft het
neemextract nog een aantal andere werkingsmechanismen, waaronder afschrikking
door de bittere smaak en verstoring van de ademhaling van insecten met een
zacht uitwendig skelet. Door deze combinatie van werkingsmechanismen wordt de
kans op optreden van resistentie klein geacht.
Extrapolatiemogelijkheden
Overeenkomstig het extrapolatiedocument is extrapolatie van de werkzaamheidgegevens mogelijk voor diverse teelten o.a. van appel naar peer. Hier zijn echter de fytotoxiciteitsgegevens en met name vruchtschilverruwing niet onderling extrapoleerbaar. Van peer is het proefondervindelijk vast gesteld dat er schade op kan treden, zodat deze toepassing uitgesloten is.
Voor de overige teelt- en aantastercombinaties geldt dat extrapolatie mogelijk is en daar waar mogelijk gebruikt en getoetst overeenkomstig het extrapolatiedocument "Extrapolatiemogelijkheden werkings- en fytotoxiciteitsgegevens gewasbeschermingsmiddelen", CTB, november 2001.
Conclusie werkzaamheid
Mede op grond van de toelating in Duitsland, de Duitse beoordeling en de mogelijkheid te verwijzen naar de gegevens van Trifolio-M GmbH, onderbouwd door de bij de aanvraag overgelegde gegevens kan geconcludeerd worden dat het middel ASEPTA Neemazal-T/S in voldoende mate werkzaam is in de teelt van bloemisterijgewassen, boomkwekerijgewassen en vaste planten onder glas en in de volle grond ter bestrijding van wittevlieg, spint en mijten, trips, rupsen en diverse luizensoorten, in de fruitteelt in de vollegrond, met name in appel ter bestrijding van de roze appelluis en in de teelt van aardappelen ter bestrijding van de coloradokever. Verder heeft het middel geen onaanvaardbare nevenwerkingen op planten of plantaardige producten.
Ontbrekende gegevens m.b.t. werkzaamheid
Er ontbreken geen gegevens voor het aspect werkzaamheid.
Profiel humane toxicologie
Onderstaand profiel van de toxicologie alsmede de bijbehorende risico beoordelingen (beroepsmatig en volksgezondheid) zijn in opdracht van het CTB opgesteld door Weterings Consultancy. Commentaar van het Collegesecretariaat is hierin verwerkt.
ASEPTA NeemAzal-T/S is een gewasbeschermingsmiddel van natuurlijke oorsprong. De werkzame stof in het middel is Neemazal (31 g/L), een extract van zaden van de Indische Neem boom, Azadirachta indica. De hoofdcomponent in ASEPTA NeemAzal-T/S is azadirachtine A; het gehalte in de formulering is 10 g/L. Azadirachtine is nog niet in EU-verband beoordeeld maar het middel ASEPTA NeemAzal-T/S is in Duitsland toegelaten onder de naam NeemAzal/T-S. Onderstaande samenvatting is overgenomen uit de eindpuntenlijst voor NeemAzal/T-S, in 1999 opgesteld door het BgVV, aangevuld met nadien beschikbaar gekomen gegevens. Alle onderzoeken zijn uitgevoerd met technisch Neemazal (25-37% azadirachtine) uitgezonderd de carcinogeniteitsstudie in muizen en de reproductie-toxicologische studies. Voor deze studies werd een vloeibare formulering met 5% azadirachtine (Neemazal-F) gebruikt. Omdat in reproductietoxiciteitsstudies de toxiciteit van deze formulering groter was dan van technisch Neemazal worden de met de formulering uitgevoerde studies als meest kritisch beschouwd.
Het is nog niet mogelijk gebleken een radioactief preparaat van azadirachtine te maken. Daarom zijn er geen gegevens over kinetiek en metabolisme.
Absorption, distribution, excretion and metabolism in mammals (Annex IIA, point 5.1) |
|
Rate and extent of absorption: |
Not investigated |
Distribution: |
Not investigated |
Potential for accumulation: |
Not investigated |
Rate and extent of excretion: |
Not investigated |
Metabolism in animals |
Not investigated |
Toxicologically significant compounds (animals, plants and environment) |
Not investigated |
Opmerking: In een micronucleustest in de muis met technisch Neemazal (³25% azadirachtine) werd 24 uur na doseren beenmergcytotoxiciteit gezien bij de hoogste dosis (5000 mg/kg), waaruit kan worden geconcludeerd dat de teststof na orale toediening werd geabsorbeerd. In dezelfde studie werd deze cytotoxiciteit niet waargenomen na 48 of 72 uur hetgeen er op kan wijzen dat het metabolisme en/of de excretie tamelijk snel verloopt.
Acute toxicity (Annex IIA, point 5.2) |
|
Rat LD50 oral |
> 5000 mg/kg bw |
Rabbit LD50 dermal |
> 3000 mg/kg bw |
Rat LC50 inhalation |
> 0.72 mg/l |
Skin irritation |
Very mild irritant |
Eye irritation |
Very mild irritant |
Skin sensitization (test method used and result) |
Sensitizer (M & K) |
Short term toxicity (Annex IIA, point 5.3) |
|
Target / critical effect |
Liver and thyroid: increased organ weight; blood coagulation impaired; bw and food consumption decreased |
Lowest relevant oral NOAEL / NOEL |
90-d oral, rat: 100 ppm (7.7 mg/kg bw/d) |
Lowest relevant dermal NOAEL / NOEL |
No study available |
Lowest relevant inhalation NOAEL / NOEL |
No study available |
Genotoxicity (Annex IIA, point 5.4) |
No evidence of a genotoxic potential (Ames test, HPRT test in CHO cells and in vivo micronucleus test were negative) |
Opmerking: Neemazal F, een middel op basis van 5% azadirachtine, was negatief in een Ames-test, een muis micronucleus test en een dominant lethaal test.
Long term toxicity and carcinogenicity (Annex IIA, point 5.5) |
|
Target/critical effect |
Haematological changes; decreased testis weight |
Lowest relevant NOAEL / NOEL |
18-mo mouse: 100 ppm (ca.10 mg/kg bw/d) |
Carcinogenicity |
No evidence of a carcinogenic potential |
Opmerking: Na de beoordeling door het BgVV is nog een 2-jaar rat dieetstudie met technisch Neemazal beschikbaar gekomen. In die studie werden geen effecten gevonden (hoogste dosering 6400 ppm, overeenkomend met ca. 320 mg/kg lg/d).
Reproductive toxicity (Annex IIA, point 5.6) |
|
Reproduction target / critical effect |
No evidence of reproductive effects |
Lowest relevant reproductive NOAEL / NOEL |
5000 ppm (ca. 250 mg/kg bw/d) for reproduction and offspring, 200 ppm (ca. 10 mg/kg bw/d) for parental toxicity |
Developmental target / critical effect |
No developmental toxicity or teratogenicity |
Lowest relevant developmental NOAEL / NOEL |
50 mg/kg bw /d (rat, oral) |
Opmerking: Na de beoordeling door het BgVV zijn nog een 2-generatiestudie en een teratogeniteitstudie met technisch Neemazal beschikbaar gekomen. De NOEL voor parentale en reproductie-toxiciteit in de 2-generatiestudie was 750 ppm (ca. 37,5 mg/kg, de hoogste dosering). In de teratogeniteitsstudie was de maternale NOEL was 500 mg/kg (toename moedervlekken bij 1000 mg/kg), de ontwikkelings-NOEL was 1000 mg/kg (hoogste dosering).
Neurotoxicity / Delayed neurotoxicity (Annex IIA, point 5.7) |
|
|
No data since no evidence of a neurotoxic potential was found in repeated dose studies, and in neurotoxicity studies in laying hens. |
Other toxicological studies (Annex IIA, point 5.8) |
|
|
No data since no effects have to be investigated in special studies |
Medical data (Annex IIA, point 5.9) |
|
|
Much human experience with other neem products; comparable formulations successfully tested for scabies and head lice control in humans |
Dermal absorption (Annex IIIA, point 7.3) |
|
|
No data available |
Ontbrekende gegevens werkzame stof
Indien in EU-kader nog aanvullende vragen worden gesteld met
betrekking tot de werkzame stof azadirachtine zullen deze onverkort gelden voor
de nationale beoordeling.
Formulering
ASEPTA NeemAzal-T/S is een emulgeerbare vloeistof (EC) en bevat 10 g/l van de werkzame stof azadirachtine.
Formuleringstoxicologie
Het middel ASEPTA NeemAzal-T/S is niet giftig bij opname door de mond (LD50, rat > 10000 mg/kg lg), bij aanraking met de huid (LD50, rat > 4000 mg/kg lg) en bij inademing (LC50, rat > 5,4 mg/L). ASEPTA NeemAzal-T/S is licht irriterend voor huid en ogen (geen classificatie). Het middel was niet huidsensibiliserend in een Buehler test. Omdat de werkzame stof echter duidelijk sensibiliserend was in een Magnusson & Kligman test dient het middel eveneens te worden geclassificeerd (R43). ASEPTA NeemAzal-T/S was negatief in de Ames test en in een micronucleustest in muizen.
Ontbrekend onderzoek formulering
Er ontbreekt geen onderzoek voor de formulering.
Beoordeling van het risico voor de toepasser (beroepsmatig/re-entry)
De hieronder volgende risicobeoordeling is gebaseerd op
bovenstaand toxicologisch profiel van de werkzame stof.
ASEPTA NeemAzal-T/S bevat per liter 31 gram van de werkzame
stof Neemazal (waarvan 10 gram azadirachtine A - CAS Reg. Nr. 11141-17-6).
ASEPTA NeemAzal-T/S wordt één tot drie maal per teeltseizoen toegepast met een
interval van 7 dagen. De dosering in bloemisterijgewassen, boomkwekerijgewassen
en vaste planten bedraagt 0,25% en in de fruitteelt en aardappelteelt 3 liter
per hectare.
Afleiden AOEL’s
Gezien het beoogde gebruik van ASEPTA NeemAzal-T/S zal de toepassing regelmatig plaatsvinden gedurende een groot deel van het jaar. Derhalve wordt in de onderhavige risicobeoordeling voor de toepasser (inclusief loonwerkers) uitgegaan van chronische blootstelling.
Voor mengen/laden en toepassen van de emulgeerbare vloeistof ASEPTA NeemAzal-T/S is dermale en inhalatoire blootstelling relevant. Bij inachtneming van goede landbouwpraktijk wordt orale blootstelling verwaarloosbaar geacht.
Voor de berekening van de AOEL voor systemische effecten bij dermale en inhalatoire blootstelling wordt uitgegaan van de NOAEL uit een multigeneratiestudie in de rat en een carcinogeniteitstudie in de muis (10 mg/kg lg/dag). Zowel de multigeneratiestudie als de carcinogeniteitstudie is uitgevoerd met Neemazal-F, een 5%-ige azadirachtine-formulering. Uit reproductietoxiciteitstesten, die zowel met deze formulering als met technisch Neemazal (25-37% azadirachtine) zijn uitgevoerd, blijkt een hogere toxiciteit voor de formulering. De op basis van toxiciteitstudies met Neemazal-F afgeleide systemische AOEL wordt daarom representatief geacht voor de formulering ASEPTA NeemAzal-T/S.
Aangezien azadirachtine nog niet is opgenomen in bijlage 1 van de gewasbeschermingsmiddelenrichtlijn wordt hiervoor de Nederlandse systematiek gehanteerd.
AOELsystemisch (Neemazal): 10 x (100 / 100) x 70 x 1 / (4 x 3 x 3 x 3) = 6,5 mg/persoon.dag
AOELsystemisch (azadirachtine A):6,5 x (10 / 31) = 2,1 mg/persoon.dag
AOELdermaal: 6,5 x (100 / 100) = 2,1 mg/persoon.dag
AOELinhalatoir: 6,5 x (100 / 100) = 2,1 mg/persoon.dag
De gebruikte assessmentfactoren zijn:
· extrapolatie van rat naar mens o.b.v. calorische behoefte |
4 |
· overige interspecies verschillen |
3 |
· intraspeciesverschillen (tussen werkers) |
3 |
· gewicht werker |
70 kg |
·
biologische
beschikbaarheid via de orale route |
100% |
·
biologische
beschikbaarheid via de dermale route |
100% |
·
biologische
beschikbaarheid via de inhalatoire route |
100% |
·
vertrouwen
in het beschikbare toxicologisch dossier |
3 |
Schatting van de blootstelling/berekening Risico indices
In onderstaande tabel wordt aangegeven hoe de geschatte dermale en inhalatoire blootstelling aan de werkzame stof azadirachtine A bij gebruik van de formulering ASEPTA NeemAzal-T/S zich verhoudt tot de betreffende AOEL. Bedacht dient te worden dat degene die mengt en laadt meestal ook degene is die toepast. Voor de totale blootstelling dienen de dermale en inhalatoire blootstelling te worden opgeteld.
Tabel T.1 Risicobeoordeling voor systemische toxiciteit ten gevolge van inhalatoire en dermale blootstelling aan azadirachtine A bij gebruik van ASEPTA NeemAzal-T/S
Activiteit |
Route |
Blootstelling (mg w.s. per persoon per dag) |
AOEL |
Risico-index (blootstelling / AOEL) |
In de fruitteelt en in boomkwekerijgewassen (laanbomen) |
||||
Machinale opwaartse toepassing (6 ha per dag) |
||||
mengen/laden |
inhalatoir 1 |
<0,01 |
2,1 |
<0,01 |
|
dermaal 1 |
0,90 - 3,6 |
2,1 |
0,43 - 1,7 |
toepassen |
inhalatoir 1 |
<0,01 |
2,1 |
<0,01 |
|
dermaal 1 |
3,4 - 14 |
2,1 |
1,6 - 6,5 |
In de teelt van aardappelen, bloemisterijgewassen, boomkwekerijgewassen (laag) en vaste planten |
||||
Machinale neerwaartse toepassing (10 ha per dag) |
||||
mengen/laden |
inhalatoir 1 |
<0,01 |
2,1 |
<0,01 |
|
dermaal 1 |
1,50 - 7,5 |
2,1 |
0,71 - 3,6 |
toepassen |
inhalatoir 1 |
<0,01 |
2,1 |
<0,01 |
|
dermaal 1 |
0,23 - 1,13 |
2,1 |
0,11 - 0,54 |
In de teelt van bloemisterijgewassen, boomkwekerijgewassen en vaste planten onder glas |
||||
Handmatige op- en neerwaartse toepassing (1 ha per dag) |
||||
mengen/laden en toepassen |
inhalatoir 2 |
0,01 - 0,04 |
2,1 |
<0,01 |
|
dermaal 2 |
2,5 - 7,5 |
2,1 |
1,2 - 3,6 |
Herbetredingswerkzaamheden in de fruitteelt |
||||
oogsten |
inhalatoir 3 |
verwaarloosbaar |
2,1 |
- |
(6 uur per dag) |
dermaal 3 |
9,0 |
2,1 |
4,3 |
Herbetredingswerkzaamheden in de teelt van bloemisterijgewassen, boomkwekerijgewassen en vaste planten |
||||
snijden/oogsten |
inhalatoir 4 |
0,01 - 0,02 |
2,1 |
=0,01 |
(3 uur per dag) |
dermaal 4 |
0,75 - 2,3 |
2,1 |
0,36 - 1,1 |
sorteren/inpakken |
inhalatoir 4 |
<0,01 |
2,1 |
<0,01 |
(3 uur per dag) |
dermaal 4 |
0,38 - 1,13 |
2,1 |
0,18 - 0,54 |
1 EUROPOEM
2 Nederlands kasmodel
3 Model voor re-entry werkzaamheden in de fruitteelt op basis van literatuur
4 Model afgeleid van veldstudie re-entry werkzaamheden in sierteelt
Conclusie m.b.t. het risico voor de toepasser
Op basis van deze risicobeoordeling wordt een risico ingeschat als gevolg van dermale blootstelling aan azadirachtine A tijdens mengen/laden en toepassen van het middel ASEPTA NeemAzal-T/S in alle aangevraagde teelten (ervan uitgaande dat beide werkzaamheden door dezelfde persoon worden uitgevoerd). Bij arbeidshygiënisch verantwoord gebruik van optimaal beschermende maatregelen kan voor de beroepsmatige toepassingen een reductie in de blootstelling tot een factor 10 worden bereikt. Dit is voldoende om nadelige gezondheidseffecten te kunnen uitsluiten.
Ook bij herbetredingswerkzaamheden in de fruitteelt wordt een risico ingeschat ten gevolge van dermale blootstelling. Gelet op het moment van toepassen (in het roze knopstadium is nog weinig bladvorming), de snelle opname door het blad en het snelle verval van de werkzame stof (zie Metabolisme en residugedrag planten onder Beoordeling van het risico voor de volksgezondheid) moet dit echter als een overschatting worden beschouwd. De huidige gegevens laten echter geen kwantificering van de overschatting toe.
Onzekerheden
Er zijn geen gegevens geleverd over de absorptie van
azadirachtine (oraal en percutaan). Voor deze risicobeoordeling zijn worstcase
aannames gehanteerd.
Ontbrekende gegevens m.b.t. de risico voor de toepasser
Indien in EU-kader vragen worden gesteld met betrekking tot
de werkzame stof zullen deze onverkort gelden voor de nationale beoordeling.
Beoordeling van het risico voor de volksgezondheid
De hieronder volgende beoordeling is opgesteld op basis van het bovenstaande toxicologisch profiel van de werkzame stof (Neemazal, ca. 30% azadirachtine A) en een samenvatting van de residugegevens opgesteld door Weterings Consultancy.
Overzicht toepassingen
ASEPTA NeemAzal-T/S, een emulgeerbare vloeistof, is een insecticide/acaricide in de fruitteelt en in aardappelen. Het middel bevat per liter 10 gram van de werkzame stof azadirachtine (CAS Reg. Nr. 11141-17-6). ASEPTA NeemAzal-T/S wordt herhaaldelijk toegepast met een interval van 7 dagen. De dosering bedraagt 3 liter per hectare.
Metabolisme en residugedrag, planten
Het is nog niet mogelijk gebleken een radioactief preparaat van azadirachtine te vervaardigen. Daarom is het metabolisme in planten slechts minimaal onderzocht. Of de afbraakproducten van azadirachtine in planten ook in zoogdieren worden gevormd is niet vastgesteld.
Na bespuiting van appelbomen met NeemAzal-T/S werd ongeveer 40% van de werkzame stof direct opgenomen door het blad. Vermoedelijk wordt hiervan slechts een klein deel naar andere plantendelen getransporteerd alvorens te worden gemetaboliseerd.
Na bespuiting met een 10- tot 40-voudige dosering nam de
concentratie van azadirachtine in het blad van aardappelplanten en appelbomen
snel af met halfwaardetijden van 1 tot
3 dagen. De afname in aardappelblad verloopt sneller dan de hydrolyse in
aquatisch milieu zodat enzymatische afbraak hierbij vermoedelijk een rol
speelt.
Eén tot 77 dagen na een eenmalige behandeling met een 10- tot 40-voudige dosering was het residugehalte in aardappelen beneden de bepalingsgrens van 0,01 mg/kg (recovery ongeveer 80%). Op de dag van bespuiting met een 10-voudige dosering bedroeg het residugehalte in appels 0,81 mg/kg (directe depositie).
Metabolisme en residugedrag, landbouwhuisdieren
Het metabolisme en residugedrag van azadirachtine is niet onderzocht in landbouwhuisdieren. Gelet op het geringe residugehalte in vervoederde gewassen is dergelijk onderzoek niet noodzakelijk.
Residuanalyse
Er werden gevalideerde HPLC/UV methoden geleverd voor de analyse van azadirachtine A in aardappel en appel. De bepalingsgrens voor routinematige controle is 0,01 mg/kg.
Er is geen analysemethode ingediend voor dierlijke producten.
Residudefinitie
Ofschoon de afbraakproducten van azadirachtine A in planten en dieren niet bekend zijn wordt op grond van de instabiliteit van azadirachtine A in zuur, neutraal en basisch milieu (alleen stabiel bij pH 6) verondersteld dat het metabolisme overeenkomt. De metabolieten van azadirachtine A in plantaardige gewassen zijn derhalve betrokken in het toxicologisch onderzoek. De residudefinitie in plantaardige producten kan daarom beperkt blijven tot azadirachtine A.
Voor dierlijke producten hoeft geen residudefinitie te worden vastgesteld op grond van de lage residugehalten in gewassen die worden vervoederd.
Monsterstabiliteit
Na 36 maanden in diepgevroren toestand (< -15°C) bleek het residugehalte van azadirachtine A in appels met gemiddeld 40% te zijn afgenomen (ongeveer 1% per maand). In diepgevroren monsters van vermalen aardappelen bedroeg de afname van het residu over een periode van 21 maanden 12% (0,5% per maand).
Monsterstabiliteitsgegevens voor dierlijke producten zijn niet beschikbaar.
Residuen
Appel
In 1994 en 1995 werden 5 residuproeven met Neemazal-T/S in appel uitgevoerd, 4 in Duitsland en 1 in Zwitserland. In elke proef werd het middel één maal toegepast. In drie proeven bedroeg de dosering 10 gram w.s./ha en werd het middel vlak voor de oogst toegepast. In één proef werd een 10-voudige dosering toegepast. Slechts één veldproef werd uitgevoerd volgens de gebruiksaanwijzing (30 g w.s./ha, toepassing in het voorjaar). In het rijpe fruit, 148 dagen na bespuiting, was het gehalte van azadirachtine A beneden de bepalingsgrens van 0,01 mg/kg. Het azadirachtine-residugehalte onmiddellijk na de bespuiting met de 10-voudige dosering bedroeg 0,8 mg/kg, binnen 42 dagen afnemend tot beneden de bepalingsgrens. Op de dag van toepassing van 10 gram w.s./ha vlak voor de oogst was het residugehalte in fruit beneden de bepalingsgrens, evenals na 11 en 18 dagen.
De residugehalten in representatieve veldproeven met een dosering van 30 g/ha waren:
Appel: 1 proef (<0,01)
Aardappel
In 1995 en 1997 werden 11 residuproeven met Neemazal-T/S in aardappel uitgevoerd, alle in Duitsland. Door een gebrekkige analysemethode zijn de 5 proeven uit 1995 niet bruikbaar. In alle proeven uit 1997 werd het middel één maal toegepast. De dosering liep uiteen van 15 tot 625 gram w.s./ha (gebruiksaanwijzing: 30 g/ha). In geen van de proeven werd in aardappelen, bemonsterd tussen 1 en 77 dagen na toepassing, een residugehalte boven de bepalingsgrens van 0,01 mg azadirachtine A/kg gevonden.
De residugehalten in representatieve veldproeven met een dosering van ten minste 25 g/ha (één toepassing) waren:
Aardappel: 5 proeven (5 x <0,01)
Volg-/rotatiegewassen)
Er werden geen gegevens aangeleverd aangaande metabolisme, distributie en expressie van residuen in rotatie/volggewassen. Dit is ook niet nodig daar azadirachtine A in de bodem goed afbreekbaar is (DT90 ongeveer 10 dagen).
Vervoedering
Aangezien in representatieve veldproeven in appels en aardappelen geen residuen boven 0,1 mg/kg werden aangetroffen wordt er geen blootstelling aan azadirachtine A verwacht en zijn er geen overdrachtstudies nodig.
Processinggegevens
Er zijn geen rapporten geleverd van studies waarin producten met residuen bewerkt zijn tot andere producten. Aangezien in behandelde appels en aardappelen geen residuen boven de bepalingsgrens zijn aangetroffen, wordt niet verwacht dat residuen in significante hoeveelheden in bewerkte producten aanwezig zullen zijn.
Afleiden MRL’s/STMR’s
Aangezien in representatieve proeven in appels en in aardappelen geen residuen boven de bepalingsgrens werden aangetroffen wordt voorgesteld de residutolerantie vast te stellen op de bepalingsgrens:
Appel en aardappel: 0,01* mg/kg
Gezien het verwachte geringe residugehalte in dierlijke producten (<0,1 mg/kg) is het vaststellen van een residutolerantie niet noodzakelijk.
Afleiden ADI (ARfD)
De NOAEL voor azadirachtine A van 10 mg/kg lg/dag, vastgesteld in een multigeneratiestudie in de rat, een carcinogeniteitstudie in de muis en een 90-dagenstudie in de rat wordt gebruikt als uitgangspunt voor het vaststellen van de Acceptable Daily Intake (ADI). Er wordt bij de vertaling van de “overall NOAEL” van azadirachtine A naar een ADI een veiligheidsfactor van 100 toegepast. Derhalve wordt de ADI voor azadirachtine A vastgesteld op 0,1 mg/kg lg/dag.
Een ARfD behoeft niet te worden afgeleid omdat de acute toxiciteit gering is en in langdurige studies de effecten, die ook na éénmalige blootstelling zouden kunnen optreden, bij relatief hoge doseringen werden waargenomen.
Dieetberekening
De nationale theoretische maximale residu-inname (NTMDI) voor de mens is berekend op basis van de voorgestelde MRL voor appels en aardappelen en het Nederlandse dieet (RIKILT-DLO).
Tabel T.2 NTMDI berekening voor de
algemene bevolking en voor kinderen (1-6 jaar)
Product |
MRL (mg/kg) |
Inname (g/dag) |
NTMDI (mg/persoon/dag) |
% van ADI (0,1 mg/kg lg/dag) |
|||
|
|
algemene bevolking |
kind 1-6 jaar |
algemene bevolking |
kind 1-6 jaar |
algemene bevolking |
kind 1-6 jaar |
appel |
0,01* |
74,42 |
108,29 |
0,0007 |
0,0011 |
0,01 |
0,06 |
aardappel |
0,01* |
172,56 |
100,81 |
0,0017 |
0,0010 |
0,03 |
0,06 |
Totaal |
|
|
|
0,0025 |
0,0021 |
0,04 |
0,12 |
Op basis van Nederlandse consumptie-statistieken kon worden berekend dat bij de voorgestelde residutolerantie in appels en aardappelen de opname van azadirachtine A-residuen via het voedsel voor de algemene bevolking minder dan 1 procent van de voorgestelde ADI van 0,1 mg per kg lichaamsgewicht bedraagt. Voor kinderen in de leeftijd tot 6 jaar bedraagt de opname eveneens minder dan 1 procent van de ADI.
Conclusie m.b.t. de risico voor de volksgezondheid
Gezien het bovenstaande wordt het risico voor de volksgezondheid verwaarloosbaar geacht mits de toepassing beperkt is tot appels en aardappelen. De aanvraag bevat “fruitteelt in de vollegrond”. De proeven in appels kunnen niet worden gebruikt voor extrapolatie naar steenvruchten, besvruchten en klein fruit.
Onzekerheden
Het aantal residuproeven uitgevoerd in overeenstemming met
de gebruiksaanwijzing is beperkt. Gelet op de natuurlijke oorsprong en het
geringe risicoprofiel van de werkzame stof wordt dit acceptabel geacht.
Ontbrekende gegevens m.b.t. de risico voor de volksgezondheid
Indien in EU-kader vragen worden gesteld met betrekking tot de werkzame stof zullen deze onverkort gelden voor de nationale beoordeling.
Etikettering
Voorstel voor classificatie werkzame organisme (symbolen en
R-zinnen)
Symbool: |
Xi |
Irriterend |
R-zinnen |
R43 |
Kan overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid |
Voorstel voor classificatie formulering(en) (symbolen en R- en S-zinnen)
Op basis van bovenstaand profiel van de stof, de geleverde formuleringstoxicologie voor het middel, de eigenschappen van de hulpcomponenten, de wijze van toepassen en de risicoschatting voor de toepasser wordt voorgesteld het middel als volgt te etiketteren:
Symbool: |
Xi |
Irriterend |
R-zinnen |
R43 |
Kan overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid |
S-zinnen |
S2 |
Buiten bereik van kinderen bewaren |
|
S13 |
Verwijderd houden van eet- en drinkwaren en van diervoeder |
|
S20/21 |
Niet eten, drinken of roken tijdens gebruik. |
|
S36/37 |
Draag geschikte handschoenen en beschermende kleding, ook bij werkzaamheden in behandeld gewas |
Profiel milieuchemie en -toxicologie
Achtergrond
Voor de risicobeoordeling van milieuaspecten is gebruik gemaakt van door de aanvrager geleverde gegevens en van een milieurisicobeoordeling door de BBA (Duitsland). Het middel is in Duitsland toegelaten.
Gedrag in grond
Omzettingssnelheid en omzettingsroute in grond
Omzettingssnelheid
De werkzame stof azadirachtine is een complex mengsel van ca. 100 verbindingen, waarvan 74% gekarakteriseerd is. Het hoofdbestandeel is azadirachtine A. Het technische product wordt ook wel neemazal genoemd en bevat ca. 25-35% azadirachtine A. De brutoformule van azadirachtine A is C35H44O16, het bevat 8 gekoppelde ringstructuren. Dit maakt het moeilijk een eenduidig beeld over het gedrag in grond en water te bepalen. Het is aannemelijk dat, gezien de overeenkomst in chemische structuur, het gedrag van azadirachtine A representatief is voor de andere biologisch actieve verbindingen.
In een BBA standaard grond (lemig zand, 3,9% o.s., pH 5,6) werd voor azadirachtine een DT50-waarde van 1,9 d vastgesteld. In een sand, een loamy sand en een sandy loam werden DT50-waarden van respectievelijk 2,9, 3,8 en 1,9 d gevonden. Voor andere bestanddelen werd een DT50 van 3-7 d gerapporteerd (Michalski, 2001, in: Pflanzenschutz im ökologischen Landbau -Probleme und Lösungsansätze). De bepaling van de omzettingssnelheid vond plaats op basis van azadirachtine A.
Azadirachtine A
Metabolieten
Er zijn geen metabolieten in hoeveelheden ³10% vastgesteld.
Mineralisatie en gebonden residu
In verband met het feit dat het praktisch onmogelijk is neemazal of azadirachtine van een 14C–label te voorzien zijn er geen gegevens over mineralisatie en gebonden residu in de bodem beschikbaar.
Fotochemische omzetting
Gegevens over fotochemische omzetting van azadirachtine in grond ontbreken.
Voor de berekening van uitspoeling en accumulatie is uitgegaan van de volgende DT50-waarden:
· azadirachtine: 1,9; 1,9; 2,9 en 3,8 dagen, gemiddeld 2,6 d (range 1,9-3,8 d).
Mobiliteit
Azadirachtine is matig mobiel in de bodem. Uit een schudproef met de BBA standaard grondsoorten no. 2.1, 2.2 en 2.3 zijn Kom-waarden gevonden van 38, 12,4 en 18,2 L/kg.
In een kolomstudie met de BBA standaard gronden 2.1, 2.2 en 2.3 en een sterk verhoogde dosering van 100 kg w.s./ha werd in een BBA standaard uitspoelingsproef een uitspoeling gevonden van respectievelijk 91, 55 en 42% werkzame stof voor de gronden 2.1, 2.2 en 2.3.
Voor de berekening van accumulatie en uitspoeling zijn de volgende Kom-waarden beschikbaar:
· azadirachtine: gemiddelde: 23 L/kg, range 12,4-38 L/kg.
Gedrag in water
Omzettingssnelheid en omzettingsroute in water
Bioafbreekbaarheid
Azadirachtine is niet ready biodegradable.
Hydrolyse
Azadirachtine is matig tot redelijk hydrolyserend. Voor de hydrolyse van de werkzame stof werden in bufferoplossingen met pH van 4,1; 7 en 8 bij 35 ºC DT50-waarden gevonden van 11,6 d, 2,4 d en 12 uur. Bij pH 7 en 25 °C werd een DT50 van 11,8 d gevonden.
Water/ sedimentsystemen
Er zijn geen gegevens beschikbaar over de omzetting van neemazal of azadirachtine in water/sediment systemen. Een volledige water/sediment studie (met massabalans) is moeilijk uit te voeren in verband met het feit dat het praktisch onmogelijk is neemazal of azadirachtine A van een 14C–label te voorzien.
In rivierwater (Canada) werden bij pH 6,2; 7,3 en 8,1 DT50-waarden gevonden van 10,7 d, 43,9 d en 14,2 d. Bij het ontbreken van een systeem DT50-waarde uit een water/sediment studie wordt voor de beoordeling de DT50-waarde (water) van 43,9 d in rivierwater bij pH 7,3 aangenomen.
Fotolyse
Azadirachtine werd in oplossing bij pH 5,9 en 28 °C met een hoge-druk kwiklamp bestraald. De DT50 bedroeg 13,2 uur. In zuiver water werd een kwantumopbrengst van 5,6 x 10-4 mol/Einstein gemeten.
Bioconcentratie
Voor azadirachtine zijn de volgende Kow-waarden vastgesteld: 8,4, 2,8 en 4,4 L/L. Voor enige andere azadirachtines zijn ook Kow-waarden bekend: azadirachtine B: 19,8 L/L; azadirachtine F: 4,8 L/L. Op basis van de Kow (gemiddeld voor azadirachtine 5,2 L/L) kan een BCF van 0,8 L/kg berekend worden.
Gedrag in lucht
Omzettingssnelheid en omzettingsroute in lucht
Azadirachtine is zeer weinig vluchtig. De dampdruk is 3,6 x 10-13 Pa bij 20°C. Bij 20°C is voor azadirachtine een lucht-water verdelingscoefficient berekend van 10-13 L/L. Het gedrag in lucht wordt niet van belang geacht.
Toxicologie
Toxiciteit voor aquatische organismen
algen:
ASEPTA NeemAzal-T/S is weinig giftig voor algen: 72-uurs NOEC: 0,682 mg w.s./L. Zie voor een overzicht van de algentoxiciteit tabel M.2.
Tabel M.2 Overzicht algentoxiciteit
Teststof |
Organisme |
72-uur NOEC [mg w.s./L] |
Opmerkingen |
ASEPTA NeemAzal-T/S |
Scenedesmus subspicatus |
0,682 |
Geen |
kreeftachtigen:
NEEMAZAL
F is acuut weinig giftig voor kreeftachtigen: 48-uurs LC50: 31 mg
w.s./L. Zie voor een overzicht van de acute toxiciteit voor kreeftachtigen
tabel M.3.
Tabel M.3 Overzicht acute toxiciteit voor kreeftachtigen
Teststof |
Organisme |
48-uur LC50 [mg w.s./L] |
Opmerkingen |
NEEMAZAL F |
Daphnia magna |
31 |
Geen |
|
|
|
|
NEEMAZAL-T/S is chronisch weinig giftig voor kreeftachtigen:
21-dagen NOEC: 0,194 mg/L. Zie voor een overzicht van de chronische toxiciteit voor kreeftachtigen tabel M.4.
Tabel M.4 Overzicht chronische toxiciteit voor kreeftachtigen
Teststof |
Organisme |
21-dagen NOEC [mg w.s./L] |
Opmerkingen |
ASEPTA NeemAzal-T/S |
Daphnia magna |
0,194 |
Geen |
vissen:
NEEMAZAL-T/S is acuut weinig giftig voor vissen: 96-uurs LC50: >3,1 mg w.s./L. Zie voor een overzicht van de acute toxiciteit voor vissen tabel M.5.
Tabel M.5 Overzicht acute toxiciteit voor vissen
Teststof |
Organisme |
96-uur LC50 [mg w.s./L] |
Opmerkingen |
ASEPTA NeemAzal-T/S |
Oncorhynchus mykiss |
5,0 |
Geen |
|
Cyprinus carpio |
>3,1 |
Geen |
NEEMAZAL-T/S is chronisch zeer weinig giftig voor vissen: 28-dagen NOEC: 2,33 mg w.s./L. Zie voor een overzicht van de chronische toxiciteit voor vissen tabel M.6
Tabel M.6 Overzicht chronische toxiciteit voor vissen
Teststof |
Organisme |
28-dagen NOEC [mg w.s./L] |
Opmerkingen |
ASEPTA NeemAzal-T/S |
Oncorhynchus mykiss |
2,33 |
Geen |
Neemazal* |
Danio rerio |
6,4 |
37-d ELS test |
Neemazal* |
Danio rerio |
6,4 |
174-d Full life cycle test |
* 30% Azadirachtine A
sedimentorganismen:
Er zijn geen gegevens geleverd over de toxiciteit voor sedimentorganismen. Gezien de geringe toxiciteit voor Daphnia worden deze niet noodzakelijk geacht.
rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI):
Azadiractine is zeer weinig giftig voor bacteriën in actief slib. Zie voor een overzicht tabel M.7.
Tabel M.7 Overzicht toxiciteit voor bacteriën in actief slib
Teststof |
Organisme |
EC50 |
Opmerkingen |
Azadirachtine |
Bacteriën in actief slib |
>31 mg w.s./L |
Geen |
Toxiciteit voor terrestrische organismen
vogels:
Azadirachtine is acuut oraal weinig giftig voor vogels: LD50: >4000 mg/kg lich. gew. (Colinus virginianus). Zie voor een overzicht van de acuut orale toxiciteit voor vogels tabel M.8.
Tabel M.8 Overzicht acuut orale toxiciteit voor vogels
Teststof |
Organisme |
LD50 [mg/kg lich. gew.] |
Opmerkingen |
Neemazal (techn.) |
Colinus virginianus |
>4000 |
Geen |
In een 8-dagen dieetstudie bleek azadirachtine subacuut oraal weinig giftig: LC50: >5200 mg/kg voer (Bobwhite quail). Zie voor een overzicht van de subacuut orale toxiciteit voor vogels tabel M.9.
Tabel M.9 Overzicht sub-acuut orale toxiciteit voor vogels
Teststof |
Organisme |
LC50 [mg/kg voer] |
Opmerkingen |
Neemazal (techn.) |
Colinus virginianus |
>5200 |
Geen |
Er zijn geen gegevens over de semi-chronische toxiciteit van neemazal voor vogels. Gezien de lage acute en sub-acute toxiciteit van neemazal voor vogels worden deze niet nodig geacht.
zoogdieren:
Neemazal techn. (25% azadirachtine) is acuut oraal
weinig giftig voor zoogdieren: LD50: >5000 mg/kg lich. gew.
(rat). The NOAEL voor neemazal techn. (25% azadirachtine) is 5
0 mg/kg lg/d.
bijen en hommels:
ASEPTA NeemAzal-T/S is acuut oraal weinig giftig voor bijen: acuut orale LD50: >100 µg middel/bij en acuut contact weinig giftig: acuut contact LD50: >100 µg middel/bij (Apis mellifera). Zie voor een overzicht van de acuut orale en acuut contact toxiciteit voor bijen en hommels tabel M.10.
Tabel M.10 Overzicht acuut orale en acuut contact toxiciteit voor bijen en hommels
Teststof |
Organisme |
LD50 [mg middel/bij] |
Opmerkingen |
ASEPTA NeemAzal-T/S |
Apis mellifera |
>100 (oraal) |
Geen |
|
|
>100 (contact) |
Geen |
niet-doelwit arthropoden:
Het middel is weinig schadelijk voor niet-doelwit arthropoden in een dosering van 2-6 L/ha, behalve voor Episyrphus balteatus in een semi-field studie. Zie voor een overzicht Tabel M.11.
Tabel M.11 Overzicht reductiepercentages voor niet-doelwit arthropoden
Teststof |
Organisme |
Dosering |
% reductie |
Opmerkingen |
ASEPTA NeemAzal-T/S |
Aphidius rhopalosiphi (Extended Lab. Test) |
6 L/ha |
E* = 19% |
Geen |
|
Typhlodromus pyri (Field study, druiven) |
3,9 L/ha |
Effects < 40% |
Geen |
|
Episyrphus balteatus (Semi-field test) |
6 L/ha |
100% mortaliteit |
Geen |
|
Poecilus cupreus |
2 l/ha |
0% |
Geen |
|
Coccinella septempunctata |
3 L/ha |
E* = 25% |
Geen |
* E = overall effect
regenwormen:
Azadirachtine is acuut weinig giftig voor regenwormen: 14-dagen LC50: >31 mg w.s./kg bij 10% organische stof (Eisenia fetida). Genormaliseerd naar 4,7 % organische stof bedraagt de LC50: >14,6 mg w.s./kg. Zie voor een overzicht van de acute toxiciteit voor regenwormen tabel M.12.
Tabel M.12 Overzicht acute toxiciteit voor regenwormen
Teststof |
Organisme |
14-dagen LC50 [mg w.s./kg] |
Opmerkingen |
ASEPTA NeemAzal-T/S |
Eisenia fetida |
>14,6 |
Gecorrigeerd voor o.s. |
Er zijn geen gegevens betreffende de subletale toxiciteit van azadirachtine voor regenwormen beschikbaar.
bodemmicro-organismen:
ASEPTA NeemAzal-T/S is zeer weinig giftig voor bodemmicro-organismen: bij toepassing van een dosering van 3 en 30 L/ha met 2 grondsoorten (sandy loam en silt loam) werden geen significante effecten waargenomen op de stikstofomzetting (incl. nitrificatie) en de bodemademhaling (d.m.v. dehydrogenase) gedurende 28 dagen.
Beoordeling van het risico voor het milieu
Persistentie en uitspoeling
Persistentie in de bodem
Voor azadirachtine zijn de volgende DT50-waarden beschikbaar: 1,9; 1,9; 2,9 en 3,8 dagen, gemiddeld 2,6 d (range 1,9-3,8 d). Op basis van deze gegevens blijkt dat de werkzame stof een gemiddelde DT50-waarde heeft van < 90 dagen. Daarmee wordt voldaan aan de norm voor persistentie zoals opgenomen in Besluit milieutoelatingseisen bestrijdingsmiddelen (Bmb). Wegens het ontbreken van de mogelijkheid van 14C labeling van azadirachtine kan niet getoetst worden op de aspecten mineralisatie en grondgebonden residuen.
Uitspoeling naar het ondiepe grondwater
Voor de berekening van uitspoeling en accumulatie is voor de werkzame stof uitgegaan van de volgende invoergegevens voor het model PEARL:
PEARL:
DT50 voor afbraaksnelheid in grond (bij 20°C): · werkzame stof: 1,9; 1,9; 2,9 en 3,8 dagen gemiddeld 2,6 d (range 1,9-3,8 d)
Kom (pH-onafhankelijk): · werkzame stof: gemiddelde: 23 L/kg, range 12,4-38 L/kg
Verzadigde dampspanning: 3,6 x 10-13 Pa (20 °C) Oplosbaarheid in water: 2,9 g/L (25 °C) Molaire massa: 720,7 g/mol
Overige parameters: standaard instelling PEARL |
Op basis van de standaardberekening met het PEARL-model gelden voor azadirachtine de volgende verwachtingen voor voorjaarstoepassing:
· een concentratie in het ondiepe grondwater van <0,001 mg/L (minimum <0,001 mg/L en maximum <0,001 mg/L);
· een uitspoeling uit de bovenste meter van de bodem van <0,001 % van de dosering (minimum < 0,001 % en maximum <0,001 %);
· een restant van <0,1 % (minimum <0,1 % en maximum <0,1 %) van de dosering in de bouwvoor.
Indien de uitkomsten van de berekening voor accumulatie en uitspoeling worden gecorrigeerd voor de verschillende doseringen van de werkzame stof bij de diverse toepassingen, zonder rekening te houden met afbraak tijdens de intervallen blijkt dat voor al deze toepassingen de uitspoeling kleiner is dan 0,001 mg/L. Derhalve voldoen de toepassingen aan de norm voor uitspoeling conform het Besluit milieutoelatingseisen bestrijdingsmiddelen (Bmb).
Risicobeoordeling voor aquatische organismen
Risicobeoordeling voor waterorganismen
In tabel M.13 zijn voor azadirachtine de normen voor toxiciteit waterorganismen afgeleid. De normen voor acute blootstelling zijn 0,01 maal de L(E)C50-waarde (kreeftachtigen en vissen) en 0,1 de laagste NOEC-waarde voor algen. Per organisme wordt de laagste waarde als norm genomen. De normen voor chronische blootstelling zijn 0,1 maal de laagste NOEC-waarde voor zowel kreeftachtigen als vissen. Per organisme wordt de laagste waarde als norm genomen.
Tabel M.13 Overzicht normen azadirachtine
Organisme |
Laagste |
Veiligheidsfactor |
Norm |
||
|
L(E)C50 [mg/L] |
NOEC [mg/L] |
|
[mg/L] |
[mg/L] |
Acuut |
|
|
|
|
|
Alg |
|
0,682 |
10 |
0,0682 |
68,2 |
Kreeftachtigen |
31 |
|
100 |
0,31 |
310 |
Vissen |
>3,1 |
|
100 |
>0,031 |
>31 |
Chronisch |
|
|
|
|
|
Kreeftachtigen |
|
0,194 |
10 |
0,0194 |
19,4 |
Vissen |
|
2,33 |
10 |
0,233 |
233 |
Het risico voor waterorganismen voor de verschillende toepassingen van azadirachtine wordt ingeschat met behulp van berekeningen van de concentraties in het oppervlaktewater (sloot van 30 cm diepte) die ontstaan door overwaaien van azadirachtine. Het overwaaipercentage is afhankelijk van de toepassing. De concentraties in het oppervlaktewater worden berekend m.b.v. het model TOXSWA, waarbij voor de werkzame stof (en de metabolieten) de volgende gegevens worden ingevoerd:
TOXSWA: DT50 voor afbraaksnelheid in water bij 20°C: 43,9 dagen DT50 voor afbraaksnelheid in sediment bij 20°C: 10000 dagen.
Kom voor zwevend organische stof: 23 L/kg Kom voor sediment: 23 L/kg
Verzadigde dampspanning: 3,6 x 10-13 Pa (20 °C) Oplosbaarheid in water: 2,9 g/L (25 °C) Molaire massa: 720,7 g/mol
Overige parameters: standaard instelling TOXSWA |
In de tabel M.14 is voor azadirachtine per toepassingsgebied het overwaaipercentage en de berekende concentratie in het oppervlaktewater aangegeven.
In tabel M.15 is aangegeven of er en zo ja, in welke mate, overschrijding plaatsvindt van de normen voor waterorganismen.
Tabel M.14 Overzicht concentraties azadirachtine in oppervlaktewater (voor- en najaar)
Toepassing |
Dosering middel |
Emis-sie |
PIEC [mg/L]* |
PEC 21 d * [µg/L] |
PEC 28 d* [µg/L] |
|||
|
[kg w.s./ha] |
[%] |
Voor- jaar |
Najaar |
Voor- jaar |
Najaar |
Voor- jaar |
Najaar |
Boomkwekerij-gewassen (opzetters) |
0,116 |
2,8 |
4,24 |
nvt |
3,58 |
nvt |
3,36 |
nvt |
Boomkwekerij-gewassen (spillen) |
0,116 |
0,8 |
1,21 |
nvt |
1,02 |
nvt |
0,96 |
nvt |
Bloemisterijge-wassen, boomkwekerij-gewassen en vaste planten (v.g.) |
0,116 |
1 |
1,52 |
nvt |
1,28 |
nvt |
1,20 |
nvt |
Bloemisterijge-wassen, boomkwekerij-gewassen en vaste planten (o.g.) |
0,078 |
0,1 |
0,10 |
0,04 |
0,09 |
0,02 |
0,08 |
0,01 |
Vruchtgroenten (o.g.) |
0,116 |
0,1 |
0,15 |
0,06 |
0,13 |
0,02 |
0,12 |
0,02 |
Fruitteelt en laanbomen, vóór 1 mei |
0,116 |
11** |
16,7 |
nvt |
14,0 |
nvt |
13,2 |
nvt |
Fruitteelt en laanbomen, na 1 mei |
0,116 |
7 |
10,6 |
nvt |
8,94 |
nvt |
8,40 |
nvt |
Aardappelen |
0,047 |
1 |
0,61 |
nvt |
0,51 |
nvt |
0,48 |
nvt |
* Berekend volgens TOXSWA; ** Bij minimaal 35% driftreductie (bijv. éénzijdig bespuiten laatste bomenrij)
Tabel M.15 Normoverschrijdingsfactoren
Toepassing |
PIEC/ (0,1*NOEC) |
PIEC/ (0,01*LC50) |
PIEC/ (0,01*LC50) |
PEC21/ (0,1*NOEC) |
PEC28/ (0,1*NOEC) |
|||||
|
alg |
kreeft |
vis |
kreeft |
vis |
|||||
|
Voorj. |
Naj. |
Voorj. |
Naj. |
Voorj |
Naj. |
Voorj. |
Naj. |
Voorj. |
Naj. |
Boomkwekerijgewassen (opzetters) |
0,06 |
- |
0,01 |
- |
<0,14 |
- |
0,18 |
- |
0,01 |
- |
Boomkwekerijgewassen (spillen) |
0,02 |
- |
<0,01 |
- |
<0,04 |
- |
0,05 |
- |
<0,01 |
- |
Bloemisterijgewassen, boomkwekerijgewassen en vaste planten (v.g.) |
0,02 |
- |
<0,01 |
- |
<0,05 |
- |
0,07 |
- |
0,01 |
- |
Bloemisterijgewassen, boomkwekerijgewassen en vaste planten (o.g.) |
<0,01 |
<0,01 |
<0,01 |
<0,01 |
<0,01 |
<0,01 |
<0,01 |
<0,01 |
<0,01 |
<0,01 |
Vruchtgroenten (o.g.) |
<0,01 |
<0,01 |
<0,01 |
<0,01 |
<0,01 |
<0,01 |
0,01 |
<0,01 |
<0,01 |
<0,01 |
Fruitteelt en laanbomen, vóór 1 mei |
0,25* |
- |
0,05* |
- |
<0,54* |
- |
0,72* |
- |
0,06* |
- |
Fruitteelt en laanbomen, na 1 mei |
0,16 |
- |
0,03 |
- |
<0,34 |
- |
0,46 |
- |
0,04 |
- |
Aardappelen |
0,01 |
- |
<0,01 |
- |
<0,02 |
- |
0,03 |
- |
<0,01 |
- |
* Bij minimaal 35% driftreductie (bijv. éénzijdig bespuiten laatste bomenrij)
Wanneer de concentratie in het oppervlaktewater vermeld in tabel M.14 in ogenschouw wordt genomen blijkt dat voor ASEPTA NeemAzal-T/S alle toepassingen voldoen aan de norm voor toxiciteit waterorganismen zoals opgenomen in het Besluit milieutoelatingseisen bestrij-dingsmiddelen (Bmb).
Risicobeoordeling voor bioconcentratie
Voor azadirachtine is een BCF-waarde van 0,8 L/kg beschikbaar. Aangezien de
BCF < 100 L/kg is, is er een gering risico voor bioconcentratie. Hiermee voldoet de werkzame stof aan de normen voor bioconcentratie zoals opgenomen in het Besluit milieutoelatingseisen bestrijdingsmiddelen (Bmb).
Risicobeoordeling voor sedimentorganismen
Gezien de snelle afbraak en de geringe giftigheid van azadirachtine voor Daphnia magna wordt het risico voor sedimentorganismen gering geacht.
Risicobeoordelingvoor terrestrische organismen
N.B. In de huidige HTB (versie 0.2) voor vogels en zoogdieren is de volgende passage opgenomen:
‘In EU kader wordt gewerkt aan het Guidance Document for Birds and Mammals, waarin t.o.v. de huidige versie meer punten zijn uitgewerkt. Dit document komt naar verwachting in de tweede helft van 2002 gereed. Het document zal leidend worden voor de Nederlandse beoordeling, zodra het definitief is vastgesteld.’
De final draft for adoption van het Guidance Document on Risk Assessment for Birds and Mammals under council directive 91/414/EEC (25 september 2002) is recent zonder wijzigingen aangenomen.
Derhalve is onderstaande risicobeoordeling uitgevoerd conform het Guidance Document. De HTB zal aan het Guidance Document worden aangepast.
Risicobeoordeling voor vogels
Ten gevolge van de onderhavige toepassingen van azadirachtine kunnen vogels worden blootgesteld aan gecontamineerd oppervlaktewater en voedsel (bladeren en insecten). Ook als gevolg van doorvergiftiging via de opname van blootgestelde vissen en regenwormen kunnen vogels worden blootgesteld.
In de Uniforme Beginselen (UB) is de norm voor acute blootstelling gesteld op 0,1*LD50-waarde, de norm voor korte termijn blootstelling 0,1*LC50-waarde en de norm voor chronische blootstelling gesteld op 0,2*NOEC-waarde.
De toxiciteitswaarden voor azadirachtine voor vogels, alsmede de acute en de subacute norm staan vermeld in tabel M.16. Bij de omrekening van mg/kg voer naar mg/kg lichaamsgewicht (dagelijkse dosis) is uitgegaan van de doelsoort Colinus virginianus met een dagelijkse voedselopname van 29 gram en een lichaamsgewicht van 200 gram.
Tabel M.16 Overzicht toxiciteitswaarden en normen azadirachtine voor vogels
Stof |
LD50 [mg/kg lg] |
LC50 [mg/kg voer] |
LC50 [mg/kg lg/d] |
NOEC [mg/kg voer] |
NOAEL [mg/kg lg/d] |
Neemazal techn. |
> 4000 |
> 5200 |
>754 |
- |
- |
Veiligheids- factor |
10 |
10 |
10 |
5 |
5 |
Norm |
>400 |
>520 |
>75,4 |
- |
- |
Bij de risicoschatting is uitgegaan van de volgende standaardscenario’s:
· boomgaard/wijngaard/hop
· bladerrijk gewas
Acuut risico
Drinkwater
Het acute risico voor vogels als gevolg van blootstelling aan gecontamineerd drinkwater wordt bepaald door de blootstelling in termen van dagelijkse dosis (mg w.s./kg lg) te toetsen aan de acute norm. De dagelijkse dosis via drinkwater voor een insectenetende vogel en een middelgrote herbivore vogel wordt berekend in onderstaande tabel, waarbij uit is gegaan van de hoogste PIECwater.
Tabel M.17 Overzicht dagelijkse dosis via drinkwater en normoverschrijding voor vogels
|
PIECwater
(µg w.s./L)* |
Wateropname
(mL/dag) |
Lichaams-gewicht (g) |
Dagelijkse dosis (mg w.s/kg lg) |
Norm-overschrijding |
Insectenetende vogel |
16,7 |
2,7 |
10 |
0,007 |
<0,001 |
Middelgrote herbivore vogel |
16,7 |
26,3 |
300 |
0,002 |
<0,001 |
*Worst case-waarde uit Tabel M. 14
Op grond van het bovenstaande wordt voldaan aan de acute norm voor vogels zoals opgenomen in de UB.
Voedsel
Het acute risico voor vogels als gevolg van blootstelling aan bespoten voedsel wordt bepaald door de blootstelling in termen van dagelijkse dosis (mg w.s./kg lg/d) te toetsen aan de acute norm. De dagelijkse dosis via voedsel voor een insectenetende vogel en een middelgrote herbivore vogel wordt berekend in onderstaande tabel.
Tabel M.18 Overzicht dagelijkse dosis via voedsel en normoverschrijding voor vogels
|
FIR/lg |
RUD |
Dosering* (kg w.s./ha) |
MAF** |
Dagelijkse dosis (mg w.s/kg lg/d) |
Ratio dagelijkse dosis / norm |
Insectenetende vogel |
1,04 |
52 |
0,116 |
n.v.t. |
9,0 |
0,02 |
Middelgrote herbivore vogel |
0,76 |
87 |
0,116 |
1,7 |
13,0 |
0,03 |
*Hoogste dosering uit Tabel M.1
** MAF: frequentie 3, interval 7d
FIR/lg = relatieve dagelijkse inname (FIR = food intake rate)
RUD = residu per eenheid dosering (RUD; 90 percentiel)
MAF = Multiple application factor
Op grond van het bovenstaande wordt voldaan aan de acute norm voor vogels zoals opgenomen in de UB.
Korte termijn risico
Het korte-termijn risico voor vogels als gevolg van blootstelling aan bespoten voedsel wordt bepaald door de blootstelling in termen van dagelijkse dosis (mg w.s./kg lg/d) te toetsen aan de korte-termijn toxiciteitswaarde in termen van dagelijkse dosis (LC50; mg w.s./kg lg/d). De dagelijkse dosis via voedsel voor een insectenetende vogel en een middelgrote herbivore vogel wordt berekend in onderstaande tabel.
Tabel M.19 Overzicht dagelijkse dosis via voedsel en normoverschrijding voor vogels
|
FIR/lg |
RUD |
Dosering* (kg w.s./ha) |
MAF** |
Dagelijkse dosis (mg w.s/kg lg/d) |
Ratio dagelijkse dosis / norm |
Insectenetende vogel |
1,04 |
29 |
0,116 |
n.v.t. |
3,49 |
0,05 |
Middelgrote herbivore vogel |
0,76 |
40 |
0,116 |
2,0 |
7,05 |
0,09 |
*Hoogste dosering uit Tabel M.1
** MAF: frequentie 3, interval 7d
Op grond van bovenstaande wordt voldaan aan de kortetermijn norm voor vogels zoals opgenomen in de UB.
Chronisch risico
Het langetermijn risico voor vogels als gevolg van blootstelling aan bespoten voedsel kan niet worden getoetst wegens het ontbreken van gegevens. De maximale blootstelling bedraagt 1,04 x 29 x 0,116 x 2 = 7,0 mg w.s./kg lg/d. Bij een normoverschrijding van 1 zou dit overeenkomen met een NOEL van 35 mg/kg lg/d. Gezien de geringe acute en kortdurende toxiciteit kan er met redelijke zekerheid van worden uitgegaan dat deze norm niet wordt overschreden. Hiermee wordt voldaan aan de chronische norm voor vogels zoals opgenomen in de UB.
Doorvergiftiging
Het risico ten gevolge van doorvergiftiging wordt bepaald aan de hand van de bioconcentratie in vissen en in regenwormen.
Vissen
BCFvissen=0,8 L/kg
Het risico voor vogels als gevolg van het eten van vissen wordt klein geacht aangezien de blootstelling is: PEC(water,lang) ´ BCFvissen x 0,21 = 0,013 x 0,8 x 0,21 = 0,002 mg/kg lg/d. Bij een normoverschrijding van 1 zou dit overeenkomen met een NOEL van 0,009 mg/kg lg/d. Gezien de geringe acute en kortdurende toxiciteit kan er met redelijke zekerheid van worden uitgegaan dat deze norm niet wordt overschreden.
Regenwormen
Vanwege het ontbreken van experimentele gegevens wordt de bioconcentratiefactor voor wormen (BCFworm) berekend met behulp van de volgende formule:
BCFworm = (0,84 + 0,01 x Kow)/ 0.02 x Kom x 1,7 = 1,13 kg/kg
Uitgaande van KOW = 5,2 en Kbodem-water = 1,96 m3/m3 (afgeleid van KOM = 23 L/kg voor een bodem met 5% organische stof) wordt de BCF voor regenwormen geschat op 1,13 kg/kg. De PEC (grond, lang) wordt berekend op 0,02 mg/kg. Het risico voor vogels als gevolg van het eten van wormen wordt klein geacht aangezien de blootstelling is: PEC(grond,lang) ´ BCF x 1,1 = 0,02 x 1,13 x 1,1 = 0,025 mg/kg lg/d..Bij een normoverschrijding van 1 zou dit overeenkomen met een NOEL van 0,12 mg/kg lg/d. Gezien de geringe acute en kortdurende toxiciteit kan er met redelijke zekerheid van worden uitgegaan dat deze norm niet wordt overschreden.
Risicobeoordeling voor zoogdier
Ten gevolge van de onderhavige toepassingen van azadirachtine kunnen zoogdieren worden blootgesteld aan gecontamineerd oppervlaktewater en voedsel (bladeren en insecten). Ook als gevolg van doorvergiftiging via de opname van blootgestelde vissen en regenwormen kunnen zoogdieren worden blootgesteld.
In de Uniforme Beginselen (UB) is de norm voor acute blootstelling gesteld op 0,1*LD50-waarde, en de norm voor chronische blootstelling op 0,2*NOAEL-waarde.
De toxiciteitswaarden voor azadirachtine staan vermeld in tabel M.20.
Tabel M.20 Overzicht toxiciteitswaarden azadirachtine voor zoogdieren
Stof |
LD50 [mg/kg lg] |
NOAEL [mg/kg lg/d] |
Azadirachtine |
> 5000 |
50 |
Veiligheidsfactor |
10 |
5 |
Norm |
>500 |
10 |
Bij de risicoschatting is uitgegaan van de volgende standaardscenario’s:
· boomgaard/wijngaard/hop
· bladerrijk gewas
Acuut risico
Drinkwater
Het acute risico voor zoogdieren als gevolg van blootstelling aan gecontamineerd drinkwater wordt bepaald door de blootstelling in termen van dagelijkse dosis (mg w.s./kg lg/d) te toetsen aan de acute-toxiciteitswaarde (LD50). De dagelijkse dosis via drinkwater voor een klein en middelgroot herbivoor zoogdier wordt berekend in onderstaande tabel.
Tabel M.21 Overzicht dagelijkse dosis via drinkwater en normoverschrijding voor zoogdieren
|
PIECwater
(µg w.s. /L)* |
Wateropname
(mL/dag) |
Lichaams- gewicht (g) |
Dagelijkse dosis (mg w.s/kg lg) |
Norm- overschrijding |
Kleine herbivoor |
16,7 |
3,5 |
25 |
0,004 |
<0,001 |
Middelgrote herbivoor |
16,7 |
266 |
3000 |
0,002 |
<0,001 |
*Worst case-waarde uit tabel M.14
Op grond van bovenstaande wordt voldaan aan de acute norm voor zoogdieren zoals opgenomen in de UB.
Voedsel
Het acute risico voor zoogdieren als gevolg van blootstelling aan bespoten voedsel wordt bepaald door de blootstelling in termen van dagelijkse dosis (mg w.s./kg lg/d) te toetsen aan de acute-toxiciteitswaarde (LD50; mg w.s./kg lg). De dagelijkse dosis via voedsel voor een klein en middelgroot herbivoor zoogdier wordt berekend in onderstaande tabel.
Tabel M.22 Overzicht dagelijkse dosis via voedsel en normoverschrijding voor zoogdieren
|
FIR/lg |
RUD |
Dosering* (kg w.s./ha) |
MAF** |
Dagelijkse dosis (mg w.s/kg lg) |
Norm- overschrijding |
Klein herbivoor |
1,39 |
85 |
0,116 |
1,7 |
23,3 |
0,05 |
Middelgroot herbivoor |
0,28 |
87 |
0,116 |
1,7 |
4,8 |
0,01 |
*Hoogste dosering uit Tabel M.1
** MAF: frequentie 3, interval 7d
Op grond van het bovenstaande wordt voldaan aan de acute norm voor zoogdieren zoals opgenomen in de UB.
Chronisch risico
Het langetermijn risico voor zoogdieren als gevolg van blootstelling aan bespoten voedsel wordt bepaald door de blootstelling in termen van dagelijkse dosis (mg w.s./kg lg) te toetsen aan de langetermijn toxiciteitswaarde (NOAEL). De dagelijkse dosis via voedsel voor een klein en middelgroot herbivoor zoogdier wordt berekend in onderstaande tabel.
Tabel M.23 Overzicht dagelijkse dosis via voedsel en normoverschrijding voor zoogdieren
|
FIR/lg |
RUD |
Dosering*
(kg w.s./ha) |
MAF** |
TWA-factor |
Dagelijkse dosis (mg w.s/kg lg) |
Norm- overschrijding |
Kleine herbivoor |
1,39 |
46 |
0,116 |
2,0 |
0,53 |
7,86 |
0,79 |
Middelgrote herbivoor |
0,28 |
40 |
0,116 |
2,0 |
0,53 |
1,38 |
0,14 |
*Hoogste dosering uit Tabel M.1
** MAF: frequentie 3, interval 7
Wanneer bovenstaande gegevens in
ogenschouw worden genomen blijkt dat bij de toepassingen van dit middel een
gering risico voor zoogdieren verwacht kan worden bij het foerageren. Hiermee
voldoen deze toepassingen aan de norm voor zoogdieren zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB).
Doorvergiftiging
Het risico ten gevolge van doorvergiftiging wordt bepaald aan de hand van de bioconcentratie in vissen en in regenwormen.
Vissen
BCFvissen=0,8 L/kg
Het risico voor zoogdieren als gevolg van het eten van vissen wordt klein geacht aangezien PEC(water,lang) ´ BCFvissen x 0,13/ NOAEL(zoogdier) = 0,013 x 0,8 x 0,13/ 10 £ 0,2.
Regenwormen
Vanwege het ontbreken van experimentele gegevens wordt de bioconcentratiefactor voor wormen (BCFworm) berekend met behulp van de volgende formule (USES 2.0):
BCFworm = (0,84 + 0,01 x Kow)/ 0.02 x Kom x 1,7 = 1,13 kg/kg
Uitgaande van KOW = 5,2 en Kbodem-water = 1,96 m3/m3 (afgeleid van KOM = 23 L/kg voor een bodem met 5% organische stof) wordt BCF voor regenwormen wordt geschat op 1,13 kg/kg. De PEC (grond, lang) wordt berekend op 0,013 mg/kg. Het risico voor zoogdieren als gevolg van het eten van wormen wordt klein geacht aangezien PEC(grond,lang) ´ BCF x 1,4/NOAEL= 0,02 x 1,13 x 1,4 / 10 £ 0,2.
Risicobeoordeling voor bijen en hommels
Op grond van de verhouding tussen dosering (ca. 3750 g middel/ha) en toxiciteit (>100 mg middel/bij) welke 37,5 bedraagt en hiermee < 50 is, is er sprake van een gering risico voor bijen. Het middel is niet systemisch. Hiermee voldoen deze toepassingen aan de norm voor bijen en hommels zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB).
Risicobeoordeling voor niet-doelwit arthropoden
Voor alle geteste organismen, behalve voor Episyrphus balteatus, ligt het reductiepercentage bij relevante of nagenoeg relevante doseringen lager dan 30%. Aangezien het reductiepercentage < 30% is, wordt een gering risico van het middel voor niet-doelwit arthropoden verwacht en wordt voldaan aan de norm voor niet-doelwit arthropodenzoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB), behalve voor Episyrphus balteatus. In het WG/GA dient opgenomen te worden dat het middel gevaarlijk is voor zweefvliegen.
Risicobeoordeling voor regenwormen
De norm voor regenwormen wordt gebaseerd op de norm uit de Uniforme Beginselen (UB). Dat betekent dat de norm voor de PEC gesteld wordt op 0,1 maal de LC50. De norm bedraagt op basis van de naar 4,7 % organische stof genormaliseerde 14-dagen LC50 : 1,46 mg w.s./kg. Bij de berekening is rekening gehouden met afbraak tussen de toepassingen.
Tabel M.24 Overzicht concentraties in bodem en normoverschrijding
Toepassing |
Dosering [kg w.s./ha] |
Freq. |
Inter-val [dag] |
Fractie op bodem |
PIECbodem[mg middel/kg] |
Norm-overschrijding |
Bloemisterijgewassen, boomkwekerijgewas-sen en vaste planten (v.g.) |
0,116 |
3 |
7 |
0,8 |
0,16 |
0,11 |
Vruchtgroenten (o.g) |
0,116 |
3 |
7 |
0,8 |
0,16 |
0,11 |
Fruitteelt |
0,116 |
3 |
7 |
0,5 |
0,098 |
0,07 |
Aardappelen |
0,047 |
3 |
7 |
0,1 |
0,001 |
0,007 |
Wanneer tabel M.24 in ogenschouw wordt genomen voldoen alle toepassingen aan de acute norm voor regenwormen zoals opgenomen in de UB. Aangezien de frequentie 3 x per seizoen is en de DT90-waarde van de stof <100 dagen, is subletaal onderzoek niet noodzakelijk en voldoen alle onderhavige toepassingen aan de chronische norm voor regenwormen zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB).
Risicobeoordeling voor bodemmicro-organismen
In de geteste gronden zijn bij de relevante doseringen met het middel ASEPTA NeemAzal-T/S geen effecten op nitrificatieprocessen en bodemademhaling (dehydrogenase) waargenomen. Aangezien het reductiepercentage < 25% na 100 dagen is, wordt voldaan aan de norm voor bodemmicro-organismen zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB).
Conclusie met betrekking tot milieu
Geconcludeerd kan worden dat:
1. azadirachtine voldoet aan de norm voor persistentie zoals opgenomen in het Besluit milieutoelatingseisen bestrijdingsmiddelen (Bmb).
2. alle onderhavige toepassingen op basis van azadirachtine voldoen aan de normen voor uitspoeling naar het ondiepe grondwater zoals opgenomen in het Besluit milieutoelatingseisen bestrijdingsmiddelen (Bmb).
3. alle onderhavige toepassingen op basis van azadirachtine voldoen aan de normen voor toxiciteit waterorganismen zoals opgenomen in het Besluit milieutoelatingseisen bestrijdingsmiddelen (Bmb). In het WGGA dient opgenomen te worden dat toepassing in de fruitteelt en laanbomen vóór 1 mei uitsluitend is toegestaan bij éénzijdig spuiten van de laatste bomenrij.
4. de werkzame stof voldoet aan de normen voor bioconcentratie zoals opgenomen in het Besluit milieutoelatingseisen bestrijdingsmiddelen (Bmb).
5. alle onderhavige toepassingen op basis van azadirachtine voldoen aan de norm voor sedimentorganismen zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB).
6. alle onderhavige toepassingen op basis van azadirachtine voldoen aan de norm voor vogels zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB).
7. alle onderhavige toepassingen op basis van azadirachtine voldoen aan de norm voor zoogdieren zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB).
8. alle onderhavige toepassingen op basis van azadirachtine voldoen aan de norm voor bijen en hommels zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB).
9. alle onderhavige toepassingen op basis van azadirachtine voldoen aan de norm voor niet-doelwit arthropoden zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB), behalve voor de zweefvlieg Episyrphus balteatus. In het WG/GA dient opgenomen te worden dat het middel gevaarlijk is voor zweefvliegen.
10. alle onderhavige toepassingen op basis van azadirachtine voldoen aan de norm voor regenwormen zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB).
11. alle onderhavige toepassingen op basis van azadirachtine voldoen aan de norm voor bodemmicro-organismen zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB).
Ontbrekende gegevens m.b.t. het milieu
Er ontbreken geen gegevens voor het aspect milieu
· In het WGGA dient opgenomen te worden dat toepassing in de fruitteelt en laanbomen vóór 1 mei uitsluitend is toegestaan bij éénzijdig spuiten van de laatste bomenrij.
· In het WG/GA dient opgenomen te worden dat het middel gevaarlijk is voor zweefvliegen.
Conclusie
Het middel ASEPTA NeemAzal-T/S is voldoende werkzaam gebleken in de toepassingen zoals aangegeven in het concept Wettelijk Gebruiksvoorschrift.
Bij toepassing van ASEPTA NeemAzal-T/S volgens het voorgestelde Wettelijk Gebruiksvoorschrift wordt geen onaanvaardbaar risico verwacht voor de gezondheid van de mens, voor degene die het middel toepast en voor het milieu (art. 3 en art. 3a van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962).
Derhalve wordt het middel toelaatbaar geacht.
Vragen ten behoeve van een toekomstige beoordeling:
Besluit
· Het College besluit de aanvraag tot toelating voor het gewasbeschermingsmiddel ASEPTA NeemAzal-T/S, 20000352 TM, op basis van de werkzame stof Azadirachtine-A te honoreren op basis van artikel 3 en 3a van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962. · Als einddatum voor Azadirachtine-A wordt 1 februari 2010 vastgesteld. · Het middel wordt toegelaten tot 1 februari 2010 (=einddatum Azadirachtine-A). · De etikettering wordt als volgt vastgesteld:
·
De voorlopige
MRL voor Azadirachtine-A in
aardappelen en appel wordt vastgesteld op ·
Ten behoeve
van de verlenging van de toelating na 1 februari 2010 dienen in ieder geval
de volgende gegevens geleverd te worden:
Milieutoxicologie: · Indien de aanvrager de driftreducerende maatregelen van het etiket verwijderd wil hebben, dienen de volgende studies te worden geleverd: q Een (adequate) risico evaluatie voor waterorganismen voor de toepassing van NeemAzal-T/S in de fruitteelt en in de teelt van laanbomen vóór 1 mei (kaal). · Indien in EU-kader vragen worden gesteld met betrekking tot de werkzame stof azadirachtine en/of het middel ASEPTA NeemAzal-T/S, zullen deze onverkort gelden voor de nationale beoordeling. |
HET
COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN BESTRIJDINGSMIDDELEN,
(voorzitter)