Het College
voor de Toelating
van
Bestrijdingsmiddelen,
beslissende op de aanvraag d.d. 22 mei 2003 (aanvraagnummer 20030242 TM) van
tot verkrijging van een
toelating als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Bestrijdingsmiddelenwet
1962 (Stb. 288) voor het middel
gelet op de artikelen 3,
3a, 4 en 5 van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962,
BESLUIT:
§ I Toelating
§ II Samenstelling,
vorm en afwerking
Onverminderd hetgeen
omtrent de samenstelling, vorm en afwerking bij de Regeling samenstelling
bestrijdingsmiddelen is bepaald, moeten:
§ III Gebruik
Het bestrijdingsmiddel mag slechts worden gebruikt met inachtneming van hetgeen in
bijlage I dezes onder A. is voorgeschreven.
§ IV Verpakking en
etikettering
Overeenkomstig artikel 15c, lid 1, onder b van de Nadere regels verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten:
- aard van het preparaat: Spuitpoeder
Overeenkomstig artikel 15d, lid 1 (biociden) en artikel 15e, onder b (gewasbeschermingsmiddelen) van de Nadere regels verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten:
- Werkzame stof: |
- Gehalte: |
|
||
|
Trichoderma harzianum Rifai T-22 |
1,0x10^9 cfu/g |
||
Overeenkomstig artikel 14, lid 1 tot en met lid 3 van de Nadere regels verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten:
- andere zeer giftige, giftige, bijtende of schadelijke stof(fen):
a.
hetgeen in bijlage I onder A. is vermeld.
b.
de in bijlage I dezes onder B. opgenomen tekst, met dien verstande, dat niet
alle daarin aangegeven toepassingen behoeven te worden vermeld en de inhoud
dier tekst slechts mag worden aangevuld met technische aanwijzingen voor een
goede bestrijding, mits deze niet met die tekst in strijd zijn.
c.
overeenkomstig
artikel 14, lid 4 tot en met lid 13 van de Nadere regels verpakking en
aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten, letterlijk en zonder enige
aanvulling, tenzij bij de veiligheidsaanbeveling cursief is aangegeven
dat een keuze moet worden gemaakt; dan dient de optie die van toepassing is op
het etiket te worden vermeld:
- Gevaarsymbool: |
- Aanduiding: |
|
||
|
Xn |
Schadelijk |
||
-
Waarschuwingszinnen:
Kan overgevoeligheid veroorzaken bij inademing of bij contact met de
huid.
-
Veiligheidsaanbevelingen:
Stof en spuitnevel niet inademen.
Draag geschikte handschoenen en beschermende kleding.
Draag een geschikte adembescherming (voorzien van een
P3 filter) tijdens het mengen/laden van het middel.
Bij
een ongeval of indien men zich onwel voelt onmiddellijk een arts raadplegen
(indien mogelijk hem dit etiket tonen).
d.
overeenkomstig
artikel 14, lid 13 en lid 14 van de Nadere regels verpakking en aanduiding
milieugevaarlijke stoffen en preparaten, letterlijk en zonder enige aanvulling:
-
Specifieke
vermeldingen:
Volg de
gebruiksaanwijzing om gevaar voor mens en milieu te voorkomen.
e. -
f. n.v.t.
g. n.v.t.
h. n.v.t.
Degene wiens belang
rechtstreeks bij dit besluit is betrokken kan gelet op artikel 8 van de
Bestrijdingsmiddelenwet 1962 en artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht, binnen zes weken na de dag waarop dit besluit bekend is gemaakt
een bezwaarschrift indienen bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft
genomen. Een dergelijk bezwaarschrift dient te worden geadresseerd aan: Het
College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen, Postbus 217, 6700 AE
WAGENINGEN.
HET
COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN BESTRIJDINGSMIDDELEN,
(voorzitter)
HET COLLEGE VOOR DE
TOELATING VAN BESTRIJDINGSMIDDELEN
BIJLAGE I bij het toelatingsbesluit van het middel TRIANUM-P,
toelatingsnummer 12699 N
A.
Wettelijk
gebruiksvoorschrift
Toegestaan is uitsluitend het gebruik als plantversterker toegepast door middel van een aangietbehandeling in:
a. Houtig kleinfruit
b. Groenteteelt
c. Kruidenteelt
d. Sierteeltgewassen
e. Openbare grasvegetatie
B.
Gebruiksaanwijzing
Algemeen
TRIANUM-P is een
plantversterker op basis van sporen van de schimmel Trichoderma harzianum stam T-22. Voor een optimaal effect dient
TRIANUM-P zo vroeg mogelijk in de teelt toegepast te worden.
Bereiding
oplossing
Om verstopping van
de apparatuur of druppelaars te voorkomen dienen filters met een maaswijdte
kleiner dan 150 µm voor de toepassing verwijderd te worden.
De vereiste
hoeveelheid poeder met water al roerende aanmengen tot een dunne pap.
De dunne pap daarna
aanvullen met water tot de benodigde hoeveelheid vloeistof is verkregen. Houd
de oplossing door roeren constant in beweging om uitzakken van het middel te
voorkomen. TRIANUM-P kan zonder speciale apparatuur aangegoten worden.
De vereiste
hoeveelheid poeder met water al roerende aanmengen tot een waterige oplossing.
Laat de oplossing 10 minuten staan en roer de oplossing vervolgens gedurende
5 minuten. Laat dan
de oplossing weer ongeveer 1 minuut staan en giet dan voorzichtig de vloeistof
(die het actieve ingrediënt bevat) af in het mengvat. Voeg vervolgens een
kleine hoeveelheid water toe aan het achtergebleven dragermateriaal om het
achtergebleven actieve ingrediënt te verwijderen. Roer de oplossing gedurende 1
minuut. De oplossing ongeveer 1 minuut laten staan en daarna de vloeistof
afgieten in het mengvat. De vloeistof daarna aanvullen met water tot de
benodigde hoeveelheid vloeistof is verkregen. Houd de oplossing d.m.v. roeren
constant in beweging om uitzakken van het middel te voorkomen.
Om neerslaan
kleideeltjes in leidingen te voorkomen op de dag van toepassing na toepassing
leidingen goed naspoelen.
Toepassingen
TRIANUM-P toedienen
vanaf het moment dat de bodemtemperatuur boven de 10°C ligt.
Gebruik voldoende
suspensie voor een goede doordringing van het groeimedium, maar voorkom
uitspoeling ervan.
Opkweek houtig kleinfruit, groenteteelt, kruidenteelt en
siergewassen.
Dosering: Direct na het zaaien of stekken
(onbeworteld of beworteld) 1,5 gram TRIANUM-P per m2 beteeld oppervlak
toedienen (suspenderen in 2,5-5 liter
water per m²).
Groenteteelt, kruidenteelt en siergewassen, toepassen in
grondteelt in verband geplant of elkaar
rakende potten
Dosering: Direct na het planten TRIANUM-P toedienen
in een dosering van 3 gram per m² beteeld oppervlak (suspenderen in 10 liter
water). Indien de planten in de opkweek al behandeld zijn dan TRIANUM-P in een
halve dosering toepassen (1,5 gram per m² ).
Herhaal de
behandeling met TRIANUM-P in een halve dosering (1,5 gram per m²) elke
10-12 weken of wanneer de planten in een grotere potmaat worden overgepoot om
te zorgen voor een continue aanwezigheid van TRIANUM-P op de wortels.
Houtig kleinfruit, groenteteelt en siergewassen, toepassen in
grond- en substraatteelt in rijen of elkaar niet-rakende potten
Dosering: Direct na het planten TRIANUM-P toedienen
in een dosering van 30 gram per
1000 planten (suspenderen in 100 liter water). Indien de planten in de opkweek
al behandeld zijn dan TRIANUM-P in een halve dosering toepassen (15 gram per
1000 planten).
Herhaal de
behandeling met TRIANUM-P in een halve dosering (15 gram per 1000 planten) elke
10-12 weken of wanneer de planten in een grotere potmaat worden overgepoot om
te zorgen voor een continue aanwezigheid van TRIANUM-P op de wortels. Gebruik
bij herhaalde toepassing bij overpotten naar een potvolume van meer dan 1,5-2
liter 30 gram per 1000 planten (gebruik 10% van het totale potvolume aan
water).
Openbare grasvegetatie.
Dosering: TRIANUM-P maandelijks aangieten. In het
voorjaar TRIANUM-P twee maal toepassen in een dosering van 45 gram per 100 m²
(suspenderen in 100 liter water). Dien TRIANUM-P bij de volgende
toepassingen (minstens 4 weken voordat
de bodemtemperatuur weer onder 10 °C daalt) toe in een dosering van 15 gram per
100 m2. Voor intensief betreden en bemaaide grasoppervlakken wordt
in de zomer en herfst een dosering van 30 g per 100 m2 aanbevolen
(suspenderen in 100 liter water).
Bij doorzaaien
TRIANUM-P met graszaad mengen in een dosering van 125 gram per
50 kg graszaad.
Verenigbaarheid
TRIANUM-P niet
mengen met andere middelen. TRIANUM-P kan gebruikt worden naast de meeste
fungiciden, vloeibare meststoffen en insecticiden/acariciden. Bij fungiciden
met als
actieve ingrediënt
benomyl, imazalil, propiconazool, tebuconazool en triflumizool, dient een
interval van 10 dagen vóór en na
toepassing van TRIANUM-P in acht genomen te worden. Dit geldt alleen als
de actieve ingrediënten in het wortelmilieu toegediend worden of in hoge mate
terechtkomen.
HET
COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN BESTRIJDINGSMIDDELEN,
(voorzitter)
HET COLLEGE VOOR DE
TOELATING VAN BESTRIJDINGSMIDDELEN
BIJLAGE II bij het toelatingsbesluit van het middel TRIANUM-P,
toelatingsnummer 12699 N
Het betreft een aanvraag tot toelating van het middel TRIANUM-P, 20030242 TM, een middel op basis van de werkzame stof Trichoderma harzianum Rifai T-22. Het middel wordt aangevraagd voor de toepassing als plantversterker door middel van aangiet- of druppelbehandeling in de teelt van:
a. Houtig kleinfruit
b. Groenteteelt
c. Kruidenteelt
d. Sierteeltgewassen
e. Openbare grasvegetatie
De werkzame stof Trichoderma harzianum rifai T-22 is een oude stof voor de EU en staat op de vierde lijst voor de EU-beoordeling. Er is nog geen conceptmonografie beschikbaar.
De einddatum van de werkzame stof Trichoderma harzianum rifai T-22 is 1 mei 2010.
Stand van zaken met betrekking tot de aanvraag
De aanvraag is op 26 mei 2003 ontvangen. De aanvraag is op 11 november 2003 niet in behandeling genomen vanwege het ontbreken van gegevens voor de aspecten humane toxicologie en milieutoxicologie. Op 3 maart 2004 zijn ontbrekende gegevens ontvangen.
De aanvraag is op 22
april 2004 in behandeling genomen. De 34-weken termijn eindigde op
2 februari 2005.
Voor plantversterkers is enkele jaren geleden door de EU aan een draft-guidance document gewerkt. Dit is echter niet afgemaakt.
Voor de beoordeling van de risico’s voor de volksgezondheid, toepasser en milieu is de lijn gevolgd voor de microbiologische gewasbeschermingsmiddelen. Voor het aspect deugdelijkheid is niet gekeken naar het effect op specifieke aantasters, maar naar het effect op het gewas en het gewas-aantasters-complex als zodanig.
Toepassingsoverzicht
In tabel 1 is een overzicht gegeven van de aangevraagde toepassingen.
Tabel 1
Toepassingsoverzicht
No. |
Toepassing |
Dosering [CFU/ha] |
Freq. |
Interval |
Tijdstip
toepassing |
1 |
Houtig
kleinfruit, groenteteelt, kruidenteelt, siergewassen v.g. |
1,5x1013 |
1 |
|
April-September |
2 |
Houtig
kleinfruit, groenteteelt, kruidenteelt, siergewassen o.g. |
1,5x1013 |
1 |
|
Hele jaar |
3 |
Groenteteelt,
kruidenteelt, siergewassen o.g. |
1,5x1013-3x1013 |
1-3 |
10-12 weken |
Hele jaar |
4 |
Groenteteelt,
kruidenteelt, siergewassen v.g. |
1,5x1013-3x1013 |
1-3 |
10-12 weken |
April - september |
5 |
Houtig
kleinfruit, groenteteelt,
siergewassen v.g. |
30x109/1000
pl. |
1-3 |
10-12 weken |
April -
september |
6 |
Houtig
kleinfruit, groenteteelt,
siergewassen o.g. |
30x109/1000
pl |
1-3 |
10-12 weken |
Hele jaar |
7 |
Openbare
grasvegetatie |
1,5x1012-4,5x1012 |
1-3 |
10-12 weken |
April -
september |
8 |
Openbare
grasvegetatie, toediening met zaaizaad |
2x1010 2,5x109/kg
zaad |
|
|
April -
september |
Profiel fysische en chemische eigenschappen
De beoordeling is mede gebaseerd op de samenvatting en
evaluatie die is opgesteld door de Plantenziektenkundige Dienst
(cstrianum0401-bioleig.doc).
Gegevens
over het geformuleerde bestrijdingsmiddel
Samenstelling
TRIANUM-P is een
spuitpoeder op basis van de schimmel Trichoderma harzianum, stam
T-22. Het opgegeven
gehalte bedraagt 1.0 x 109 CFU/g (0.5 -2.0 x 109 CFU/g).
Analyse methoden
Het aantal
kolonievormende eenheden per gram (CFU/g) wordt bepaald m.b.v. een
uitplaatmethode.
Deze stam van Trichoderma harzianum stam KRL-AG2 (= Rifai- T22) is geproduceerd door asexuele hybridisatie van twee stammen van T. harzianum. Doordat de stam geproduceerd is in het laboratorium zijn testprocedures en criteria gebruikt bij de identificatie niet relevant.
Het product is gedurende 6 maanden houdbaar bij 8-10oC
Verpakking
De
verpakking van TRIANUM-P bestaat uit een plastic zak die bestaat uit 1 laag
polyethyleen. Deze zak zit in een kartonnen doos met afmetingen van 12x8x16 cm.
Iedere
doos bevat 500 g product. De opening van de kartonnen doos is 12x8 cm.
De plastic zak is met een metalen strip afgesloten. De kartonnen doos is dichtgevouwen.
TRIANUM-P wordt niet gevaarlijk geacht voor vervoer volgens ADR/RID, IMO en IAT. Derhalve wordt de verpakking inclusief sluitingen geschikt gevonden wat betreft sterkte, lekdichtheid en bestendigheid tegen normaal vervoer en normale hantering.
In een onderzoek naar de bewaarbaarheid van een batch Trichoderma
harzianum stam KRL-AG2 granulaat werd gedurende de opslagperiode van 11
maanden bij 21-25 oC en
35-65% RH aan de
zak van polyethyleen geen corrosie door het geformuleerde product waargenomen
Gegevens over het werkzame agens
Algemeen
De wetenschappelijke naam van het micro-organisme is Trichoderma harzianum Rifai, stam KRL-AG2 (T-22)
De
stam is gedeponeerd bij de American Type Culture Collection (ATCC),
Rockville
Maryland, USA onder nummer ATCC 20847.
De stam KRL-AG2 (1295-22 [T-22]) is gevormd door
protoplastfusie van twee stammen van
T. harzianum Rifai, stam T12m (ATCC 20737) en T-95 (ATCC 60850).
Deze stam komt niet voor in de natuur.
Stam T12 werd geïsoleerd uit een bodem (Arkport fine sandy loam) in de omgeving van Geneva, New York (VS).Stam T-95 is een benomyl-tolerante mutant van een stam die werd geïsoleerd uit een bodem in de omgeving van Bogotá, Colombia. De nieuwe stam
1295-22 vertoonde een betere rhizosfeerkolonisatie in vergelijking met de twee originele stammen.
Genetische uitwisseling d.m.v. anastomose van hyfen komt van nature voor bij schimmels en komt veel voor in het geslacht Trichoderma.
Deze stam is in het laboratorium geproduceerd door protoplastfusie, een techniek waarmee de natuur nagebootst wordt. De stam is niet genetisch gemodificeerd, maar is geproduceerd door asexuele hybridisatie, een natuurlijke manier om genetische uitwisseling in schimmels te bewerkstelligen. Omdat met protoplastfusie vergelijkbare resultaten als met anastomose van hyfen verkregen worden vindt men het risico voor gebruik van deze Trichoderma stam minimaal.
Oorsprong en natuurlijk voorkomen.
Trichoderma harzianum is een algemeen voorkomende bodemschimmel. De soort is in wereldwijd in diverse landen gevonden. De soort is gevonden in Europa, Australië,
Zuid-Amerika, Azië, Afrika en Noord-Amerika. In de collectie
van het Centraal Bureau voor de Schimmelcultures worden 5 isolaten afkomstig
uit Nederland bewaard. De soort is in en op diverse substraten gevonden o.a. in
verschillende bodemsoorten, als parasiet op andere schimmelsoorten, op planten,
in compost, in water en op niet natuurlijke oppervlakken
(o.a. leer, textiel). De soort komt voornamelijk als saprofiet voor.
De stam KRL-AG2 (1295-22 [T-22]) is gevormd door protoplast
fusie van twee stammen van
T. harzianum Rifai, stam T12m (ATCC 20737) en T-95 (ATCC 60850)
Methoden en criteria voor de identificatie
Trichoderma harzianum
kan geïdentificeerd worden
d.m.v. kolonievorming op een selectief medium en op grond van morfologische
eigenschappen.
Doordat Stam T-22
is geproduceerd uit twee ouderstammen T-12 en T-95 is er een methode
beschikbaar om deze van elkaar te onderscheiden. Hiervoor wordt de Strain
Identity and Variant Test gebruikt.
Verder zijn er methoden geleverd waarmee het mogelijk is om isolaten van Trichoderma harzianum te kunnen onderscheiden. Dit is met behulp van enzym electroforese en RAPD (Random Amplified Polymorphic DNA).
Trichoderma harzianum stam KRL-AG2 heeft een plantversterkende werking (ref. 28).
Na toediening aan de grond van Trichoderma harzianum stam KRL-AG2 kiemen de sporen en koloniseert het mycelium het wortelstelsel van de plant. De stam wordt niet overheersend in de grond, alleen op de wortels (ref. 29). De schimmel blijft gedurende langere tijd op het wortelstelsel aanwezig. Dit is aangetoond in een onderzoek op struisgras, waar stam
KRL-AG2 op effectieve niveaus kon overleven op de wortels van struisgras zelfs gedurende koude wintermaanden in New York (ref. 30).
Kolonisatie van het wortelstelsel door de stam kan in een
groot aantal gewassen resulteren in versterkte ontwikkeling van het
wortelstelsel en de bovengrondse plantendelen
Wijze van productie
De productie van Trichoderma harzianum stam KRL-AG2 vindt plaats d.m.v. semi solid fermentatie in een aantal stappen, waarbij er uitgegaan wordt van uitgangscultures afkomstig van de gepatenteerde moederculture. Deze worden bewaard bij –200C en regelmatig gecontroleerd op contaminanten en veranderingen in het micro-organisme om het verlies van virulentie te voorkomen.
Samenstelling
verontreinigingen en microbiologische zuiverheid
Resultaten van kwaliteitscontrole van TRIANUM-P aan 5
batches gaven een gemiddeld gehalte aan werkzaam agens van 1,3 x 109 CFU/g
(min. 1,0 x
109 CFU/g, max. 1,6 x
109 CFU/g) en een gemiddeld
aantal contaminerende bacteriën van 1,4 x 106 CFU/g (min. 5,3 x 105 CFU/g, max. 3,8 x 106 CFU/g)
Methoden en criteria voor de identificatie
van verontreinigingen
De bepaling van het gehalte aan micro-organisme in de formulering gebeurt volgens een CFU test (Viability Count). Een methode voor de bepaling van contaminerende micro-organismen in het middel is beschikbaar (Bacterial Test (contaminant CFU) & Fungal Contamination Test).
Antibioticaproductie
De vorming van antibiotica en andere metabolieten kon niet
worden aangetoond voor Trichoderma harzianum stam KRL-AG2 (T-22). Er is
hiervoor geen analysemethode nodig
Conclusie
Op basis van de
geleverde gegevens kan het biologische gewasbeschermingsmiddel TRIANUM-P
voldoende gekarakteriseerd worden.
Voorstel
voor classificatie onderdeel FCE (symbolen en R- en S-zinnen)
Op basis van
bovenstaand profiel van de stof, de eigenschappen van de hulpcomponenten en het
middel wordt voorgesteld geen symbolen of R/S-zinnen toe te voegen voor het
onderdeel fysisch-chemische eigenschappen.
Profiel werkzaamheid
De beoordeling is mede gebaseerd op de door de
Plantenziektenkundige Dienst opgestelde samenvatting en evaluatie. Daar waar
relevant zijn delen uit deze samenvatting en evaluatie overgenomen in de
beoordeling.
Claim
TRIANUM-P wordt geclaimd als plantversterker toegepast door middel van een aangietbehandeling in diverse teelten. Het betreft de volgende teelten: groenteteelt in de open lucht en onder glas; kleinfruit in de open lucht; onder glas of plastic; kruidenteelt; bloembollen- en bolbloementeelt; bloemisterij in de open lucht en onder glas; boomteelt en vaste planten; gazons en sportvelden.
Toepassing en dosering van TRIANUM-P
-TRIANUM-P toedienen vanaf het moment dat de bodemtemperatuur boven de 10 ºC ligt.
-Gebruik voldoende oplossing voor een goede doordringing van het groeimedium, maar voorkomt uitspoeling ervan.
Opkweek
Direct na het zaaien of stekken (onbeworteld of beworteld)
1,5 gram TRIANUM-P per m2 beteelde oppervlak toedienen (oplossen in 2,5-5 liter water
per m2).
Grondgebonden teelt in verband geplant of in containerteelt
waarbij de potten elkaar raken (groenteteelt onder glas en in de open lucht,
kruidenteelt, bloembollen- en bolbloementeelt, bloemisterij onder glas en in de
open lucht, boomteelt en vaste plantenteelt).
Direct na het planten TRIANUM-P toedienen in een dosering
van 3 gram per m2 beteeld oppervlak (oplossen in 10 liter water). Indien de planten in de opkweek al behandeld
zijn, dan TRIANUM-P in een halve dosering toepassen ( 1,5 gram per m2 ).
Herhaal de behandeling met TRIANUM-P in een halve dosering (1,5 gram per m2 ) elke
10-12 weken of wanneer de planten in een grotere potmaat worden overgezet om te
zorgen voor een continue aanwezigheid van TRIANUM-P op de wortels.
Grondgebonden- en substraatteelt in rijen of elkaar
niet-rakende potten (groenteteelt onder glas en in de open lucht, kleinfruit in
de open lucht, onder glas of plastic, bloemisterij onder glas en in de open
lucht, boomteelt en vaste plantenteelt).
Direct na het planten TRIANUM-P toedienen in een dosering
van 30 gram per 1000 planten (oplossen in 100 liter water). Indien de planten in de opkweek al behandeld
zijn dan TRIANUM-P in een halve dosering toepassen (15 gram 1000 planten).
Herhaal de behandeling met TRIANUM-P in een halve dosering (15 gram 1000
planten) elke
10-12 weken of wanneer de planten in een grotere potmaat
worden overgepoot om te zorgen voor een continue aanwezigheid van TRIANUM-P op
de wortels. Gebruik bij herhaald toepassing bij overpotten naar een potvolume
van meer dan 1,5-2 liter 30 gram per 1000 planten (gebruik 10 % van het totale
potvolume aan water)
Gazons en grasvelden
TRIANUM-P maandelijks aangieten. In het voorjaar TRIANUM-P
twee maal toepassen in een dosering van 45 gram per 100 m2 (oplossen in 100 liter water). Dien TRIANUM-P
bij de volgende toepassing (minstens 4 weken voordat de bodemtemperatuur weer
onder de
10º C
daalt) toe in een dosering van 15 gram per 100 m2. Voor
intensief betreden en bemaaide grasoppervlakken wordt in de zomer en herfst een
dosering van 30 g per
100 m2 aanbevolen (oplossen in 100 liter water). Bij doorzaai
TRIANUM-P met graszaad mengen in een dosering van 125 gram per 50 kg graszaad.
Karakterisering van het middel
TRIANUM-P is een plantversterker op basis van de schimmel Trichoderma
harzanium
stam T-22. TRIANUM-P vergroot de weerbaarheid van de plant tegen stress
veroorzaakt door ziektedruk en suboptimale bemesting, watergift en
klimaatsomstandigheden. Daarnaast verhoogt TRIANUM-P de nutriëntenopname door
de plant. Het wortelstelsel en de bovengrondse plantendelen kunnen zich
hierdoor sterker ontwikkelen. Wortels van planten scheiden voedingsstoffen af,
die als voedingsbron dienen voor schimmels die rond de wortels aanwezig zijn.
De concurrentie van Trichoderma harzanium berust op het snelgroeiende
mycelium dat de wortels koloniseert ten koste van andere schimmels in de bodem.
Trichoderma harzanium is in staat de afscheidsproducten van de plant
efficiënter te gebruiken dan andere schimmels in de bodem, waardoor het een
voorsprong in groei krijgt. Het mycelium onderdrukt de ontwikkeling van bodempathogenen
door te concurreren om ruimte en nutriënten. De groei van de schimmel is minder
afhankelijk van de plantensoort maar meer van de omstandigheden in de bodem,
bijvoorbeeld een lage pH in de bodem remt de groei van Trichoderma harzanium.
De schimmel heeft alleen een preventieve en indirecte werking ten aanzien van
bodempathogenen en is niet in staat om bestaande pathogenen te bestrijden. De
schimmel is verder in staat de oplosbaarheid van anorganische voedingsstoffen
te verhogen, waardoor deze voor de plant makkelijker opneembaar zijn.
Aantaster/teelt
De werking van TRIANUM-P berust onder andere op onderdrukking van bodempathogenen. De bodempathogenen worden vaak aangeduid als zwakteparasieten die onder ongunstige teeltomstandigheden kunnen leiden tot uitval van planten of een vertraagde weggroei en leiden tot opbrengstderving. De claim betreft een breed scala aan gewassen en op ieder gewas komen weer verschillende soorten of combinaties van soorten van bodempathogenen voor b.v. Pythium spp., Rhizoctonia spp. en Fusarium spp.
In 2003 bedroeg het totale areaal kleinfruit 1085 ha. De
groenteteelt in de vollegrond omvat een breed scala aan gewassen en in 2000
bedroeg het areaal 43.000 ha, waarbij de zogenaamde dubbelteelten twee keer
zijn geteld. Het areaal bloembollenteelt in Nederland bedraagt 23.000 ha. Het
areaal bedekte teelt van groente, waarvan tomaat, komkommer en paprika de
belangrijkste gewassen zijn, bedroeg in 2003 in totaal 3400 ha. De bedekte en
onbedekte teelt van bloemisterijgewassen omvatten een breed scala aan gewassen
en variëteiten. Het areaal onbedekte teelt van bloemisterijgewassen in
Nederland bedraagt
2700 ha. en de bedekte teelt 5800 ha. De boomteelt en de vaste plantenteelt
zijn zeer diverse sectoren waarbinnen een grote variëteit aan gewassen worden
geteeld.
De gewassen kunnen éénjarig of meerjarig zijn, sommige laanbomen staan langer dan vijf jaar op een kwekerij. Teelten kunnen buiten plaatsvinden, in tunnels of onder glas. Vaak vindt op bedrijven een mix van teeltvormen plaats, dus zowel grondgebonden als in containers als ook buiten, onder glas en in tunnels. Er wordt uitgangsmateriaal geteeld of een eindproduct voor de markt.
In de kleinfruitsector, de bloemisterij, de bolbloementeelt, de boomkwekerij, de vaste plantenteelt en de groenteteelt onder glas vindt de teelt zowel in de grond als op substraat plaats, afhankelijk van de sector betreft het natuurlijk of kunstmatig substraat.
Wijze van bestrijding
Een plantversterker heeft een plantversterkende werking en niet een specifieke werking op bepaalde pathogenen. Een plantversterker op basis van een bodemschimmel koloniseert op de wortels van de plant en het mycelium onderdrukt de ontwikkeling van bodempathogenen, door te concurreren om ruimte en nutriënten. De schimmel heeft alleen een preventieve en indirecte werking ten aanzien van bodempathogenen en is niet in staat om bestaande pathogenen te bestrijden.
Om een aantasting door bodemschimmels te voorkomen is
gebruik van schoon uitgangsmateriaal en een schoon groeimedium belangrijk.
Hygiënische maatregelen op bedrijfsniveau beperken verspreiding en ontwikkeling
van ziekten en besmetting van het product. Directe bestrijding van
bodemschimmels vindt in het algemeen plaats door dompeling van poot- en
stekgoed of door een bodembehandeling (rij- of volveldsbehandeling). Hiervoor
zijn in de verschillende gewassen verschillende fungiciden toegelaten.
Een plantversterker verhoogt het weerstandsniveau van de plant waardoor het fungicide gebruik mogelijkerwijs kan worden teruggebracht.
Beoordeling werkzaamheid
Benodigd onderzoek en toetsingskader
TRIANUM-P wordt beschouwd als een microbiologisch bestrijdingsmiddel dat als plantversterker levensprocessen van planten beïnvloedt en als zodanig valt onder de bestrijdingsmiddelenwet. Voor plantversterkers zijn geen specifieke dossiereisen opgesteld met betrekking tot het benodigd onderzoek om de deugdelijkheid van een middel aan te tonen. Inherent aan een plantversterker is dat het geen directe werking heeft op een ziekte of plaag, maar een versterkende werking op planten. Een specifiek toetsingskader ontbreekt. Middels de kennis die is opgedaan in andere landen waar het middel toegelaten is en op grond van expert judgement kan een beoordeling worden uitgevoerd.
Geleverde gegevens
Proefuitvoering
Het geleverde dossier is in zijn geheel beoordeeld waarbij is gekeken naar de bruikbaarheid van de gegevens voor de beoordeling en naar de consistentie van de geleverde gegevens.
Locatie, periode,
richtlijnen en proefopzet
De werkingsproeven zijn in Nederland, Frankrijk, Canada,
Spanje, Duitsland en Verenigde Staten uitgevoerd. De proeven zijn in de periode
1996 tot en met 2002 uitgevoerd.
Voor het uitvoeren van werkingsproeven voor deze middelen zijn geen erkende
richtlijnen beschikbaar. Er zijn werkings- en semi-praktijkproeven geleverd.
Vanwege het ontbreken van een duidelijk toetsingskader en de aard van de
middelen, kunnen de proeven niet sec beoordeeld volgens de geldende methodieken
voor chemische bestrijdingsmiddelen. Statistische toetsing volgens de gangbaar
gebruikte methodieken is vaak niet mogelijk, aangezien een complex van factoren
de werking bepalen.
Eveneens zijn geschikte standaardmiddelen of referentiemiddelen niet voorhanden, daarom wordt vooral vergeleken met onbehandeld en in een enkel geval met een behandeling met een fungicide. De proefopzet en beoordelingen zijn gezien de herkomst van de proeven en de veelheid van gewassen zeer gevarieerd. Beoordeeld is op lengte van de plant, het versgewicht, het drooggewicht van plant en wortels, de beworteling, de zaadkieming en het uitvalpercentage bepaald. Beworteling is meestal niet kwalitatief bepaald, maar visueel. Daarnaast is in de productieteelt vooral de opbrengst (kg/m2 of aantallen) bepaald. In een aantal proeven is ook groeikracht beoordeeld. Verder is in een aantal proeven ook het effect van TRIANUM-P op bodempathogenen beoordeeld, waarbij vooral is gekeken naar de aanwezigheid van de bodempathogenen op de wortels en niet zozeer naar de aantasting dit vanwege het meer concurrerende dan bestrijdende vermogen van de schimmel .
Het middel is in de verschillende proeven getoetst aan respectievelijk, onbehandeld of een bestrijdingsmiddel op basis van Streptomyces viridis. Het middel is getoetst in een dosering van 0,45 -3x 109cfu/m2 of 30 cfu.
Effectiviteit
Vaststellen dosering
Een doseringsreeks is niet beproefd. De geclaimde doseringen
zijn gebaseerd op de toegelaten dosering voor TRIANUM-P in de Verenigde Staten.
In de Verenigde Staten staat een dosering van 0,22 g/l tot 0,37 g/l op het
etiket. Op basis van een gemiddelde dosering
(0,3 g/l) van de Amerikaanse dosering en de toegepaste spuitvolumes in de
verschillende teelten, zijn de geclaimde doseringen voor de Nederlandse teelten
tot stand gekomen.
Werking
Alle geleverde proeven zijn beoordeeld om het algemene plantversterkende effect te beoordelen.
Ter onderbouwing van deze claim zijn gegevens overgelegd van de werking in tomaat, aubergine en komkommer. Uit het geheel van de 11 overgelegde proeven komt het beeld naar voren dat een of meerdere behandelingen van het gewas met TRIANUM-P een effect heeft op de planten; in de regel uitgedrukt als bv. betere gewasstand, minder zware aantasting door b.v. Pythium of door een significant aantoonbaar effect op de planten of het gewas.
Het beeld bij de groenteteelt in de vollegrond, is vergelijkbaar met dat van de groenteteelt onder glas, met effecten als verminderde aantasting, betere gewasstand, etc.
Bloemisterij, bedekte teelt
Potplanten
Er staan voor de claim in potplanten 7 proeven met 5 verschillende potplantsoorten ter beschikking om de werking van TRIANUM-P te kunnen beoordelen.
De waargenomen effecten waren een betere ontwikkeling van het wortelstelsel, lichte verhoging van opbrengst of het gewas of betere gewasstand.
Verder hadden de toepassingen van TRIANUM-P geen effect op de kieming of het uitvalpercentage ten opzichte van onbehandeld.
In de proef waar ook het referentiemiddel op basis van Streptomyces griseoviridis heeft gelegen was de werking op het versgewicht, bladoppervlakte, aantal bladeren en aantal bloemen volledig vergelijkbaar.
Snijbloemen
In een aantal Duitse en Franse proeven is de werking getoetst op snijbloemen. De effecten waren met name gelegen in een verbetering van de kiemkracht, wortelontwikkeling en betere bloemzetting of bloemuitkomst.
De werking is met name getoetst op het gewas struisgras, waar bleek dat het middel de vestiging van plantpathoge schimmels op deze grassoort voorkomt door snelle groei van Trichoderma over het wortelstelsel.
In het algemeen
geldt dat de werking van een plantversterker afhankelijk is van de
omstandigheden waaronder het gewas groeit. Een plantversterker zal met name
onder sub-optimale omstandigheden een toegevoegde waarde hebben. De geleverde
proeven zijn deels, voor zover te beoordelen, onder suboptimale omstandigheden
uitgevoerd.
De resultaten van
de proeven die voornamelijk onder buitenlandse omstandigheden zijn uitgevoerd
geven een trend te zien dat er een plantversterkende werking van TRIANUM-P in
een aantal groentegewassen in de bedekte en onbedekte teelt en een aantal
bloemisterijgewassen in bedekte teelt en in sportvelden is. In de bedekte
groenteteelt geeft TRIANUM-P in een dosering van 0,15n tot 80n een trend te
zien van een lichte opbrengstverhoging. In de onbedekte opkweek van
groentegewassen heeft TRIANUM-P in een dosering van 1,25n tot 1,5n een
wisselend positief effect op planthoogte, aantal bladeren en droog gewicht van
de plant. In de bloemisterij heeft een toepassing met TRIANUM-P in een dosering
van 0,06 tot 3n een gewichtstoename van de plant en/of stengel en soms meer
bloemen tot gevolg. Verder was de beworteling over het algemeen sterker en het
uitvalpercentage na kieming of verplanten lager ten opzichte van onbehandeld.
In gras –zij het op basis van summiere gegevens- lijkt een toepassing van
TRIANUM-P te voorkomen dat bodemschimmels zich vestigen op de wortels.
Schadelijke effecten
Er zijn geen aparte fytotoxiciteitsproeven geleverd. In de werkingsproeven zijn soms opbrengsten bepaald en zijn waarnemingen aan het gewas gedaan. In geen van de werkingsproeven, met doseringen van 0,06N tot en met 80N, (waarbij N de aangevraagde dosering is) is enig negatief effect van de toepassing van TRIANUM-P geconstateerd. Uit de zaadkiemingsproeven blijkt TRIANUM-P geen nadelige gevolgen te hebben voor de kieming. Ook van de toepassing in de Verenigde Staten of de andere landen waar het middel toegelaten is, zijn geen gegevens bekend dat het middel fytotoxiciteit veroorzaakt.
In een aantal werkingsproeven zijn opbrengsten bepaald. Deze gegevens zijn in de werkingsproeven beoordeeld.
Gezien de toepassing in een breed scala aan gewassen en gezien de aard van het middel is het niet te verwachten dat een aangietbehandeling met TRIANUM-P nadelige effecten heeft op volggewassen en vervangewassen.
Er zijn geen gegevens geleverd om de effecten op nateelt te beoordelen. Gezien de aard van het middel is niet te verwachten dat TRIANUM-P een negatief effect heeft op planten of plantaardige producten die voor vermeerdering worden gebruikt.
Er zijn geen gegevens geleverd om de effecten op naburige gewassen te beoordelen. TRIANUM-P wordt alleen als bodembehandeling toegepast en niet als gewasbehandeling. Deze toepassingwijze is niet driftgevoelig en daarom is verspreiding van TRIANUM-P via de geclaimde toepassing vrijwel uitgesloten. Bovendien is TRIANUM-P in een breed scala aan monocotyle en dicotyle gewassen toegepast (voorafgaande proeven en werkingsproeven), waarbij ook doseringen zijn toegepast die ver boven de geclaimde dosering liggen, zonder dat daar fytotoxische verschijnselen optraden. De verwachting is dat een aangietbehandeling van TRIANUM-P geen nadelige effecten heeft op naburige gewassen.
Conclusie
schadelijke effecten
In geen van de
werkingsproeven heeft de toepassing van TRIANUM-P onacceptabele fytotoxiciteit
veroorzaakt. Gezien de aard van het middel is te verwachten dat TRIANUM-P geen
nadelige effecten heeft op volggewassen, de nateelt en naburige gewassen.
Resistentie-ontwikkeling
Het werkingsmechanisme van TRIANUM-P berust op meerdere
principes, zodat het risico van resistentieontwikkeling daarom klein wordt
geacht. De schimmel werkt als antagonist (op basis van concurrentie met andere
schimmels). TRIANUM-P heeft zelf geen werking op bodemschimmels, waardoor de
schimmels geen resistentie kunnen ontwikkelen tegen Trichoderma harzianum als reactie op het gebruik . Wel
zouden schimmels met een sterker concurrerend vermogen de overhand kunnen
krijgen.
Extrapolatiemogelijkheden
Extrapolatiemogelijkheden voor plantversterkers wijken af van die van fungiciden, insecticiden en herbiciden, omdat het bij deze middelen gaat om de nauwe relatie tussen gewas en ziekte of plaag. Bij plantversterkers is deze relatie niet aan de orde; een plantversterker heeft geen werking op een ziekte of plaag. De werkingswijze van Trichoderma harzanium berust, zoals vermeld., o.a. op kolonisatie van de wortels. Uit de geleverde gegevens blijkt dat kolonisatie op de wortels van een groot aantal verschillende gewassen en rassen uit de sectoren akkerbouw, groenteteelt, bloemisterij, bloembollen, kruidenteelt, kleinfruit, grasland en boomkwekerij is aangetoond. Deze kolonisatie is meer afhankelijk van bodemtype en omgevingsfactoren dan van de plantsoort. De kolonisatie treedt zowel in de grondteelt als in de teelt op substraat op. De teeltomstandigheden waaronder kolonisatie optreedt, is voor de diverse teelten niet verschillend. Op basis hiervan wordt een ruime extrapolatie van de groenteteelt, de bloemisterij en sportveld naar kleinfruit, kruidenteelt, sierteeltgewassen en openbare grasvegetatie mogelijk geacht.
Conclusie
werkzaamheid
Op basis van de geleverde gegevens en extrapolatiemogelijkheden kan geconcludeerd worden dat TRIANUM-P werkzaam is als plantversterker in kleinfruit, groenteteelt, kruidenteelt, sierteeltgewassen en openbare grasvegetatie en dat de toepassing geen neveneffecten veroorzaakt op planten en plantaardige producten in een mate die niet aanvaardbaar is.
Profiel humane toxicologie
Dit
profiel is mede gebaseerd op een advies van TNO (Rapport CTB-2005-002-A,
januari 2005).
Inleiding
De moederorganismen
komt van nature overal in Nederland in de bodem voor waardoor de gehele
bevolking continu is blootgesteld aan (sporen van) de organismen via voedsel,
huid en ademhaling. Alleen voor de toepasser van het middel zal tijdens het
toepassen (aanmaken van de aangiet/druppelvloeistof) een verhoogde potentiële
blootstelling ontstaan.
Basis studies
Sensibilisatie
Een sensibilisatie
studie is niet geleverd, maar is ook niet verplicht. Conform Richtlijn
36/2001/EC hoeft dit ook niet geleverd te worden, omdat geschikte
studieprotocollen voor micro-biologische middelen ontbreken. Conform de
Richtlijn wordt het micro-organisme
T. harzianum, stam KRL-AG2
geclassificeerd als potentieel sensibiliserend bij inademing en bij contact met
de huid. (R42 en R43).
Acute toxiciteit, pathogeniciteit, en
infectiviteit
De resultaten van de
acute toxiciteit, pathogeniteit en infectiviteits studies worden gepresenteerd
in tabel T.1.
De afwezigheid van
pathogeniteit en infectiviteit na acute blootstelling is voldoende aangetoond
in de aangeleverde studies. Hoewel het in enkele studies niet of onvoldoende is
onderzocht, kan deze conclusie toch getrokken worden omdat in de intratracheale
en de intraveneuse studie naar voren kwam dat het aantal levende sporen in de
weefsels snel afnam in de tijd. Hoewel geen volledige klaring is aangetoond in
deze studies, is duidelijk dat het micro-organisme niet kon groeien in de
ratten.
In sommige acute
studies worden klinische symptomen of macroscopische effecten gevonden. Het
betreft een sterk gewichtsverlies in 2 mannetjes op dag 21 en vergrote longen
in meerdere dieren in de intratracheale studie, en de gevlekte nieren in de
i.v. studie. Deze zijn niet voldoende te verklaren als een normale reactie op
een micro-organisme. Bovendien wordt onvoldoende opgehelderd hoe in de
intratracheale studie sporen de bloed/hersen barrière kunnen passeren en in de
hersenen van een dier worden gevonden.
De effecten in de intratracheale
studie worden verklaard doordat sporen via beschadigingen in de luchtwegen bij
intratracheale toediening, bijvoorbeeld als gevolg van te verwachten
ontstekingsreacties, in de bloedbaan zijn gekomen. Gezien de toedieningsroute
en de aangetoonde afwezigheid van infectiviteit van het organisme wordt dit
niet als een probleem gezien. Dit temeer daar tijdens toepassen reeds
uitgebreid persoonlijke beschermingmiddelen worden voorgeschreven in verband
met de potentieel sensibiliserende eigenschappen van het organisme.
Tabel T.1 Acute
toxiciteit, pathogeniteit en infectiviteit
Test substantie |
Species |
Route |
Toxiciteit |
LD50/LC50 |
Infectiviteit |
Referentie/ Notifier |
Trichoderma harzianum KRL-AG2 poeder |
rat |
oral |
lethargie, gekromde
houding, geen fecale en urine productie in 1 vrouwtje |
> 107 CFU/dier |
- (niet acceptabel) |
David,
1989a |
Trichoderma harzianum
KRL-AG2 pasta |
rat |
intra-tracheaal |
Gewichtsver-lies (2 ♂), gevlekte en/of vergrote longen |
> 107 CFU/dier |
niet infectief (geen
totale klaring op dag 21, maar wel snelle afname van dag 1 tot 21). Sporen in
hersenen. |
David,
1989b |
Trichoderma harzianum KRL-AG2 pasta |
rat |
intra-veneus |
vergrote milt, gevlekte
nieren |
> 107
CFU/dier |
niet infectief (geen
totale klaring op dag 21, maar wel snelle afname van dag 1 tot 21) |
David, 1989c |
Trichoderma harzianum KRL AG2, 4 verschillende batches supplemen-taire studie |
muis |
subcu-taan |
geen toxiciteit gevonden, echter geen pathologie
uitgevoerd |
ca. > 106 CFU/dier (zuiverheid/ levensvat-baarheid sporen niet gecontro-leerd) |
- (niet onderzocht) |
Shepard, 1989b |
Er zijn geen acute
orale, dermale of inhalatiestudies met de formulering geleverd. De orale en
dermale studie zijn gezien de resultaten van de acute studies met het
micro-organisme en het feit dat de formulering voor 98,5% uit inerte materialen
bestaat, niet noodzakelijk. Voor het waiven van de inhalatoire studie zou
informatie moeten worden verschaft over de deeltjesgrootteverdeling van de
formulering. Echter, aangezien reeds adembescherming met een P3 filter wordt
voorgeschreven kan van deze studie worden afgezien. Een huidirritatiestudie met
de formulering is niet geleverd, maar wordt niet nodig geacht gezien de
samenstelling van het product en het feit dat tijdens gebruik handschoenen en
beschermende kleding dienen te worden gedragen. Een oogirritatiestudie met het
micro-organisme toonde aan dat de sporen van T. harzianum KRL-AG2 licht irriterend zijn maar dat het hiervoor
niet geclassificeerd hoeft te worden. De oogirritatiestudie had volgens Richtlijn
36/2001/EC met de formulering moeten worden aangeleverd. Gezien de reeds
bekende eigenschappen van de overige componenten in de formulering is levering
van een studie met de formulering niet noodzakelijk.
Genotoxiciteit
Er is een Ames test met het micro-organisme
aangeleverd. Hieruit kan geconcludeerd worden dat het micro-organisme niet
genotoxisch is. Een micro-nucleus studie bij muizen met het micro-organisme was
negatief.
Een celcultuur studie wordt niet relevant geacht
voor een schimmel.
Toxiciteit/pathogeniteit bij kortdurende
herhaalde blootstelling
Uit de acute studies
komt naar voren dat T. harzianum
KRL-AG2 niet infectief of pathogeen is na acute blootstelling. Er worden wel
wat effecten gevonden die, als ze niet nader verklaard kunnen worden, als
toxisch beschouwd moeten worden. De klaring is in sommige studies, zoals de
intratracheale studie niet snel. Een herhaalde blootstelling korte tijd na de 1e
toepassing kan het afweermechanisme mogelijk beïnvloeden. Volgens het Wettelijk
Gebruiksvoorschrift en Gebruiksaanwijzing is de toepassing maximaal eens per
maand, voor sommige teelten eens per 10-12 weken. Deze frequentie en het van
nature aanwezig zijn van Trichoderma harzianum KRL-AG2 maken een studie
met herhaalde blootsteling overbodig.
Afleiden
ADI en ARfD
Er kan geen ADI of ARfD worden afgeleid,
aangezien alleen acute studies zijn aangeleverd, en derhalve geen NOAEL kan
worden afgeleid. Gezien de risicobeoordeling is dit ook niet nodig.
Beoordeling
risico toepasser/werker/omstander
Het product wordt
via een aangietbehandeling of druppelbevloeiing toegepast. Blootstelling van de
toepasser is derhalve voornamelijk tijdens het mengen en laden, waarbij met
name de inhalatoire blootstelling van belang is. Tijdens het gebruik van
TRIANUM-P moeten echter beschermende kleding en handschoenen worden gedragen,
en tijdens mengen en laden komt hier nog adembescherming met een P3 filter bij.
Bij juist gebruik
van de beschermende maatregelen is niet te verwachten dat de blootstelling
hoger is dan die aan de natuurlijke achtergrondconcentratie van T. harzianum.
Het middel wordt op of in de grond/het substraat toegediend. Dit zal
niet leiden tot een significante verhoging van de normale hoeveelheid sporen op
het gewas. Daar bovendien bij de meeste toepassingen de toepassing plaatsvindt
tijdens planten of verpotten waarna geruime tijd geen (oogst)werkzaamheden met
intensief plantcontact plaatsvinden wordt niet verwacht dat bij herbetreding
een blootstelling boven de bestaande natuurlijke achtergrondblootstelling zal
optreden.
Gezien de manier van toepassen wordt niet verwacht dat voor omstanders
een blootstelling boven de bestaande natuurlijke achtergrondblootstelling zal
optreden.
Beoordeling risico
volksgezondheid
Bij de genoemde
toepassingen van TRIANUM-P zijn alleen residuen in groenten, klein fruit, en
kruiden van belang; de andere gewassen zijn niet voor consumptie bedoeld.
In het geval van
kleine groenten en kruiden kan contact met bovengrondse delen niet worden
uitgesloten. Verder kunnen residuen voorkomen op in wortel, knol- en
bolgroenten. Aangezien het middel alleen tijdens planten of verpoten wordt
toegepast en het gehalte van het organisme in de grond na enige weken weer tot
natuurlijke waarden is gezakt, worden op het tijdstip van oogsten geen hogere
concentratie van (sporen van) T. harzianum dan de natuurlijke
achtergrondwaarden van de moederorganismen verwacht.
Onzekerheden aangaande
de gegevens werkzame stof/formulering
Er zijn geen onzekerheden.
Combinatie toxicologie
Volgens het concept Wettelijk Gebruiksvoorschrift en
Gebruiksaanwijzing mag TRIANUM-P niet gemengd worden met andere middelen.
Etikettering
Voorstel voor classificatie werkzame stof (symbolen en R-zinnen)
(EU classificatie)
Symbool: |
Xn |
met als onderschrift: schadelijk |
R-zinnen |
42/43 |
Kan overgevoeligheid veroorzaken bij inademing of bij contact met de huid |
Voorstel voor
classificatie en etikettering formulering(en) met betrekking tot de gezondheid
Op basis van bovenstaand profiel van de stof, de geleverde formuleringstoxicologie voor het middel, de eigenschappen van de hulpcomponenten, de wijze van toepassen en de risicoschatting voor de toepasser wordt voorgesteld het middel als volgt te etiketteren:
(De in onderstaande tabel gebruikte nummering komt overeen
met de nummering in het Collegebesluit, § IV, Verpakking en etikettering:)
1 |
Stoffen die met chemische benaming op het etiket moeten worden vermeld (andere zeer giftige, giftige, bijtende of schadelijke stoffen): |
|||
|
- |
|||
2c) |
Gevaarsymbool: |
Xn |
aanduiding: |
schadelijk |
|
R-zinnen1 |
42/43 |
Kan overgevoeligheid veroorzaken bij inademing of bij contact met de huid. |
|
|
S-zinnen2 |
22/23-NL |
stof en spuitnevel niet inademen |
|
|
|
36/37 |
Draag geschikte handschoenen en beschermende kleding. |
|
|
|
42o |
Draag een geschikte adembescherming (voorzien van een P3 filter) tijdens het mengen/laden van het middel. |
|
|
|
45 |
Bij een ongeval of indien men zich onwel voelt, onmiddellijk een arts raadplegen (indien mogelijk dit etiket tonen) |
|
2d) |
Specifieke vermeldingen: DPD-zinnen3 |
- |
- |
|
2f) |
Gewasbeschermings-middelenzin: DPD-zin |
DPD014 |
Volg de gebruiksaanwijzing om gevaar voor mens en milieu te voorkomen |
|
Toelichting: |
||||
Gevaarsaanduiding: |
Xn wordt toegekend vanwege R42/43 |
|||
R-zinnen: |
R42/43 wordt toegekend vanwege de potentiële sensibiliserende eigenschappen van microbiologische middelen cf richtlijn 36/2001/EC |
|||
S-zinnen |
S22/23-NL en S45 worden door het CTB toegekend op grond van R42. S36/37 en S42o worden toegekend vanwege de potentiële sensibiliserende eigenschappen van microbiologische middelen |
|||
Overige: |
DPD-01 wordt standaard toegekend aan alle gewasbeschermingsmiddelen. |
1 Zinnen afkomstig uit 67/548 (code R..), 91/414/EG,
annex IV (Code RS..) of nationaal toegekende zinnen
(code G..)
2 Zinnen afkomstig uit 67/548 (code S..), 91/414/EG,
annex V (Code SP..) of nationaal toegekende zinnen
(code V..)
3 Zinnen afkomstig uit 1999/45/EG (code DPD..)
4Deze zin vermelden bij alle gewasbeschermingsmiddelen; zin verwijderen
bij biociden
5Alleen van toepassing bij particuliere middelen; verwijderen bij
beroepsmatige middelen
Profiel milieuchemie en –toxicologie
Achtergrond
Het betreft een
aanvraag tot toelating van TRIANUM-P (Trichoderma harzianum Rifai T22)
als microbieel schimmelbestrijdingsmiddel voor de in tabel M.1 opgenomen
teelten. De behandeling geschiedt door middel van aangieten of via een
druppelbevloeiingssysteem behalve toepassing 8.
Tabel M.1
Toepassingsoverzicht
No. |
Toepassing |
Dosering [CFU/ha] |
Freq. |
Interval |
Tijdstip
toepassing |
1 |
Houtig
kleinfruit, groenteteelt, kruidenteelt, siergewassen v.g. |
1,5x1013 |
1 |
|
April-September |
2 |
Houtig
kleinfruit, groenteteelt, kruidenteelt, siergewassen o.g. |
1,5x1013 |
1 |
|
hele jaar |
3 |
groenteteelt,
kruidenteelt, siergewasseno.g. |
1,5x1013-3x1013 |
1-3 |
10-12 weken |
Hele jaar |
4 |
groenteteelt,
kruidenteelt, siergewassenv.g. |
1,5x1013-3x1013 |
1-3 |
10-12 weken |
April -
september |
5 |
Houtig
kleinfruit, groenteteelt,
siergewassen v.g. |
30x109/1000
pl. |
1-3 |
10-12 weken |
April -
september |
6 |
Houtig
kleinfruit, groenteteelt,
siergewassen o.g. |
30x109/1000
pl |
1-3 |
10-12 weken |
Hele jaar |
7 |
Openbare
grasvegetatie |
1,5x1012-4,5x1012 |
1-3 |
10-12 weken |
April -
september |
8 |
Openbare
grasvegetatie, toediening met zaaizaad |
2x1010 2,5x109/kg
zaad |
|
|
April -
september |
Trichoderma
harzianum T-22 staat op de vierde lijst voor plaatsing op Annex I. Er is
nog geen EU-monograph beschikbaar.
Voor de risicobeoordeling van milieuaspecten is gebruik gemaakt van door
de aanvrager geleverde gegevens en van het Registration Eligibility Decision
(“RED”) Document Trichoderma harzianum Strain
T-39 (EPA, 2000) en de Regulatory note Reg2002-01 voor de toelating van Trichoderma harzianum Strain KRL-AG2 in
Canada (2002).
Voor het beoordelingskader is gebruik gemaakt van het draft Guidance
Document Criteria for evaluation and authorisation of plant protection products
containing micro-organisms SANCO/1023/2001.
Bij de beoordeling zijn de uitgangspunten van het project GENOEG in
ogenschouw genomen.
Gedrag in grond
Persistentie en
vermeerdering
Trichoderma soorten behoren tot de meest voorkomende schimmelsoorten in de bodem. Zij komen
in alle grondsoorten voor. Ook Trichoderma harzianum stammen komen van nature
in de bodem voor. In diverse onderzoeken in de USA wordt het voorkomen van T. harzianum gerapporteerd. T. harzianum komt in bijna alle
gematigde en tropische bodems voor in hoeveelheden van 10 - 104
CFU/g grond.
Over het voorkomen in Nederland zijn niet veel publicaties beschikbaar. Bij
onderzoek in de Flevopolder bleek van de in de grond voorkomende Trichoderma soorten 4,9% tot de soort T. harzianum te behoren. T. harzianum is zeer frequent ontvangen
door het Centraalbureau voor de Schimmelcultures.[1]
Er zijn aanwijzingen dat de stam T-22 in lage dichtheden voorkomt in de bodem.
Trichoderma
harzianum stam KRL-AG2
(T-22) is in beperkte mate in staat te overleven in de bodem. De schimmel kan
zich echter alleen ontwikkelen op nog niet verhoute plantenwortels, niet in de
omringende grond. Dergelijke groei treedt ook op onder natuurlijke populaties.
Zonder aanwezigheid van wortels overleeft de schimmel voor beperkte tijd in de
bodem, maar treedt er geen myceliumgroei op en de populatie van T-22 neemt snel
af.
Uit diverse
onderzoeken is gebleken dat de populatie van T. harzianum T-22 in de periode na toepassing in eerste instantie
groter is dan de natuurlijk voorkomende populatie van
T. harzianum. Dit is ook noodzakelijk, wil de
behandeling effectief zijn als schimmelbestrijdings-middel. Tevens is uit
diverse studies gebleken dat de populatie van
T. harzianum T-22 op den duur (een periode van 26 weken
in een studie met een dosering van 1.37 x 105
CFU/g - 2.29 x 106 CFU/g) afneemt tot het
niveau van de natuurlijk voorkomende T.
harzianum stammen. Aangezien aangenomen mag worden dat
T. harzianum T-22 aan dezelfde biotische en abiotische
factoren blootgesteld is als de van nature voorkomende T. harzianum stammen zal T-22 dezelfde groeicurve gaan volgen als
andere stammen.
Mobiliteit
Gegevens met
betrekking tot de sorptie van T.
harzianum T-22 zijn niet voorhanden. Op grond van kennis van het gedrag van
schimmelmycelium en sporen in grond kan worden aangenomen dat het mycelium en
de sporen van T. harzianum immobiel zijn in de bodem.
Persistentie en
vermeerdering in water
Studies met
betrekking tot de afbraak van schimmelfragmenten en de afname van sporen van T.
harzianum T-22 in een
natuurlijk water/sediment systeem ontbreken.
Trichoderma soorten komen niet voor in natuurlijke
water/sediment systemen en kunnen daarin niet groeien.
Laboratoriumexperimenten
bij 10 en 20 ºC gaven aan, dat de kiemkracht van sporen van
T. harzianum T-22 over
een periode van 4 weken duidelijk afneemt in steriel water. De
DT50 –waarde
wordt geschat op 35 d. De sporen kiemden niet in water. De hyphen groeien niet
in water.
Gedrag in lucht
Er zijn geen
gegevens over het gedrag in lucht van T.
harzianum T-22. Gezien de toepassing (aangieten/druppelbehandeling) worden
deze niet noodzakelijk geacht.
Toxicologie
Toxiciteit voor
aquatische organismen
Er zijn geen
gegevens geleverd over de toxiciteit van T.
harzianum T-22 voor algen, kreeftachtigen en vissen. Een uitgebreide
literatuurstudie geleverd door aanvrager bevat geen aanwijzingen, dat er enig
geval bekend is van infecties of pathogeniteit van
T. harzianum of andere Trichoderma-soorten bij algen, kreeftachtigen en vissen.
In het EPA RED
document wordt voor de stam T-39 een LD50 voor vissen van
85 mg/L = 8,5 x 107
CFU/L gegeven; voor Daphnia magna
werd bij blootstelling gedurende 10 dagen geen toxiciteit gevonden bij een
concentratie van 1,2 x 106 CFU/L.
Toxiciteit voor terrestrische organismen
Vogels:
Er zijn geen
standaard gegevens over de acute toxiciteit voor vogels van een éénmalige
dosering met T. harzianum T-22.
T. harzianum T-22 bleek niet toxisch, pathogeen of
infectueus in een “repeated dose” acuut orale limiet toets (5 dagen dosering
per maagsonde): de LD50 was > 9 x 108
CFU/kg lg/dag (Bobwhite quail). Dit
is een maximaal te bereiken waarde, aangezien hogere doseringen worden
uitgebraakt. De NOED in dit experiment bedroeg 9 x 108 CFU/kg lg.
Er
zijn geen gegevens over langdurige blootstelling van vogels aan T. harzianum T-22. Aangezien T. harzianum T-22 niet infectueus of
pathogeen is voor vogels zijn deze gegevens niet nodig.
Zoogdieren:
Trichoderma harzianum T-22 is acuut oraal weinig giftig voor zoogdieren:
LD50: > 2,5 x 107 CFU/kg lg (rat ♀, hoogst mogelijke dosering). Trichoderma harzianum T-22 is niet infectueus of pathogeen.
Bijen
en hommels:
In een veldstudie werd een formulering van Trichoderma harzianum T-22
voor de ingang van bijenkorven geplaatst, waardoor de bijen door contact met
het biologische agens tijdens het uitvliegen 105 CFU/bij bevatten.
De bijen werden gebruikt om het middel te verspreiden.
Er werden geen verschillen waargenomen tussen behandelde en onbehandelde
korven met betrekking tot mortaliteit, broedsel en gezondheid van de
bijenkolonies. Op basis hiervan kan de conclusie worden getrokken dat de
contact LD50 voor bijen > 105 CFU/bij is.
Niet-doelwit
arthropoden:
Er zijn geen gegevens geleverd voor de standaard niet-doelwit
arthropoden Aphidius rhopalosiphi en Typhlodromus pyri. Gezien de toepassing
(aangiet-/druppelbehandeling) worden deze gegevens niet noodzakelijk geacht.
Gegevens over de effecten op enkele bodembewonende niet-doelwit arthropoden
zijn wel beschikbaar.Er zijn gegevens geleverd over de interactie tussen
enerzijds twee soorten springstaarten (Proisotoma
minuta en Pseudosinella
alba) en anderzijds T. harzianum. Uit een publicatie over de effecten van de
rhizosfeerr bewonende Collembola (springstaart) Proisotoma minuta op de
biologische controle van het katoen pathogeen Rhizoctonia solani door, o.a Trichoderma
harzianum
blijkt dat de uitscheiding van sporen van T. harzianum letaal is voor Proisotoma minuta.
De aanwezigheid van mycelium heeft geen
effect. Uit een publicatie over relaties tussen microflora en micro fauna blijkt
dat deze springstaartsoort het contact met T.
harzianum sporen vermijdt en het mycelium ook niet als voedselbron
gebruikt. Uit enkele literatuur gegevens blijkt dat enkele mijten de hyphen
consumeren.
Er zijn geen gegevens geleverd voor bodemkruipers zoals Poecilus cupreus en
Aleochara
bilineata. Er zijn echter geen aanwijzingen uit de literatuur dat
Trichoderma-soorten betrokken
zijn bij infecties van of pathogeniteit voor kevers.
Regenwormen:
Er zijn geen
standaard experimenten geleverd over de toxiciteit voor regenwormen.
Uit publicaties in
de literatuur blijkt dat vijf verschillende soorten regenwormen
Trichoderma viride als voedsel
gebruikten. In een andere studie bleek dat de worm Pheretima hawayana geen schadelijke
effecten ondervond indien T. harzianum
als voedsel werd gebruikt.
Niet-doel
bodemmicro-organismen:
In een
werkzaamheid studies uit de openbare literatuur werden uitsluitend gegevens
geleverd over het effect van zaadbehandeling met T. harzianum T-22 op de kolonisatie van de wortels van uien en
paprika, en op de groeibevordering van de planten door twee soorten vesicular arbuscular (VA) mycorrhiza schimmels. Er werden slechts geringe effecten gevonden.
Gegevens over het
effect van T. harzianum T-22 op de koolstof-
en stikstofmineralisatie in de bodem ontbreken. T. harzianum is een
saprofyt en een alom van nature voorkomend
bodemmicro-organisme, er worden geen effect op microbiologische processen in de
bodem verwacht. Antagonistische effecten op andere schimmels kunnen wel
optreden.
Beoordeling van
het risico voor het milieu
Persistentie,
voortplanting en mobiliteit in de bodem
Uit het profiel
blijkt, dat het risico gering is dat Trichoderma
harzianum T-22 bij meerjarig gebruik persistent is in de bodem in
concentraties die belangrijk hoger zijn dan het natuurlijk voorkomen van
soortgelijke stammen van Trichoderma
harzianum.
Op grond van
kennis van het gedrag van schimmelmycelium en sporen in grond kan worden
aangenomen dat het mycelium en de sporen van T. harzianum immobiel zijn in de bodem. Hiermee
wordt voldaan aan de norm voor overleving, persistentie en verspreiding zoals
opgenomen in SANCO/8010/2004.
Risicobeoordeling voor aquatische organismen
Risicobeoordeling voor waterorganismen
Door de aard van de toepassing vindt geen blootstelling van het
oppervlaktewater aan Trichoderma
harzianum T-22 plaats. Derhalve is geen toetsing nodig aan de normen voor
waterorganismen zoals opgenomen in SANCO/8010/2004.
Risicobeoordeling voor terrestrische organismen
Risicobeoordeling
voor vogels
Vogels worden
uitsluitend via het voedsel blootgesteld aan T. harzianum T-22. Er is
geen emissie naar oppervlaktewater.
Voor de toepassingen onder glas (toepassing nrs. 2, 3 en 6) en de toepassing in potten (5) wordt geen risico voor vogels verondersteld. Voor de toepassingen in de volle grond (behalve op gras) wordt het risico berekend voor de 'standaardvogel' van 10 g die dagelijks 2,9 g voer eet, met 'zaden en kleine insecten' als voer. Voor toepassing nr. 7 (gazons en sportvelden) wordt het risico berekend voor een gans van 3 kg die dagelijks 900 g voer eet, met gras als voer. De berekening van de PECvoer vindt op de standaard wijze plaats (Luttik et al) omdat als worst-case benadering ervoor wordt gekozen dat bij een aangietbehandeling het residu op bodeminsecten hetzelfde is als bij een bespuiting.
De risico's worden berekend met de maximale
(worst-case) LD50-waarde van
> 9 x
108 CFU/kg lg/dag. De norm is 0,1 x LD50. De norm is 0,1
x LD50. De norm voor de acute toxiciteit van de doelsoort bedraagt
> 9 x 105 CFU voor de kleine vogel en > 27 x 107
CFU voor de gans. Omdat de intervallen erg lang zijn (10 weken), wordt uitgegaan van een
éénmalige hoogste dosering. De berekende PIEC’s en normoverschrijdingsfactoren
staan weergegeven in tabel M.2.
De toediening met zaaizaad (toepassing nr. 8) wordt apart behandeld.
Tabel M.2 Overzicht van concentraties Trichoderma
harzianum T-22 in voedsel en
normoverschrijding voor vogels voor TRIANUM-P
Nr. |
Teelt |
Dosering [CFU/ha] |
Residue
per Unit Dose (RUD) |
PIECvoer [CFU/kg] |
Normover- schrijding [PIECvoer*DFI/ (0,1*LD50, doelsoort)] |
1 |
Houtig
kleinfruit, groenteteelt, kruidenteelt, siergewassen v.g. |
1,5x1013 |
25 |
37,5 x 107 |
< 1,2 |
4 |
Groenteteelt,
kruidenteelt, siergewassen v.g. |
3x1013 |
25 |
75 x 107 |
< 2,4 |
7 |
Openbare
grasvegetatie |
4,5x1012 |
62 |
112,5 x 107 |
< 3,6 |
8 |
Openbare
grasvegetatie toediening met zaaizaad |
2,5x109/kgzaad |
|
|
|
Uit tabel M.2 blijkt dat bij alle toepassingen de acute norm voor vogels
in eerste instantie wordt overschreden. Echter, de LD50-waarde
waarop getoetst wordt is een worst-case waarde uit een 5-dagen limietproef met
de hoogste dosering die kan worden toegediend. Bovendien is de NOED gelijk aan
de LD50. Er kan dus met redelijke zekerheid van worden uitgegaan dat
het risico voor acute toxiciteit gering is en dat in de praktijk geen
overschrijding plaatsvindt. Tevens zal bij de voorgestelde
behandelingsmethoden (aangieten, druppelen) slechts een deel van een areaal
behandeld worden, zodat een vogel een groot deel van zijn voedsel buiten het
behandelde areaal zal vinden. Dit geldt echter niet voor de behandeling van
gazons en sportvelden. Voor de behandeling van gazons en sportvelden is de
overschrijding van de norm groter. Echter, de LD50-waarde waarop
getoetst wordt is een worst-case waarde uit een 5-dagen limietproef met de
hoogste dosering die kan worden toegediend. Bovendien is de NOED gelijk aan de
LD50. Er kan dus met redelijke zekerheid van worden uitgegaan dat
het risico voor acute toxiciteit gering is en dat in de praktijk geen
overschrijding plaatsvindt. Aangezien tevens is gebleken dat T. harzianum T-22 niet infectueus of
pathogeen is voor vogels wordt voor de toepassingen nrs. 1 t/m 7 voldaan aan de
normen voor vogels zoals opgenomen in SANCO/8010/2004.
Voor de toediening met graszaad (nr.8) wordt uitgegaan van het zaaien
van 8 kg zaad per ha, waarbij 1 kg zaad 4 x 105 zaadjes bevat. Per
ha wordt 2 x 1010 CFU gedoseerd. Één zaadkorrel bevat dus 2 x 1010
CFU / 32 x 105 = 6,25 x 103 CFU (= A). Hiermee wordt bij
het consumeren van 1 korrel de LD50,doelsoort (> 9 x 106
CFU, kleine vogel) niet overschreden.
Per m2 worden 320 korrels gezaaid; dit is de factor K. Voor
toelaatbaarheid dient
K x A / LD50 (doelsoort) £ 0,1
te zijn. K x A / LD50 (doelsoort)
= 320 x 6,25 x 103/ > 9 x 106 = < 0,22. De normoverschrijding bedraagt
< 2,2. Er is mogelijk een groot
risico voor vogels. De uitgevoerde acute vogelproef is echter ontoereikend om
een duidelijke beoordeling op te baseren. De LD50-waarde waaraan
getoetst wordt is een worst-case waarde uit een limietproef met de hoogst
mogelijke dosering. Bovendien is de NOED gelijk aan de LD50. Verder
is gebleken dat T. harzianum T-22
niet infectueus of pathogeen is voor vogels. Hiermee wordt voldaan aan de
normen voor zoogdieren zoals opgenomen in SANCO/8010/2004.
Risicobeoordeling
voor zoogdieren
Zoogdieren worden
uitsluitend via het voedsel blootgesteld aan T. harzianum T-22.
Er is geen emissie
naar oppervlaktewater.
Voor de toepassingen onder glas (toepassing nrs. 2, 3 en 6) en in potten
(5) wordt geen risico voor zoogdieren verondersteld. Voor de
toepassingen in de volle grond (behalve op gras) wordt het risico berekend voor
het 'standaardzoogdier' van 6 g dat dagelijks
1,025 g voer eet, met 'zaden en kleine insecten' als voer. Voor toepassing nr. 11 (gazons en sportvelden) wordt het risico berekend voor een konijn van 1,2 kg dat dagelijks 500 g voer eet, met gras als voer.
De risico's worden berekend met een LD50-waarde
van > 2,5 x 108 CFU/kg lg. De norm is
0,1 x LD50. De norm voor de acute
toxiciteit van de doelsoort bedraagt > 1,5 x105 CFU voor het
kleine zoogdier en > 3 x 107 CFU voor het konijn. Omdat de
intervallen erg lang zijn (10 weken) wordt uitgegaan van een éénmalige hoogste
dosering. De berekende PIEC’s en normoverschrijdingsfactoren staan weergegeven
in tabel M.3.
De toediening met zaaizaad (toepassing nr. 8) wordt apart behandeld.
Tabel M.3 Overzicht van concentraties Trichoderma harzianum T-22 in voedsel en
normoverschrijding voor zoogdieren voor TRIANUM-P
Nr |
Teelt |
Dosering [CFU/ha] |
Residue per Unit
Dose (RUD) |
PIECvoer [CFU/kg] |
Normover- schrijding [PIECvoer*DFI/ (0,1*LD50, doelsrt.)] |
1 |
Houtig
kleinfruit, groenteteelt, kruidenteelt, siergewassen v.g. |
1,5x1013 |
25 |
37,5 x 107 |
<2,6 |
4 |
Groenteteelt,
kruidenteelt, siergewassen v.g. |
3x1013 |
25 |
75 x 107 |
<5 |
7 |
Openbare
grasvegetatie |
4,5x1012 |
62 |
112,5 x 107 |
<1.9 |
8 |
Openbare
grasvegetatie toediening met zaaizaad |
2,5x109/kgzaad |
|
|
|
Uit tabel M.3 blijkt dat bij alle toepassingen de acute norm voor
zoogdieren in eerste instantie wordt overschreden. Echter de LD50-waarde
waarop getoetst wordt is een worst-case waarde uit een limietproef met de
hoogst mogelijke dosering. Bovendien is de NOED gelijk aan de LD50. Tevens zal bij de voorgestelde
behandelingsmethoden (aangieten, druppelen) slechts een deel van een areaal
behandeld worden, zodat een zoogdier een groot deel van zijn voedsel ook buiten
het behandelde areaal zal vinden. Dit geldt echter niet voor de behandeling van
gazons en sportvelden. Voor de behandeling van gazons en sportvelden is de
overschrijding van de norm groter. Echter, de LD50-waarde waarop
getoetst wordt is een worst-case waarde uit een limietproef met de hoogste
dosering die kan worden toegediend. Bovendien is de NOED gelijk aan de LD50.
Er kan dus met redelijke zekerheid van worden uitgegaan dat het risico voor
acute toxiciteit gering is en dat in de praktijk geen overschrijding
plaatsvindt. Aangezien tevens is gebleken dat T. harzianum T-22 niet infectueus of pathogeen is voor zoogdieren
wordt voor de toepassingen nrs. 1 t/m 7 voldaan aan de normen voor zoogdieren
zoals opgenomen in ontwerp SANCO/1023/2001.
Voor de toediening met graszaad (nr.8) wordt uitgegaan van het zaaien
van 8 kg zaad per ha, waarbij 1 kg zaad 4 x 105 zaadjes bevat. Per
ha wordt 2 x 1010 CFU gedoseerd. Één zaadkorrel bevat dus 2 x 1010
CFU / 32 x 105 = 6,25 x 103 CFU (= A). Hiermee wordt bij
het consumeren van 1 korrel de LD50,doelsoort (> 1,5 x107 CFU, klein zoogdier)
niet overschreden.
Per m2 worden 320 korrels gezaaid; dit is de factor K. Voor
toelaatbaarheid dient
K x A / LD50 (doelsoort) £ 0,1
te zijn. K x A / LD50 (doelsoort)
= 320 x 6,25 x 103/ > 1,5 x 107 = < 0,13. De normoverschrijding bedraagt <
1,3. Er is mogelijk een groot risico voor zoogdieren. Echter, de LD50-waarde
waarop getoetst wordt is een worst-case waarde uit een limietproef met de
hoogst mogelijke dosering. Bovendien is de NOED gelijk aan de LD50. Verder is
gebleken dat T. harzianum T-22 niet
infectueus of pathogeen is voor zoogdieren. Hiermee wordt voldaan aan de normen
voor zoogdieren zoals opgenomen in SANCO/80102004.
Risicobeoordeling voor bijen en hommels
Gezien de
toepassing worden bijen en hommels niet blootgesteld aan
Trichoderma harzianum T-22. Derhalve is
geen toetsing nodig aan de normen voor bijen en hommels zoals opgenomen in
SANCO/8010/2004.
Tevens blijkt uit
de overlegde studies waarbij bijen werden gebruikt om de schimmel te
verspreiden naar plaatsen waar inzet van de schimmel als bestrijder was
gewenst, dat deze niet toxisch is voor bijen.
Risicobeoordeling voor niet-doelwit arthropoden
Er vindt
uitsluitend blootstelling van de bodem aan Trichoderma
harzianum T-22 plaats. Daarom is alleen een beoordeling van het effect van T. harzianum T-22 op in of op de bodem
aanwezige niet-doelwit arthropoden relevant.
Er zijn gegevens geleverd over de interactie tussen enerzijds twee
soorten springstaarten (Proisotoma minuta
en Pseudosinella
alba) en anderzijds T. harzianum. Het blijkt dat het exudaat van sporen van T. harzianum letaal is voor Proisotoma minuta, maar dat de beide
springstaartsoorten contact met T.
harzianum sporen vermijden en het mycelium ook niet als voedselbron
gebruiken.
Er zijn geen gegevens geleverd voor standaard bodemkruipers, zoals Poecilus cupreus en Aleochara bilineata. Er zijn echter geen aanwijzingen uit de
literatuur dat
Trichoderma soorten betrokken
zijn bij infecties van of pathogeniteit voor kevers.
Op grond hiervan
kan de conclusie getrokken worden, dat het risico voor bodembewonende
niet-doelwit organismen gering is en dat wordt voldaan aan de normen voor
niet-doelwit arthropoden zoals opgenomen in SANCO/1080/2004.
Risicobeoordeling voor regenwormen
Er zijn geen
standaard experimenten geleverd over de toxiciteit voor regenwormen.
Uit publicaties in
de literatuur blijkt dat vijf verschillende soorten regenwormen
Trichoderma viride gebruikten als
voedsel. De worm Pheretima hawayana ondervond geen
schadelijke effecten indien T. harzianum
als voedsel werd gebruikt.
Op grond hiervan
kan de conclusie getrokken worden dat het risico voor regenwormen gering is en
dat wordt voldaan aan de normen voor regenwormen zoals opgenomen in
SANCO/8010/2004.
Risicobeoordeling voor niet-doel
bodemmicro-organismen
Uit de geleverde
gegevens voor werkzaamheid blijkt dat Trichoderma
harzianum T-22 geen effect heeft op twee VA mycorrhiza schimmels en de
groei van planten. De geleverde gegevens geven echter geen inzicht in de
effecten van Trichoderma harzianum
T-22 op de gehele populatie van niet-doel bodemmicro-organismen. T. harzianum is een saprofyt en een alom van nature voorkomend
bodemmicro-organisme. Er worden geen effecten op microbiologische processen in
de bodem verwacht.
Uitzondering is dat er antagonistische effecten op andere schimmels
kunnen zijn.
Etikettering
Voorstel voor classificatie werkzame stof Trichoderma
harzianum T-22
(symbolen
en R-zinnen)
Symbool: |
- |
met als
onderschrift: - |
R-zinnen: |
- |
- |
Voorstel voor classificatie en etikettering
formulering(en) met betrekking tot het milieu
Op basis van bovenstaand profiel van de stof, de geleverde
formuleringstoxicologie voor het middel en de eigenschappen van de
hulpcomponenten, wordt voorgesteld het middel als volgt te etiketteren:
(De in onderstaande
tabel gebruikte nummering komt overeen met de nummering in het Collegebesluit, §
IV, Verpakking en etikettering:)
1 |
Stoffen die met
chemische benaming op het etiket moeten worden vermeld (andere zeer gifitige,
giftige, bijtende of schadelijke stoffen): |
|||
|
nvt |
|||
2c) |
Gevaarsymbool: |
- |
aanduiding: |
- |
|
R-zinnen1 |
- |
- |
|
|
|
|
|
|
|
S-zinnen2 |
- |
- |
|
|
|
|
|
|
2d) |
Specifieke
vermeldingen: DPD-zinnen |
nvt |
nvt |
|
|
|
|
|
|
2f) |
Gewasbeschermings-middelenzin: DPD-zin |
nvt |
nvt |
|
2h) |
Kinderveilige
sluiting verplicht? |
nvt |
||
|
Voelbare
gevaarsaanduiding verplicht? |
nvt |
1 Zinnen afkomstig
uit 67/548 (code R..), 91/414/EG, annex IV (Code RS..) of nationaal toegekende
zinnen
(code G..)
2 Zinnen afkomstig
uit 67/548 (code S..), 91/414/EG, annex V (Code SP..) of nationaal toegekende
zinnen (code V..)
Conclusie met
betrekking tot milieu:
1. Trichoderma harzianum T-22 voldoet aan
de norm voor overleving, persistentie en verspreiding zoals opgenomen in SANCO/8010/2004.
2. de onderhavige
toepassingen op basis van Trichoderma
harzianum T-22 voldoen aan de normen voor waterorganismen zoals opgenomen in
SANCO/8010/2004.
3. de onderhavige
toepassingen op basis van Trichoderma harzianum T-22 voldoen aan
de norm voor vogels zoals opgenomen in
SANCO/8010/2004.
4. de onderhavige
toepassingen op basis van Trichoderma harzianum T-22 voldoen aan
de norm voor zoogdieren zoals opgenomen in
SANCO/8010/2004.
5. de onderhavige
toepassingen op basis van Trichoderma harzianum T-22 voldoen aan
de norm voor bijen zoals opgenomen in
SANCO/8010/2004.
6.
de onderhavige toepassingen op basis van Trichoderma harzianum T-22 voldoen aan de norm voor niet-doelwit arthropoden
zoals opgenomen in SANCO/8010/2004.
7. de onderhavige
toepassingen op basis van Trichoderma harzianum T-22 voldoen aan
de norm voor regenwormen zoals opgenomen in
SANCO/8010/2004.
8. de onderhavige
toepassingen op basis van Trichoderma harzianum T-22 voldoen aan de norm voor niet-doel
bodemmicro-organismen zoals opgenomen in
ontwerp SANCO/8010/2004.
Conclusie
Bij gebruik volgens
het Wettelijk Gebruiksvoorschrift en Gebruiksaanwijzing is het middel TRIANUM-P, op basis van de werkzame stof Trichoderma harzianum
Rifai T-22, voldoende
werkzaam en heeft het geen schadelijke uitwerking op de gezondheid van de mens
en het milieu (artikel 3 en 3a van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962).
De etikettering wordt als volgt vastgesteld:
1 |
Stoffen die met chemische benaming op het etiket moeten worden vermeld (andere zeer gifitige, giftige, bijtende of schadelijke stoffen): |
|||
|
- |
|||
2c) |
Gevaarsymbool: |
Xn |
aanduiding: |
schadelijk |
|
R-zinnen1 |
42/43 |
Kan overgevoeligheid veroorzaken bij inademing of bij contact met de huid. |
|
|
S-zinnen2 |
22/23-NL |
stof en spuitnevel niet inademen |
|
|
|
36/37 |
Draag geschikte handschoenen en beschermende kleding. |
|
|
|
42o |
Draag een geschikte adembescherming (voorzien van een P3 filter) tijdens het mengen/laden van het middel. |
|
|
|
45 |
Bij een ongeval of indien men zich onwel voelt, onmiddellijk een arts raadplegen (indien mogelijk dit etiket tonen) |
|
2d) |
Specifieke vermeldingen: DPD-zinnen3 |
- |
- |
|
2f) |
Gewasbeschermings-middelenzin: DPD-zin |
DPD014 |
Volg de gebruiksaanwijzing om gevaar voor mens en milieu te voorkomen |
1 Zinnen afkomstig uit 67/548 (code R..), 91/414/EG, annex IV (Code RS..) of nationaal toegekende zinnen (code G..)
2 Zinnen afkomstig uit 67/548 (code S..), 91/414/EG, annex V (Code SP..) of nationaal toegekende zinnen (code V..)
3 Zinnen afkomstig
uit 1999/45/EG (code DPD..)
4Deze zin vermelden bij alle gewasbeschermingsmiddelen; zin verwijderen
bij biociden
Als voorwaarde voor toekomstige beoordeling dienen
praktijkgegevens m.b.t. de effectiviteit van TRIANUM-P over minimaal drie
seizoenen worden overlegd.
Indien in EU-kader verdere vragen worden gesteld met betrekking tot de werkzame stof Trichoderma harzianum Rifai T-22 en/of het middel TRIANUM-P, zullen deze ook gelden voor de nationale beoordeling.
Besluit
·
Het College besluit de aanvraag tot toelating van het
bestrijdingsmiddel TRIANUM-P, · Als einddatum voor Trichoderma harzianum Rifai T-22 wordt 1 mei 2010 vastgesteld. · Als
expiratiedatum wordt 1 mei 2010 vastgesteld · Etikettering:
· Als voorwaarde voor toekomstige beoordeling dienen praktijkgegevens m.b.t. de effectiviteit van TRIANUM-P over minimaal drie seizoenen worden overlegd. · Indien in EU-kader verdere vragen worden gesteld met betrekking tot de werkzame stof Trichoderma harzianum Rifai T-22 en/of het middel TRIANUM-P, zullen deze ook gelden voor de nationale beoordeling |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
HET
COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN BESTRIJDINGSMIDDELEN,
(voorzitter)