Het College
voor de Toelating
van
Bestrijdingsmiddelen,
beslissende op de aanvraag d.d. 31 maart 2004 (aanvraagnummer 20040125 TG) van
ISK Biosciences Europe S.A. Tour IT
tot verkrijging van een
toelating als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Bestrijdingsmiddelenwet
1962 (Stb. 288) voor het middel
gelet op de artikelen 3,
3a, 4, 5 en 24 van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962,
BESLUIT:
§ I Toelating
§ II Samenstelling,
vorm en afwerking
Onverminderd hetgeen
omtrent de samenstelling, vorm en afwerking bij de Regeling samenstelling
bestrijdingsmiddelen is bepaald, moeten:
§ III Gebruik
Het bestrijdingsmiddel mag slechts worden gebruikt met inachtneming van hetgeen in bijlage I dezes onder A. is voorgeschreven.
§ IV Verpakking en
etikettering
Overeenkomstig artikel 15c, lid 1, onder b van de Nadere regels verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten:
- aard van het preparaat: Water dispergeerbaar granulaat
Overeenkomstig artikel 15d, lid 1 (biociden) en artikel 15e, onder b (gewasbeschermingsmiddelen) van de Nadere regels verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten:
- Werkzame stof: |
- Gehalte: |
|
||
|
flonicamid |
50 % |
||
Overeenkomstig artikel 14, lid 1 tot en met lid 3 van de Nadere regels verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten:
- andere zeer giftige, giftige, bijtende of schadelijke stof(fen):
a.
hetgeen in bijlage I onder A. is vermeld.
b.
de in bijlage I dezes onder B. opgenomen tekst, met dien verstande, dat niet
alle daarin aangegeven toepassingen behoeven te worden vermeld en de inhoud
dier tekst slechts mag worden aangevuld met technische aanwijzingen voor een
goede bestrijding, mits deze niet met die tekst in strijd zijn.
c.
overeenkomstig
artikel 14, lid 4 tot en met lid 13 van de Nadere regels verpakking en
aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten, letterlijk en zonder enige
aanvulling, tenzij bij de veiligheidsaanbeveling cursief is aangegeven
dat een keuze moet worden gemaakt; dan dient de optie die van toepassing is op
het etiket te worden vermeld:
- Gevaarsymbool: |
- Aanduiding: |
-
Waarschuwingszinnen:
-
-
Veiligheidsaanbevelingen:
Niet roken tijdens gebruik.
Draag geschikte handschoenen en beschermende kleding.
d.
overeenkomstig
artikel 14, lid 13 en lid 14 van de Nadere regels verpakking en aanduiding
milieugevaarlijke stoffen en preparaten, letterlijk en zonder enige aanvulling:
-
Specifieke
vermeldingen:
Volg de
gebruiksaanwijzing om gevaar voor mens en milieu te voorkomen.
Inlichtingenblad aangaande de veiligheid is voor de professionele
gebruiker op aanvraag verkrijgbaar.
e. -
f. n.v.t.
g. n.v.t.
h. n.v.t.
Degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is
betrokken kan gelet op artikel 8 van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 en artikel
7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, binnen zes weken na de dag
waarop dit besluit bekend is gemaakt, een bezwaarschrift indienen bij: het
College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen (CTB), Postbus 217,
6700 AE WAGENINGEN. Het CTB heeft niet de mogelijkheid
van het elektronisch indienen van een bezwaarschrift opengesteld.
HET
COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN BESTRIJDINGSMIDDELEN,
(voorzitter)
HET COLLEGE VOOR DE
TOELATING VAN BESTRIJDINGSMIDDELEN
BIJLAGE I bij het toelatingsbesluit van het middel
TEPPEKI,
toelatingsnummer 12757 N.
A.
Toegestaan is uitsluitend het gebruik als insectenbestrijdingsmiddel in de teelt van:
a. consumptie- en zetmeelaardappel
b. wintertarwe
c. appel en peer
Veiligheidstermijn
De termijn tussen de laatste toepassing en de
oogst mag niet korter zijn dan:
14 dagen voor consumptie- en zetmeelaardappel
28 dagen voor wintertarwe
21 dagen voor appel en peer
Resistentiemanagement
Om resistentieopbouw te voorkomen mag u dit product of andere producten die flonicamid bevatten, niet vaker gebruiken dan twee keer per teelt voor aardappel en wintertarwe en drie keer per seizoen voor appel en peer.
Het middel is uitsluitend bestemd voor professioneel gebruik.
B.
Gebruiksaanwijzing
Algemeen
TEPPEKI is een middel met een systemische en translaminaire werking. Het middel dient toegepast te worden in het begin van de bladluispopulatieontwikkeling.
Consumptie- en
zetmeelaardappel, ter bestrijding van onder andere wegedoornluis, groene
perzikluis, aardappeltopluis en vuilboomluis
om zuigschade te voorkomen.
Maximaal tweemaal toepassen per seizoen met een minimum interval van 21
dagen.
Dosering: 0,16 kg/ha
Wintertarwe, ter bestrijding van bladluizen om zuigschade te voorkomen.
Maximaal tweemaal toepassen per seizoen met een minimum interval van 21
dagen.
Dosering: 0,14 kg/ha
Appel en peer, ter bestrijding van bladluizen.
Maximaal driemaal toepassen per seizoen met een minimum interval van 21
dagen. Na de tweede bespuiting een behandeling uitvoeren met een middel uit een
andere chemische groep.
Dosering: 0,14 kg/ha
HET
COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN BESTRIJDINGSMIDDELEN,
(voorzitter)
HET COLLEGE VOOR DE
TOELATING VAN BESTRIJDINGSMIDDELEN
BIJLAGE II bij het toelatingsbesluit van het middel
TEPPEKI,
toelatingsnummer 12757 N.
Het betreft een aanvraag tot voorlopige toelating van het middel TEPPEKI, 20040125 TG, een middel op basis van de werkzame stof flonicamid. Het middel is aangevraagd als een insectenbestrijdingsmiddel in de teelt van:
a. consumptie- en zetmeelaardappelen;
b. wintertarwe;
c. appel
en peer.
Flonicamid is een nieuwe stof en nog niet geplaatst op Annex I van Richtlijn 91/414/EEG. Er is een concept-monografie beschikbaar. Frankrijk is Rapporteur Member State.
Als NL-einddatum voor de werkzame stof flonicamid wordt 1 december 2008 vastgesteld.
Stand van zaken met betrekking tot de aanvraag
De aanvraag is op 8 april 2004 ontvangen; op 13 april 2004 zijn de verschuldigde aanvraagkosten ontvangen. De aanvraag is op 6 augustus 2004 niet in behandeling genomen vanwege het ontbreken van gegevens voor de aspecten fysische en chemische eigenschappen. Op 17 september 2004 zijn ontbrekende gegevens ontvangen. De aanvraag is op 23 december 2004 in behandeling genomen. Op 18 januari 2005 werden de verschuldigde beoordelingskosten ontvangen.
De 34-weken termijn eindigde op 13 september 2005.
Toepassingsoverzicht
Tabel 1: Toepassingsoverzicht
Toepassing |
Dosering w.s. [kg/ha] |
Freq. |
Interval [dag] |
Tijdstip toepassing |
Aardappel |
0,08 |
2 |
21 |
voorjaar |
Wintertarwe |
0,07 |
2 |
21 |
voorjaar |
Appel en peer |
0,07 |
3 |
21 |
voorjaar |
Profiel fysische en chemische eigenschappen
Werkzame stof
flonicamid
Voor de fysische en
chemische eigenschappen wordt gebruik gemaakt van de eindpuntentabel zoals die
als onderdeel van de concept-monografie voor plaatsing voor landbouw is
opgesteld en besproken is in de ECCO/EPCO bijeenkomsten.
Identity
Active substance (ISO Common Name) |
Flonicamid (provisionally approved ISO common
name) |
Chemical name
(IUPAC) |
N-cyanomethyl-4-trifluoromethylnicotinamide |
Chemical name (CA) |
N-(cyanomethyl)-4-(trifluoromethyl)-3-pyridincarboxamide |
CIPAC No |
763 |
CAS No |
158062-67-0 |
EEC No (EINECS or
ELINCS) |
not
allocated |
FAO Specification
(including year of publication) |
new
compound, not referenced |
Minimum purity of
the active substance as manufactured (g/kg) |
minimum
960 g/kg |
Identity of relevant impurities (of toxicological, environmental
and/or other significance) in the active substance as manufactured (g/kg) |
There are no relevant impurities, which are known to be of
toxicological or environmental concern. |
Molecular formula |
C9H6F3N3O |
Molecular mass |
229.16 |
Structural formula |
|
Physical-chemical properties
Melting point (state purity) |
157.5°C PAI (99.7%) |
||||||||
Boiling point (state purity) |
No boiling point observed PAI (99.7%) |
||||||||
Temperature of decomposition |
306-320°C PAI (99.7%) |
||||||||
Appearance (state purity) |
solid powder,
odorless, Munsell color - N9.25/84.2%R (PAI - 99.7%) light beige
odorless solid powder (Munsell color – 10YR 9/1) (TGAI - 98.7%) |
||||||||
Relative density (state purity) |
1.54 at 20°C
(99.7%) PAI 1.531 at 20°C
(98.7%) TGAI |
||||||||
Surface tension |
47.3 mN/m at 25±1°C 47.0 mN/m at 40±1°C Surface active TGAI (98.7%) |
||||||||
Vapour pressure (in Pa, state temperature) |
2.55 x 10-6
Pa at 25°C 9.43 x 10-7
Pa at 20°C PAI (99.7%) |
||||||||
Henry’s law constant (in Pa·m3·mol-1) |
4.2 x 10-8
(20°C) PAI (99.7%) (Calculation) |
||||||||
Solubility in water (in g/l or mg/l, state temperature) |
5.2 g/L
at 20°C PAI (99.7%) |
||||||||
Solubility in organic solvents (in g/l or mg/l, state temperature) |
|
||||||||
Partition co-efficient (log Pow) (state pH and
temperature) |
POW
= 1.9; log POW = 0.3 at 29.8°C PAI (99.7%) (pH was not measured because neutral
substance; no acidic nor basic properties) |
||||||||
Hydrolytic stability (DT50) (state pH and
temperature) |
Half-lives in days radiolabeled PAI (98.5%;
9.08MBq/mg, days) pH 25°C 40°C 50°C 4 -- -- none 5 none -- none 7 none -- 578 9 204 17 9.0 |
||||||||
Dissociation constant
|
pKa = 11.60 at
20 ± 1°C PAI (99.7%) |
||||||||
UV/VIS absorption
(max.) (if absorption >290 nm state ε at wavelength) |
265 nm in
neutral solution PAI (99.7%) 266 nm in acidic solution 204 and
270 nm in basic solution |
||||||||
Photostability (DT50) (aqueous, sunlight, state pH) |
DT50
=267 days at 23°C and pH 7 radiolabeled PAI (98.5%; 9.08 MBq/mg) |
||||||||
Quantum yield of direct photo- transformation in water at λ > 290 nm |
Ф =
0.000319 radiolabeled PAI (98.5%; 9.08 MBq/mg) |
||||||||
Flammability |
Not flammable TGAI (98.7%) |
||||||||
Auto-flammability |
No relative self-ignition according to method EEG-A16 |
||||||||
Oxidative properties |
Not oxidising (statement) |
||||||||
Explosive properties |
Not explosive PAI (99.7%) |
De verbinding is oppervlakte actief waardoor er onzekerheid
bestaat of de log Pow wel correct is bepaald. Dit is niet duidelijk in de
concept-monografie. De geschatte/berekende waarde voor de log Pow is 1,2. Dit
geeft aan dat de waarde zeer waarschijnlijk onder de
3 zal blijven, ook als de bepaalde waarde niet geheel juist is.
Middel TEPPEKI
Formulation
type (GIFAP code) |
WG (water dispersible granule) |
Appearance |
Brown granules with a slight odour of ammonia |
Explosive properties |
Not explosive |
Oxidative properties |
Not oxidising |
Autoflammability |
No self ignition expected (statement) |
Flammability |
Not
flammable (statement) |
pH 1%
solution |
8.3
(20°C) |
Particle size
distribution |
X1 =
250µm (where Rx ≥ 90%) X2 =
850µm (where Rx ≤ 10%) Nearly
dust free (0.03%) |
Bulk (tap) density |
Before
compaction: 0.543 g/mL After
compaction:0.582 g/mL |
Storage stability/Shelf
life/Packaging |
Stable
for 14 days at 54°C and 2 years at ambient temperature in HDPE bottles |
Content
active substance (g/l or g/kg) |
50 % w/w
pure flonicamid |
Physical
and chemical compatibility |
No mixing
proposed, however several mixing are successfully tested |
Het middel is in de concept-monografie als afdoende beoordeeld. Alle relevante testen voor het formuleringstype voldoen aan de gestelde eisen.
Conclusie
fysische en chemische eigenschappen
De geleverde gegevens geven in voldoende mate de mogelijkheid weer om de
identiteit van de stof en het middel te kunnen vaststellen, specificeren en
karakteriseren. Er is vastgesteld dat de standaardgegevens voor milieu,
toxicologische aspecten en risico’s met betrekking tot de fysische en chemische
eigenschappen beschikbaar zijn.
Ontbrekende gegevens met betrekking tot fysische en chemische eigenschappen
De specificatie van de werkzame stof is gebaseerd op test batches. Wanneer de stof in productie wordt genomen dienen batches uit deze grote schaal productie te worden overlegd voor beoordeling.
Etikettering fysische en chemische eigenschappen
Voorstel voor classificatie van flonicamid met betrekking tot fysische en chemische eigenschappen
Gevaarsymbool: |
- |
aanduiding: |
- |
R-zinnen |
- |
- |
|
S-zinnen |
21 |
Niet roken tijdens gebruik |
Deze classificatie wijkt af van de classificatie zoals voorgesteld in de
concept-monografie.
Voorstel voor classificatie en etikettering formulering(en) met
betrekking tot fysische en chemische eigenschappen
Op basis van bovenstaand profiel van de stof, de eigenschappen van de hulpcomponenten en de wijze van toepassen wordt voorgesteld het middel als volgt te etiketteren:
Stoffen die met chemische benaming op het etiket moeten worden vermeld (andere zeer giftige, giftige, bijtende of schadelijke stoffen): - |
|||
|
|||
Gevaarsymbool: |
- |
aanduiding: |
- |
R-zinnen |
- |
- |
|
|
|
|
|
S-zinnen |
S21 |
Niet roken tijdens gebruik |
|
|
|
|
|
Specifieke vermeldingen: DPD-zinnen |
- |
- |
|
|
|
|
|
Kinderveilige sluiting verplicht? |
Nee |
||
Voelbare gevaarsaanduiding verplicht? |
Nee |
Eventuele toelichting op verschil met voorstel aanvrager/huidige etikettering: |
|
Gevaarsaanduiding: |
- |
R-zinnen: |
- |
S-zinnen |
De S21 zin wordt toegekend wanneer een middel meer dan 0,1% aan halogeenhoudende verbindingen bevat. |
Overige: |
- |
Analysemethoden in technisch materiaal en product
Technical as
(principle of method) |
HPLC-UV |
Impurities in
technical as (principle of method) |
HPLC-UV |
Preparation
(principle of method) |
HPLC-UV |
De analysemethoden
voor de werkzame stof en de onzuiverheden in het technisch materiaal en het
handelsmiddel zijn als afdoende beoordeeld in de concept-monografie.
Residuanalysemethoden
Food/feed
of plant origin (principle of method and LOQ for methods for monitoring
purposes) |
HPLC-MS/MS LOQ :
0.01 mg/kg (flonicamid and metabolites TFNG and TFNA separately) |
Food/feed
of animal origin (principle of method and LOQ for methods for monitoring
purposes) |
HPLC-MS/MS LOQ: 0.01 mg/L for milk (flonicamid and metaboliteTFNA-AM separately) LOQ: 0.01 mg/kg for poultry tissues, eggs and ruminant fat (flonicamid
and metaboliteTFNA-AM separately) LOQ: 0.025 mg/kg for the other ruminant tissues (muscle, kidney,
liver) (flonicamid and metaboliteTFNA-AM separately) |
Soil
(principle of method and LOQ) |
HPLC-MS/MS LOQ: 0.005 mg/kg (parent only) |
Water
(principle of method and LOQ) |
HPLC-MS/MS LOQ: 0.1 µg/L (parent only, surface and tapwater) |
Air (principle of method and LOQ) |
HPLC-UV LOQ: 1.5 µg/m3 (parent only) |
Body
fluids and tissues (principle of method and LOQ) |
Not
required, non toxic compound |
Vanuit de toepassing
(Wettelijk Gebruiksvoorschrift en Gebruiksaanwijzing) dient voor de volgende
typen gewassen een residuanalysemethode te worden geleverd: droge (wintertarwe)
en waterig (aardappelen, appel en peer).
Residudefinities
en MRL’s voor flonicamid |
||
Matrix |
Voorgestelde
residudefinitie voor controle en toezicht (monitoring) |
Voorgestelde MRL |
Plantaardige
producten |
Som van flonicamid en metabolieten
TFNG en TFNA |
0,2 mg/kg appels 0,1 mg/kg
aardappelen 2 mg/kg granen |
Dierlijke
producten |
Som van flonicamid en metaboliet TFNA-AM |
0,05 mg/kg eieren 0,03 mg/kg
spierweefsel 0,03 mg/kg lever 0,02 mg/kg vet |
|
Afleiding vereiste LOQ |
|
Grond |
flonicamid |
0,05 mg/kg
(default) |
Drinkwater |
flonicamid |
0,1 µg/L
(drinkwater richtlijn) |
Oppervlaktewater |
flonicamid |
10 mg/L (=
chronische NOEC voor P. promelas) |
Lucht |
flonicamid |
24 µg/m3
(afgeleid met AOEL = 0,08 volgens SANCO/825/00) |
Lichaamsvloeistoffen
en weefsels |
Er is geen
residudefinitie opgesteld. De werkzame stof is niet als giftig
geclassificeerd. |
Geen vereiste voor
LOQ in bloed of urine |
De
residuanalysemethoden voor de werkzame stof zijn als afdoende beoordeeld in de
concept-monografie, en de voorgestelde MRL kan met de voorgestelde methoden worden gemeten. Het is niet mogelijk gebleken om de gebruikelijke multiresidumethode te gebruiken voor het bepalen van de residuen als gedefinieerd in de residudefinitie.
Conclusie
analysemethoden
De geleverde analysemethoden voldoen aan de vereisten. De residuanalysemethoden zijn specifiek en gevoelig genoeg om te kunnen worden gebruikt voor het controleren van de betreffende plantaardige en dierlijke producten op het maximaal toegestane gehalte, en het monitoren van de verspreiding van de residuen in het milieu.
Profiel werkzaamheid
De beoordeling is deels gebaseerd op de door de
Plantenziektenkundige Dienst opgestelde samenvatting en evaluatie.
Claim
TEPPEKI wordt geclaimd ter bestrijding van bladluizen in de teelt van aardappelen, wintertarwe, appel en peer. De geclaimde dosering is 0,14-0,16 kg/ha.
Tabel W.1
Toepassingsgebied en/
gewassen |
werkingsspectrum |
dosering
(/ha) |
consumptie- en zetmeelaardappelen |
Macrosiphum euphorbiae Myzus persicae Aphis nasturii Aphis Frangulae Aulacorthum solani |
0,16 kg |
wintertarwe |
Brachycolus tritici Metopolophium dirhodum Rhopalosiphum padi |
0,14 kg |
appel |
Dysaphis plantaginea Aphis pomi |
0,14 kg |
peer |
Dysaphis pyri |
0,14 kg |
Karakterisering van het middel
TEPPEKI is een nieuw insectenbestrijdingsmiddel op basis van flonicamid. Flonicamid behoort tot de groep van stoffen met een onbekend of niet-specifiek werkingsmechanisme.
Het middel dient ter voorkoming van schade door diverse soorten luis. TEPPEKI heeft een systemische en translaminaire werking. De stof verstoort het voedingsproces van de luis waardoor de luis stopt met eten.
Er zijn in Europa nog geen producten toegelaten op basis van de werkzame stof flonicamid.
Aantaster/teelt
Aardappel
In principe kunnen bladluizen in aardappel op vier manieren schade veroorzaken: virusoverdracht, zuigschade, opwekken van toprol en vorming van roetdauw. Toprol hangt samen met zuigschade door de aardappeltopluis en wordt gekenmerkt door het rollen van de hogere bladetages en anthocyaanvorming (paars-rood), gevolgd door uitgebreide necrose van het blad. Roetdauw ontwikkelt zich doordat de luizen een overmaat aan suikers uit het blad opnemen en vervolgens een groot gedeelte daarvan als honingdauw weer uitscheiden.
Omdat zich daarop ook veel zwartschimmels ontwikkelen (roetdauw) wordt de lichtopname sterk verminderd, waardoor de productiecapaciteit van het blad afneemt. Dit leidt tot productieverlies. Virusoverdracht is vooral schadelijk bij de pootgoedteelt. De bekendste en gevaarlijkste bladluissoort is de groene perzikluis omdat deze luis - als zij eenmaal het bladrolvirus heeft opgenomen - in staat is hiermee haar hele verdere leven aardappelplanten te besmetten. Daarnaast kan deze bladluissoort ook op zeer effectieve wijze het niet-persistente Y-, A- en S-virus verspreiden. Deze virussen zijn vooral de laatste jaren erg van belang. Zuigschade treedt op bij hoge luizendichtheden en wordt eenvoudigweg veroorzaakt door het aan de plant onttrekken van geproduceerde suikers die daardoor niet meer beschikbaar zijn voor loof- en knolproductie. Zowel zuigschade als roetdauw treden vooral later in het seizoen op, en zijn daarom met name voor de latere consumptie- en zetmeelaardappelen van belang.
Bladluizen kunnen zich onder gunstige omstandigheden zeer snel vermeerderen. In korte tijd (een week) kunnen populaties vijf keer zo groot worden. Bij aanwezigheid van veel bladluisvijanden, zoals lieveheersbeestjes, zweef- en gaasvliegen, kan een populatie in één week echter ook weer zeer sterk afnemen. Ook zware neerslag kan de luizenpopulatie vrijwel geheel elimineren.
De aardappelteelt is één van de belangrijkste teelten in Nederland. In 2004 werd in Nederland zo'n 39.700 hectare pootaardappelen, 72.600 hectare consumptieaardappelen en
51.500 hectare zetmeelaardappelen geteeld (bron CBS). De belangrijkste teeltgebieden voor pootaardappelen zijn het noorden van Nederland en de provincie Flevoland. De belangrijkste teeltgebieden voor consumptieaardappelen liggen in de provincies Noord-Brabant, Limburg, Flevoland en Zeeland. De belangrijkste teeltgebieden voor zetmeelaardappelen liggen in de provincies Groningen en Drenthe.
Wintertarwe
Bij wintertarwe zijn drie bladluissoorten van belang, te weten de grote graanluis
(Sitobion avenae), de roos-grasluis (Metopolophium dirhodum) en de vogelkersluis (Rhopalosiphum padi). De roos-grasluis zit vrijwel uitsluitend op het blad; na de vorming van de aar migreert met name de grote graanluis naar de aar. Alle drie de bladluissoorten zuigen aan de plant. De bladluizen scheiden honigdauw uit, welke als een glimmende en kleverige massa achterblijft en waarop zich zwartschimmels ontwikkelen. Aangeprikte bladeren vertonen door het zuigen gele plekken en sterven versneld af. De fotosynthese vermindert daardoor, wat opbrengstverliezen tot gevolg heeft. Vooral in gewasbestanden met een hoge opbrengstpotentie (> 10 ton/ha) kan veel schade optreden. Door bladluizen kan schade worden aangericht tot aan het eind van de melkrijpe fase; nadien is deze meestal van weinig betekenis meer. In herfst en vroege voorjaar kunnen bladluizen het gerstevergelingsvirus overbrengen.
In 2004 bedroeg het
areaal wintertarwe in Nederland 117.200 hectare (bron CBS).
De voornaamste gebieden voor de teelt van wintertarwe liggen in Nederland in de provincies Groningen, Zeeland en Flevoland.
Appel
en peer
De roze appelluis (Dysaphis plantaginea) is de meest schadelijke bladluissoort op appel.
Bij lage dichtheid van dit insect treedt al aanzienlijke schade op. Bij het opzuigen van de sappen scheiden de luizen een stof af in de sapstroom. Deze stof veroorzaakt een sterke misvorming van de scheuten en vruchten in de buurt van de luizenkolonies. De vruchtjes kleuren felrood, blijven klein en misvormd, maar vallen niet af. Voor en tijdens de bloei wordt al de helft van de vruchtschade aangericht. Het blad aan de aangetaste takken blijft tijdens de bladval lang hangen. De luizenaantasting onderdrukt de bloemknopvorming sterk.
Door roze appelluis aangetaste takken in de zomer hebben het volgende jaar geen bloemen.
Appels en peren met respievelijk een areaal van 10.200 ha en 6.500 ha zijn de belangrijkste fruitgewassen. De teelt van appel vindt met name plaats in Utrecht, de Betuwe, Flevopolders, Zeeland, Zuid-Limburg en Noord-Brabant. De teelt van peer vindt plaats in heel Nederland, maar is met name geconcentreerd in Zeeland, de Betuwe, Noord-Holland, Zuid-Holland, Flevoland en Utrecht.
Wijze van
bestrijding
Om schade door bladluizen te voorkomen is een bestrijding nodig als er regelmatig bladluizen worden waargenomen. In voorjaar en zomer wordt regelmatig op bladluizen gecontroleerd. Voor roze appelluis dient voor de bloei al een bestrijding uitgevoerd te worden als op meer dan 5% van de bomen aantasting wordt waargenomen. In de consumptie- en zetmeelaardappelteelt moeten bladluizen alleen worden bestreden als er een gerede kans op opbrengstderving bestaat. Dit is het geval als er veel 'luizenkoppen' voorkomen of als op grote schaal honingdauw en roetdauw worden gevormd, of als gemiddeld méér dan 50 bladluizen per volgroeid samengesteld blad voorkomen. Er kunnen ook begin juni één of twee bespuitingen worden uitgevoerd tegen toprol en als virusbestrijding.
Bij wintertarwe bestaat het advies om tot bestrijding van bladluizen over te gaan als vóór en tijdens de bloei 30 %, en na de bloei 70 % van de halmen bezet is. In hoogproductieve wintertarwebestanden zal de bestrijdingsdrempel echter moeten worden verlaagd. In herfst en vroege voorjaar kunnen bladluizen het gerstevergelingsvirus overbrengen. Om verspreiding van deze ziekte over het perceel tegen te gaan, kan een bestrijding (in het voorjaar) nodig zijn.
Biologische
bestrijding
Bladluizen hebben een aantal natuurlijke vijanden. Spontaan voorkomende natuurlijke vijanden zijn zweefvliegen, lieveheersbeestjes, sluipwespen, roofwantsen, oorwormen, gaasvliegen en roofgalmuggen. In akkerbouwgewassen is het niet gebruikelijk om natuurlijke vijanden uit te zetten.
Chemische
bestrijding
Voor de bestrijding van bladluizen staan diverse middelen ter beschikking. Imidacloprid is onder andere toegelaten ter bestrijding van bladluizen in appel en peer. Andere middelen die toegelaten zijn ter bestrijding van bladluizen zijn onder andere middelen op basis van dimethoaat, pirimicarb, lambda-cyhalothrin en deltamethrin.
Beoordeling werkzaamheid
Benodigd onderzoek
Vergelijkend
onderzoek
In de aangeleverde proeven werden twee verschillende formuleringen gebruikt. Tot het jaar 2000 werd formulering ‘IBE 3880’ gebruikt. Deze formulering werd gebruikt in de proeven die in het dossier worden aangeduid als preliminary, inclusief de proeven die werden uitgevoerd voor het vaststellen van de dosis. Vanaf het jaar 2000 werd formulering ‘IBE 3894’ gebruikt.
Om aan te tonen dat de formuleringen voor wat betreft werking en fytotoxiciteit vergelijkbaar zijn, zijn er 4 geslaagde proeven over 1 teeltseizoen nodig, waarbij de beide gebruikte formuleringen in de proeven opgenomen moeten zijn.
Geleverde gegevens
Proef uitvoering,
locatie en periode, richtlijnen en proefopzet
De proeven zijn uitgevoerd door erkende instanties, volgens internationaal erkende protocollen in Nederland, België, Engeland, Duitsland en Frankrijk over een periode van meerdere jaren.
De werking van het middel TEPPEKI is vergeleken met middelen op basis van pirimicarb, tau-fluvalinaat, thiometon, lambda-cyhalothrin en imidacloprid.
Effectiviteit
Vaststellen dosering
Aardappel
In een viertal bruikbare proeven werd een range van doseringen (50, 60, 80, 100 en 120 gram werkzame stof/ha) getoetst. Niet alle doseringen werden in alle proeven meegenomen.
In de proeven kwamen de volgende luissoorten voor: Aphis nasturii, Myzus persicae en Macrosiphum euphorbiae. Per proef kwam één luissoort voor. In een vierde proef werd een algemene beoordeling gedaan en werd geen onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten luizen.
Uit de resultaten bleek dat voor de bestrijding van Myzus persicae een dosering van 80 gram werkzame stof (w.s.) nodig was om een vergelijkbaar resultaat te bereiken in relatie tot de standaard. Een hogere dosering leidde hier niet tot een beter resultaat. Voor de andere twee luissoorten werd een vrij vlakke dosis-response curve gevonden.
Wintertarwe
In een twaalftal bruikbare proeven werd een range van
doseringen (50, 60, 70, 80 en
90 gram w.s./ha) getoetst. Niet alle doseringen werden in alle proeven
meegenomen.
In de proeven kwamen de volgende luissoorten voor: Macrosiphum
avenae (9 proeven), Rhopalosiphum padi (1 proef) en Metopolophium
dirhodum (1 proef). Uit de resultaten van de negen proeven met Macrosiphum
avenae bleek dat een dosering van 70 gram w.s./ha vergelijkbaar of beter
werkte in vergelijking met het standaardmiddel. Een dosering van
50 gram w.s./ha gaf in sommige proeven een mindere werking in vergelijking met
het standaardmiddel. Een verhoging van de dosering tot 80 gram w.s./ha gaf een
iets betere bestrijding van Macrosiphum avenae. In de proef die werd
uitgevoerd met Rhopalosiphum padi werd geen verschil gevonden tussen de
verschillende doseringen. Ook in de bestrijding van Metopolophium dirhodum
werden geen verschillen gevonden tussen de verschillende doseringen.
Appel
In een dertiental bruikbare proeven werd een range van
doseringen (40, 50, 60, 70, 80,
90 en 100 gram w.s./ha) getoetst. In de vroegste proeven werden doseringen van
60 tot
100 gram w.s./ha getoetst, in latere proeven werden doseringen van 40 tot 70 gram w.s./ha getoetst. Een groot aantal proeven werd uitgevoerd in Zuid-Europa (Spanje, Portugal, Italië, Zuid-Frankrijk). In de proeven kwamen de volgende luissoorten voor: Dysaphis plantaginea
(13 proeven) en Aphis pomi (1 proef). Uit de
resultaten van de proeven bleek dat een dosering van 40 gram w.s./ha mindere
bestrijding van Dysaphis plantaginea gaf in vergelijking met de hogere
doseringen. Verder konden weinig verschillen worden aangetoond tussen de
doseringen. Wel bleek in een aantal proeven een dosering van
60 gram w.s./ha na 6-7 dagen vergelijkbaar in relatie tot de standaard behandeling.
Een dosering van 70 gram w.s./ha gaf een iets betere werking, met name in de latere waarnemingen in de proef. In de bestrijding van Aphis pomi werden geen verschillen gevonden tussen de verschillende doseringen. In 17 werkingsproeven die werden uitgevoerd in Nederland, België en Duitsland werd behalve de geclaimde dosering ook een lagere dosering van 40 gram w.s./ha getoetst. In deze proeven was de tendens dat de lagere dosering een mindere werking liet zien. Meestal was het verschil ten opzichte van de geclaimde dosering echter niet significant.
Werking
Vergelijkend
onderzoek
In aardappel werden een viertal geslaagde proeven uitgevoerd waarin zowel de IBE 3880 en de IBE 3894 werden opgenomen. Aphis nasturii was de meest voorkomende luizensoort in de proeven. Er werden geen significante verschillen in werking gevonden tussen de twee verschillende formuleringen.
In wintertarwe werden zeven geslaagde proeven uitgevoerd
waarin zowel IBE 3880 en
IB 3894 werden opgenomen. Macrosiphum avenae was de meest voorkomende
luizensoort in de proeven. Er werden geen verschillen in werking gevonden
tussen de twee formuleringen.
In appel werden twee geslaagde proeven uitgevoerd waarin zowel de IBE 3880 en IB 3894 werden opgenomen. Dysaphis plantaginea was de meest voorkomende luizensoort in de proeven. Aphis pomi werd in één proef waargenomen. Er werden geen verschillen in werking gevonden tussen de twee formuleringen.
Aardappel
Myzus persicae (MYZUPE)
Er staan vier bruikbare en vier aanvullend bruikbare proeven ter beschikking om de werking van TEPPEKI op groene perzikluis (Myzus persicae) te kunnen beoordelen. In de bruikbare proeven was sprake van een redelijke tot hoge aantasting door groene perzikluis, die redelijk stabiel was. In de aanvullend bruikbare proeven was de beginaantasting redelijk tot hoog maar liep deze in onbehandeld terug gedurende de proef. In alle proeven was er sprake van een trage initiële werking van TEPPEKI. In de latere waarnemingen was de werking van TEPPEKI vergelijkbaar of beter in vergelijking met de werking van het standaardmiddel en was de aantasting significant lager ten opzichte van onbehandeld.
Aphis nasturtii (APHINA)
Er staan zes bruikbare en vijf aanvullend bruikbare proeven ter beschikking om de werking van TEPPEKI op wegedoornluis (Aphis nasturtii) te kunnen beoordelen. In de bruikbare proeven was sprake van een redelijke tot hoge aantasting door wegedoornluis, die redelijk stabiel was. In de aanvullend bruikbare proeven was de beginaantasting redelijk tot hoog maar liep deze in onbehandeld terug gedurende de proef. In alle proeven was er sprake van een trage initiële werking van TEPPEKI. In de waarnemingen die later werden gedaan was de werking van TEPPEKI echter significant beter en in een enkel geval vergelijkbaar ten opzichte van de werking van het standaardmiddel.
Macrosiphum
euphorbiae (MACSEU)
Er staan drie bruikbare en één aanvullend bruikbare proef ter beschikking om de werking van TEPPEKI op aardappeltopluis (Macrosiphum euphorbiae) te kunnen beoordelen. In de bruikbare proeven was sprake van een redelijke aantasting door aardappeltopluis, die redelijk stabiel was. In de aanvullend bruikbare proef was de beginaantasting hoog maar liep deze na zware regenval sterk terug. In alle proeven was er sprake van een trage initiële werking van TEPPEKI. In de latere waarnemingen was de werking van TEPPEKI echter significant beter ten opzichte van de werking van het standaardmiddel en was de aantasting significant lager ten opzichte van de onbehandelde controle.
Aphis frangulae (APHIFG)
Er staan vier
bruikbare proeven ter beschikking om de werking van TEPPEKI op vuilboomluis (Aphis
frangulae) te kunnen
beoordelen. Er was sprake van een redelijke aantasting, die gedurende de
proeven stabiel was. De werking van TEPPEKI was in alle proeven vergelijkbaar
of beter ten opzichte van de werking van het standaardmiddel.
Aulacorthum solani (AULASO)
Er werden geen
bruikbare proeven ter beschikking gesteld om de werking van TEPPEKI op
boterbloemluis (Aulacorthum solani) te kunnen beoordelen.
Macrosiphum avenae (MACSAV)
Er staan acht
bruikbare en dertien aanvullend bruikbare proeven ter beschikking om de werking
van TEPPEKI op grote graanluis (Macrosiphum
avenae) te kunnen beoordelen. In
de bruikbare proeven was sprake van een redelijke tot hoge aantasting door
grote graanluis die redelijk stabiel was. In de aanvullend bruikbare proeven
was de beginaantasting redelijk tot hoog maar liep deze in de onbehandelde
controle gedurende de proef terug. De werking van TEPPEKI was in alle proeven
aantoonbaar hoger of vergelijkbaar ten opzichte van het standaardmiddel.
Metopolophium dirhodum (METODR)
Er staan vier
bruikbare proeven ter beschikking om de werking van TEPPEKI op roos grasluis (Metopolophium dirhodum)
te kunnen beoordelen. In deze
proeven was sprake van een redelijke tot hoge aantasting die redelijk stabiel
was. De werking van TEPPEKI was in alle proeven vergelijkbaar met het
standaardmiddel. De initiële werking van TEPPEKI was lager dan de initiële
werking van het standaardmiddel.
Rhopalosiphum padi (RHOPPA)
Er staan geen
bruikbare proeven ter beschikking om de werking van TEPPEKI op vogelkersluis (Rhopalosiphum padi) te kunnen beoordelen.
Brachycolus tritici (BRACTR)
Er staan geen
bruikbare proeven ter beschikking om de werking van TEPPEKI op
Brachycolus tritici te kunnen beoordelen.
Appel
Dysaphis plantaginea (DYSAPL)
Er staan twaalf
bruikbare proeven en één aanvullend bruikbare proef ter beschikking om de
werking van TEPPEKI op roze appelluis (Dysaphis plantaginea) te
kunnen beoordelen.
In deze proeven was
sprake van een redelijke tot hoge aantasting, die redelijk stabiel was.
In de aanvullend
bruikbare proef liep de aantasting
gedurende de proef terug. De werking van TEPPEKI was in alle proeven
vergelijkbaar in relatie tot de werking van het standaardmiddel. De initiële
werking van TEPPEKI was lager dan de initiële werking van het standaardmiddel.
Aphis pomi (APHPO)
Er staan drie
bruikbare en één aanvullend bruikbare proef ter beschikking om de werking op
groene appeltakluis (Aphis pomi) te kunnen beoordelen. In deze proeven was
sprake van een redelijke tot hoge aantasting, die redelijk stabiel was. In de
aanvullend bruikbare proef liep de aantasting
gedurende de proef terug. De werking van TEPPEKI was in alle proeven
vergelijkbaar ten opzichte van de werking van het standaardmiddel.
Peer
Dysaphis pyri (DYSAPY)
Er staan drie
bruikbare proeven ter besschikking om de werking op roze perenluis
(Dysaphis pyri) te kunnen beoordelen. In alle proeven was
sprake van een redelijke tot hoge aantasting die redelijk stabiel was of toenam
gedurende de proef. De werking van TEPPEKI was in alle proeven vergelijkbaar
met de werking van het standaardmiddel. TEPPEKI had een trage aanvangswerking.
Er werden geen verschillen in werking gevonden tussen de twee formuleringen.
Er zijn voldoende gegevens geleverd om dit in de onderzochte gewassen te onderbouwen.
De geclaimde dosering van TEPPEKI heeft voldoende werking, bij lagere doseringen was een trend zichtbaar dat met name de duurwerking minder is.
Voor de toepassing van TEPPEKI in aardappel zijn voor de bestrijding van wegedoornluis voldoende gegevens geleverd om de claim te kunnen onderbouwen. Voor de bestrijding van groene perzikluis, aardappeltopluis en vuilboomluis werden minimale gegevens geleverd.
De werking van TEPPEKI was in al de proeven echter goed en vergelijkbaar ten opzichte van de werking van het standaardmiddel.
De claim tegen deze luizensoorten is hiermee voldoende onderbouwd. Er werden geen proeven geleverd om de werking van TEPPEKI tegen boterbloemluis te kunnen beoordelen.
De geclaimde dosering van TEPPEKI heeft voldoende werking, bij lagere doseringen was een trend zichtbaar dat met name de duurwerking minder is.
Voor de toepassing van TEPPEKI in wintertarwe zijn voor de bestrijding van grote graanluis voldoende gegevens geleverd om de claim te kunnen onderbouwen. Voor de bestrijding van roos grasluis werden minimale gegevens geleverd. De werking van TEPPEKI was in al de proeven echter goed en vergelijkbaar ten opzichte van de werking van het standaardmiddel.
De claim tegen deze luizensoort is hiermee voldoende onderbouwd. Er werden geen proeven geleverd om de werking van TEPPEKI tegen vogelkersluis en Brachycolus tritici te kunnen beoordelen.
De geclaimde dosering van TEPPEKI heeft voldoende werking, bij lagere doseringen was een trend zichtbaar dat met name de duurwerking minder is.
Voor de toepassing van TEPPEKI in appel zijn voor de
bestrijding van roze appelluis voldoende gegevens geleverd om de claim
te kunnen onderbouwen. Voor de bestrijding van groene appeltakluis werden
minimale gegevens geleverd. De werking van TEPPEKI was in al de proeven echter
goed en vergelijkbaar met de werking van het standaardmiddel. De claim tegen
deze luizensoort is hiermee voldoende onderbouwd. Voor de toepassing van
TEPPEKI in peer zijn voor de bestrijding van roze perenluis minimale gegevens
geleverd. De werking was in alle proeven echter goed en vergelijkbaar ten
opzichte van de werking van het standaardmiddel. Mede gezien de resultaten van
de geleverde gegevens in appel is de claim tegen deze luizensoort voldoende
onderbouwd.
Schadelijke
effecten
Aardappel
Er werden in totaal 13 selectiviteitsproeven uitgevoerd waarin zowel de geclaimde dosering als de dubbele dosering werden getoetst. De proeven werden uitgevoerd in verschillende Noord-Europese landen gedurende drie jaar. Er werden twee bespuitingen uitgevoerd met een interval van 11 tot 13 dagen. In 26 effectiviteitsproeven werden ook waarnemingen gedaan aan fytotoxiciteit. In één selectiviteitsproef werd twee dagen na de eerste bespuiting schade waar genomen in de vorm van witte vlekjes. Deze schade werd ook vastgesteld in de standaardbehandeling. De waargenomen schade was acceptabel en tijdelijk. In geen enkele effectiviteitsproef werd fytotoxiciteit waargenomen.
Wintertarwe
Er werden in totaal 13 selectiviteitsproeven uitgevoerd waarin zowel de geclaimde dosering als de dubbele dosering werden getoetst. De proeven werden uitgevoerd in verschillende Noord-Europese landen gedurende drie jaar. Er werden twee bespuitingen uitgevoerd met een interval van 6 tot 24 dagen. In 40 effectiviteitsproeven werden ook waarnemingen gedaan aan fytotoxiciteit. In geen enkele proef werd fytotoxiciteit waargenomen.
Appel
Er werden in totaal 8 selectiviteitsproeven uitgevoerd waarin zowel de geclaimde dosering als de dubbele dosering werden getoetst. De proeven werden uitgevoerd in Nederland, Duitsland en België gedurende twee jaar. Er werden drie bespuitingen uitgevoerd met een interval van
20 tot 25 dagen. Ook in de effectiviteitsproeven werden waarnemingen gedaan aan fytotoxiciteit. In geen enkele proef werd fytotoxiciteit waargenomen.
In alle selectiviteitsproeven werden waarnemingen gedaan aan vruchtschilverruwing.
Er werden geen verschillen geconstateerd tussen de verschillende behandelingen.
Er kwam geen extra verruwing door toepassing van de middelen naar voren.
Peer
Er werden in totaal 8 selectiviteitsproeven uitgevoerd waarin zowel de geclaimde dosering als de dubbele dosering werden getoetst. De proeven werden uitgevoerd in Nederland, Duitsland en België gedurende twee jaar. Er werden drie bespuitingen uitgevoerd met een interval van
20 tot 25 dagen. Ook in de effectiviteitsproeven werden waarnemingen gedaan aan fytotoxiciteit. In geen enkele proef werd fytotoxiciteit waargenomen.
In een drietal selectiviteitsproeven werden waarnemingen gedaan aan vruchtschilverruwing.
Er werden geen verschillen geconstateerd tussen de verschillende behandelingen.
Er kwam geen extra verruwing door toepassing van de middelen naar voren.
Aardappel
In 13 selectiviteitsproeven werden opbrengstgegevens bepaald. Er werden geen significante verschillen gevonden in opbrengst ten opzichte van onbehandeld of het standaardmiddel.
Wintertarwe
In 13 selectiviteitsproeven werden opbrengstgegevens bepaald. In één proef werd een aantoonbaar lagere opbrengst gevonden in de dubbele dosering van TEPPEKI ten opzichte van onbehandeld. Er was echter geen verschil met het standaardmiddel.
Appel
In 8 selectiviteitsproeven werden opbrengstgegevens bepaald. Er werden geen significante verschillen gevonden in opbrengst ten opzichte van onbehandeld of het standaardmiddel.
Peer
In 8 selectiviteitsproeven werden opbrengstgegevens bepaald. Er werden geen significante verschillen gevonden in opbrengst ten opzichte van onbehandeld of het standaardmiddel.
Aardappel
Uit de opbrengsten van negen selectiviteitsproeven uitgevoerd in drie seizoenen werden monsters genomen. Deze monsters werden getest op geur- en smaakbeïnvloeding.
Er werden geen aantoonbare verschillen gevonden tussen de onbehandeld en de behandelde aardappels.
Zaailingen van
zestien verschillende gewassen (onder andere suikerbiet, maïs en gerst) werden
beoordeeld op schade na een vooropkomst behandeling met TEPPEKI in een dosering
van 300 gram actieve stof per hectare. Er werd bij geen enkel gewas
fytotoxiciteit waargenomen.
Aardappel
TEPPEKI wordt middels een gewasbehandeling toegepast en de werkzame stof flonicamid wordt systemisch naar boven toe door de plant getransporteerd. Het is daarom niet te verwachten dat er residuen in de knol terechtkomen. Aanvullend werden een aantal kiemproeven uitgevoerd met knollen die in de selectiviteitsproeven werden geoogst.
Er werden geen significante verschillen gevonden in het aantal spruiten of in het gewicht van de spruiten in vergelijking tot onbehandeld of ten opzichte van het standaardmiddel.
Wintertarwe
Kiemproeven werden uitgevoerd met zaden uit 11 effectiviteitsproeven. In totaal werden 10 verschillende rassen getest. Er werden geen aantoonbare negatieve effecten gevonden op de kieming na een behandeling met TEPPEKI.
Een tiental verschillende gewassen (onder andere suikerbiet en maïs) werd bespoten met een 1,4N en 2,9N dosis van TEPPEKI. Er werd bij geen enkel gewas fytotoxiciteit waargenomen. De gebruikte doseringen zijn hoger dan de dosis die eventueel door drift op naburige gewassen kunnen komen.
Conclusie
schadelijke effecten
Er zijn voldoende
gegevens geleverd om de eventuele schadelijke effecten van TEPPEKI op
aardappel, wintertarwe en appel en peer te kunnen beoordelen. In geen van de
proeven werd fytotoxiciteit geconstateerd. Ook werd in geen enkele proef een
negatieve invloed gevonden op de opbrengst, zelfs niet met een hogere dosering.
De verwachting is dat TEPPEKI ook geen nadelige effecten zal veroorzaken op
volggewassen en naburige gewassen.
Resistentie-ontwikkeling
Van luissoorten als groene perzikluis en roze appelluis is bekend dat ze snel resistentie kunnen opbouwen door hun snelle reproductie en groot aantal levenscycli per seizoen. De precieze werking van flonicamid is onbekend. Wel is bekend dat de werkzame stof het voedingsproces van de luis verstoort. Er kan dus moeilijk iets gezegd worden over de eventuele resistentieontwikkeling. Om de opbouw van resistentie te voorkomen wordt geadviseerd om maximaal twee opvolgende bespuitingen toe te passen. Mocht een derde toepassing nodig zijn dan dient deze te worden uitgevoerd met een middel uit een andere chemische groep.
In aardappel en granen mogen maximaal twee bespuitingen per
seizoen worden toegepast, in appel en peer mogen maximaal drie bespuitingen per
seizoen worden toegepast.
Extrapolatiemogelijkheden
Conform het extrapolatiedocument "Mogelijkheden voor extrapolatie van werkzaamheid en gewasveiligheid van gewasbeschermingsmiddelen”, versie 2.0, CTB, mei 2004, is extrapolatie mogelijk.
Vanuit de geleverde gegevens in aardappel kan de werking tegen groene perzikluis en wegedoornluis geëxtrapoleerd worden van de getoetste consumptieaardappelen naar zetmeelaardappelen. Ook wat betreft fytotoxiciteit is extrapolatie van consumptieaardappelen naar zetmeelaardappelen mogelijk. Vanuit de geleverde gegevens in wintertarwe kan vanuit de werking tegen grote graanluis geëxtrapoleerd worden naar roos-grasluis en vogelkersluis. Vanuit de werking in appel tegen roze appelluis kan worden geëxtrapoleerd naar een groot aantal andere bladluissoorten die voorkomen in appel.
Voor wat betreft werking kan verder vanuit appel worden geëxtrapoleerd naar peer, evenals naar vruchtboomteelt en teelt van vruchtboomonderstammen van appel en peer, dit is echter niet geclaimd. Voor wat betreft fytotoxiciteit kan vanuit appel en peer geëxtrapoleerd worden naar vruchtbomenteelt en vruchtbomenonderstammen van appel en peer, dit is evenmin geclaimd.
Conclusie
werkzaamheid
Op basis van de geleverde gegevens en
extrapolatiemogelijkheden kan geconcludeerd worden dat TEPPEKI werkzaam is
ter bestrijding van diverse bladluizensoorten in aardappel, wintertarwe, appel
en peer en dat de toepassing geen neveneffecten veroorzaakt op planten en
plantaardige producten in een mate die niet aanvaardbaar is.
Profiel humane
toxicologie
Flonicamid is een nieuwe werkzame stof en wordt behandeld in
de EU in het kader van de evaluatie van richtlijn 91/414/EEG. Het EU-dossier is volledig verklaard en de Rapporteur
Member State Frankrijk heeft een concept–monografie opgesteld (februari 2005).
Nederland, en andere lidstaten, hebben reeds commentaar geleverd op deze
conceptmonografie.
De beoordeling van de toxicologie is gebaseerd op de eindpuntenlijst uit de conceptmonografie van februari 2005.
Absorption, distribution, excretion
and metabolism in mammals
Rate and extent of absorption |
Rapid and
extensive (80 - 90% AD) over the dose range of 2 to 400 mg/kg bw Tmax =
0.4 h (m / f) at low dose (2 mg/kg) & 0.9 / 0.5 h |
Distribution |
Extensive
with peak tissue concentrations £ peak
blood concentrations except in liver, kidney, adrenals, thyroid and GI
tract). No dose or sex-related differences |
Potential for accumulation |
None. |
Rate and extent of excretion |
Rapid mostly via urine (~ 90% AD);
low biliary excretion No dose or sex-related differences
in rate, route and extent |
1 In de DAR wordt uitgegaan
van 80-90% absorptie. Echter op basis van de excretie van radioactiviteit in
urine en gal en de hoeveelheid radioactiviteit in weefsel en karkas, kan van
een orale absorptie van >90% worden uitgegaan. Bij een dergelijke hoger orale
absorptie, behoeft bij de afleiding van de AOEL geen correctie voor orale
absorptie plaats te vinden.
Metabolism in animals |
Proceeds
in the rat by several routes: nitrile & amide hydrolysis, N-oxidation,
hydroxylation of pyridine ring leading to comparable profiles dor single and
multiple dose regimens: Urinary metabolites: main
component: IKI-220 (45.7 - 70.4% AD) main
metabolite: TFNA-AM (15.8 - 27.3% AD) minor metabolites : TFNA-AM N-oxide (0.1 -
3.7% AD) & IKI-220 N-oxide (0.02 - 2.5% AD) other
metabolites: TFNA and conjugate, TFNG-AM, TFNA-AM N-oxide conjugate,
OH-TFNA-AM No TFNG
found Fecal metabolites: main
component: IKI-220 (0.3 - 2.0% AD) main
metabolite: mixture of TFNA-AM N-oxide conjugate / TFNA conjugate (up to
1.85% AD) other
metabolites: TFNA, TFNA-AM and N-oxide, TFNG, IKI-220 N-oxide (each at <
1.0% AD) Bile metabolites: main
component: IKI-220 (2.5 - 3.3% AD) main
metabolite: TFNA-AM (0.6 - 1.1% AD) no other
metabolites detected |
Toxicologically significant compounds
(animals, plants and environment) |
None |
Acute toxicity
Rat LD50
oral |
884 mg/kg
(m), 1768 mg/kg (f) |
Rat LD50 dermal |
> 5000 mg/kg (m/f) |
Rat LC50
inhalation |
> 4.9 mg/L (m/f) 4 h (MMAD 4.8 mm) |
Skin irritation |
non irritant |
Eye irritation |
non irritant |
Skin sensitization (test method
and result) |
M & K
test: not a sensitizer |
Short term toxicity
Target/critical effect |
Rat
28-d oral study: kidneys,
liver Relevant
NOAEL 1000 ppm (º 73.8 / 81.9 mg/kg/d; m / f),
based on renal granular casts (m), liver functional changes, enlargement and
hepatocellular hypertrophy (both sexes) Male NOEL of 50 ppm (º 3.6 mg/kg/day) based on increased
hyaline droplet formation in kidneys, mediated by male rat-specific protein, a2mglobulin . Mouse(90
d-oral study: liver,
hemopoietic system NOAEL:
100 ppm (º 15.3 / 20.1mg/kg/d; m / f), based
on liver hypertrophy, increased extramedullary hematopoiesis & pigment
deposition in spleen. Increased pigment deposition in bone marrow &
anemia. Dog
90-d oral study: kidneys NOAEL: 8 mg/kg/d , based decreased
bw and food consumption in both sexes and morbidity, mild renal tubular
vacuolation and mild hemorrhage at the
ileocolic junction . Rat 90d- oral study: kidneys, liver Relevant
NOAEL: 1000 ppm (º 60.0 / 72.3mg/kg bw/day, m / f)
based on hyaline droplets, granular casts and tubular basophilia in kidneys,
hepatocellular hypertrophy in males, and hepatocellular hypertrophy and
cytoplasmic vacuolation of renal tubular cells in females. Male NOEL of 50 ppm (º 3.1mg/kg bw/da based on increased
hyaline droplet formation in kidneys at ³200 ppm,
mediated by male rat-specific protein, a2mglobulin. Dog 52-w oral study: hemopoietic system NOEL: 8 mg/kg/bw/d (both sexes)
based on increased reticulocyte counts |
Lowest relevant oral NOAEL / NOEL |
Dog 90-d and 52 w oral: NOAEL 8
mg/kg/d |
Lowest relevant dermal NOAEL /
NOEL |
Rat 28-day dermal NOEL: 1000
mg/kg/d (maximum dose tested) |
Lowest relevant inhalation NOAEL /
NOEL |
>
4.9 mg/L (see acute study ; 4h) |
Genotoxicity
|
No
genotoxic potential (6 studies including a mouse Comet assay in colon, liver
and lung |
Long term toxicity and
carcinogenicity
Target/ critical effect |
Rat
chronic toxicity/carcinogenicity study: kidneys, liver NOAEL 200
/ 1000 ppm (º 7.32 / 44.1 mg/kg/d; m/f),based
on hyaline droplets in renal tubular epithelium, granular casts, tubular
basophilia, and increased incidence of chronic nephropathy in males (hyaline
droplets in renal tubular epithelium at 200 ppm considered not adverse)
and on mild anemia, liver dysfunction, hepatocellular hypertrophy,
cytoplasmic vacuolation in renal proximal tubular epithelium and increased
incidence of chronic nephropathy in females. Not
carcinogenic. 1st
Mouse oral carcinogenicity study: lungs, liver, hemopoietic system NOAEL
< 250 ppm (º 29 / 38 mg/kg/d; m/f), based
on increased incidence of lung tumors, lung hyperplasia/hypertrophy, hepatic
hypertrophy, and extramedullary hematopoiesis . 2nd
Mouse oral carcinogenicity study: NOAEL
80 ppm (º 9.995 and 11.85 mg/kg bw/d;
m/f), based on increased incidences of pulmonary hyperplasia/hypertrophy in
the terminal bronchiolar region in both sexes, and an increased incidence of
pulmonary adenomas in males at 250 ppm. |
Lowest relevant oral NOAEL / NOEL |
2 year rat oral study : 7.32
mg/kg/d |
Carcino genicity |
Increased incidence of lung tumors
in mice only: not relevant to human risk
assessment (species and strain-specificity, threshold, non-genotoxic
mechanism, and effect fully reversible on withdrawal of treatment |
Reproductive toxicity
Reproductive target/critical
effect |
Rat 2-generation study No adverse effects on reproductive
performance of parental generations, or survival of F1 and F2 offspring NOAEL for all effects (parents and
offspring): 300 ppm based on
hyaline droplet deposition and degenerative renal tubular lesions in males;
reduced ovary/adrenal weights and renal tubular vacuolation in parental
females; delayed vaginal opening, reduced uterus weight in weanlings &
reduced 17b-estradiol in F1 females |
Lowest relevant reproductive NOAEL
/ NOEL |
NOAEL: 28.2 mg/kg bw/d (rat
2-generation study) |
Developmental
target / critical effect |
Rat developmental toxicity study: not
teratogenic Maternal NOEL: 100
mg/kg bw/d (increased placental weight, hepatocellular hypertrophy and renal
tubular vacuolation). Fetal NOEL: 100 mg/kg bw/d (increased incidence of
cervical rib). Rabbit developmental toxicity
study: not
teratogenic. Maternal NOEL: 7.5 mg/kg bw/d
(reduced weight gain and food consumption). Fetal NOEL: >25 mg/kg bw/d |
Lowest relevant
developmental NOAEL / NOEL |
25
mg/kg bw/d (rabbit developmental toxicity study). |
Neurotoxicity / Delayed
neurotoxicity
|
Rat acute oral neurotoxicity
study: NOAEL for
neuropathological effects: 600 / 1000 mg/kg (m / f). Rat 13-w oral neurotoxicity study: NOAEL (neurotoxicity) > 10000 ppm (º 625 and 722 mg/kg bw/day;
m/f) |
Other toxicological
studies (Annex IIA,
point 5.8)
Acute
oral toxicology of metabolites |
TFNA oral LD50: >2000 mg/kg. No clinical signs TFNA-AM oral LD50: >2000 mg/kg. No clinical signs TFNA-OH oral LD50: >2000 mg/kg. No clinical signs TFNG oral LD50: >2000 mg/kg. No clinical signs TFNG-AM oral LD50: >2000 mg/kg. No clinical signs |
Genotoxicity
testing of metabolites |
Bacterial
reverse mutation assays: negative for
TFNA; TFNA-AM;
TFNA-OH; TFNG and TFNG-AM. |
90-day
toxicity studies on metabolites |
TFNA:
NOAEL 2000 / 5000 ppm (º 136 and 409 mg/kg bw/d; m/f) TFNG:
NOAEL 2000 / 5000 ppm (º 135 and 411 mg/kg bw/d; m/f) |
Medical data
|
Not applicable. This product
has not been commercialized. No adverse health
effects have been reported in manufacturing plant personnel |
Summary
|
Value |
Study |
Safety factor |
ADI |
0.073 mg/kg/d |
Rat 2
years |
100 |
AOEL |
0.08 mg/kg/d |
Dog 13 w and 52 w |
100 |
Drinking water limit |
0.219
mg/L* |
|
|
ARfD |
3.0 mg/kg |
rat,
acute neurotoxicity |
100 |
* 60-kg person consuming
2 liters/day
Dermal absorption
|
Absorbed dose 7.31% and dermal
delivery 7.46% 24 h post dosing (worst values used for the concentrate)
; RMS used a 10 % default value for the diluted formulation)2 |
|
|
2 In volume 1, level 4, van de
DAR zijn aanvullende vragen gesteld over de dermale absorptie data. Deze vragen zijn nog niet beantwoord. Tevens
heeft NL vragen gesteld over de in vitro dermale absorptie studie.
Derhalve zal voor deze beoordeling worden uitgaan van 100% dermale absorptie,
op basis van de fysisch-chemische gegevens van de werkzame stof.
Ontbrekende gegevens werkzame
stof
Er ontbreken geen gegevens.
Vragen die voortkomen uit de EU-beoordeling zullen onverkort gelden voor de Nederlandse beoordeling.
Formulering
TEPPEKI is een water dispergeerbaar granulaat op basis van 500 g/kg van de werkzame stof flonicamid. Het middel wordt toegepast als fungicide in de teelt en bewaring van appel en peer.
Formuleringstoxicologie
TEPPEKI behoeft geen classificatie voor acuut orale, dermale en inhalatoire toxiciteit
(LD50 oraal > 2000 mg/kg lg, LD50 dermaal > 2000 mg/kg lg, LC50 > 5,36 mg/L). TEPPEKI is niet irriterend voor de huid en ogen. TEPPEKI was negatief in een ‘modified Buehler test’ bij de cavia.
Ontbrekend
onderzoek formulering
Er
ontbreken geen gegevens.
Vragen die voortkomen uit de
EU-beoordeling zullen onverkort gelden voor de Nederlandse beoordeling.
Beoordeling van het risico voor de toepasser
(beroepsmatig/re-entry)
De risicobeoordeling toepasser is gebaseerd op de hierboven
vermelde eindpunten uit de concept-monografie van flonicamid van februari 2005.
Overzicht
toepassingen
De formulering TEPPEKI bevat als werkzame stof flonicamid (500 g/kg). Dit middel is bedoeld als insectenbestrijdingsmiddel in de teelt van consumptie- en zetmeelaardappelen, wintertarwe, appels en peren.De toepassingsfrequentie in de teelt van aardappelen en wintertarwe is maximaal 2 maal in de periode mei-augustus en maximaal 3 maal voor de toepassingen in appels en peren (april-september). Op basis van de voorgesteld toepassingsfrequentie en aangezien flonicamid niet accumuleert, kan worden uitgegaan van semichronische blootstellingsduur.
In de teelt van aardappelen en wintertarwe zal het middel worden toegepast middels machinaal neerwaarts spuiten. In de teelt van appels en peren zal het middel worden toegepast middels machinaal op- en neerwaarts spuiten.
Afleiden
AOEL’s
Flonicamid is nog
niet op Bijlage I van Richtlijn 91/414/EEG geplaatst, hetgeen betekent dat
Nederland gebruik kan maken van de AOEL berekend volgens de NL-systematiek.
Hierbij wordt rekening gehouden met de calorische behoefte van het soort
proefdier uit de studies waar de NOAEL van gebruikt wordt. Dit levert meer
precieze waardes op dan de EU-AOEL waar standaard een factor 100 wordt gebruikt
om de AOEL af te leiden uit de NOAEL, ongeacht het proefdier.
Voor de
berekeningen van de systemische AOEL voor semi-chronische blootstelling wordt
uitgegaan van de NOAEL van 15,3 mg/kg lg/d uit de 90-dagen orale
toxiciteitsstudie bij de muis. Berekeningen vanuit andere studies leveren
hogere A(O)EL waarden op.
Veiligheidsfactoren worden gebruikt om te compenseren voor de onzekerheid die
voortvloeit uit de verschillen tussen de experimentele omstandigheden, de
situatie op de werkplek en om de waarschijnlijkheid te vergroten dat er bij de
toelaatbaar geachte blootstelling inderdaad geen nadelige effecten voor de
gezondheid optreden.
Gebruikte factoren zijn:
· extrapolatie muis ® mens op basis van calorische behoefte: 7
· overige interspecies verschillen: 3
· intraspecies verschillen: 3
· biologische beschikbaarheid via de orale route: 100%
gebaseerd op orale toxicokinetische studies
· biologische beschikbaarheid via de dermale route: 100%
default waarde
· biologische beschikbaarheid via de inhalatoire route: (worst case) 100%
· gewicht werker: 70 kg
AOELsystemisch: 15,3 x 1 x 70 / (7 x 3 x 3) = 17,0 mg/ dag
Schatting van de blootstelling/ berekening Risico indices
TEKEPPI wordt toegepast in een hoeveelheid van 0,14 – 0,16 kg/ha in de teelt van aardappelen en granen in een volume van 200-600 L/ha. De blootstelling aan flonicamid in de teelt van aardappelen en granen tijdens mengen/laden en toepassen is geschat met behulp van EUROPOEM (machinaal neerwaarts spuiten).
TEKEPPI word toegepast in een hoeveelheid van 0,14 kg/ha in de teelt van appels en peren in een volume van 500-1200 L/ha.
De blootstelling aan flonicamid in de
teelt van appels en peren tijdens mengen/laden en toepassen is geschat met
behulp van EUROPOEM (machinaal opwaarts spuiten).
Bij de blootstellingsschatting is uitgegaan van een onbeschermde werker. In de onderstaande tabel wordt aangegeven hoe de geschatte dermale en inhalatoire blootstelling bij gebruik van TEPEKKI zich verhoudt tot de AOEL. Voor de totale dagblootstelling dienen de afzonderlijke handelingen (mengen/laden en toepassen) te worden opgeteld.
Tabel T.1 Risicobeoordeling voor interne blootstelling aan flonicamid bij gebruik van TEPPEKI, via dermale en inhalatoire route
|
Route |
Geschatte blootstelling a (mg /dag) |
AOEL (mg/dag) |
Risico-indexb |
Machinaal
neerwaarts spuiten in de teelt van aardappelen en granen |
||||
Mengen en laden |
Respiratoir |
0,08 |
17,0 |
< 0,01 |
|
Dermaal |
1,6 |
17,0 |
0,09 |
Neerwaarts spuiten |
Respiratoir |
< 0,01 |
17,0 |
< 0,01 |
|
Dermaal |
2,4 |
17,0 |
0,14 |
|
Totaal |
4,1 |
17,0 |
0,24 |
Machinaal opwaarts spuiten in de teelt van appels en peren
|
||||
Mengen en laden |
Respiratoir |
0,07 |
17,0 |
< 0,01 |
|
Dermaal |
1,4 |
17,0 |
0,08 |
Neerwaarts spuiten |
Respiratoir |
0,02 |
17,0 |
< 0,01 |
|
Dermaal |
53,2 |
17,0 |
3,1 |
|
Totaal |
54,7 |
17,0 |
3,2 |
a blootstelling is geschat met behulp van EUROPOEM
b ratio
van geschatte blootstelling en toelaatbaar geachte blootstelling.
biologische beschikbaarheid via de dermale route:
100%
biologische beschikbaarheid via de inhalatoire
route: 100%
Conclusie
Op basis van deze
arbeidstoxicologische risicobeoordeling kan worden geconcludeerd dat bij zowel
dermale als inhalatoire blootstelling aan flonicamid als gevolg van onbeschermd
gebruik van TEPEKKI in de teelt van aardappelen en granen geen nadelige
gezondheidseffecten te verwachten zijn.
Bij onbeschermd gebruik van TEPPEKI, bij
machinaal opwaarts spuiten in de teelt van appels en peren kunnen nadelige
gezondheidseffecten niet worden uitgesloten als gevolg van dermale
blootstelling aan flonicamid. Arbeidshygiënisch verantwoord gebruik van
persoonlijke beschermingsmiddelen kan de dermale blootstelling met circa een
factor 10 reduceren.
Dit zal voor de toepassingen in de teelt van
appels en peren afdoende reductie opleveren.
Re-entry
Arbeidsintensieve herbetredingswerkzaamheden worden niet verwacht in de teelt van aardappelen en granen.
In de teelt van appels en peren wordt TEPPEKI maximaal 3 maal toegepast, met een veiligheidstermijn van 21 dagen voor appels en peren. Herbetredingswerkzaamheden kunnen niet worden uitgesloten.
Derhalve is met het Nederlands kasmodel een schatting gemaakt van de blootstelling aan flonicamid bij herbetredingswerkzaamheden in de teelt van appels en peren. Op basis van de verwachte frequentie van herbetredingswerkzaamheden en aangezien flonicamid niet accumuleert, kan worden uitgegaan van semichronische blootstellingsduur.
Bij de blootstellingsschatting is uitgegaan van een onbeschermde werker. In de onderstaande tabel wordt aangegeven hoe de geschatte dermale en inhalatoire blootstelling bij gebruik van TEPEKKI zich verhoudt tot de AOEL.
Tabel T.2 Risicobeoordeling voor interne blootstelling aan flonicamid bij gebruik van TEPPEKI, via dermale en inhalatoire route
|
Route |
Geschatte blootstelling a (mg /dag) |
AOEL (mg/dag) |
Risico-indexb |
Herbetredingswerkzaamheden in de teelt van appels en peren
|
||||
Herbetreding |
Respiratoir |
0,02 |
17,0 |
< 0,01 |
|
Dermaal |
6,3 |
17,0 |
0,37 |
|
Totaal |
6,3 |
17,0 |
0,37 |
a blootstelling is geschat met behulp van het Nederlands
kasmodel.
b ratio van geschatte blootstelling en
toelaatbaar geachte blootstelling.
biologische beschikbaarheid via de dermale route:
100%
biologische beschikbaarheid via de inhalatoire
route: 100%
Conclusie
Op basis van deze
arbeidstoxicologische risicobeoordeling kan worden geconcludeerd dat bij zowel
dermale als inhalatoire blootstelling aan flonicamid bij
herbetredingswerkzaamheden na toepassing van TEPEKKI geen nadelige
gezondheidseffecten te verwachten zijn.
Onzekerheden
Er zijn geen onzekerheden.
Ontbrekende gegevens
Er ontbreken geen gegevens.
Combinatie toxicologie
TEPEKKI bevat één werkzame stof en wordt niet in combinatie met andere middelen voorgeschreven.
Beoordeling van het
risico voor de volksgezondheid
Flonicamid is een nieuwe stof waarvan inmiddels een concept-monografie beschikbaar is (februari 2005). De voorlopige eindpuntenlijst is gebruikt voor onderhavige beoordeling.
De concept-monografie beschrijft het gebruik op aardappels,
granen en appels en peren, overeenkomstig de aanvraag voor TEPPEKI 20040125 TG.
TEPPEKI is een WG formulering en bevat 500g/kg flonicamid.
Overzicht toepassingen
TEPPEKI wordt aangevraagd als luizenbestrijdingsmiddel in de teelt van consumptie- en zetmeelaardappelen in een dosering van 0,16 kg/ha, maximaal 2 keer toepassen met een interval van 21 dagen en een PHI van 14 dagen, in een dosering van 0,14 kg/ha op granen, maximaal 2 keer toepassen met een interval van 21 dagen en een PHI van 28 dagen en in een dosering van 0,14 kg/ha, maximaal 3 keer toepassen met een interval van 21 dagen en een PHI van 21 dagen op appels en peren.
Eindpuntenlijst
Residuen (januari 2005)
Metabolism in plants
Plants groups covered |
Cereals
(wheat), root vegetable (potato) and fruit (peach) |
Rotational crops |
none |
Plant residue definition for
monitoring |
Flonicamid + TFNG +TFNA |
Plant residue definition for risk
assessment |
Flonicamid + TFNG + TFNA |
Conversion factor (monitoring to
risk assessment) |
None |
Metabolism in livestock
Animals covered |
Goat and hen |
Animal residue definition for
monitoring |
Flonicamid
+ TFNA-AM |
Animal residue definition for risk
assessment |
Flonicamid
+ TFNA-AM |
Conversion factor (monitoring to
risk assessment) |
None |
Metabolism in rat and ruminant
similar (yes/no) |
Yes |
Fat soluble residue (yes/no) |
No |
Residue in succeeding crops
|
Study not
required |
Stability of residues
|
Stable for at least a period of 18
months on crops and for at least 15
months on bread |
Residues from livestock feeding
studies
Intakes by livestock < 0.1
mg/kg diet/day |
Ruminant: |
Poultry: |
Pig: yes/no |
Muscle |
< 0.025 |
0.0490 |
Not required |
Liver |
<
0.025 |
0.0538 |
|
Kidney |
<
0.025 |
- |
|
Fat |
<
0.005 |
0.0216 |
|
Milk |
<
0.01* |
- |
|
Eggs |
- |
0.0725* |
Consumer risk assessment
ADI |
0.073 mg/kg per day |
ARfD |
Not necessary |
Processing factors
Crop/processed
crop |
Number
of studies |
Transfer
factor |
Wheat: bread (whole meal) |
4 |
0.28 –
0.86 (mean: 0.58) |
Peach: canned peach |
4 |
0.33 –
1.44 (mean : 0.65) |
fruit juice |
|
0.33 –
1.67 (mean : 0.92) |
jam |
|
0.44 –
2.33 (mean : 1.32) |
purée |
|
0.67 –
1.00 (mean : 0.89) |
* Calculated on the basis of
distribution in the different portions, parts, or products as determined
through balance studies.
Metabolisme en residugedrag in planten en
residudefinitie
Het metabolisme is onderzocht in 3 gewascategorieën (aardappel, granen en perzik).
Het metabolisme is overeenkomstig in de drie categorieën;
derhalve geldt de residudefinitie voor alle gewassen. De residudefinitie is: Flonicamid
+ TFNG + TFNA.
Metabolisme en residugedrag
in landbouwhuisdieren en residudefinitie
Het metabolisme is onderzocht in kippen en geiten. Het
metabolisme bleek overeenkomstig in kippen, geiten en de rat. De
residudefinitie voor dierlijke producten is: Flonicamid + TFNA-AM.
Monsterstabiliteit
Monsterstabiliteit is onderzocht in primaire agrarische
producten (aardappel, tarwe, appel) en in brood. In primaire agrarische
producten is monsterstabiliteit minimaal 18 maanden en in brood minimaal 15 maanden.
Dit is voldoende om de resultaten van de residuproeven mee af te dekken.
Residuen
Er zijn 9 proeven met appel en 1 met peer uitgevoerd in Noord-Europa, met 3 maal toepassen van 0,07 kg w.s./ha met en PHI van 21 dagen. De volgende residugetallen zijn geselecteerd:
2x0,03, 0,04, 0,05, 0,06, 0,07, 0,11, 0,115, 0,12, 0,14 mg/kg.
MRL, I =
0,20 mg/kg; MRL, II = 0,23 mg/kg.
Er zijn 12 residuproeven met aardappel uitgevoerd in Noord-Europa, met 2 maal toepassen van 0,08 kg w.s./ha met een PHI van 14 dagen. De volgende residugetallen zijn geselecteerd:
9x0,03, 0,04, 2x0,05 mg/kg
MRL, I =
0,06 mg/kg; MRL, II = 0,10 mg/kg.
Er zijn 12 proeven uitgevoerd in wintertarwe in Noord-Europa, met 2 maal toepassen van
0,07 kg w.s./ha met een PHI van 28 dagen. De volgende residugetallen zijn geselecteerd:
0,08, 0,14,
0,16, 017, 0,23, 0,24, 0,36, 0,48, 0,55, 0,59, 0,62, 1,20 mg/kg
MRL, I = 1,26 mg/kg; MRL, II =
1,23 mg/kg.
Vervoedering
Er komen residuen van betekenis voor in appels, peren en wintertarwe (graan en stro). Vervoederingstudies met herkauwers en pluimvee zijn beoordeeld in de monografie met voor het aangevraagde gebruik relevante doseringen. Er worden geen residuen van belang gevonden in herkauwers en varkens. In pluimvee werden wel lage residuniveaus teruggevonden. De voorgestelde MRLs uit de eindpuntenlijst (alleen pluimvee) voldoen voor het aangevraagde gebruik.
Processinggegevens
De ADI wordt in een NTMDI-berekening opgevuld voor minder dan 10% per product; er wordt geen NEDI-berekening uitgevoerd met de in de eindpuntenlijst voorgestelde processingsfactoren.
Afleiden
MRL’s/STMR’s
Gewas |
MRL voorstel |
STMR |
HR |
Appel/peer |
0,2 |
0,065 |
0,14 |
Aardappel |
0,1 |
0,03 |
0,05 |
Tarwe |
2,0 |
0,3 |
1,20 |
Pluimvee vlees |
0,03 |
|
|
Pluimvee lever |
0,03 |
|
|
Pluimvee vet |
0,02 |
|
|
Eieren |
0,05 |
|
|
Dieetberekening
Chronisch
Teneinde de toelaatbaarheid van de voorgestelde residutoleranties te toetsen aan de Nederlandse consumptiegegevens en aan de voorgestelde ADI werden NTMDI-berekeningen uitgevoerd. De ADI wordt opgevuld voor 6,5% en 15,8% voor respectievelijk de algemene bevolking en kinderen van 1 tot en met 6 jaar.
Acuut
Een ARfD behoeft niet te worden vastgesteld en een NESTI-berekening behoeft niet worden uitgevoerd.
Conclusie
TEPPEKI levert geen onaanvaardbaar risico op voor de consument bij gebruik op appels, peren, aardappelen en tarwe volgens het aangevraagde Wettelijk Gebruiksvoorschrift en Gebruiksaanwijzing. TEPPEKI kan zonder bezwaar worden toegelaten.
Ontbrekende gegevens
Vragen die voortkomen uit de EU-behandeling zullen automatisch gelden voor toekomstige beoordelingen van TEPPEKI.
Etikettering humane
toxicologie
Voorstel voor classificatie werkzame stof (symbolen en R-zinnen)
(EU classificatie)
Symbool: |
Xn |
met als onderschrift: Schadelijk |
R-zinnen |
22 |
Schadelijk bij opname door de mond |
Voorstel voor classificatie en etikettering formulering(en) met
betrekking tot de gezondheid
Op basis van bovenstaand profiel van de stof, de geleverde formuleringstoxicologie voor het middel, de eigenschappen van de hulpcomponenten, de wijze van toepassen en de risicoschatting voor de toepasser wordt voorgesteld het middel als volgt te etiketteren:
Stoffen die met chemische benaming op het etiket moeten worden vermeld (andere zeer giftige, giftige, bijtende of schadelijke stoffen): |
|||
- |
|||
Gevaarsymbool: |
- |
aanduiding: |
- |
R-zinnen |
- |
- |
|
|
|
|
|
S-zinnen |
36/37 |
Draag geschikte handschoenen en beschermende kleding |
|
|
|
|
|
Specifieke vermeldingen: DPD-zinnen |
DPD14 |
Inlichtingenblad aangaande de veiligheid is voor de professionele gebruiker op aanvraag verkrijgbaar |
|
|
|
|
|
Gewasbeschermings-middelenzin: DPD-zin |
DPD01 |
Volg de gebruiksaanwijzing om gevaar voor mens en milieu te voorkomen |
|
Kinderveilige sluiting verplicht? |
nvt |
||
Voelbare gevaarsaanduiding verplicht? |
nvt |
Eventuele toelichting op verschil met voorstel aanvrager/huidige etikettering: |
|
Gevaarsaanduiding: |
- |
R-zinnen: |
- |
S-zinnen |
S2, S13 en S20 worden niet standaard aan beroepsmatige middelen toegekend voor het aspect toxicologie. S36/37 wordt toegekend op basis van de arbeidstoxicologische risicobeoordeling voor de toepasser. |
Overige: |
DPD-14 wordt toegekend aan middelen welke niet voor het grote publiek bestemd zijn, waaraan geen gevaarsaanduiding is toegekend. |
Profiel milieuchemie en
-toxicologie
Het betreft een aanvraag tot voorlopige
toelating voor een insecticide in de teelt van aardappel, wintertarwe en appel
en peer op basis van flonicamid. Het middel wordt 2 tot 3 maal toegepast met
een maximale totaal dosering van 0,42 kg middel./ha. (=0,21 kg w.s./ha).
Een overzicht van
het toepassingsgebied met betrekking tot toelating van het middel wordt
weergegeven in tabel M.1.
Tabel M.1:Toepassingsoverzicht
Nr. toep. |
Toepassing |
Dosering w.s. [kg/ha] |
Freq. |
Interval [dag] |
Tijdstip toepassing |
1 |
Aardappel |
0,08 |
2 |
21 |
voorjaar |
2 |
Wintertarwe |
0,07 |
2 |
21 |
voorjaar |
3 |
Appel en peer |
0,07 |
3 |
21 |
voorjaar |
Flonicamid
is een nieuwe stof, nog niet geplaatst op Annex 1. RMS is Frankrijk. Er is een
concept-monografie beschikbaar, waarop Nederlands commentaar is geleverd
(07/2005). Voor de
risicobeoordeling van milieu-aspecten is gebruik gemaakt van de voorlopige
eindpuntenlijst. In de eindpuntenlijst is Nederlands commentaar en enkele
toevoegingen cursief weergegeven.
Fate and Behaviour in the
Environment
Route of
degradation (aerobic) in soil
Mineralization
after 100 days |
47-56.6 % after
30 d |
Non-extractable residues
after 100 days |
29.6-43.3 % after
30 d |
Relevant metabolites - name
and/or code, % of applied (range and maximum) |
TFNA : 12.2-36.4 % after
1-3 d TFNA-OH : 12.1-21.3 % after
2-7 d TFNG-AM : 7.8-10.2 % after
0.3-2 d TFNG : < 3.9 % TFNA-AM : 7.6 % after 7 d |
Route of
degradation in soil - Supplemental studies
Anaerobic
degradation |
No data provided,
not required (April-July applications) |
Soil photolysis |
DT50 :
53 d (dark), 22 d (continous artificial light) TFNG-AM : 13.8 %
(dark), 29.5 % (light) after Negligible role of
photodegradation |
Rate of
degradation in soil
Method
of calculation |
R2
> 0.94 |
Laboratory
studies (range or median, with n value, with r2 value) |
DT50lab
(20°C,
aerobic): Flonicamid :
0.7-1.8 d (mean 1.1 d), 4 soils (pH 6.2-7.2) TFNA : 0.29-0.46
d (mean 0.4 d), 3 soils (pH 5.7-6.8) TFNA-OH : 1.0-2.6
d (mean 1.6 d), 3 soils (pH 5.7-6.8) TFNG-AM : 0.2-1.0
(mean 0.5 d), 3 soils (pH 6.2-7.0) TFNG : 0.1-1.1 d (mean 0.5
d), 3 soils (pH 5.7-6.8) TFNA-AM : 1.2-2.6 d (mean
1.6 d), 3 soils (pH 6.2-7.0) |
|
DT90lab (20°C,
aerobic): Flonicamid :
2.3-6.0 d (mean 3.5 d) TFNA : 1.0-1.5 d
(mean 1.3 d) TFNA-OH : 3.4-8.7
d (mean 5.4 d) TFNG-AM : 0.6-3.3
(mean 1.6 d) TFNG : 0.4-3.5 d
(mean 1.5 d) TFNA-AM : 3.4-8.5
d (mean 5.2 d) |
|
DT50lab
(10°C,
aerobic): Flonicamid : 2.4
d TFNA : 0.99 d TFNA-OH : 4.5 d TFNG-AM : 0.7 d TFNG : 0.3 d TFNA-AM : 4.5 d |
|
DT50lab
(20°C,
anaerobic): No data, not required
(April-July applications) |
|
degradation in the
saturated zone: |
Field
studies (state location, range or median with n value) |
DT50f:
: no data, not required |
|
DT90f:
: no data, not required |
Soil
accumulation and plateau concentration |
No data, not required |
Soil
adsorption/desorption
Kf/Koc Kd pH
dependence (yes/no) (if yes type of dependence) |
Flonicamid Kd : 0.03-0.17 L/kg Kdoc : 0.7-3 (mean
1.6) 4 soils (pH 6.5-7.6) TFNA Kd : < 0.02 L/kg Kdoc : < 3.0 (mean
about 2.0) 4 soils (pH 5.7-7.2) TFNA-OH Kd : < 0.06 L/kg Kdoc : < 4.4 (mean
about 3.0) 4 soils (pH 5.7-7.2) TFNG-AM Kd : 0.04-0.32 L/kg Kdoc : 5.5-13.2 (mean
9.2) 4 soils (pH 5.6-7.2) TFNG Kd : < 0.03 L/kg Kdoc : < 4.0 (mean about 1.6) 4 soils (5.7-7.2) TFNA-AM Kd : 0.03-0.20 L/kg Kdoc : 2.8-12.1 (mean
6.2) 9 soils (pH 5.6-8.4) |
Mobility
in soil
Column
leaching |
No data provided,
not required |
Aged
residues leaching |
No data provided, not
required |
Lysimeter/field
leaching studies |
No data provided |
Route and rate of degradation in
water (Annex IIA, point 7.2.1)
Hydrolysis of
active substance and relevant metabolites (DT50) (state pH and
temperature) |
pH 4 : flonicamid
and TFNA are stable |
|
pH 7: flonicamid
and TFNA are stable |
|
pH 9 : DT50 204
d (25° C), 17.1 d (40° C), 9.0 d (50° C) TFNG-AM : 65.1 %
after 20 d at 50° C TFNG : 85.7 %
after 120 d at 50° C TFNA : stable |
Photolytic degradation of
active substance and relevant metabolites |
pH 7 , 23° C : stable
(dark), DT50 267 d (continuous artificial light). Negligible role of photo
degradation |
Readily
biodegradable (yes/no) |
No |
Degradation
in - DT50 water water/sediment - DT90 water - DT50
sediment - DT50
whole system - DT90
whole system |
30.3-37.3 d 100.5-123.8 d 41-69 d 35.7-43.6 d 118.7-144.8 d |
Mineralization |
15.6-59.1 %
(136-145 d) |
Non-extractable residues |
38.4-75.4 %
(136-145 d) |
Distribution in water /
sediment systems (active substance) |
Max. 17.8-43.7 % after 3 d
due to high sediment:water ratio (1:4) and to high OC content up to 10.2 %
(DT50 41-69 d) |
Distribution in
water / sediment systems (metabolites) |
TFNA : max. 9.6 %
in water after 30 d (apparent DT50 60 d) and 9.2 % in sediment
after 42 d (apparent DT50 59 d). TFNA-OH : max.
12.5 % in water after 42 d (apparent DT50 49 d) and < 2.2 % in
sediment. TFNG : < 3.7 %
in water and < 2.7 % in sediment. TFNA-AM : <
0.9 % in water and < 1.1 % in sediment. |
Fate and behaviour in air (Annex IIA, point
7.2.2, Annex III, point 9.3)
Direct photolysis
in air |
|
Quantum yield of
direct phototransformation |
|
Photochemical
oxidative degradation in air |
Latitude:
................ Season:
................. DT50 ..13.7
d |
Volatilization |
from plant
surfaces: no data provided |
|
from soil: no data provided |
Definition of the
Residue (Annex IIA, point 7.3) |
|
Relevant to the
environment |
Soil :
flonicamid, TFNA, TFNA-OH, TFNG-AM, TFNG, TFNA-AM residue :
flonicamid Groundwater :
flonicamid Surface water :
flonicamid, TFNA, TFNA-OH residue :
flonicamid |
Monitoring data,
if available (Annex IIA, point 7.4) |
|
Soil (indicate
location and type of study) |
No data |
Surface water
(indicate location and type of study) |
No data |
Ground water
(indicate location and type of study) |
No data |
Air (indicate
location and type of study) |
No data |
Classification and proposed
labelling (Annex IIA, point 10)
with regard to
fate and behaviour data |
R53 |
Effects
on Non-target Species
Effects on terrestrial vertebrates (Annex
IIA, point 8.1, Annex IIIA, points 10.1 and 10.3)
Toxicity to mammals |
Short-term LD50 = 884 mg
a.s./kg bw Long-term NOEL = 7.32 mg a.s./kg bw/d =
200 mg a.s./kg diet |
Acute toxicity to birds |
LD50 (quail, both sexes) >
2000 mg a.s./kg bw LD50 (duck, male) = 2621 mg
a.s./kg bw LD50 (duck, female) = 1591 mg
a.s./kg bw |
Dietary toxicity to birds |
LD50 (quail) > 411 mg
a.s./kg bw/d =
> 5000 mg a.s./kg diet LD50 (duck) > 301.8 mg
a.s./kg bw/d = > 5000 mg
a.s./kg diet |
Reproductive toxicity to birds |
NOEL (quail) = 90 mg a.s./kg bw/d =
1000 mg a.s./kg diet NOEL
(duck) = 59 mg a.s./kg bw/d =
1000 mg a.s./kg diet |
Toxicity data for
aquatic species (most sensitive species of each group) (Annex
IIA, point 8.2,
Annex IIIA,
point 10.2) |
||||
Group |
Test substance |
Time-scale |
Endpoint |
Toxicity (mg/l) |
Laboratory tests |
||||
O. mykiss |
a.s. |
acute |
LC50-96 h |
> 100 mg a.s./L |
O. mykiss |
IKI-220 50%WG |
acute |
LC50-96 h |
> 51 mg a.s./L |
L. macrochirus |
a.s. |
acute |
LC50-96 h |
> 100 mg a.s./L |
P. promelas |
a.s. |
chronic |
NOEC-33 d |
10 mg a.s./L |
D. magna |
a.s. |
acute |
EC50-48 h |
> 100 mg a.s./L |
D. magna |
IKI-220 50%WG |
acute |
EC50-48 h |
> 51 mg a.s./L |
D. magna |
a.s. |
chronic |
NOEC-21 d |
3.1 mg a.s./L |
Ps. subcapitata |
a.s. |
|
EbC50-72 h ErC50-72 h |
> 100 mg a.s./L > 100 mg a.s./L |
Ps. subcapitata |
IKI-220 50%WG |
|
EbC50-72 h ErC50-72 h |
43 mg a.s./L > 51 mg a.s./L |
L. gibba |
a.s. |
|
NOEC-7 d |
119 mg a.s./L |
C. riparius |
a.s. |
acute |
LC50-48 h |
> 200 mg a.s./L |
C. riparius |
a.s. |
chronic |
NOEC-28 d |
25 mg a.s./L |
Metabolites |
||||
O. mykiss |
TFNA |
acute |
LC50-96 h |
> 100 mg a.s./L |
D. magna |
|
acute |
EC50-48 h |
> 100 mg a.s./L |
Ps. subcapitata |
|
|
EbC50-72 h ErC50-72 h |
> 100 mg a.s./L > 100 mg a.s./L |
O. mykiss |
TFNA-OH |
acute |
LC50-96 h |
29 mg a.s./L |
D. magna |
|
acute |
EC50-48 h |
> 100 mg a.s./L |
Ps. subcapitata |
|
|
EbC50-72 h ErC50-72 h |
> 100 mg a.s./L > 100 mg a.s./L |
O. mykiss |
TFNA-AM |
acute |
LC50-96 h |
> 100 mg a.s./L |
D. magna |
|
acute |
EC50-48 h |
> 100 mg a.s./L |
Ps. subcapitata |
|
|
EbC50-72 h ErC50-72 h |
> 100 mg a.s./L > 100 mg a.s./L |
O. mykiss |
TFNG-AM |
acute |
LC50-96 h |
> 100 mg a.s./L |
D. magna |
|
acute |
EC50-48 h |
> 100 mg a.s./L |
Ps. subcapitata |
|
|
EbC50-72 h ErC50-72 h |
> 100 mg a.s./L > 100 mg a.s./L |
Bioconcentration |
|
Bioconcentration factor (BCF) |
logPow = 0.3 (i.e., < 3) |
Annex VI Trigger:for the bioconcentration factor |
|
Clearance time (CT50) (CT90) |
|
|
Effects on honeybees (Annex IIA, point
8.3.1, Annex IIIA, point 10.4)
Acute oral toxicity |
> 53.3 µg a.s./bee |
Acute contact toxicity |
> 51.1 µg a.s./bee |
Field or
semi-field tests: Six tunnel tests were performed. Only slight and transient
effects were observed in some tests. No risk is expected for uses on potatoes
and wheat. For other uses, see Member States. |
Effects on other
arthropod species (Annex IIA, point 8.3.2, Annex IIIA, point 10.5)
Risk assessment according to ESCORT 2
Species |
Stage |
Test Substance1 |
Dose (g a.s./ha) |
Endpoint |
Adverse
effect2 |
Annex
VI Trigger |
Laboratory tests |
||||||
A. rhopalosiphi (standard test) |
adults |
IKI-220 50% WG |
80 |
mortality |
22.2% |
30% |
A. rhopalosiphi (ext test) |
adults |
|
85 |
mortality |
4.4% |
50% |
T. pyri (standard test) |
protonymphs |
|
80 |
mortality |
100% |
30% |
T. pyri (ext test) |
protonymphs |
|
85 |
mortality |
23.3% |
50% |
C. septempunctata (standard test) |
larvae |
|
80 |
mortality |
30% |
30% |
C. septempunctata (ext test) |
larvae |
|
85 |
mortality |
6.1% |
50% |
C. carnea (ext test) |
larvae |
|
85 |
mortality |
18.8% |
50% |
P. cupreus (standard test) |
adults |
|
45 |
mortality |
3.3% |
50% |
E. balteatus (ext test) |
larvae |
|
85 |
mortality |
2.3% |
50% |
Field or semi-field tests: no data. |
1 Test
substance IKI-220 50% WG = TEPPEKI = 50% flonicamid 2 Adverse effect means: x % effect on
mortality = x % increase of mortality compared to control y % effect on a
sublethal parameter = y % decrease of sublethal paramether compared to
control (sublethal parameters are e.g. reproduction,
parasitism, food consumption) When
effects are favourable for the test organisms, a + sign is used for the
sublethal effect percentages (i.e. increase of e.g. reproduction) and a –
sign for mortality effect percentages (i.e. decrease of mortality). |
Effects on earthworms (Annex IIA, point
8.4, Annex IIIA, point 10.6)
Acute toxicity |
flonicamid > 1000 mg a.s./kg soil TFNA > 100 mg a.s./kg soil TFNA-OH > 100 mg a.s./kg soil TFNG-AM > 100 mg a.s./kg soil TFNA-AM > 100 mg a.s./kg soil |
Reproductive toxicity |
not required |
Effects on soil micro-organisms (Annex
IIA, point 8.5, Annex IIIA, point 10.7)
Nitrogen transformation |
0.105 kg a.s./ha: no effect > 25% |
Carbon mineralization |
0.105 kg a.s./ha: no effect > 25% |
Classification and
proposed labelling (Annex IIA, point 10)
with regard to ecotoxicological data |
Not classified |
Beoordeling van het risico voor
het milieu
Persistentie in de bodem
Voor Flonicamid is een gemiddelde laboratorium DT50-waarde beschikbaar van 1,1 dagen (range 0,7-1,8 dagen). Op basis van deze gegevens blijkt dat flonicamid een gemiddelde laboratorium DT50-waarde heeft van < 90 dagen. Tevens kan met voldoende zekerheid worden uitgesloten dat na 100 dagen er meer dan 70% grondgebonden residu van de begindosis in combinatie met minder dan 5% CO2 van de begindosis zal zijn gevormd.
Voor de metabolieten TFNA, TFNA-OH en TFNG-AM zijn de gemiddelde laboratorium
DT50-waarden respectievelijk 0,4; 1,6 en 0,5 dagen.
Gezien bovenstaande wordt voldaan aan de normen voor
persistentie zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB).
Uitspoeling naar het ondiepe grondwater
De
nieuwe beslisboom uitspoeling inclusief het nieuwe model GeoPEARL zijn eind
2004 vrijgegeven voor gebruik in de toelatingsbeoordeling.
In een brief van minister Veerman van het ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit aan de voorzitter van het College voor de Toelating
van Bestrijdingsmiddelen (CTB), vraagt hij het CTB om te anticiperen op de
revisie van de Regeling uitvoering milieutoelatingseisen bestrijdingsmiddelen
(Rumb 2000) voor wat betreft de beoordeling van uitspoeling naar het
grondwater.
Dit verzoek is gebaseerd op art. 3 van de Bestrijdingsmiddelenwet (stand
van de wetenschap) in combinatie met art. 6 van de Regeling (nieuwe modellen).
De
uitspoeling van flonicamid en de metabolieten TFNA, TFNA-OH en TFNG-AM
wordt in de eerste stap van de beslisboom berekend met Pearl 2.2.2. en het FOCUS-scenario
Kremsmünster.
De invoer bestaat uit de
worst-case dosering [van 2 x 0,08 kg w.s./ha], het gewas [aardappel] en de
interceptiewaarde behorend bij het gewas [0,15] [1].
(Hierbij is de totale dosering hoger dan bij de toepassing in fruit: dosering 3
x 0,07 kg w.s./ha, en de interceptiewaarde behorend bij het gewas 0,65).
Voor de metabolieten is de dosering gecorrigeerd voor
het maximale vormingspercentage. Voor de berekening van uitspoeling en
accumulatie is voor de werkzame stof uitgegaan van de volgende invoergegevens:
PEARL: DT50
voor afbraaksnelheid in grond (bij 20°C): ·
Flonicamid: 1,1 dagen (range 0,7 – 1,8 dagen). ·
TFNA: 0,4
dagen ·
TFNA-OH: 1,6
dagen ·
TFNG-AM: 0,5
dagen Kom (pH-onafhankelijk): ·
Flonicamid: 0,94 L/kg (range 0,4 – 1,8
L/kg). ·
TFNA: 1,18
L/kg ·
TFNA-OH: 1,76
L/kg ·
TFNG-AM: 5,41
L/kg Verzadigde dampspanning: 9,43 x 10-7 Pa (20°C) Oplosbaarheid in water 5,2 g/L (20°C) Molecuulmassa: 229,2 g/mol. Maximale vormingspercentages: TFNA: 26,4% TFNA-OH: 21,3% TFNG-AM: 10,2% Dosering moederstof: 0,08 kg/ha Frequentie: 2 Interval 21 dagen Overige parameters: standaard instelling PEARL |
Op
basis van de berekening met het PEARL-model gelden voor flonicamid en de
metaboliet de volgende verwachtingen voor voorjaarstoepassing:
Tabel M.2 Uitspoeling
flonicamid en metabolieten
Toepassing |
Stof |
Dosering w.s. |
Freq. |
Interval |
Fractie
op |
Conc.
grondwater |
|
|
[kg/ha] |
|
[d] |
bodem |
voorjaar
[mg/L] |
Aardappel |
Flonicamid |
0,08 |
2 |
21 |
0,75 |
<0,001 |
|
TFNA |
0,021 |
2 |
21 |
0,75 |
<0,001 |
|
TFNA-OH |
0,017 |
2 |
21 |
0,75 |
<0,001 |
|
TFNG-AM |
0,0082 |
2 |
21 |
0,75 |
<0,001 |
Uit bovenstaande blijkt dat de verwachte uitspoeling op grond van
PEARL-modelberekeningen voor flonicamid en de metabolieten TFNA, TFNA-OH en
TNFG-AM, voor al deze toepassingen kleiner is dan 0,01 mg/L. Derhalve voldoen de aangevraagde toepassingen aan de norm voor
uitspoeling conform de Uniforme Beginselen (UB).
Risicobeoordeling voor
aquatische organismen
Risicobeoordeling voor
waterorganismen
In tabel M.3 zijn voor flonicamid en
metabolieten TFNA en TFNA-OH de normen voor toxiciteit waterorganismen
afgeleid. De normen voor acute blootstelling zijn 0,01 maal de L(E)C50-waarde
(kreeftachtigen en vissen) en 0,1 de laagste EC50-waarde voor algen en
waterplanten. Per organisme wordt de laagste waarde als norm genomen. De normen
voor chronische blootstelling zijn 0,1 maal de laagste NOEC-waarde voor zowel
kreeftachtigen als vissen. Per organisme wordt de laagste waarde als norm
genomen.
Tabel M.3 Overzicht
normen toxiciteit waterorganismen flonicamid, TEPPEKI, TFNA en TFNA-OH
Teststof |
Organisme |
Laagste |
Veiligheids factor |
Norm |
||
|
|
L(E)C50 [mg/L] |
NOEC [mg/L] |
|
[mg/L] |
[µg/L] |
lonicamid |
Acuut |
|
|
|
|
|
|
Alg |
>100 |
|
10 |
>10 |
>10000 |
|
Kreeftachtigen |
>100 |
|
100 |
>1 |
>1000 |
|
Vissen |
>100 |
|
100 |
>1 |
>1000 |
|
Lemna |
>119 |
|
10 |
> 11,9 |
>11900 |
|
Chronisch |
|
|
|
|
|
|
Kreeftachtigen |
|
3,1 |
10 |
0,31 |
310 |
|
Vissen |
|
10 |
10 |
1 |
1000 |
TEPPEKI |
Alg |
43 |
|
10 |
4,3 |
4300 |
|
Kreeftachtigen |
>51 |
|
100 |
> 0,51 |
>510 |
|
Vissen |
>51 |
|
100 |
> 0,51 |
>510 |
TFNA |
Acuut |
|
|
|
|
|
|
Alg |
>100 |
|
10 |
>10 |
>10000 |
|
Kreeftachtigen |
>100 |
|
100 |
>1 |
>1000 |
|
Vissen |
>100 |
|
100 |
>1 |
>1000 |
TFNA-OH |
Acuut |
|
|
|
|
|
|
Alg |
>100 |
|
10 |
>10 |
>10000 |
|
Kreeftachtigen |
>100 |
|
100 |
>1 |
>1000 |
|
Vissen |
>100 |
|
100 |
>1 |
>1000 |
Het risico voor waterorganismen voor de verschillende toepassingen van flonicamid wordt ingeschat met behulp van berekeningen van de concentraties in het oppervlaktewater (sloot van 30 cm diepte) die ontstaan door overwaaien van flonicamid. Het overwaaipercentage is afhankelijk van de toepassing. De concentraties in het oppervlaktewater worden berekend m.b.v. het model TOXSWA, waarbij voor de werkzame stof (en de metabolieten) de volgende gegevens worden ingevoerd:
TOXSWA: Flonicamid: DT50 voor afbraaksnelheid in water bij 20°C: 33,8 dagen DT50 voor afbraaksnelheid in sediment bij 20°C: 55 dagen. Kom voor zwevend organische stof: 0,94 L/kg Kom voor sediment: 0,94 L/kg Verzadigde dampspanning: 9,43 x 10-7 Pa (20°C) Oplosbaarheid in water 5,2 g/L (20°C) Molecuulmassa: 229,2 g/mol. Vormingspercentage
TFNA: 9,6% TFNA-OH:
12,5% Overige parameters: standaard instelling TOXSWA |
Aangezien er nog geen standaard methode is om de
afzonderlijke afbraaksnelheden in water en sediment uit de water/sedimentstudie
te bepalen, wordt voorlopig de DT50 systeem in de waterfase
ingevuld en wordt geen afbraak in het sediment verondersteld. Dit laatste wordt
gesimuleerd door een DT50-waarde van 10.000 dagen in te voeren. Deze methode komt overeen met de methode zoals
gebruikt in SLOOTBOX, er is als zodanig geen aanpassing van het toetsingskader.
In eerste instantie is alleen toepassing in appel
en peer doorberekend. Dit kan als worst-case toepassing worden beschouwd
vanwege de hoogste dosering (3 x 0,07) en driftpercentage
(17% voor 1 mei en 7 % na 1 mei voor fruit teelt)
In de tabel M.4 is voor flonicamid per toepassingsgebied het overwaaipercentage en
de berekende concentratie in het oppervlaktewater aangegeven.
In tabel M.5 is aangegeven of er en zo ja, in
welke mate, overschrijding plaatsvindt van de normen voor waterorganismen.
Tabel M.4 Overzicht concentraties flonicamid in oppervlaktewater
Stof |
Dosering w.s. |
Freq. |
Emis-sie |
interval |
PIEC [mg/L]1 |
PEC211 |
PEC281 |
|
[kg/ha] |
|
[%] |
[d] |
voorjaar |
voorjaar |
voorjaar |
Flonicamid (vóór 1 mei) |
0,07 |
3 |
17 |
21 |
10,1 |
6,93 |
7,48 |
Flonicamid (na 1 mei) |
0,07 |
3 |
7 |
21 |
4,17 |
2,85 |
3,08 |
1 Berekend volgens TOXSWA
Tabel M.5
Normoverschrijdingsfactoren flonicamid
Stof/ middel |
tijdstip |
PIEC1/
(0,1*NOEC) |
PIEC1/
(0,01*LC50) |
PIEC1/
(0,01*LC50) |
PIEC1/
(0,1*NOEC) |
PEC211/
(0,1*NOEC) |
PEC281/
(0,1*NOEC) |
|
|
alg |
kreeft |
vis |
waterplant |
kreeft |
vis |
Flonicamid |
<1 mei |
<0,001 |
<0,01 |
<0,01 |
<0,001 |
0,022 |
0,007 |
TEPPEKI |
<1 mei |
<0,002 |
<0,006 |
<0,006 |
- |
- |
- |
Flonicamid |
>1 mei |
<0,001 |
<0,004 |
<0,004 |
<0,001 |
0,009 |
0,003 |
TEPPEKI |
>1 mei |
<0,001 |
<0,008 |
<0,008 |
- |
- |
- |
1 Berekend volgens TOXSWA
Wanneer de
normoverschrijdingsfactoren vermeld in tabel M.5 in ogenschouw wordt genomen
blijkt dat de aangevraagde toepassingen van TEPPEKI voldoen aan de norm voor toxiciteit
waterorganismen zoals opgenomen in de Uniforme
Beginselen (UB).
Daar voor de metabolieten van
flonicamid de dosering lager is en de toxiciteit vergelijkbaar is met de
moederstof wordt er een gering risico verondersteld. Hiermee wordt ook voor de
metabolieten voldaan aan de norm voor waterorganismen, zoals opgenomen in de
Uniforme Beginselen.
Drinkwatercriterium
Uit de uitspraak van het College
van Beroep voor het bedrijfsleven van
19 augustus 2005 (Awb 04/37) volgt dat het Ctb bij een toelating, op grond van
de wetenschappelijke en technische kennis, aan de hand van de ingediende
gegevens bij de aanvraag, ook aan het drinkwatercriterium ten aanzien van voor
drinkwater bestemd oppervlaktewater moet toetsen om vast te stellen of het
middel geen voor het milieu onaanvaardbaar effect heeft. Op dit punt is geen
rekenmodel beschikbaar. Mogelijk beschikbare gegevens kunnen hierdoor niet
adequaat worden verwerkt. Het is derhalve niet mogelijk te komen tot een
wetenschappelijk verantwoorde vaststelling van een verwachting omtrent dit
criterium.
Het Ctb heeft niet het instrumentarium meegekregen om het oppervlaktewater waaruit drinkwater wordt gewonnen aan de drinkwaternorm te toetsen. Om evenwel tegemoet te komen aan de uitspraak - waaruit is op te maken dat het Ctb zich dient in te spannen om te komen tot een oordeel over dit punt - en als overgangsperiode, ter voorkoming dat geen enkele toelating meer kan worden afgegeven in de periode dat een model wordt ontwikkeld en gegevens gegenereerd moeten worden voor de toelatingsaanvraag, heeft het Ctb bezien of het onderhavige middel en de werkzame stof aanleiding zou kunnen zijn voor zorg omtrent het drinkwatercriterium. Uit de algemene wetenschappelijke kennis die het Ctb heeft achterhaald over het middel en de werkzame stof is het Ctb van oordeel dat er in dit geval geen concrete aanwijzingen zijn voor zorg omtrent de gevolgen van dit middel bij gebruik conform het gebruiksvoorschrift voor oppervlaktewater waaruit drinkwater wordt gewonnen. In het licht van deze benadering verwacht het Ctb geen overschrijding van de drinkwaternorm. Op dit punt lijkt het middel geen voor het milieu onaanvaardbaar effect te hebben.
Risicobeoordeling
voor sedimentorganismen
Het risico voor
sedimentorganismen voor de toepassing van TEPPEKI wordt eveneens ingeschat met behulp van
berekeningen van de concentraties in het oppervlaktewater (sloot van 30 cm
diepte) die ontstaan door overwaaien van flonicamid. Er is een gering risico
wanneer de PIEC / (0,1 x NOEC) < 1. De norm voor chronische blootstelling is
0,1 maal de laagste NOEC-waarde voor sedimentorganismen. De NOEC waarde voor
sedimentorganismen is 25 mg/L.
De norm voor
sedimentorganismen wordt berekend op
250 µg/L. Die hoogste PIEC berekend in TOXSWA bedraagt 10,1 µg/L. De maximale
normoverschrijding is dan 10,1 / 250 = 0,040.
Hiermee is het risico
voor sedimentorganismen bij de aangevraagde toepassingen van TEPPEKI gering en
wordt er voldaan aan de norm voor toxiciteit sedimentorganismen zoals
opgenomen in de UB.
Metaboliet TFNA wordt voor 9,2% in sediment gevonden. Aangezien deze metaboliet niet giftig is voor Daphnia (LC50 > 10 mg/L) is het onwaarschijnlijk dat de trigger NOEC < 0,1 mg/L wordt overschreden. Onderzoek met sedimentorganismen is derhalve niet vereist.
Risicobeoordeling voor bioconcentratie
Er is geen BCF waarde voor flonicamid beschikbaar. Aangezien de Log Kow
0,3 is en hiermee < 3, is dit geen vereiste. Er wordt voldaan aan de norm op
bioconcentratie zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen.
Risicobeoordeling voor terrestrische organismen
Risicobeoordeling voor vogels
Vogels kunnen worden blootgesteld aan TEPPEKI door voedsel (bespoten insecten, zaden, bladeren), het drinken van oppervlaktewater en als gevolg van doorvergiftiging.
Voedsel en drinkwater
In de Uniforme Beginselen (UB) is de norm voor
acute blootstelling gesteld op
0,1*LD50-waarde, de norm voor korte termijn blootstelling 0,1*LC50-waarde
en de norm voor chronische blootstelling gesteld op 0,2*NOEC-waarde. Zie tabel
M.6 voor de toxiciteitswaarden van flonicamid.
Tabel M.6: Overzicht toxiciteitswaarden flonicamid en TEPPEKI voor vogels
Stof |
LD50 [mg w.s./kg lg] |
LC50 [mg/kg voer] |
NOEC [mg/kg voer] |
Flonicamid. |
1591 |
> 5000 |
1000 |
De concentratie in het voer is berekend door
middel van de relatie opgesteld door Luttik (2001). Voor herhaalde toepassingen
wordt de PIEC berekend als zijnde drie maal de maximale dosering (toepassing in
appel en peer). Er wordt geen rekening gehouden met tussentijdse afbraak op
voedsel (worst case). Zie tabel M.7 voor de PIEC in het voer en tabel M.8 voor
de normoverschrijdingsfactoren. De risico’s worden berekend voor een kleine
vogelsoort met een lichaamsgewicht van 10 gram met een dagelijkse voedselopname
(bladeren, bladerrijk gewas, voedergewassen en kleine zaden) van 2,9 gram en
een dagelijkse waterconsumptie van
3,0 gram.
Tabel M.7
Concentratie flonicamid in voer
Stof |
Dosering |
Concentratie in voer |
Aantal toepassingen |
PIECvoer |
|
kg w.s./ha |
mg w.s./kg |
|
mg w.s./kg |
Flonicamid |
0,07 |
1,75 |
3 |
5,25 |
*
50-percentiel
concentratie in het voer direct na de toepassing op “bladeren, bladerrijk
gewas, voedergewassen en kleine zaden” is volgens Luttik (2001): 25 * D
(D=dosering in kg/ha)
Tabel M.8
Normoverschrijdingsfactoren flonicamid via voer
Stof |
Normoverschrijding PIECvoer*DFI/0,1*LD50 |
Normoverschrijding PIECvoer/0,1*LC50 |
Normoverschrijding PIECvoer/0,2*NOEC |
Flonicamid |
<0,0096 |
<0,011 |
0,026 |
Zie tabel M.9 voor de normoverschrijdingsfactoren
voor blootstelling via drinkwater.
Tabel M.9 Normoverschrijdingsfactor
flonicamid en TEPPEKI via drinkwater
Stof |
Dosering (kg w.s./ha) |
Aantal toepassingen |
Drift |
PIEC water* (µg w.s./L) |
Normoverschrijding PIEC*DWI/(0,1*LD50) |
Flonicamid |
0,07 |
3 |
17% |
10,1 |
<0,001 |
*berekend volgens TOXSWA
Uit bovenstaande blijkt dat er een gering risico
is voor vogels via voer en drinkwater. Er wordt voldaan aan de norm acute en
chronische norm voor vogels, zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen.
Doorvergiftiging
Vanwege de lage Log
Kow van 0,3 wordt het risico op doorvergiftiging gering geacht. Er wordt
voldaan aan de norm op doorvergiftiging bij vogels, zoals opgenomen in de
Uniforme Beginselen.
Risicobeoordeling voor zoogdieren
Zoogdieren kunnen worden blootgesteld aan TEPPEKI door voedsel (bespoten insecten, zaden, bladeren), het drinken van oppervlaktewater en als gevolg van doorvergiftiging.
Voedsel en drinkwater
In de Uniforme Beginselen (UB) is de norm voor
acute blootstelling gesteld op 0,1*LD50-waarde, de norm voor korte
termijn blootstelling 0,1*LC50-waarde en de norm voor chronische
blootstelling gesteld op 0,2*NOEC-waarde. Voor herhaalde toepassingen wordt de
PIEC berekend als zijnde drie maal de maximale dosering (toepassing in appel en
peer). Er wordt geen rekening gehouden met tussentijdse afbraak op voedsel
(worst case). Zie tabel M.10 voor de toxiciteitswaarden van flonicamid.
Tabel M.10: Overzicht toxiciteitswaarden flonicamid voor zoogdieren
Stof |
LD50 [mg w.s./kg lg] |
NOEC [mg/kg voer] |
Flonicamid |
884 |
200 |
De concentratie in het voer is berekend door
middel van de relatie opgesteld door Luttik (2001). Zie tabel M.11 voor de PIEC
in het voer en tabel M.12 voor de normoverschrijdingsfactoren. De PIEC voer is
voor beide toepassingen gelijk. De risico’s worden berekend voor een klein
zoogdier met een lichaamsgewicht van 6 gram met een dagelijkse voedselopname
(insecten, bladeren, bladerrijk gewas, voedergewassen en kleine zaden) van
1,025 gram en een dagelijkse waterconsumptie van 1,8 gram.
Tabel M.11
Concentratie flonicamid in voer
Stof |
Dosering |
Concentratie in voer |
Aantal toepassingen |
PIECvoer |
|
kg w.s./ha |
mg w.s./kg |
|
mg w.s./kg |
Flonicamid |
0,07 |
1,75 |
3 |
5,25 |
*
50-percentiel
concentratie in het voer direct na de toepassing op “bladeren, bladerrijk
gewas, voedergewassen en kleine zaden” is volgens Luttik (2001): 25 * D
(D=dosering in kg/ha)
Tabel M.12
Normoverschrijdingsfactoren flonicamid via voer
Stof |
Normoverschrijding PIECvoer*DFI/0,1*LD50 |
Normoverschrijding PIECvoer/0,2*NOEC |
Flonicamid |
0,010 |
0,13 |
Zie tabel M.13 voor de normoverschrijdingsfactoren
voor blootstelling via drinkwater.
Tabel M.13
Normoverschrijdingsfactor flonicamid via drinkwater
Stof |
Dosering (kg w.s./ha) |
Aantal toepassingen |
Drift |
PIEC water* (µg w.s./L) |
Normoverschrijding PIEC*DWI/(0,1*LD50) |
Flonicamid |
0,07 |
3 |
17% |
10,1 |
<0,001 |
*berekend volgens TOXSWA
Uit bovenstaande blijkt dat er een gering risico
is voor zoogdieren via voer en drinkwater.
Er
wordt voldaan aan de norm acute
en chronische norm voor zoogdieren, zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen.
Doorvergiftiging
Vanwege de lage Log
Kow van 0,3 wordt het risico op doorvergiftiging gering geacht.
Er wordt voldaan
aan de norm op doorvergiftiging bij vogels, zoals opgenomen in de Uniforme
Beginselen.
Risicobeoordeling voor bijen en hommels
Op grond van de verhouding
tussen de eenmalige maximale dosering (80 g w.s./ha) en toxiciteit (51,1 µg
w.s./bij), welke <1,57 bedraagt, en hiermee < 50 is er sprake van een
gering risico voor bijen.
Omdat flonicamid een
systemische werking heeft zijn er zes tunneltesten uitgevoerd
(0,14-0,16 kg /ha, bij bloeiende gewassen). Hierbij zijn geen nadelige effecten
gevonden.
In enkele gevallen werden de
bespoten planten op de eerste dag minder bezocht door bijen.
Hiermee voldoet deze toepassing
aan de norm voor bijen en hommels zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB).
Risicobeoordeling voor niet-doelwit arthropoden
Vanwege de snelle
dissipatietijd van flonicamid (DT50bodem 1,1 dagen, DT50blad
< 1 dag) en het interval van 21 dagen kunnen is ophoping onwaarschijnlijk en
kunnen de toepassingen als enkelvoudige toepassingen worden beschouwd. De
risicobeoordeling wordt daarom afgelijk van een maximale enkelvoudige
toepassing van 0,08 kg w.s./ha.
Standaardsoorten: Typhlodromus pyri en Aphidius
rhopalosiphi:
In de standaard
laboratorium proeven met T. pyri was bij een dosering van 80 g w.s./ha
de mortaliteit 100%, welke hoger is dan de trigger van 30%. Bij een extended
laboratorium test was bij een dosering van 85 g w.s/ha de mortaliteit 23% en
was er een positief effect op de reproductie van 7%, welke kleiner zijn dan de
trigger voor extended laboratorium studie van 50%. Voor A. rhopalosiphi werd
in een standaard test met een dosering van 80 g w.s./ha een mortaliteit van 22%
gevonden. Bij deze test is niet gekeken naar reproductie. Er is ook een
extended laboratorium studie uitgevoerd, waarbij bij een dosering van 85 g
w.s./ha een mortaliteit van 4% en een verminderde reproductie van 10% is
gevonden. Dit is < 50% en hiermee wordt er een gering risico verwacht voor de
standaard soorten.
Teeltrelevante bladbewonende soorten: Coccinella
septempunctata, Chrysoperla carnea en Episyrphus balteatus
In een standaard
laboratorium test is er voor C.
septempunctata bij een dosering
van
210 g werkzame stof (w.s.)/ha en mortaliteit van 30% gevonden. Sublethale
effecten zijn in deze test niet bekeken. Er is ook een extended laboratorium
studie beschikbaar waarbij bij een dosering van 85 g w.s./ha er een mortaliteit
van 6,1% is en een verminderde reproductie van 14%. Voor C. carnea en E. balteatus werden er in extended laboratorium studies
bij een dosering van 85 g w.s./ha een maximaal negatief effect van 30%
gevonden.
De trigger van 50%
voor extended laboratoriumstudies wordt voor deze
niet-doelwitarthropoden niet overschreden
Uit bovenstaande
blijkt dat er bij onderhavige toepassingen een gering risico is voor
niet-doelwit arthropoden. Er wordt voldaan aan de norm voor niet-doelwit
arthropoden, zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen.
Risicobeoordeling voor regenwormen
De norm
voor regenwormen wordt gebaseerd op de norm uit de Uniforme Beginselen (UB).
Dat
betekent dat de norm voor de PIEC gesteld wordt op 0,1 maal de LC50.
De norm bedraagt op basis van de naar 4,7% organische stof genormaliseerde
14-dagen LC50 van flonicamid
(> 1000 mg w.s./kg) voor regenwormen van 47 mg/kg.
Tabel M.14 Overzicht concentraties in bodem en normoverschrijding
Stof |
Dosering [kg/ha] |
Freq. |
Inter-val [dag] |
Fractie op bodem |
PIEC bodem [mg/kg] |
Norm-overschrijding |
Flonicamid |
0,08 |
2 |
21 |
0,75 |
0,80 |
<0,017 |
De verhouding PIEC/LC50 is < 0,0017, de
frequentie is maximaal 3 x en de DT90-waarde is <100. Derhalve is
sublethaal onderzoek niet noodzakelijk.
Voor de metabolieten TFNA,
TFNA-OH, TFNG-AM en TFNA-AM is er een LC50 van > 100 mg w.s./kg
grond. De dosering is lager dan die van de moederstof. Voor deze metabolieten
wordt een gering risico verondersteld.
Hiermee wordt er voldaan aan de norm voor regenwormen, zoals
opgenomen in de Uniforme Beginselen.
Risicobeoordeling voor bodemmicro-organismen
Bij doseringen van
0,105 kg w.s./ha zijn bij de bodemrespiratie en nitrificatie geen effecten
> 25% gevonden.
Hiermee wordt er voldaan aan de norm voor micro-organismen, zoals opgenomen in
de Uniforme Beginselen.
Etikettering milieu
Voorstel voor classificatie werkzame stof
flonicamid (symbolen en R-zinnen)
(EU
classificatie)
Symbool: |
- |
- |
R-zinnen |
- |
- |
Conclusie met betrekking tot milieu
1.
Flonicamid
en de metabolieten TFNA, TFNA-OH en TFNG-AM voldoen aan de norm voor persistentie
zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB).
2.
de
aangevraagde toepassingen van TEPPEKI voldoen aan de normen voor uitspoeling
naar het ondiepe grondwater zoals opgenomen de Uniforme Beginselen (UB).
3.
deze
toepassingen van TEPPEKI voldoen aan de normen voor toxiciteit waterorganismen
zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB).
4.
Flonicamid
voldoet aan de normen voor bioconcentratie zoals opgenomen in de Uniforme
Beginselen (UB).
5.
deze toepassingen van TEPPEKI voldoen aan de norm voor
sedimentorganismen zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB).
6.
deze toepassingen van TEPPEKI voldoen aan de norm voor
vogels zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB).
7.
deze toepassingen van TEPPEKI voldoen aan de norm voor
zoogdieren zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB).
8.
deze toepassingen van TEPPEKI voldoen aan de norm voor bijen
en hommels zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB).
9.
deze toepassingen van TEPPEKI voldoen aan de norm voor
niet-doelwit arthropoden zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB).
10.deze
toepassingen van TEPPEKI voldoen aan de norm voor regenwormen zoals opgenomen in de Uniforme
Beginselen (UB)
11.deze
toepassingen van TEPPEKI voldoen aan de norm voor bodemmicro-organismen zoals opgenomen in de
Uniforme Beginselen (UB).
Ontbrekende gegevens
Er ontbreken geen
gegevens.
Conclusie
Bij gebruik volgens het wettelijk gebruiksvoorschrift en gebruiksaanwijzing is het middel TEPPEKI, op basis van flonicamid, voldoende werkzaam en heeft het geen schadelijke uitwerking op de gezondheid van de mens en het milieu (artikel 3, 3a en 24 Bestrijdingsmiddelenwet 1962).
Als NL-einddatum voor de werkzame stof flonicamid wordt 1 december 2008 vastgesteld.
Als expiratiedatum van TEPPEKI wordt 1 december 2008 vastgesteld.
(= NL-einddatum flonicamid).
Vragen die voortkomen uit de EU-beoordeling zullen onverkort gelden voor de Nederlandse beoordeling.
De volgende etikettering
wordt vastgesteld:
Gevaarsymbool: |
- |
aanduiding: |
- |
R-zinnen |
- |
- |
|
|
|
|
|
S-zinnen |
S21 |
Niet roken tijdens gebruik |
|
|
S36/37 |
Draag geschikte handschoenen en beschermende kleding |
|
|
|
|
|
Specifieke vermeldingen: DPD-zinnen |
DPD14 |
Inlichtingenblad aangaande de veiligheid is voor de professionele gebruiker op aanvraag verkrijgbaar |
|
Gewasbeschermings-middelenzin: DPD-zin |
DPD01 |
Volg de gebruiksaanwijzing om gevaar voor mens en milieu te voorkomen |
|
|
|
||
Kinderveilige sluiting verplicht? |
Nee |
||
Voelbare gevaarsaanduiding verplicht? |
Nee |
De voorlopige MRL van flonicamid wordt vastgesteld op:
Appel/peer |
0,2 mg/kg |
Aardappel |
0,1 mg/kg |
Tarwe |
2,0 mg/kg |
Voor een toekomstige
beoordeling dienen de volgende gegevens geleverd te worden:
De specificatie van de werkzame stof is gebaseerd op test batches. Wanneer de stof in productie wordt genomen dienen batches uit deze grote-schaal productie te worden overlegd voor beoordeling.
Besluit:
·
Het College besluit de aanvraag tot voorlopige
toelating van het bestrijdingsmiddel TEPPEKI, 20040125 TG, op basis van
flonicamid, toegepast als insectenbestrijdingsmiddel in de teelt van consumptie-
en zetmeelaardappelen, wintertarwe, appel en peer te honoreren op grond van artikel 3 en 3a van de
Bestrijdingsmiddelenwet 1962. ·
Als NL-einddatum voor flonicamid wordt 1 december
2008 vastgesteld. ·
Als expiratiedatum voor TEPPEKI wordt 1 december 2008
vastgesteld ·
Etikettering:
·
De voorlopige MRL voor flonicamid wordt vastgesteld
op:
·
Vragen die
voortkomen uit de EU-beoordeling zullen onverkort gelden voor de Nederlandse beoordeling. |
HET
COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN BESTRIJDINGSMIDDELEN,
(voorzitter)
[1] De
methodologie is beschreven in het rapport "The new decision tree for the
evaluation of pesticide leaching from soils", A.M.A van der Linden,
J.J.T.I. Boesten, A.A. Cornelese, R. Kruijne, M. Leistra, J.B.H.J. Linders,
J.W. Pol, A. Tiktak and A.J. Verschoor, RIVM report 601450019/2004, RIVM,
Bilthoven (2004).