Het College
voor de Toelating
van
Bestrijdingsmiddelen,
overwegende, dat het besluit tot toelating van het middel
nr. 12452 N d.d 20 juni 2003 dient te worden gewijzigd en het in verband daarmee wenselijk is dit besluit in te trekken en daarom in de plaats, gelet op de artikelen 3, 3a, 4 en 5 van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (Stb. 288), het volgende besluit vast te stellen,
§ I Toelating
§ II Samenstelling,
vorm en afwerking
Onverminderd hetgeen
omtrent de samenstelling, vorm en afwerking bij de Regeling samenstelling
bestrijdingsmiddelen is bepaald, moeten:
§ III Gebruik
Het bestrijdingsmiddel mag slechts worden gebruikt met inachtneming van hetgeen in bijlage I dezes, onder A. is voorgeschreven.
§ IV Verpakking en
etikettering
Overeenkomstig artikel 15c, lid 1, onder b van de Nadere regels verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten:
- aard van het preparaat: Dispergeerbaar concentraat
Overeenkomstig artikel 15d, lid 1 (biociden) en artikel 15e, onder b (gewasbeschermingsmiddelen) van de Nadere regels verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten:
- Werkzame stof: |
- Gehalte: |
|
||
|
thiacloprid |
480 g/l |
||
Overeenkomstig artikel 14, lid 1 tot en met lid 3 van de Nadere regels verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten:
- andere zeer giftige, giftige, bijtende of schadelijke stof(fen):
a.
hetgeen in bijlage I onder A. is vermeld.
b.
de in bijlage I dezes onder B. opgenomen tekst, met dien verstande, dat niet
alle daarin aangegeven toepassingen behoeven te worden vermeld en de inhoud
dier tekst slechts mag worden aangevuld met technische aanwijzingen voor een
goede bestrijding, mits deze niet met die tekst in strijd zijn.
c.
overeenkomstig
artikel 14, lid 4 tot en met lid 13 van de Nadere regels verpakking en
aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten, letterlijk en zonder enige
aanvulling, tenzij bij de veiligheidsaanbeveling cursief is aangegeven
dat een keuze moet worden gemaakt; dan dient de optie die van toepassing is op
het etiket te worden vermeld:
- Gevaarsymbool: |
- Aanduiding: |
|
|||
|
Xn |
Schadelijk |
|
||
|
N |
Milieugevaarlijk |
|||
-
Waarschuwingszinnen:
Schadelijk bij inademing en opname door de mond.
Carcinogene effecten zijn niet uitgesloten.
Kan overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid.
Zeer vergiftig voor in het water levende organismen; kan in het aquatisch
milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken.
-
Veiligheidsaanbevelingen:
Niet roken tijdens gebruik.
Spuitnevel niet inademen.
Draag geschikte handschoenen en beschermende kleding.
In
geval van inslikken onmiddellijk een arts raadplegen en verpakking of etiket
tonen.
Deze stof en de verpakking als gevaarlijk afval afvoeren. (Deze zin hoeft niet te worden vermeld op het etiket indien u deelneemt aan het verpakkingenconvenant, en op het etiket het STORL-vignet voert, en ingevolge dit convenant de toepasselijke zin uit de volgende verwijderingszinnen op het etiket vermeld:
1) Deze verpakking is bedrijfsafval, mits deze is schoongespoeld, zoals wettelijk is voorgeschreven.
2) Deze verpakking is bedrijfsafval, nadat deze volledig is geleegd.
3) Deze verpakking dient nadat deze volledig is geleegd te worden ingeleverd bij een KCA-depot. Informeer bij uw gemeente.)
Voorkom lozing in het milieu. Vraag om speciale
instructies / veiligheidsgegevenskaart.
Was alle beschermende kleding na gebruik.
d.
overeenkomstig
artikel 14, lid 13 en lid 14 van de Nadere regels verpakking en aanduiding
milieugevaarlijke stoffen en preparaten, letterlijk en zonder enige aanvulling:
-
Specifieke
vermeldingen:
Volg de
gebruiksaanwijzing om gevaar voor mens en milieu te voorkomen.
e.
bij het
toelatingsnummer een cirkel met daarin de aanduiding W.1.
f. n.v.t.
g. n.v.t.
h. n.v.t.
§ V
Afleverings- opgebruiktermijnen
Niet conform dit
wijzigingsbesluit aangepaste verpakkingen mogen voor de periode van
29 juli 2005
tot 1 februari 2007
nog worden gebruikt en ten behoeve van het gebruiken voorhanden of in voorraad
worden gehouden.
Niet conform dit besluit
aangepaste verpakkingen mogen voor de periode van
29 juli 2005 tot 1 augustus 2006 nog worden verkocht, te koop of te ruil worden aangeboden, ter beschikking
gesteld worden, geschonken alsmede uitgedeeld worden.
Degene wiens
belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken kan gelet op artikel 8 van de
Bestrijdingsmiddelenwet 1962 en artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht, binnen zes weken na de dag waarop dit besluit bekend is gemaakt
een bezwaarschrift indienen bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft
genomen. Een dergelijk bezwaarschrift dient te worden geadresseerd aan: Het
College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen, Postbus 217, 6700 AE
WAGENINGEN.
HET
COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN BESTRIJDINGSMIDDELEN,
(voorzitter)
Aan:
Energieweg 1
3641 RT
MIJDRECHT
HET COLLEGE VOOR DE
TOELATING VAN BESTRIJDINGSMIDDELEN
BIJLAGE I bij het wijzigings- en herregistratiebesluit van de toelating van het middel Calypso, toelatingsnummer 12452 N
A.
Wettelijk
gebruiksvoorschrift
Toegestaan is uitsluitend het gebruik als insectenbestrijdingsmiddel
als
I Gewasbehandeling:
a.
in de teelt van
appels en peren (jong gewas) met dien verstande dat de toepassing langs
watergangen voor 1 mei uitsluitend is toegestaan indien:
§
gespoten wordt met
tunnelspuit en een maximale hoeveelheid spuitvloeistof van 1000 liter per
hectare of
§
in de eerste
20 meter grenzend aan de watergang gebruik
wordt gemaakt van een venturi-dop in combinatie met een éénzijdige bespuiting
van de laatste bomenrij en een maximale hoeveelheid spuitvloeistof van 1000 l.
in de teelt van appels en peren (jong gewas) met
dien verstande dat de toepassing langs watergangen na 1 mei uitsluitend is
toegestaan indien:
§
tussen de watergang
en de buitenste bomenrij een aaneengesloten windscherm en een rijpad zijn
geplaatst en het windscherm niet bespoten wordt, of
§
gespoten wordt met
een tunnelspuit, of
§
een teeltvrije zone
van 6 meter aanwezig is en maximaal 1000 liter spuitvloeistof wordt toegepast,
of
§
sensorgestuurd
gespoten wordt met maximaal 1000 liter spuitvloeistof per hectare, of
§
een emissiescherm
(2,5 m) tussen boomgaard en oppervlaktewater aanwezig is en maximaal 950 liter
spuitvloeistof per hectare wordt verspoten, of
§
het middel
verspoten wordt met een dwarsstroomspuit met reflectiescherm en maximaal 850
liter spuitvloeistof per hectare of
§
in de eerste
20 meter grenzend aan de watergang gebruik
wordt gemaakt van een venturi-dop in combinatie met een éénzijdige bespuiting
van de laatste bomenrij en een maximale hoeveelheid spuitvloeistof van 1000 l.
in de teelt van appels, peren, pruimen en kersen
met dien verstande dat de toepassing langs watergangen voor 1 mei uitsluitend
is toegestaan indien:
§
gespoten wordt met
tunnelspuit en een maximale hoeveelheid spuitvloeistof van 1100 liter per
hectare of
§
in de eerste
20 meter grenzend aan de watergang gebruik
wordt gemaakt van een venturi-dop in combinatie met een éénzijdige bespuiting
van de laatste bomenrij en een maximale hoeveelheid spuitvloeistof van 1100 l.
in de teelt van appels, pruimen en kersen met dien
verstande dat de toepassing langs watergangen na 1 mei uitsluitend is
toegestaan indien:
§
tussen de watergang
en de buitenste bomenrij een aaneengesloten windscherm en een rijpad zijn
geplaatst en het windscherm niet bespoten wordt, of
§
gespoten wordt met
een tunnelspuit, of
§
een teeltvrije zone
van 6 meter aanwezig is en maximaal 1000 liter spuitvloeistof wordt toegepast,
of
§
sensorgestuurd
gespoten wordt met maximaal 800 liter spuitvloeistof per hectare, of
§
een emissiescherm
(2,5 m) tussen boomgaard en oppervlaktewater aanwezig is en maximaal 950 liter
spuitvloeistof per hectare wordt verspoten, of
§
het middel
verspoten wordt met een dwarsstroomspuit met reflectiescherm en maximaal 850
liter spuitvloeistof per hectare of
§
in de eerste
20 meter grenzend aan de watergang gebruik
wordt gemaakt van een venturi-dop in combinatie met een éénzijdige bespuiting
van de laatste bomenrij.
in de teelt van peren met dien verstande dat de
toepassing langs watergangen ná 1 mei uitsluitend is toegestaan indien:
§
tussen de watergang
en de buitenste bomenrij een aaneengesloten windscherm en een rijpad zijn
geplaatst en het windscherm niet bespoten wordt, of
§
gespoten wordt met
een tunnelspuit, of
§
een teeltvrije zone
van 6 meter aanwezig is en maximaal 1000 liter spuitvloeistof wordt toegepast,
of
§
sensorgestuurd
gespoten wordt met maximaal 800 liter spuitvloeistof per hectare, of
§
een emissiescherm
(2,5 m) tussen boomgaard en oppervlaktewater aanwezig is en maximaal 950 liter
spuitvloeistof per hectare wordt verspoten, of
§
het middel
verspoten wordt met een dwarsstroomspuit met reflectiescherm en maximaal 850
liter spuitvloeistof per hectare of
§
in de eerste
20 meter grenzend aan de watergang gebruik
wordt gemaakt van een venturi-dop in combinatie met een éénzijdige bespuiting
van de laatste bomenrij.
b.
in de onbedekte
teelt van rode-, witte-, zwarte-, blauwe en kruisbes
c.
in de onbedekte
teelt van loganbes, taybes, braam en framboos
d.
in de teelt van
aardbei met dien verstande dat maximaal 2 bespuitingen per seizoen zijn
toegestaan
e.
in de bedekte teelt
van aubergine, augurk, courgette, komkommer, paprika, pattison, Spaanse peper
en tomaat
f.
in de teelt van
aardappel
g.
in de teelt van
suiker- en voederbiet met dien verstande dat maximaal 2 bespuitingen per
seizoen zijn toegestaan
h.
in de teelt van hennep
i.
in de teelt van
bloembol-, bloemknol- en bolbloemgewassen
j.
in de bedekte teelt
van bloemisterijgewassen
k.
in de onbedekte
teelt van bloemisterijgewassen met dien
verstande dat langs watergangen maximaal 3 bespuitingen per seizoen zijn
toegestaan
l.
in de teelt van
boomkwekerijgewassen
§
in spillen met dien
verstande dat langs watergangen maximaal 3 bespuitingen zijn toegestaan
§
in opzetters met
dien verstande dat langs watergangen maximaal 980 liter spuitvloeistof per
hectare mag worden verspoten
§
in overige boomkwekerijgewassen
met dien verstande dat langs watergangen maximaal 3 bespuitingen met maximaal
1100 liter spuitvloeistof zijn toegestaan
m.
in vaste planten
met dien verstande dat langs watergangen maximaal 3 bespuitingen zijn
toegestaan
n.
in openbaar groen
II Druppelbehandeling, mits toegepast na 1 maart:
o.
in de teelt op
substraat van aubergine, paprika, Spaanse peper en tomaat.
Dit middel is gevaarlijk voor
niet-doelwitarthropoden. Vermijd onnodige blootstelling.
Om de bodemorganismen te beschermen mag u dit
product in de toepassing in grootfruit (met uitzondering van jong gewas), klein
fruit (met uitzondering van aardbei in de vollegrond), en vruchtgroenten onder
glas (met uitzondering van substraatteelt) ten hoogste twee maal gebruiken en
in toepassingen in bloemisterijgewassen en boomkwekerijgewassen (in de
vollegrond en onder glas) ten hoogste driemaal gebruiken.
De termijn tussen de laatste toepassing en de oogst mag niet korter zijn dan:
1 dag: voor bedekte teelt van aardbei, druppelbehandeling van aubergine, paprika, Spaanse peper en tomaat voor augurk, courgette, komkommer, pattison, gewasbehandeling van aubergine, paprika, Spaanse peper, tomaat op de dag van oogst niet toepassen vòòr het oogsten.
3 dagen: voor onbedekte teelt van aardbei, rode-, witte-, zwarte-, blauwe en kruisbes, loganbes, taybes, braam en framboos.
14 dagen: voor aardappel, appel, peer, pruim en kers.
35 dagen: voor biet.
B.
Gebruiksaanwijzing
Algemeen
De werking van Calypso komt met name via contactwerking tot stand.
Resistentiemanagement
Om de kans op verminderde gevoeligheid te beperken, is het aan te bevelen om af te wisselen met insecticiden met een ander werkingsmechanisme, die voor de betreffende toepassing een toelating hebben.
Als er nog geen ervaring is opgedaan met het middel dient een proefbespuiting uitgevoerd te worden om de verdraagzaamheid van het gewas te testen.
Toepassingen gewasbehandelingen
Appel, ter bestrijding van bladluizen
Bij aanwezigheid van de stammoeders van de roze appelluis of zodra aantasting van één van de overige bladluizen wordt waargenomen een bespuiting uitvoeren.
Dosering: 0,025% ( 25 ml per 100 liter water)
Appel, ter bestrijding van appelzaagwesp
Als prikken van de zaagwespen worden waargenomen (onder de kelkslippen) een bespuiting uitvoeren.
Dosering: 0,025% (25 ml per 100 liter water)
Peer, ter bestrijding van bladluizen
Zodra een aantasting wordt waargenomen een bespuiting uitvoeren.
Dosering: 0,025 % (25 ml per 100 liter water)
Appel, peer, kers en pruim ter bestrijding van groene appelwants
Zodra larven van de groene appelwants worden waargenomen een bespuiting uitvoeren.
Dosering: 0,025% (25 ml per 100 liter water)
Kers en pruim, ter bestrijding van bladluizen
Zodra een aantasting wordt waargenomen een bespuiting uitvoeren.
Dosering: 0,025 % (25 ml per 100 liter water)
Rode bes, witte bes, zwarte bes, blauwe bes en kruisbes, ter bestrijding van groene appelwants
Zodra de larven van de groene appelwants worden waargenomen een bespuiting uitvoeren.
Dosering: 0,025 % (25 ml per 100 liter water)
Rode bes, witte bes, zwarte bes en kruisbes, ter bestrijding van bladluizen
Zodra een aantasting wordt waargenomen een bespuiting uitvoeren.
Dosering: 0,025 % (25 ml per 100 liter water)
Blauwe bes, ter bestrijding van bladluizen, o.a. Fimbriaphis fimbriata
Zodra een aantasting wordt waargenomen een bespuiting uitvoeren.
Dosering: 0,025 % (25 ml per 100 liter water)
Braam, framboos, loganbes en taybes, ter bestrijding van bladluizen
Zodra een aantasting wordt waargenomen een bespuiting uitvoeren.
Dosering: 0,025 % (25 ml per 100 liter water)
Aardbei, ter bestrijding van bladluizen, o.a. Fimbriaphis fimbriata
Zodra een aantasting wordt waargenomen een bespuiting uitvoeren. Maximaal 2 maal toepassen per seizoen.
Dosering: 0,025 % (25 ml per 100 liter water) of 0,25 l middel per hectare (vollegrond)
Aardbei, ter bestrijding van de larven van kaswittevlieg
Bij aanwezigheid van de larven van de kaswittevlieg een bespuiting uitvoeren.
De bespuiting na één week herhalen. Maximaal 2 maal toepassen per seizoen.
Dosering: 0,025 % (25 ml per 100 liter water) of 0,25 l middel per hectare (vollegrond)
Bedekte teelt van aubergine, augurk, courgette, komkommer, paprika, pattison, Spaanse peper en tomaat, ter bestrijding van bladluizen
Zodra een aantasting wordt waargenomen een bespuiting uitvoeren.
Dosering: 0,025 % (25 ml per 100 liter water)
Bedekte teelt van aubergine, augurk, courgette, komkommer, paprika, pattison, Spaanse peper en tomaat, ter bestrijding van de larven van kaswittevlieg
Bij aanwezigheid van de larven van de kaswittevlieg een bespuiting uitvoeren.
De bespuiting na één week herhalen.
Dosering: 0,025 % (25 ml per 100 liter water)
Aardappel, waaronder zetmeel-, consumptie- en pootaardappel, ter bestrijding van bladluizen zoals groene perzikluis, aardappeltopluis en vuilboomluis ter voorkoming van zuigschade
Een behandeling uitvoeren wanneer gemiddeld meer dan 50 bladluizen per samengesteld blad voorkomen. Voor vuilboomluis is nog geen schadedrempel vastgesteld voor deze bladluis geldt dat een behandeling uitgevoerd dient te worden zodra aantasting wordt waargenomen.
Dosering: 0,25 l middel per hectare
Suikerbiet en voederbiet, ter voorkoming van zuigschade door o.a. groene perzikluis
Zodra aantasting wordt waargenomen een bespuiting uitvoeren. Maximaal 2 maal toepassen per seizoen.
Dosering: 0,25 l middel per hectare
Hennep, ter bestrijding van de larven van kaswittevlieg
Bij aanwezigheid van de larven van de kaswittevlieg een bespuiting uitvoeren. De bespuiting na één week herhalen.
Dosering: 0,025% (25 ml per 100 liter water) onder glas of
0,25 l middel per hectare in de vollegrond
Hennep, ter bestrijding van groene perzikluis
Zodra een aantasting wordt waargenomen een bespuiting uitvoeren.
Dosering: 0,025% (25 ml per 100 liter water) onder glas of
0,25 l middel per hectare in de vollegrond
Onbedekte teelt van bloembol-, bloemknol- en bolbloemgewassen, ter bestrijding van bladluizen.
Zodra een aantasting wordt waargenomen een bespuiting uitvoeren.
Dosering: 0,25 l middel per hectare
Bedekte teelt van bloembol-, bloemknol- en bolbloemgewassen ter bestrijding van bladluizen.
Zodra een aantasting wordt waargenomen een bespuiting uitvoeren.
Dosering: 0,025 % (25 ml per 100 liter water)
Gladiool, ter bestrijding van gladiolentrips
Bij het verschijnen van het derde blad starten met de bestrijding. De behandelingen daarna nog twee keer herhalen met intervallen van 7 tot 10 dagen.
Dosering: 0,025 % (25 ml per 100 liter water) bedekte teelt of
0,25 l middel per hectare in de vollegrond
Onbedekte teelt van bloemisterijgewassen, ter bestrijding van bladluizen
Zodra een aantasting wordt waargenomen een bespuiting uitvoeren.
Dosering: 0,25 l middel per hectare
Bedekte teelt van bloemisterijgewassen, ter bestrijding van bladluizen
Zodra een aantasting wordt waargenomen een bespuiting uitvoeren.
Dosering: 0,025 % (25 ml per 100 liter water)
Bedekte en onbedekte teelt van bloemisterijgewassen, ter bestrijding van de larven van kaswittevlieg
Bij aanwezigheid van de larven van de kaswittevlieg een bespuiting uitvoeren. De bespuiting na één week herhalen.
Dosering: 0,025 % (25 ml per 100 liter water) onder glas of
0,25 l middel per hectare in de vollegrond
Onbedekte teelt van boomkwekerijgewassen en vaste planten, ter bestrijding van bladluizen
Zodra een aantasting wordt waargenomen een bespuiting uitvoeren.
Dosering: 0,25 l middel per hectare
Bedekte teelt van boomkwekerijgewassen en vaste planten, ter bestrijding van bladluizen
Zodra een aantasting wordt waargenomen een bespuiting uitvoeren.
Dosering: 0,025 % (25 ml per 100 liter water)
Onbedekte teelt van boomkwekerijgewassen en vaste planten met uitzondering van opzetters, ter bestrijding van de larven van kaswittevlieg
Bij aanwezigheid van de larven van de kaswittevlieg een bespuiting uitvoeren. De bespuiting na één week herhalen.
Dosering: 0,025 % (25 ml per 100 liter water)
Bedekte teelt van boomkwekerijgewassen en vaste planten, ter bestrijding van de larven van kaswittevlieg
Bij aanwezigheid van de larven van de kaswittevlieg een bespuiting uitvoeren. De bespuiting na één week herhalen.
Dosering: 0,025 % (25 ml per 100 liter water)
Openbaar groen, ter bestrijding van bladluizen
Zodra een aantasting wordt waargenomen een bespuiting uitvoeren.
Dosering: 0,25 l middel per hectare
Toepassingen druppelbehandeling
Bedekte teelt van aubergine, paprika, Spaanse peper en tomaat op kunstmatig substraat, ter bestrijding van de larven van kaswittevlieg
Bij aanwezigheid van de larven van de kaswittevlieg een druppelbehandeling uitvoeren.
De druppelbehandeling alleen na 1 maart uitvoeren.
Dosering: 20 ml per 1000 planten
Gevoeligheid gewassen
Gezien het grote
aantal variëteiten en de wisselende teeltomstandigheden van bloemisterijgewassen,
boomkwekerijgewassen, vaste planten en groenteteeltgewassen en de verschillen
in gewasverdraagzaamheid, verdient het aanbeveling om alvorens een middel toe
te passen een proefbespuiting uit te voeren.
HET
COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN BESTRIJDINGSMIDDELEN,
(voorzitter)
HET COLLEGE VOOR DE
TOELATING VAN BESTRIJDINGSMIDDELEN
BIJLAGE II bij het wijzigings- en herregistratiebesluit van de toelating van het middel Calypso, toelatingsnummer 12452 N
Het betreft een aanvraag
tot herregistratie van de toelating van het middel Calypso,
20040491 THG, een middel op basis van de werkzame stof thiacloprid, als insectenbestrijdingsmiddel in de
niet-grondgebonden teelt onder glas door middel van:
I. gewasbehandeling:
a.
van aubergine,
augurk, courgette, komkommer, paprika, pattison, Spaanse peper en tomaat;
b.
van bloembol-,
bloemknol- en bolbloemgewassen;
c.
van
bloemisterijgewassen;
d.
van
boomkwekerijgewassen en vaste planten en
II
druppelbehandeling, mits toegepast na 1 maart
e. van aubergine, paprika, Spaanse peper en tomaat.
Het betreft tevens een
aanvraag tot uitbreiding van de toelating van het middel Calypso, 20040191 UG,
als insectenbestrijdingsmiddel in
de grondgebonden teelt onder glas en
buitenteelt door middel van:
I. gewasbehandeling van:
a.
aubergine, augurk,
courgette, komkommer, paprika, pattison, Spaanse peper en tomaat;
b. groot fruit
c. klein fruit (o.a. aardbeien),
d. aardappelen,
e. bieten,
f. hennep
g.
openbaar groen.
h.
bloembol-,
bloemknol- en bolbloemgewassen;
i.
bloemisterijgewassen;
j.
boomkwekerijgewassen
en vaste planten en
II
druppelbehandeling, mits toegepast na 1 maart van
k.
aubergine, paprika,
Spaanse peper en tomaat.
Thiacloprid is een nieuwe werkzame stof voor de EU.
Thiacloprid is geplaatst op Bijlage I van gewasbeschermingsrichtlijn 91/414/EEG
per 1 januari 2005 (richtlijn 2004/99/EC d.d.
1 oktober 2004).
De einddatum van de werkzame stof thiacloprid is 31 december 2014.
De huidige beoordeling en besluitvorming zijn overeenkomstig
de in bijlage VI bij Richtlijn 91/414/EEG vastgelegde uniforme beginselen op
basis van een dossier dat beantwoordt aan de eisen van bijlage III bij die
richtlijn.
Stand van zaken met betrekking tot de aanvraag
Uitbreidingsaanvraag
De aanvraag is op 2 juni 2004 ontvangen; op 4 juni 2004 zijn de verschuldigde
aanvraagkosten ontvangen. De aanvraag is op 23 november 2004 niet in
behandeling genomen vanwege het ontbreken van gegevens voor het aspect
residuen. Op 26 november 2004 zijn ontbrekende gegevens ontvangen. De aanvraag
is op 8 februari 2005 in behandeling genomen. Op 11 februari 2005 werden de
verschuldigde beoordelingskosten ontvangen.
De 34-weken termijn eindigt op 4 oktober 2005.
De aanvraag is op 20 december 2004 ontvangen; op 20 december 2004 zijn de verschuldigde
aanvraagkosten ontvangen. De aanvraag is op 17 februari 2005 in behandeling
genomen. Op 26 april 2005 werden de verschuldigde beoordelingskosten ontvangen.
Toepassingsoverzicht
In tabel 1 staat een overzicht gegeven van de toepassingen van Calypso (zowel de toegelaten als de aanvraagde toepassingen)
Tabel M.1 Toepassingsoverzicht Calypso
Nr. |
Toepassing |
doelwit arthropood |
Dosering w.s. [kg/ha] |
Freq. |
Interval [dag] |
Tijdstip toepassing |
1 |
fabrieks-consumptie-pootaardappel:
v.g. |
groene perzikluis, vuilboomluis,
aardappeltopluis, (zuigschade) |
0,12 |
3* |
60 |
mei-sept |
2 |
suiker-voederbiet: v.g. |
groene perzikluis, (zuigschade) |
0,12 |
3* |
60 |
april-aug |
3 |
hennep: v.g |
kaswittevlieg, groene perzikluis |
0,12 |
3* |
60 |
mei-aug |
4 |
hennep: o.g. |
kaswittevlieg, groene perzikluis |
0,072 |
3* |
60 |
mei-aug |
5 |
appel en peer, jong gewas: v.g. |
bladluizen |
0,12 |
3* |
60 |
april
sept |
6 |
appel: v.g. |
bladluizen |
0,18 |
3* |
60 |
april-sept |
7 |
peer: v.g. |
bladluizen |
0,144 |
3* |
60 |
april-sept |
8 |
appel, jong gewas: v.g. |
appelzaagwesp, groene appelwants |
0,12 |
3* |
60 |
april-juli |
9 |
appel: v.g. |
appelzaagwesp, groene appelwants |
0,18 |
3* |
60 |
april-juli |
10 |
peer, jong gewas: v.g. |
groene appelwants |
0,12 |
3* |
60 |
april-juli |
11 |
peer: v.g. |
groene appelwants |
0,144 |
3* |
60 |
april-juli |
12 |
pruim, kers: v.g. |
groene appelwants |
0,18 |
3* |
60 |
april-juli |
13 |
pruim, kers: v.g. |
bladluizen |
0,18 |
3* |
60 |
april-sept |
14 |
rode, witte, zwarte en kruisbes: v.g. |
bladluizen |
0,144 |
3* |
60 |
april-sept |
15 |
rode, witte, zwarte, blauwe en
kruisbes: v.g. |
groene appelwants |
0,144 |
3* |
60 |
april-juli |
16 |
blauwe bes |
bladluizen |
0,144 |
3* |
60 |
april-juli |
17 |
aardbei |
bladluizen |
0,072 |
3* |
60 |
april-sept |
18 |
braam,
framboos, loganbes, taybes : v.g. en o.g. |
bladluizen |
0,144 |
3* |
60 |
april-sept |
19 |
aardbei:
o.g. |
bladluizen |
0,168 |
3* |
60 |
april-okt |
20 |
aardbei: v.g. |
larven
kaswittevlieg |
0,072 |
4 |
7 |
april-sept |
21 |
aardbei: o.g. |
larven kaswittevlieg |
0,168 |
4 |
7 |
april-okt |
22 |
augurk,
courgette: v.g. |
bladluizen |
0,096 |
3* |
60 |
mei-sept |
23 |
bloembol, bloemknol, bolbloemgewassen:
v.g. |
bladluizen |
0,12 |
3* |
60 |
mrt-sept |
24 |
gladiool:
v.g. |
gladiolentrips |
0,12 |
3 |
7-10 |
mei-sept |
25 |
bloemisterijgewassen: v.g. |
bladluizen |
0,12 |
3* |
60 |
mrt-sept |
26 |
bloemisterijgewassen: v.g. |
larven kaswittevlieg |
0,12 |
4 |
7 |
juni-sept |
27 |
boomkwekerijgewassen, vaste planten:
v.g. |
bladluizen |
0,12 |
3* |
60 |
mrt-sept |
28 |
boomkwekerijgewassen (muv opzetters),
vaste planten: v.g. |
larven kaswittevlieg |
0,12 |
4 |
7 |
juni-sept |
29 |
openbaar groen: v.g. |
bladluizen |
0,12 |
3* |
60 |
mrt-sept |
30 |
vruchtgoenten: o.g. |
bladluis |
0,18 |
3* |
60 |
jan-dec |
31 |
vruchtgroenten: o.g. |
larven kaswittevlieg |
0,18 |
4 |
7 |
jan-dec |
32 |
vruchtgroenten: substraatteelt o.g.; druppelbehandeling |
larven kaswittevlieg |
0,241 |
3* |
60 |
mrt-nov |
33 |
bloembol, bloemknol en
bolbloemgewassen: o.g. |
bladluis |
0,12 |
3* |
60 |
jan-dec |
34 |
gladiool:
o.g. |
gladiolentrips |
0,12 |
3 |
7-10 |
jan-dec |
35 |
bloemisterijgewassen, boomkwekerijgewassen en vaste planten: o.g. |
bladluis |
0,12 |
3* |
60 |
jan-dec |
36 |
bloemisterijgewassen, boomkwekerijgewassen en vaste planten: o.g. |
larven kaswittevlieg |
0,12 |
4 |
7 |
jan-dec |
* deze frequentie vormt de
worse case per teeltperiode, waarbij een nieuwe toepassing uitsluitend
plaatsvindt bij een nieuwe aantasting. Het interval tussen de toepassingen is 2
maanden gebaseerd op 1 maand werkzaamheid en 1 maand voor de ontwikkeling van
ei- tot adultstadium
1 uitgaande van 2,5 plant/m2,
dit is een realistiche aanname voor de teelt van tomaten, voor de overige
teelten is dit een worse case aanname.
Profiel fysische en chemische eigenschappen
Werkzame stof
thiacloprid
Voor de fysisch-chemische eigenschappen
wordt gebruik gemaakt van de eindpuntentabel (november 2002) zoals die als
onderdeel van de monograph is opgesteld en besproken is in de ECCO/EPCO
bijeenkomsten. De werkzame stof is per
1 januari 2005 geplaatst op bijlage I van gewasbeschermingsrichtlijn
91/414/EEG.
Identity
Active substance (ISO Common Name) |
YRC 2894 (ISO Common Name: Thiacloprid) |
Chemical name (IUPAC) |
(Z)-N-{3-[(6-Chloro-3-pyridinyl)methyl]-1,3-thiazolan-2-yliden}cyanamide |
Chemical name (CA) |
Cyanamide,
[3-[(6-chloro-3-pyridinyl)methyl]-2-thiazolidinylidene]- |
CIPAC No |
631 |
CAS No |
111988-49-9 |
EEC No (EINECS or ELINCS) |
not allocated |
FAO Specification (including year of
publication) |
an FAO specification does not yet exist |
Minimum purity of the active substance as manufactured (g/kg) |
³ 950 g/kg |
Identity of relevant impurities (of toxicological,
environmental and/or other significance) in the active substance as manufactured (g/kg) |
None of the
impurities are of toxicological or environmental significance. |
Molecular formula |
C10H9ClN4S |
Molecular mass |
252.73 g/mol |
Structural formula |
|
Physical-chemical
properties
Melting point (99.3%) |
136 °C |
Boiling point |
Not determined as thermal decomposition
starts at 270 °C |
Temperature of decomposition |
Thermal decomposition starts at
270 °C |
Appearance (99.3% and technical
material) |
Yellowish solid |
Relative density (99.3%) |
1.46 g/cm3 |
Surface tension |
66mN/m |
Vapour pressure (in Pa, state
temperature) |
3 x 10-10 Pa at 20 °C |
Henry’s law constant (Pa m3
mol -1) |
5 x 10-10 Pa m3
mol -1 |
Solubility in water (g/l or mg/l, state
temperature) |
pH4:
186 mg/l at 20 °C |
|
pH7:
184 mg/l at 20 °C |
|
pH9:
185 mg/l at 20 °C |
Solubility in organic solvents (in
g/l or mg/l, state temperature) |
n-Hexane <0.1g/l at 20 °C Xylene 0.30g/l at 20 °C Dichloromethane 160g/l at 20 °C |
|
1-Octanol 1.4g/l at 20 °C 1-Propanol 3.0g/l at 20 °C Acetone 64g/l at 20 °C |
|
Ethyl acetate 9.4g/l at 20 °C Polyethylene glycol 42g/l at 20 °C Acetonitrile 52g/l at 20
°C Dimethyl sulfoxide 150g/l at 20 °C |
Partition co-efficient (log POW)
(state pH and temperature) |
Log Pow = 1.26 at 20 °C Water solubility unaffected by pH,
therefore range of pHs not looked at. |
Metabolite YRC 2894-amide: Log Pow = 0.73 at 20 °C, pH4 Log Pow = 0.73 at 20 °C, pH 7 Log Pow = 0.74 at 20 °C, pH 9 |
|
Hydrolytic stability (DT50)
(state pH and temperature) |
Stable to hydrolysis at pH 5-9 at 25 °C |
Dissociation constant |
Thiacloprid has no acid or basic
properties in aqueous solution. |
UV/VIS absorption (max.) (if absorption > 290 nm state e at wavelength) |
242 nm (e = 18195 lּmol-1ּcm-1) No UV absorption above 290nm. |
Photostability (DT50)
(aqueous, sunlight, state pH) |
DT = 80 days at pH 7 in sterile aqueous
buffered solution, continuously irradiated with a Xenon lamp for a test
period of 18 days or 324 days continuous sunlight for Phoenix, Arizona. |
Quantum yield of direct photo- transformation in water at λ > 290 nm |
0.00035 |
Photochemical oxidative
degradation in air |
Atmospheric
t 1/2 = < 1 day |
Flammability |
Non-flammable |
Auto-flammability |
No
self-ignition |
Oxidative properties |
Not oxidising |
Explosive properties |
Non-explosive |
Middel Calypso
Formuleringstype (GIPAF code) |
suspensie
concentraat (SC) |
Uiterlijke kenmerken |
Licht bruin gekleurde vloeistof |
Explosieve eigenschappen |
Niet explosief |
Oxiderende eigenschappen |
Niet oxiderend |
vlampunt |
>100°C (kookpunt oplossing) |
pH 1% oplossing |
7,4 (onverdund) |
Oppervlakte spanning |
59,1 mN/m (0,03% bij 20°C) |
Viscositeit |
120 mPa.s
(20°C, shear rate 100/s) |
Relatieve dichtheid |
1,179 |
Houdbaarheid stabiliteit |
7 dagen bij 0 °C:
fysisch stabiel De stabiliteit en
houdbaarheid is bepaald door middel van een versnelde duurtest van 14 dagen
bij 54 °C en een houdbaarheidsstudie van 2 jaar. |
Gehalte werkzame stof (g/l of g/kg) |
480 g/l |
Physical
and chemical compatibility |
Er worden geen tankmengsel aanbevolen |
Hoewel het middel in
de houdbaarheidstest bij 0 °C stabiel blijkt, wordt in de monograph aangegeven
dat op het label wordt aanbevolen om het middel te beschermen tegen bevriezen
(V30-NL). In het etiketteringvoorstel in de monograph is dit echter niet
opgenomen.
Het middel wordt
verkocht in 1 liter HDPE-flessen.
Het middel voldoet aan de eisen met betrekking tot de fysisch-chemische eigenschappen. Naast de fysisch chemische eigenschappen opgenomen in bovenstaande tabel voldoen ook de volgende eigenschappen aan de gestelde eisen: schuimvorming, dispersie eigenschappen, natte zeeftest, gietbaarheid.
Conclusie
fysisch chemische eigenschappen
De geleverde gegevens geven in voldoende mate de mogelijkheid weer om de
identiteit van de stof en het middel te kunnen vaststellen, specificeren en
karakteriseren. Er is vastgesteld dat de standaardgegevens voor milieu,
toxicologische aspecten en risico’s met betrekking tot de fysisch-chemische
eigenschappen beschikbaar zijn.
Voorstel voor classificatie van thiacloprid met betrekking tot fysisch / chemische eigenschappen
2c) |
Gevaarsymbool: |
- |
aanduiding: |
- |
|
R-zinnen1 |
- |
- |
|
|
|
|
|
|
|
S-zinnen2 |
21 |
Niet roken tijdens gebruik |
|
|
|
|
|
Deze classificatie wijkt af van de classificatie zoals voorgesteld in de
concept monograph.
Voorstel voor classificatie en etikettering formulering met
betrekking tot fysisch/ chemische eigenschappen
Op basis van bovenstaand profiel van de stof, de eigenschappen van de hulpcomponenten en de wijze van toepassen wordt voorgesteld het middel als volgt te etiketteren:
In het heretiketteringsbesluit (10 december 2004) is verzuimd S21 aan het middel Calypso toe te kennen.
(De in onderstaande tabel gebruikte nummering komt overeen met de nummering in het Collegebesluit, § IV, Verpakking en etikettering:)
1 |
Stoffen die met chemische benaming op het etiket moeten worden vermeld (andere zeer giftige, giftige, bijtende of schadelijke stoffen): |
|||
|
- |
|||
2c) |
Gevaarsymbool: |
- |
aanduiding: |
- |
|
R-zinnen1 |
- |
- |
|
|
|
|
|
|
|
S-zinnen2 |
21 |
Niet roken tijdens gebruik |
|
|
|
|
|
|
2d) |
Specifieke vermeldingen: DPD-zinnen3 |
- |
- |
|
|
|
|
|
|
2h) 5 |
Kinderveilige sluiting verplicht? |
- |
||
|
Voelbare gevaarsaanduiding verplicht? |
- |
Eventuele toelichting op verschil met voorstel
aanvrager/huidige etikettering: |
|
Gevaarsaanduiding: |
- |
R-zinnen: |
- |
S-zinnen |
Middel bevat halogeenhoudende w.s. |
Overige: |
- |
1 Zinnen afkomstig uit 67/548 (code R..), 91/414/EG, annex IV (Code RS..) of nationaal toegekende zinnen (code G..)
2 Zinnen afkomstig uit 67/548 (code S..), 91/414/EG, annex V (Code SP..) of nationaal toegekende zinnen (code V..)
3 Zinnen afkomstig uit 1999/45/EG (code DPD..)
4 Deze zin vermelden bij alle gewasbeschermingsmiddelen; zin verwijderen bij biociden
5 Alleen van toepassing bij particuliere middelen
Analysemethoden in technisch materiaal en product
Technical as (principle of method) |
Thiacloprid was determined by HPLC-UV |
Impurities in technical as (principle of method) |
Impurities were determined by HPLC-UV (Butonal by
GC-FID, water by Karl Fisher and TBACl and NaCl by capillary electrophoresis) |
Plant protection product (principle of method) |
Thiacloprid was determined by HPLC-UV |
De analysemethoden voor de werkzame stof en de onzuiverheden in het
technisch materiaal en het handelsmiddel zijn als afdoende beoordeeld in de
monograph.
Residuanalysemethoden
Food/feed of plant origin (principle of method and
LOQ for methods for monitoring purposes) |
Thiacloprid was determined by HPLC-UV, with an LOQ
of 0.02 mg/kg |
Food/feed of animal origin (principle of method and
LOQ for methods for monitoring purposes) |
Thiacloprid was determined by HPLC-UV, with an LOQ
of 0.02 mg/kg (0.01 mg/kg for milk) |
Soil (principle of method and LOQ) |
Thiacloprid and its metabolites M02 and M30 were
determined by HPLC-UV, with an LOQ of 0.01 mg/kg (HPLC-MS/MS, LOQ of 0.005
mg/kg) |
Water (principle of method and LOQ) |
Thiacloprid was determined by HPLC-UV, with an LOQ
of 0.05 mg/l; data required for M02 (subject to agreement of the residue
definition) |
Air (principle of method and LOQ) |
Thiacloprid was determined by HPLC-UV, with an LOQ
of 0.0018 mg/m3 |
Body fluids and tissues (principle of method and
LOQ) |
No methods were required |
Vanuit de toepassing
(WGGA) dient een residuanalysemethode te worden geleverd voor waterige matrices
(aubergine, augurk, courgette, komkommer, paprika, pattison, Spaanse peper en
tomaat). De geleverde residuanalysemethode voldoet voor de waterige matrix.
De
residudefinitie in plantaardige en dierlijke producten is thiacloprid. De
voorgestelde MRL’s uit de monograph is 0,1-0,5 mg/kg voor de waterige matrices
en 0,05 mg/kg voor vlees, vet, nier en lever en 0,01 mg/kg voor melk.
De residuanalysemethoden voor de werkzame stof zijn als afdoende beoordeeld in de monograph, en de voorgestelde MRL’s kunnen met de voorgestelde methoden worden gemeten.
Conclusie
analysemethoden
De geleverde analysemethoden voldoen aan de vereisten. De residuanalysemethoden zijn specifiek en gevoelig genoeg om te kunnen worden gebruikt voor het controleren van de betreffende plantaardige en dierlijke producten op het maximaal toegestane gehalte en het monitoren van de verspreiding van de residuen in het milieu.
Profiel werkzaamheid
Het middel Calypso wordt aangevraagd voor herregistratie. Het middel is reeds toegelaten in Nederland en in 1996 en 1999 beoordeeld op werkzaamheid.
In de jaren sinds eerste toelating hebben voor de aangevraagde/toegelaten teelten maar een aantal kleine teelt- of ziektewijzigingen zich voorgedaan. Dit betreft met name de aanbevelingen en voorschriften voor resistentiegevoeligheid. De Insecticide Resistance Action Committee adviseert hierover en geeft ook richtlijnen voor gebruik. Deze worden in de praktijk goed opgevolgd, zodat er weinig tot geen problemen zijn met resistentie.
Bij de herregistratie worden een aantal restricties van het gebruik voorgesteld, teneinde te voldoen aan de milieucriteria. De voorgestelde wijzigingen zijn niet direct van invloed op de werking of hebben een acceptabel effect.
De beoordeling is onder andere gebaseerd op de door
Plantenziektenkundige Dienst opgestelde samenvatting en beoordeling (rapport:
cs5calypso01).
Claim
Calypso wordt geclaimd ter bestrijding van diverse insecten in de teelt van fruit, vruchtgroenten, aardappelen, bieten, hennep, diverse sierteeltgewassen en openbaar groen. De geclaimde dosering is 0,025% of 0,25 l/ha. Het middel dient via een gewasbehandeling te worden toegediend.
Tabel
W.1 Toepassingsgebieden
Toepassingsgebieden/
gewassen |
werkingsspectrum |
dosering
(/ha) |
appel |
groene perzikluis, roze appelluis, appelgrasluis, fluitekruidluis, vouwgalluis, groene appeltakluis, bloedvlekkenluis, appelzaagwesp, groene appelwants |
0,025% |
peer |
groene perzikluis, roze perenluis, zwarte bonenluis, zwarte perenluis, vouwgalluis groene appelwants |
0,025% |
kers |
groene kortstaartluis, melige pruimenluis, zwarte kersenluis, hopluis, groene perzikluis, gevlekte kortstaartluis, zwarte kortstaartluis, distelkortstaartluis, waterlelieluis, groene appelwants |
0,025% |
pruim |
groene kortstaartluis, melige pruimenluis, zwarte kersenluis, hopluis, groene perzikluis, gevlekte kortstaartluis, zwarte kortstaartluis, distelkortstaartluis, waterlelieluis |
0,025% |
rode bes, witte bes, zwarte bes |
groene appelwants, kleine bessenluis, hennepnetelluis, bloedblaarluis, groene slaluis, melkdistelluis |
0,025% |
blauwe bes |
groene appelwants, Fimbriaphis fimbriata |
0,025% |
kruisbes |
groene appelwants |
0,025% |
braam, framboos, loganbes, taybes |
Braam-grasluis, grote bramenluis, kleine bramenluis, grote frambozenluis, kleine frambozenluis |
0,025% |
aardbei |
groene perzikluis, zwarte bonenluis, katoenluis, aardappeltoplluis, sjalotteluis, gewone rozenluis, aardbeiknotshaarluis, gele bosbessenluis, larven van kaswittevlieg |
0,025% of 0,25 l/ha |
bedekte, grondgebonden teelt van aubergine, augurk, courgette, komkommer, paprika, pattison, Spaanse peper en tomaat |
Groene perzikluis, katoenluis, aardappeltopluis, en kaswittevlieg |
0,025% |
pootaardappelen, fabrieksaardappelen, consumptieaardappelen |
groene perzikluis, aardappeltopluis, vuilboomluis |
0,25 l/ha |
suikerbiet, voederbiet |
Groene perzikluis |
0,25 l/ha |
hennep |
kaswittevlieg, groene perzikluis |
0,025% of 0,25 l/ha |
onbedekte teelt van bloembol-, bloemknol- en bolbloemgewassen |
zwarte bonenluis, katoenluis, aardappeltopluis, sjalottenluis, gewone rozenluis, groene kortstaartluis, groene perzikluis |
0,25 l/ha |
onbedekte teelt van gladiool |
gladiolentrips |
0,25 l/ha |
onbedekte teelt van bloemisterijgewassen |
zwarte bonenluis, aardappeltopluis, sjalotteluis, gewone rozenluis, groene kortstaartluis, boterbloemluis, groene perzikluis, larven van witte vlieg |
0,25 l/ha |
onbedekte teelt van boomkwekerijgewassen en vaste planten |
Groene perzikluis, zwarte bonenluis, aardappeltopluis, sjalotteluis, gewone rozenluis, groene kortstaartluis, zwarte kersenluis, groene sparreluis, japanse esdoornluis, boterbloemluis, groene appeltakluis, vogelkersluis |
0,025% |
onbedekte teelt van boomkwekerijgewassen en vaste planten met uitzondering van opzetters |
Larven van kaswittevlieg |
0,025% |
openbaar groen |
Groene perzikluis, zwarte bonenluis, aardappeltopluis, sjalotteluis, gewone rozenluis, groene kortstaartluis, zwarte kersenluis, groene sparrenluis, japanse esdoornluis, boterbloemluis, groene appeltakluis, vogelkersluis |
0,025% |
Karakterisering van het
middel
Calypso bevat de werkzame stof thiacloprid. Thiacloprid behoort, evenals imidacloprid, tot de chemische groep chloronicotinen. De werking van Calypso komt voornamelijk via contactwerking tot stand maar heeft ook een goede systemische werking. Het middel verstoort de werking van zenuwcellen in het zenuwstelsel van de insecten.
Aantaster/teelt
Bladluizen
In het algemeen veroorzaken bladluizen groeistoornissen aan bladeren en scheuten van het gewas. Daarnaast kunnen zich, door afscheiding van honingdauw, roetdauwschimmels op de bladeren en vruchten ontwikkelen. Door een aantasting van bladluizen wordt de groei belemmerd en wordt de kwaliteit van het te oogsten product minder. Ook kunnen een aantal bladluizen waaronder groene perzikluis en vuilboomluis virussen overbrengen. Vuilboomluis veroorzaakt voornamelijk schade in de nazomer en herfst. Onder gunstige omstandigheden kan één bladluis per dag 5 nakomelingen produceren, die alweer na negen dagen volwassen zijn. In korte tijd kan dus een grote populatie opgebouwd worden.
Appelzaagwesp
De zaagwespen maken een gaatje in het vruchtbeginsel van de open bloemen en leggen daarin een eitje. Na het uitkomen vreet de rups vanuit de kelkholte een gang onder de vruchtschil van het pas gezette vruchtje en verlaat de vrucht. De vruchten met een verkurkte slinger over de vruchtschil is niets waard. Een aantasting geeft dus een kwalitatieve opbrengstderving.
Groene appelwants
De groene appelwants overwintert als ei. Deze wintereieren komen eind april-begin mei uit. De larven zuigen aan de jongste delen van de boom, dus aan het groeipunt en de laatstgevormde bladeren. Als de plantendelen leeggezogen zijn, zoeken ze een nieuwe scheuttop. De oudere larven steken veelal in de jonge vruchtjes en veroorzaken daarmee schade aan de vruchten. Tijdens het steken worden stoffen in de vrucht afgescheiden die de groei ter plaatse remt. Deze vruchten groeien daarom onregelmatig uit en vertonen bij de oogst kurkplekken op de vruchtschil. Een aantasting veroorzaakt dus opbrengstderving.
In de zomer verlaten de wantsen veelal de appelbomen en gaan naar de zomerwaard, bij het ontbreken van de zomerwaard kunnen de wantsen ook het gehele jaar in de appelbomen blijven.
Kaswittevlieg
Wittevliegen prikken de bladeren aan en nemen plantensap op. De honingdauw en de daarop groeiende roetdauw bevuilen de planten en de vruchten. Ook kan de wittevlieg virussen overbrengen. De levenscyclus bestaat uit een aantal stadia. De duur van de cyclus is temperatuursafhankelijk.
Wijze van
bestrijding
Bladluizen
Om schade door bladluizen te voorkomen is een bestrijding nodig als er regelmatig bladluizen worden waargenomen. In voorjaar en zomer moet regelmatig op bladluizen worden gecontroleerd. Voor roze appelluis dient voor de bloei al een bestrijding uitgevoerd te worden als op meer dan 5% van de bomen aantasting wordt waargenomen.
Biologische bestrijding
Bladluizen hebben een aantal natuurlijke vijanden. Spontaan voorkomende natuurlijke vijanden zijn zweefvliegen, lieveheersbeestjes, sluipwespen, roofwantsen, oorwormen, gaasvliegen en roofgalmuggen. In de buitenteelten is het niet gebruikelijk om natuurlijke vijanden tegen luizen uit te zetten.
Chemische bestrijding
Voor de bestrijding van bladluizen staan diverse middelen ter beschikking. Imidacloprid een middel uit dezelfde groep als Calypso, is toegelaten ter bestrijding van bladluizen in appel en peer. Verder is imidacloprid ook toegelaten in vruchtgroenten, bloemisterijgewassen, in bloembol-, bloemknol- en bolbloemgewassen, boomkwekerijgewassen en vaste planten.
Andere middelen die toegelaten zijn ter bestrijding van bladluizen zijn onder andere dimethoaat, pirimicarb, triazamaat, lambda-cyhalothrin en deltamethrin.
Appelzaagwesp
Er dient een bestrijding uitgevoerd te worden aan het einde van de bloei als in de zomer van het jaar daarvoor meer dan 2% door overlopers aangetaste vruchten voorkwamen en /of tijdens de oogst meer dan 1% verkurkte slingers. Er zijn momenteel alleen middelen toegelaten ter bestrijding van appelzaagwesp op basis van imidacloprid.
Groene
appelwants
Een bestrijding uitvoeren als larven worden gevonden of scheutschade wordt geconstateerd. Dit kan vastgesteld worden door kort voor en kort na de bloei een klopmonster te nemen.
Ter bestrijding van groene appelwants zijn momenteel alleen middelen op basis van imidacloprid toegelaten.
Kaswittevlieg
Biologische bestrijding
Natuurlijke vijanden van de kaswittevlieg zijn gaasvliegen, roofwantsen en sluipwespen.
Voor de teelten onder glas worden sluipwespen en roofwantsen ingezet ter bestrijding van wittevliegen. Ook kunnen voor de teelt onder glas van vruchtgroenten, bloemisterijgewassen en boomkwekerijgewassen middelen op basis van de schimmels Verticillium lecanii en Beauveria bassiana ingezet worden ter bestrijding van de larven van kaswittevlieg.
Chemische bestrijding
Voor de toepassing in vruchtgroenten, bloemisterijgewassen en boomkwekerijgewassen staan verschillende middelen ter beschikking bv. middelen op basis van imidacloprid, malathion en deltamethrin. In de teelt van aardbeien zijn geen middelen beschikbaar.
Beoordeling werkzaamheid
Benodigd onderzoek
De dossiervereisten zoals vastgelegd in de Handleiding Toelating Bestrijdingsmiddelen zijn hier onverkort van kracht.
Proef uitvoering,
richtlijnen en proefopzet
Opzet, uitvoering en rapportage van de proeven is overeenkomstig de vereiste richtlijnen uitgevoerd. In de gevallen waar afgeweken is van deze richtlijnen, is dit gemotiveerd. Tussen 1995 en 2000 zijn diverse proeven uitgevoerd, waarin de effecten op de diverse aantasters in verschillende gewassen, zoals rode bes, appel, boomkwekerijgewassen en aardbei zijn getoetst. De proeven zijn uitgevoerd door erkende instanties.
In tabel W.2 zijn de standaard- en referentiemiddelen aangegeven, waartegen getoetst is voor de bestrijding van de diverse aantasters.
Tabel W.2. Overzicht van
geteste standaard- en referentiemiddelen per teelt/aantaster
Gewas |
Aantaster |
Standaardmiddel |
Referentiemiddel(en) |
Fruit |
Groene
appelwants |
Thiacloprid |
Propoxur,
imidacloprid |
Appel |
Roze appelluis |
Imidacloprid |
pirimicarb |
Appel |
Appelzaagwesp |
Thiacloprid |
propoxur |
Pruim |
Groene kortstaartluis |
Thiacloprid |
pirimicarb |
Aardappel |
Vuilboomluis |
Lambda-cyhalothrin |
|
Boomkwekerij |
Fytotoxiciteit |
Imidacloprid |
|
Aardbeien |
Fytotoxiciteit |
Fenbutatinoxide |
pirimicarb |
Effectiviteit
Vaststellen dosering
In Engeland werd onderzoek uitgevoerd met Calypso ter bestrijding van de roze appelluis. De toegepaste doseringen waren 0,0125%, 0,025% en 0,05%. De werking van 0,0125% Calypso bij een eenmalige toepassing was minder dan die van de geclaimde dosering.
In Nederland werden proeven uitgevoerd ter bestrijding van de groene appelwants, appelzaagwesp en de roze appelluis. In deze proeven werd naast de geclaimde dosering 0,025% ook 0,015% en/of 0,02% toegepast. De verschillende doseringen lagen echter veelal niet in één en dezelfde proef zodat een onderling vergelijk van de doseringen bemoeilijkt wordt.
Ter bestrijding van de groene appelwants is de werking van Calypso 0,02% minder ten opzichte van een standaardmiddel op basis van imidacloprid. Dit verschil is overigens niet altijd significant. De geclaimde dosering van Calypso heeft een werking die gelijk is aan of beter is dan de werking van het standaardmiddel op basis van imidacloprid.
Ter bestrijding van de roze appelluis is dezelfde tendens aanwezig. De werking van Calypso in een dosering van 0,015 en 0,02% is vaak minder ten opzichte van het standaardmiddel op basis van imidacloprid (niet altijd een significant verschil).
Ter bestrijding van de appelzaagwesp geeft Calypso (0,02%) een betere bestrijding dan het standaardmiddel op basis van imidacloprid.
De werking van Calypso in een dosering van 0,02% is minder
consistent dan de geclaimde dosering van 0,025%.
Werking
Groene appelwants in appel en
rode bes
De werking van Calypso werd vergeleken met de werking van een standaardmiddel op basis van imidacloprid. De werking van Calypso in de te claimen dosering was niet significant verschillend ten opzichte van de werking van het standaardmiddel. Ten opzichte van het onbehandelde object waren de resultaten van Calypso in zeven proeven significant beter, in drie proeven kwam het aantal wantsen in beide objecten overeen.
De tendens is aanwezig dat Calypso minder effectief is ter bestrijding van de groene appelwants ten opzichte van het standaardmiddel, dit verschil is in één proef significant. De werking van het standaardmiddel was redelijk tot goed. Ten opzichte van een middel op basis van propoxur is de werking van Calypso in vier van de tien proeven significant minder. De werking van het standaardmiddel was in twee proeven significant minder ten opzichte van die van het referentiemiddel.
Roze appelluis in appel
De werking van Calypso en van het standaardmiddel op basis van imidacloprid, kwam overeen. De werking van beide middelen was goed. Tot ongeveer twee maanden na de toepassing was het aantal door roze appelluizen aangetaste scheuten flink gereduceerd. In een aantal proeven werden nauwelijks aangetaste scheuten meer aangetroffen. Na ongeveer twee maanden nam het aantal door roze appelluizen aangetaste scheuten toe. Ten opzichte van het onbehandelde object waren de resultaten van de behandelingen in de meeste gevallen significant beter.
Appelzaagwesp in appel
De werking van Calypso werd vergeleken ten opzichte van de werking van een standaardmiddel op basis van imidacloprid. De werking van Calypso was in alle proeven goed. In het onbehandelde object kwamen significant meer zaagwespen voor dan in de behandelde objecten.
Groene kortstaartluis in pruim
De werking van Calypso was goed en kwam overeen met die van het standaardmiddel op basis van pirimicarb. Significante verschillen tussen de behandelingen kwamen niet naar voren.
Vuilboomluis in aardappel
De werking van Calypso (0,15 en 0,25 l/ha) was beter ten opzichte van het referentiemiddel op basis van lambda-cyhalothrin. De werking van de te claimen dosering 0,25 l/ha was iets beter ten opzichte van 0,15 l/ha, de verschillen tussen de doseringen zijn niet significant.
Er zijn voldoende
gegevens geleverd om de werking van Calypso tegen de groene appelwants, roze
appelluis, appelzaagwesp en groene kortstaartluis te beoordelen. De werking van
Calypso kwam overeen met die van de standaardmiddelen. Voor vuilboomluis is het
aantal geleverde gegevens minimaal, maar de werking is goed en vergelijkbaar
met het standaardmiddel. Mede gezien het feit dat Calypso reeds is toegelaten
voor de bestrijding van diverse bladluizen en de consistente resultaten kan op basis van deze gegevens
geconcludeerd worden dat ook de werking tegen vuilboomluis voldoende is.
Schadelijke effecten
In alle werkingsproeven in appel en rode bes werd een beoordeling op gewasstand en op zichtbaar residu uitgevoerd. In vier werkingsproeven uitgevoerd in 1995 en in zes werkingsproeven uitgevoerd in 1996 werden ook de appels beoordeeld op vruchtschilkwaliteit. In de werkingsproeven in pruim en aardappel werden beoordelingen gedaan aan fytotoxiciteit. In 1997 werden zes aparte fytotoxiciteitsproeven uitgevoerd, drie in appel en drie in peer. In 1999 werden selectiviteitsproeven uitgevoerd in boomkwekerijgewassen en in aardbei.
Appel en peer
In de uitgevoerde werkingsproeven en aparte fytotoxiciteitsproeven is geen fytotoxiciteit waargenomen in appel en peer. De groei van de bomen en de bladstand kwamen zowel bij de toepassing voor de bloei als bij de toepassing na de bloei overeen met die van het onbehandelde object. De gegevens van de fytotoxiciteitsproeven zijn overwegend verzameld in appel, er zijn een drietal proeven uitgevoerd in peer. Het aantal proeven uitgevoerd in peer is marginaal. In geen van de proeven kwam echter fytotoxiciteit veroorzaakt door Calypso voor en de mate van vruchtschilverruwing werd niet versterkt door Calypso. Daarnaast is het aspect vruchtschilverruwing in peer minder belangrijk dan in appel.
Rode bes
In de uitgevoerde werkingsproeven is geen fytotoxiciteit waargenomen in de rode bessen.
Boomkwekerijgewassen
Calypso veroorzaakte in de geclaimde en de 2N dosering geen zichtbaar
residu. Ook het standaardmiddel op basis van imidacloprid veroorzaakte geen
zichtbaar residu. Calypso veroorzaakte in de geclaimde en de 2N dosering geen
fytotoxiciteit in de onderzochte gewassen (Juniperus, Cedrus, Elaeagnus en
Hydrangea). Ook het standaardmiddel op basis van imidacloprid veroorzaakte geen
fytotoxiciteit.
Aardbei
De geclaimde dosering van Calypso veroorzaakte iets minder zichtbaar residu dan het standaardmiddel op basis van fenbutatinoxide, maar iets meer residu dan het standaardmiddel op basis van pirimicarb. De 2N dosering van Calypso veroorzaakte meer zichtbaar residu dan de geclaimde dosering. Ten opzichte van de standaardmiddelen geldt hetzelfde als voor de n dosering. De mate van residu veroorzaakt door Calypso is acceptabel. Er werd geen fytotoxiciteit bij het onderzochte ras Elsanta geconstateerd.
Pruim
Er werd in het
werkingsonderzoek geen fytotoxiciteit of zichtbaar residu geconstateerd.
Aardappel
In de werkingsproeven zijn geen gewasreacties geconstateerd.
Er werden geen opbrengstbepalingen uitgevoerd.
Effecten op volggewassen/vervanggewassen
De DT 50 van thiacloprid in de grond varieert van 3 tot 27 dagen. Gezien dit gegeven is geen effect op volggewassen te verwachten.
De effecten op de nateelt zullen van belang zijn voor de toepassing in pootaardappelen. In de praktijk is echter nog nooit gebleken dat een toepassing van een insecticide nadelige effecten heeft op de nateelt. Het is dan ook niet te verwachten dat een toepassing met thiacloprid wel nadelige effecten zal geven.
Effecten op de nateelt zijn niet relevant voor de beoordeling van de toepassing van Calypso als het gaat om de productieteelt van fruitteeltgewassen omdat vermeerdering over het algemeen niet plaatsvindt van bomen of planten die voor de productieteelt worden gebruikt.
Er kan geconcludeerd worden dat een toepassing van Calypso geen nadelige effecten op de nateelt zal veroorzaken.
Er werden geen proefgegevens geleverd over de mogelijke effecten van een toepassing met Calypso op naburige gewassen. Wel werd ter onderbouwing hoofdstuk 10 over efficacy uit het Annex III dossier van thiacloprid geleverd. Deze rapportage werd opgesteld door Bayer UK.
Hierin staat vermeld dat
onderzoek onder glas heeft plaatsgevonden. Zaailingen van
28 verschillende gewassen (zowel dicotyle als monocotyle planten) werden
behandeld in het
1-2 bladstadium met Calypso. Calypso werd toegepast in een dosering van 432 g
werkzame stof per ha, dit komt overeen met 2,4n dosering. Er werden geen
effecten op de verschillende gewassen geconstateerd.
Conclusie schadelijke effecten
Er werden geen onacceptabele schadelijke effecten
geconstateerd als gevolg van een gewasbehandeling met Calypso in appel, peer,
rode bes, boomkwekerijgewassen, aardbei, pruim en aardappel. Er kan worden
verwacht dat Calypso geen nadelige effecten op volggewassen, naburige gewassen
en nateelt zal hebben.
Resistentie-ontwikkeling
Calypso is een middel op basis van thiacloprid en behoort daarmee tot de chemische groep chloronicotinen. De stof imidacloprid behoort tot dezelfde groep.
Gezien het specifieke werkingsmechanisme van deze stoffen en het feit dat de te bestrijden organismen (bladluizen) een hoge reproductiesnelheid hebben, is de kans op resistentie aanwezig. Afwisselen met insecticiden met een ander werkingsmechanisme is daarom noodzakelijk, conform de algemene voorschriften van de Insecticide Resistance Action Committee.
Extrapolatiemogelijkheden
Conform het extrapolatiedocument "Mogelijkheden voor
extrapolatie van werkzaamheid en gewasveiligheid van
gewasbeschermingsmiddelen”, versie 2.0, CTB, mei 2004, zijn de volgende
extrapolaties mogelijk:
Werking
Groene appelwants
Vanuit de onderzochte toepassing ter bestrijding van groene appelwants kan geëxtrapoleerd worden naar de toepassing in peer, kers en pruim. In deze gewassen komt groene appelwants ook voor en de ontwikkeling van de wants verloopt parallel aan die van de ontwikkeling in bes of appel. Vanuit de toepassing in rode bes kan naar de toepassing in witte bes, zwarte bes en kruisbes worden geëxtrapoleerd.
Bladluizen
Calypso heeft reeds een toelating in verschillende gewassen voor de bestrijding van onder andere groene perzikluis, katoenluis, aardappeltopluis en groene kortstaartluis. Verder zijn er aanvullende gegevens geleverd over de bestrijding van de groene kortstaartluis in pruim en roze appelluis in appel. Dit betekent dat er nu gegevens beschikbaar staan van Calypso ter bestrijding van verschillende bladluizen, waaronder de moeilijk te bestrijden katoenluis en roze appelluis. De resultaten waren goed en consistent.
In tabel W.3 staat een overzicht van bladluizen die op basis van onderzoek en extrapolatie kunnen geclaimd worden.
Tabel W.3 claim van plaagorganismen per gewas
Gewas |
Te claimen luizen |
appel |
groene perzikluis, roze appelluis, appelgrasluis, fluitekruidluis, vouwgalluis, groene appeltakluis en bloedvlekkenluis |
peer |
groene perzikluis, roze perenluis, zwarte perenluis, vouwgalluis, zwarte bonenluis |
rode bes, witte bes, zwarte bes |
kleine bessenluis, hennepnetelluis, bloedblaarluis, groene slaluis, melkdistelluis, bessetakluis, katoenluis |
braam, framboos |
braam-grasluis, grote bramenluis, kleine bramenluis, grote frambozenluis, kleine frambozenluis |
blauwe bes |
Zwarte bonenluis, katoenluis, Fimbriaphis fimbriata |
aardbei |
groene perzikluis, zwarte bonenluis, katoenluis, aardappeltopluis, sjalotteluis, gewone rozenluis, aardbeiknotshaarluis, gele bosbessenluis |
kers en pruim |
groene kortstaartluis, melige pruimenluis, zwarte kersenluis, hopluis, groene perzikluis, gevlekte kortstaartluis, zwarte kortstaartluis, distelkortstaartluis, waterlelieluis |
Bedekte teelt van aubergine, augurk, courgette, komkommer, paprika, pattison, Spaanse peper en tomaat |
Kaswittevlieg, groene perzikluis, katoenluis en aardappeltopluis. |
boomkwekerijgewassen en vaste planten |
groene perzikluis, zwarte bonenluis, aardappeltoplluis, sjalotteluis, gewone rozenluis katoenluis, groene kortstaartluis, zwarte kersenluis, groene sparreluis, japanse esdoornluis, boterbloemluis en vogelkersluis, groene appeltakluis |
openbaar groen |
groene perzikluis, zwarte bonenluis, aardappeltoplluis, sjalotteluis, gewone rozenluis, groene kortstaartluis, zwarte kersenluis, groene sparreluis, japanse esdoornluis, boterbloemluis en vogelkersluis, groene appeltakluis |
onbedekte teelt van bloembol- bloemknol- en bolbloemgewassen |
zwarte bonenluis, katoenluis, aardappeltopluis, sjalottenluis, gewone rozenluis, groene kortstaartluis, groene perzikluis |
onbedekte teelt van bloemisterijgewassen |
zwarte bonenluis, aardappeltopluis, sjalotteluis, gewone rozenluis, groene kortstaartluis, boterbloemluis, groene perzikluis |
onbedekte teelt van boomkwekerijgewassen en vaste planten |
Groene perzikluis, zwarte bonenluis, aardappeltopluis, sjalotteluis, gewone rozenluis, groene kortstaartluis, zwarte kersenluis, groene sparrenluis, japanse esdoornluis, boterbloemluis, groene appeltakluis, vogelkersluis |
fabrieks-, consumptie-, pootaardappel |
voorkomen zuigschade door groene perzikluis |
hennep |
groene perzikluis |
Vuilboomluis (zuigschade)
Het onderzoek tegen vuilboomluis werd uitgevoerd in consumptieaardappel. Conform de extrapolatiemogelijkheden van het extrapolatiedocument kan dan vervolgens naar fabrieksaardappel geëxtrapoleerd worden. Zuigschade is bij pootaardappelen minder relevant omdat de teeltduur van pootaardappelen korter is en de bestrijding van bladluizen gericht is op virusbestrijding.
In pootaardappelen zal daarom niet per definitie een bestrijding uitgevoerd worden maar in een jaar met een grote druk aan luizen kan het wellicht nodig zijn om een bestrijding uit te voeren.
Twee andere middelen ter bestrijding van bladluizen hebben een toelating in pootaardappelen ter voorkoming van zuigschade veroorzaakt door bladluizen. Hiermee is een precedent geschapen voor de toekomstige toelatingen van deze toepassing en vanuit landbouwkundig oogpunt is de extrapolatie naar pootaardappelen mogelijk.
Aardappeltopluis (zuigschade)
Vanuit de onderzochte toepassingen ter bestrijding van bladluizen in diverse gewassen waaronder aardappel en de huidige toelating van Calypso kan geëxtrapoleerd worden naar de bestrijding van aardappeltopluis ter voorkoming van zuigschade.
Larven
kaswittevlieg
Vanuit de toegelaten toepassing ter bestrijding van de larven van kaswittevlieg kan geëxtrapoleerd naar de toepassing in aardbei, hennep, bedekte teelt van vruchtgroenten, onbedekte teelt van boomkwekerijgewassen en vaste planten en de onbedekte teelt van bloemisterijgewassen.
Groene perzikluis in suiker- en voederbiet
Er zijn geen gegevens geleverd over de toepassing ter
voorkoming van zuigschade veroorzaakt door groene perzikluis in de teelt van
suiker- en voederbiet. De werking van deze toepassing kan geëxtrapoleerd worden
vanuit de onderzochte toepassingen en huidige toelating van Calypso ter
bestrijding van bladluizen in diverse gewassen.
Fytotoxiciteit
Rode bes
Vanuit het onderzoek uitgevoerd in rode bes kan geëxtrapoleerd worden naar de toepassing in de overige ribessoorten te weten witte bes, zwarte bes en kruisbes. Dit is mogelijk omdat er geen fytotoxiciteit of zichtbaar residu in rode bes veroorzaakt door Calypso geconstateerd is.
Openbaar groen
Er werden geen onaanvaardbare schadelijke effecten geconstateerd bij de toepassing in boomkwekerijgewassen. Ook in andere gewassen waarin Calypso werd beproefd of waarin Calypso reeds een toelating heeft werd geen onacceptabele gewasreactie geconstateerd. Het is dan ook te verwachten dat Calypso veilig in openbaar groen toegepast kan worden.
Overige gewassen
Voor een aantal geclaimde gewassen zijn geen gegevens geleverd over schadelijke effecten. In een groot aantal gewassen waaronder rode bes, appel, aardbei, bloembolgewassen en bloemisterijgewassen werd Calypso beproefd of heeft Calypso reeds een toelating, ook in situaties onder glas. Er werd nergens een onacceptabele gewasreactie geconstateerd en deze gewassen zijn over het algemeen gevoeliger of gelijk gevoelig voor fytotoxiciteit. Het is dan ook te verwachten dat Calypso ook veilig in de andere gewassen kan worden toegepast.
Conclusie werkzaamheid
Op basis van de geleverde gegevens en extrapolatiemogelijkheden kan geconcludeerd worden dat Calypso werkzaam is ter bestrijding van diverse luizensoorten, larven van de kaswittevlieg, de appelzaagwesp en de groene appelwants in de grondgebonden, bedekte teelt van aubergine, augurk, courgette, komkommer, paprika, pattison, Spaanse peper en tomaat, de grondgebonden, bedekte en onbedekte teelt van bloembol- en bloemknolgewassen, bloemisterijgewassen, boomkwekerijgewassen en vaste planten, teelt van appel, peer, pruim en kers, rode, witte, zwarte, blauw, logan, tay- en kruisbes, braam, framboos en aardbei aardappelen, bieten, hennep en openbaar groen en dat de toepassing geen neveneffecten veroorzaakt op planten en plantaardige producten in een mate die niet aanvaardbaar is.
Profiel humane toxicologie
Thiacloprid is geplaatst op Bijlage I van de
EU-Gewasbeschermingsrichtlijn (2004/99/EC,
01-10-2004). Onderstaand overzicht van de toxicologie van thiacloprid is
overgenomen uit het review report bij het plaatsingsbesluit
(SANCO/4347/2000-Final, 13-05-2004).
Impact on Human and
Animal Health
Absorption, distribution, excretion and metabolism in mammals (Annex IIA, point 5.1) |
|
Rate and extent of absorption |
Rapid
absorption. Around 95% based on oral
and i.v. administration at low dose levels. |
Distribution |
Widely
distributed with the highest levels in liver and kidneys. |
Potential for accumulation |
No
evidence of accumulation. |
Rate and extent of excretion |
Rapid-53-66%
excreted in urine largely within 24 hours of dosing, 24-34% in faeces (i.v.
administration show that faecal residues are largely due to biliary
excretion). |
Metabolism in animals |
Extensive:
oxidation, hydroxylation, opening of the thiazolidine ring and conjugation. |
Toxicologically significant compounds |
Parent
compound and metabolites. |
Acute toxicity (Annex IIA, point 5.2) |
|
Rat LD50 oral |
Males: 621-836
mg/kg bw. Females:
396-444 mg/kg bw. |
Rat LD50 dermal |
>2000 mg/kg bw. |
Rat LC50 inhalation |
2.535 and
1.223 mg/l in male and females, respectively (4 hour exposure/nose only). |
Skin irritation |
Not irritant. |
Eye irritation |
Not
irritant. |
Skin sensitization (test method used and
result) |
Negative
in a M & K test. |
Short term toxicity (Annex IIA, point 5.3) |
|
Target / critical effect |
Liver
(enzyme induction and histopathological changes). Thyroid (hormonal effects and histopathological changes). |
Lowest relevant oral NOAEL / NOEL |
100 ppm:
90-day rat study (equivalent to 7.3 mg/kg bw/day in males. |
Lowest relevant dermal NOAEL / NOEL |
100 mg/kg
bw/day (rat). |
Lowest relevant inhalation NOAEL / NOEL |
0.182 mg/litre
of air (rat). |
Genotoxicity (Annex IIA, point 5.4) |
No
genotoxic potential. |
Long term toxicity
and carcinogenicity
(Annex IIA, point 5.5) |
|
Target/critical effect |
Liver
(enzyme induction and histopathological changes). Thyroid (hormonal effects and histopathological changes). Nervous
system (degeneration). |
Lowest relevant NOAEL / NOEL |
25 ppm
(equivalent to 1.23 mg/kg bw/day). |
Carcinogenicity |
Thyroid
adenomas in male rats. Uterine
adenocarcinomas in rats. Ovarian
luteomas in mice. |
Reproductive
toxicity (Annex
IIA, point 5.6) |
|
Reproduction target / critical effect ‡ |
Dystocia,
reduced pup weight and viability at maternally toxic dose levels. |
Lowest relevant reproductive NOAEL / NOEL |
50 ppm:
2.7 mg/kg bw/day (rat). |
Developmental target / critical effect |
Reduced
foetal weight increased resorptions and increased skeletal effects at
maternally toxic dose levels. |
Lowest relevant developmental NOAEL / NOEL |
Maternal
toxicity: 2 mg/kg bw/day (rabbit). Developmental
toxicity: 10 mg/kg bw/day (rabbit). |
Neurotoxicity /
Delayed neurotoxicity (Annex IIA, point 5.7) |
|
Delayed
neurotoxicity test |
Not
required |
Acute
neurotoxicity (gavage administration) Short-term
neurotoxicity (dietary administration). |
Reduced
motor and locomotive activity. No neurotoxic
effects. |
Other toxicological studies (Annex IIA, point 5.8) |
|
Metabolite
data. Investigations
on enzyme induction/reactions. Investigations
on the reproductive findings. |
M02 &
M30 are less acutely toxic than parent compound: no genotoxic potential. The
mechanistic data indicate that hepatic enzyme induction by thiacloprid is the
primary cause of the thyroid, uterine and ovarian changes. Both M30 and M34
lack the ability to induce the relevant enzymes required for these effects. The mechanistic
data indicate that there are no specific effects on birth functions. |
Medical data (Annex IIA, point 5.9) |
|
Thiacloprid
is a new active substance. |
Limited
data |
Summary (Annex IIA, point 5.10) |
Value |
Study |
Safety factor |
ADI |
0.01
mg/kg bw/day. |
2-year
rat study |
100 |
AOEL |
0.02
mg/kg bw/day. |
Rabbit
developmental study (maternal toxicity). |
100 |
ARfD (acute reference dose) |
0.03
mg/kg bw/day. |
Acute
neurotoxicity study (rat). |
100 |
Dermal absorption (Annex IIIA, point 7.3) |
|
Concentrate In use
dilution |
1% based
on in vitro data (human epidermal
membranes) and supported by in vivo
data (primate study). 10% based
on in vitro data (human epidermal
membranes) and supported by in vivo
data (primate study). |
Ontbrekende
gegevens werkzame stof thiacloprid
Er ontbreken geen gegevens.
Formulering
De formulering Calypso is een
suspensieconcentraat en bevat 480 gram werkzame stof per liter.
Formuleringstoxicologie
De formulering dient op basis van de acuut orale toxiciteit (300 < LD50, rat < 500 mg/kg lg) geclassificeerd te worden als ‘schadelijk bij opname door de mond’.
De formulering behoeft geen classificatie
voor acuut dermale toxiciteit [LD50 rat >
4000 mg/kg lg].
De formulering dient op basis van acuut inhalatoire toxiciteit (LC 50 1-2 mg/l) als schadelijk bij inhalatie geclassificeerd te worden.
De formulering is niet irriterend voor de huid en ogen, derhalve behoeft de formulering niet geclassificeerd te worden.
De formulering was negatief in een Buehler test voor huidsensibilisatie bij de cavia, maar positief in een maximisatie studie; dientengevolge behoeft de formulering classificatie als: Kan overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid..
Beoordeling van het risico voor de toepasser
(beroepsmatig/re-entry)
De risicobeoordeling voor de toepasser is
gebaseerd op de eindpuntenlijst bij het plaatsingsbesluit en de in Nederland
aangevraagde toepassingen.
Overzicht
toepassingen
Calypso is bedoeld voor beroepsmatige toepassing. De toepassing van Calypso in de teelt van bloembol-, bloemknol- en bolbloemgewassen, gladiolen, bloemisterijgewassen, boomkwekerijgewassen, vaste planten, tomaat, aubergine, komkommer, courgette, augurk, pattison, paprika en peper onder glas kan gedurende een groot deel van het jaar plaatsvinden. Standaard betreft het 1-3 toepassingen per jaar met een worst case voor sommige teelten van 4 keer per teeltseizoen met intervallen van 7-10 dagen. Om de kans op verminderde gevoeligheid te beperken, wordt aanbevolen om af te wisselen met insecticiden met een ander werkingsmechanisme. De maximale blootstellingsperiode per teeltseizoen is derhalve 30 dagen. Bij toepassingen onder glas wordt niet gewerkt met loonwerkers. Gezien de periode en de frequentie van de blootstelling en de snelle uitscheiding van thiacloprid, kan voor de toepasser worden uitgegaan van semi-chronische blootstelling.
Voor de re-entry werkzaamheden in de teelt van bloembol-, bloemknol- en bolbloemgewassen, gladiolen,
bloemisterijgewassen, boomkwekerijgewassen, vaste planten, tomaat,
aubergine, komkommer, courgette, augurk, pattison, paprika en Spaanse peper onder glas wordt ook uitgegaan van semi-chronische
blootstelling aangezien blootstelling weliswaar frequenter is, maar de
blootstellingsperiode niet boven de drie maanden per teeltseizoen komt.
Afleiden
AOEL
In de EU is voor thiacloprid een systemische AOEL van 0,02 mg/kg lg/d
(1,4 mg/d voor een toepasser van 70 kg) vastgesteld, gebaseerd op de NOAEL voor
moederdieren in de teratogeniteitsstudie met het konijn (2 mg/kg lg/d) en een
veiligheidsfactor 100. Deze AOEL is bedoeld voor semi-chronische blootstelling.
Schatting
van de blootstelling/berekening Risico indices
In onderstaande Tabel T.1 wordt aangegeven
hoe de geschatte dermale en inhalatoire blootstelling aan thiacloprid bij
gebruik van Calypso zich verhoudt tot de AOEL voor systemische toxiciteit.
Hierbij is voor het berekenen van de systemische blootstelling bij verspuiten
uitgegaan van een dermale absorptie van 10% en 100% absorptie na inhalatie,
omdat het model geen onderscheid maakt tussen diverse werkzaamheden. Voor de druppelbehandeling is een dermale
absorptie van 1% aangehouden omdat hier uitsluitend mengen/laden wordt
doorgerekend. Bij druppelbehandeling is de blootstelling bij toepassen verwaarloosbaar.
Bedacht dient te worden dat degene die mengt en laadt meestal ook toepast. Voor de totale blootstelling dienen de dermale en inhalatoire blootstelling te worden opgeteld.
De blootstellingsschattingen uit de eerdere beoordeling (C-133.3.4 d.d 14 mei 2003) zijn aangepast aan de huidige maximaal geadviseerde spuitvolumina.
Tabel T.1a Risicobeoordeling voor interne blootstelling aan thiacloprid bij gebruik van Calypso, via dermale en inhalatoire route
|
|
Route |
Geschatte
blootstelling (mg /dag) |
AOEL (mg/dag) |
Risico-index |
|
In
de teelt van bloembol-, bloemknol- en bolbloemgewassen, gladiolen,
bloemisterijgewassen , boomkwekerijgewassen en vaste planten onder glas. |
||||
|
Mengen/laden en toepassen1 |
||||
|
|
Inhalatoir |
0,12 |
1,4 |
0,09 |
|
|
Dermaal |
2,40 |
1,4 |
1,71 |
|
|
Totaal |
2,52 |
1,4 |
1,80 |
In de teelt van aubergine, augurk, courgette, komkommer,
paprika, pattison, peper en tomaat onder glas |
|||||
|
Mengen/laden
en toepassen1 |
||||
|
|
Inhalatoir |
0,18 |
1,4 |
0,13 |
|
|
Dermaal |
3,60 |
1,4 |
2,57 |
|
|
Totaal |
3,78 |
1,4 |
2,70 |
Als
druppelbehandeling in de teelt onder glas van paprika, aubergine, peper
en tomaat |
|||||
|
Mengen/laden2
|
|
|
|
|
|
|
Inhalatoir |
<0,01 |
1,4 |
<0,01 |
|
|
Dermaal |
0,03 |
1,4 |
0,02 |
|
Toepassen
|
|
|
|
|
|
|
Inhalatoir |
* |
1,4 |
|
|
|
Dermaal |
* |
1,4 |
|
|
|
Totaal |
0,03 |
1,4 |
0,02 |
|
Herbetreding
in de teelt van bloembol-, bloemknol- en bolbloemgewassen, gladiolen,
bloemisterijgewassen , boomkwekerijgewassen en vaste planten onder glas. |
||||
|
|
Inhalatoir |
0,04 |
1,4 |
0,03 |
|
|
Dermaal |
1,08 |
1,4 |
0,77 |
|
|
Totaal |
1,12 |
1,4 |
0,80 |
|
Herbetreding
in de teelt van aubergine, augurk, courgette, komkommer, paprika, pattison,
peper en tomaat onder glas |
||||
|
|
Inhalatoir |
0,06 |
1,4 |
0,04 |
|
|
Dermaal |
1,62 |
1,4 |
1,16 |
|
|
Totaal |
1,68 |
1,4 |
1,20 |
1 Blootstelling is geschat met
behulp van het Nederlandse kasmodel
2 Blootstelling is geschat met EUROPOEM
* Blootstelling verwaarloosbaar
Uitbreidingsaanvraag
Tabel T.1b Risicobeoordeling voor interne blootstelling aan thiacloprid bij gebruik van Calypso, via dermale en inhalatoire route
|
|
Route |
Geschatte
blootstelling (mg /dag) |
AOEL (mg/dag) |
Risico-index |
|
In
de teelt van aardappelen, bieten, hennep, aardbeien, bloembol-, bloemknol- en
bolbloemgewassen, gladiolen, bloemisterijgewassen , boomkwekerijgewassen en
vaste planten volvelds.2 |
||||
|
Mengen/laden |
||||
|
|
Inhalatoir |
0,01 |
1,4 |
<0,01 |
|
|
Dermaal |
0,24 |
1,4 |
0,17 |
|
Toepassen (machinaal
neerwaarts) |
|
|
||
|
|
Inhalatoir |
0,01 |
1,4 |
0,01 |
|
|
Dermaal |
0,36 |
1,4 |
0,26 |
|
|
Totaal |
0,62 |
1,4 |
0,44 |
In de teelt van appel, peer, pruim en kers.2 |
|||||
|
Mengen/laden
|
||||
|
|
Inhalatoir |
0,01 |
1,4 |
<0,01 |
|
|
Dermaal |
0,22 |
1,4 |
0,16 |
|
Toepassen (machinaal
opwaarts) |
|
|
||
|
|
Inhalatoir |
0,03 |
1,4 |
0,02 |
|
|
Dermaal |
8,21 |
1,4 |
5,86 |
|
|
Totaal |
8,45 |
1,4 |
6,04 |
|
In
de teelt van bloembol-, bloemknol- en bolbloemgewassen, gladiolen,
bloemisterijgewassen , boomkwekerijgewassen, vaste planten, rode witte zwarte
en blauwe bes, braam, framboos loganbes en
taybes volvelds en aardbeien onder glas, hennep onder glas alsmede in
openbaar groen.1 |
||||
|
Mengen/laden en toepassen (handmatig) |
||||
|
|
Inhalatoir |
0,12 |
1,4 |
0,09 |
|
|
Dermaal |
2,40 |
1,4 |
1,71 |
|
|
Totaal |
2,52 |
1,4 |
1,80 |
|
Herbetreding
In de teelt van bloembol-, bloemknol- en bolbloemgewassen, gladiolen,
bloemisterijgewassen , boomkwekerijgewassen, vaste planten, rode witte zwarte
en blauwe bes, braam, framboos loganbes en taybes volvelds en aardbeien
(volvelds en onder glas) en hennep onder glas . |
||||
|
|
Inhalatoir |
0,04 |
1,4 |
0,03 |
|
|
Dermaal |
1,08 |
1,4 |
0,77 |
|
|
Totaal |
1,12 |
1,4 |
0,80 |
|
Herbetreding
in de teelt van appel, peer, pruimen kers3 |
||||
|
|
Inhalatoir |
** |
1,4 |
<0,01 |
|
|
Dermaal |
0,025 |
1,4 |
0,02 |
|
|
Totaal |
0,025 |
1,4 |
0,02 |
1 Blootstelling is geschat met behulp van het
Nederlands kasmodel.
2 Blootstelling is geschat met EUROPOEM
3 Blootstelling is geschat met het Dislogeable Foliar
Residue model.
* Blootstelling verwaarloosbaar
** Geen model beschikbaar, blootstelling is naar verwachting slechts
een fractie van de dermale blootstelling.
Conclusie
met betrekking tot het risico voor de toepasser
Als gevolg van deze risicobeoordeling wordt voor geen enkele van de geclaimde toepassingen van Calypso een risico voor de gezondheid van de toepasser/werker ingeschat als gevolg van blootstelling aan thiacloprid via de inhalatoire route bij mengen/laden, toepassen en werkzaamheden in behandeld gewas (re-enry) bij gebruik volgens het Wettelijk Gebruiksvoorschrift en Gebruiksaanwijzing.
Bij
onbeschermd gebruik van Calypso in bovengenoemde teelten kunnen nadelige
gezondheidseffecten niet worden uitgesloten als gevolg van dermale
blootstelling aan thiacloprid bij mengen/laden en toepassen. Arbeidshygiënisch verantwoord gebruik van
persoonlijke beschermingsmiddelen (handschoenen) kan de dermale
blootstelling met ca. een
factor 10 reduceren. Dit zal voor deze toepassingen afdoende reductie
opleveren.
Bij
onbeschermd werken aan met Calypso behandeld gewas in een deel van
bovengenoemde teelten is de risico index voor dermale blootstelling 1,16. Dit
is niet significant verschillend van 1. Mede gezien de worst case aannames in
de risicobeoordeling wordt het voorschrijven van persoonlijke
beschermingmiddelen niet nodig geacht bij herbetreding.
Onzekerheden
Er zijn geen onzekerheden.
Ontbrekende
gegevens
Er ontbreken geen gegevens.
Beoordeling van het risico voor de volksgezondheid
Thiacloprid is op bijlage 1 van richtlijn 91/414/EEG geplaatst op 1 januari 2005 (richtlijn 2004/99/EEG). De residugegevens van thiacloprid zijn gebaseerd op de laatste eindpuntenlijst (februari 2004) voor de plaatsing op bijlage I van richtlijn 91/414/EEG, de monografie, het addendum op de monografie en de risicobeoordeling voor de volksgezondheid opgesteld door TNO (rapport nr: 01-21-D-351/2, januari 2002). Er zijn geen (provisional) EU-MRL’s opgesteld door de WGPR voor thiacloprid.
Overzicht toepassingen
Herregistratie
De formulering
Calypso bevat als actieve stof 480 gram thiacloprid per liter. Het betreft een
herregistratie in de teelt van aubergine, courgette, komkommer, paprika,
pattison, Spaanse peper en tomaat. De “Good Agricultural Practice” (GAP) voor
de spuittoepassing in tomaat, paprika, aubergine en Spaanse peper is meer
kritisch dan de GAP voor druppelirrigatie. De meest kritische GAP is : 0,18 kg
w.s./ha, maximaal 4 toepassingen met een interval van
7 dagen. De PHI bedraagt 3 dagen.
De meest kritische
GAP in de teelt van komkommer, augurken en courgettes is gelijk aan die van
tomaat, paprika, aubergine en Spaanse peper, behalve wat betreft de dosering:
0,12 kg w.s/ha.
Uitbreiding
Het betreft een uitbreiding in de fruitteelt van appels, peren, pruimen en kersen; rode-, witte-, zwarte,- blauwe en kruisbes; loganbes, taybes, braam en framboos; aardbeien; en de teelt van aardappelen (fabrieks-, consumptie- en poot-), suiker- en voederbieten
De kritische GAP
voor pruim en kers is : 0,012 kg w.s./hL, maximaal 2 toepassingen met een
interval van 14 dagen. De PHI bedraagt 14 dagen.
De kritische GAP in
de teelt van aardbei onder glas is : 0,144 kg w.s./ha, maximaal
2 toepassingen met een interval van 7 dagen. De PHI bedraagt 1 dag.
De kritische GAP in
de teelt van aardbei volvelds is : 0,12 kg w.s./ha, maximaal
2 toepassingen met een interval van 7 dagen. De PHI bedraagt 3 dagen.
De kritische GAP in
de teelt van rode-, witte-, zwarte,- blauwe-, en kruisbes en loganbes,
taybes, braam en framboos is: 0,144 kg
w.s./ha, maximaal 3 toepassingen met een onbekende interval. De PHI bedraagt 3
dagen.
De kritische GAP in
de teelt van aardappel is : 0,12 kg w.s./ha, maximaal 3 toepassingen met een
interval van 14 dagen. De PHI bedraagt 14 dagen.
De kritische GAP in
de teelt van suiker- en voederbiet is : 0,12 kg w.s./ha, maximaal
2 toepassingen met een interval van 21 dagen. De PHI bedraagt 35 dagen.
Tevens wordt een aanpassing van de PHI aangevraagd voor de spuittoepassing in tomaat, paprika,
aubergine, Spaanse peper, komkommer, augurken en courgettes van 3 naar
0 dagen en voor druppelirrigatie in paprika, pattison, Spaanse peper en tomaat
van
3 dagen naar 1 dag.
Residues
Metabolism in plants (Annex IIA, point 6.1 and 6.7,
Annex IIIA, point 8.1 and 8.6) |
|
Plant
groups covered |
Apples,
tomatoes, cotton |
Rotational
crops |
Lettuce,
turnip and wheat |
Plant
residue definition for monitoring |
Thiachloprid |
Plant
residue definition for risk assessment |
Thiachloprid |
Conversion
factor (monitoring to risk assessment) |
None |
Metabolism in
livestock (Annex
IIA, point 6.2 and 6.7, Annex IIIA, point 8.1 and 8.6) |
|
Animals
covered |
Goats and
hens |
Animal
residue definition for monitoring |
Thiachloprid |
Animal
residue definition for risk assessment |
Thiachloprid |
Conversion
factor (monitoring to risk assessment) |
None |
Metabolism
in rat and ruminant similar (yes/no) |
Yes |
Fat
soluble residue: (yes/no) |
No (based
on log pow) |
Residues in
succeeding crops (Annex
IIA, point 6.6, Annex IIIA, point 8.5) |
|
|
No data
were submitted or required, due to residues of parent and individual
metabolites in rotational crops being less than 0.1 mg/kg, with the exception
of metabolites M30, M37, M02 and M34 in the wheat study. However these metabolites were not
considered to be of toxicological concern. |
Stability of
residues (Annex
IIA, point 6 introduction, Annex IIIA, point 8 introduction) |
|
|
Residues
of thiachloprid in apple, tomato and melon peel were stable for up to 18
months, when stored at <-18°C. |
Residues from
livestock feeding studies (Annex IIA, point 6.4, Annex IIIA, point 8.3) |
|||
Intakes
by ruminants were ³ 0.1 mg/kg diet/day: |
Ruminant: yes |
Poultry: no |
Pig: no |
Muscle |
<0.01 |
|
|
Liver |
0.04 |
|
|
Kidney |
0.01 |
|
|
Fat |
<0.01 |
|
|
Milk |
<0.01 |
|
|
Eggs |
- |
|
|
Processing factors (Annex IIA, point 6.5, Annex IIIA,
point 8.4)
Cop/processed
crop |
Number of studies |
Transfer factor |
Apple Juice Wet pomace Dry pomace Sauce Washed fruit Dried fruit |
2 |
0.3 3.3 6.5 0.7 0.8 0.5 |
Peach Washed fruit Preserves |
3 |
0.7 <0.2 |
Tomato Washed fruit Peeled fruit Paste Juice Preserves |
2 |
0.7 0.3 2.6 0.6 0.5 |
Melons and
watermelons Pulp Peel |
8 |
<0.3 4 |
*
Calculated on the basis of distribution in the different portions, parts or
products as determined through balance studies
Proposed MRLs (Annex
IIA, point 6.7, Annex IIIA, point 8.6)
Commodity Apple Pear Peach Apricot Tomato Aubergine Pepper Cucumber Courgette Melon Watermelon Milk Meat (ex poultry) Fat Kidney Liver |
Proposed
MRLs 0.5 0.5 0.2 0.2 0.5 0.5 0.5 0.2 0.2 0.1 0.1 0.01 0.05* 0.05* 0.05* 0.05 |
*An MRL of
0.05 mg/kg has been proposed, to aid routine monitoring and enforcement of the
MRL.
An MRL for
poultry products was not set due to the chicken metabolism study indicating
that residues in poultry product would not be significant (< 0.01 mg/kg).
Herregistratie
Residustudies
Er zijn 8 residustudies met tomaat beschikbaar
in de monografie voor thiacloprid. De proeven voldoen aan de cGAP-NL. Uit
deze studies is de MRL voor aubergine geëxtrapoleerd.
Er
zijn 8 residuproeven in 2 seizoenen met paprika onder glas beschikbaar,
eveneens in de monografie opgenomen, die voldoen aan cGAP-NL. Deze studies
kunnen gebruikt worden voor extrapolatie naar peper.
Er
zijn 12 residustudies in 2 seizoenen beschikbaar met komkommer. In de studies
is
15-35% hoger gedoseerd dan volgens cGAP-NL zou moeten. Omdat 8 van de
residustudies zijn opgenomen in de monografie, en deze uiteindelijk gebruikt
zullen worden om de geharmoniseerde EU-MRL's van af te leiden, zijn deze
studies toch gebruikt om NL-MRL's af te leiden. MRL's voor courgettes, augurken
en pattison worden geëxtrapoleerd uit de gegevens voor komkommer.
De
cGAP-NL is meer kritisch dan de cGAP in de monografie.
Er zijn tevens 8 studies beschikbaar met druppelbehandeling
van tomaten en 8 met paprika, geleverd voor de toelating van Calypso, in een
concentratie van 0,2%
(0,002 ml/plant = 10 mg/plant). Bij druppelbehandeling wordt thiacloprid
opgenomen door de wortels en komt het systemisch beschikbaar in de plant. In
deze studies is slechts
1 maal gedoseerd, zij het in een 3 maal hogere concentratie. In de onderhavige
studies worden geen of nauwelijks (< 0,03 mg/kg) residuen gevonden. In zijn
algemeenheid wordt druppelbehandeling niet als kritische toepassing beschouwd,
omdat de stof niet rechtstreeks op de vrucht terecht komt zoals bij spuiten.
Aangezien ook bij de toepassing van thiacloprid in de geleverde residuproeven
met druppelbehandeling nauwelijks detecteerbare residuen worden waargenomen,
wordt aangenomen dat de af te leiden MRL uit de spuitproeven tevens geldt voor
druppelbehandeling.
Afleiden MRL’s/STMR’s
In
onderstaande tabel zijn de voorlopige EU-MRL's opgenomen, zoals deze zijn
voorgesteld in de EU-monografie en de MRLs zoals berekend aan de hand van de
residustudies die voldoen aan NL-GAP. Alle MRLs zijn uitgedrukt als thiacloprid.
Gewasgroep |
Gewas |
EU-MRL In mg/kg |
NL commentaar MRL in mg/kg |
Pitvruchten |
Appels
Peren |
0,5 0,5 |
0,3 0,3 |
Steenvruchten |
Perziken Abrikozen Kersen1 |
0,2 0,2 - |
0,3 0,3 0,3 |
Vruchtgroenten;
Solanacea |
Tomaten
Aubergines Pepers Paprika |
0,5 0,5 - 0,5 |
0,5 0,5 1,0 1,0 |
Vruchtgroenten;
Cucurbitaceae met eetbare schil |
Komkommers
Courgettes augurk pattison |
0,2 0,2 0,2 0,2 |
0,3 0,3 0,3 0,3 |
Vruchtgroenten;
Cucurbitaceae zonder eetbare schil |
Meloenen Watermeloenen |
0,1 0,1 |
0,2 0,2 |
Producten
van dierlijke oorsprong 2 |
Melk Vlees
(excl. Kipproducten) Vet Nieren Lever |
0,01* 0,05* 0,05* 0,05* 0,05* |
0,01* 0,05* 0,05* 0,05* 0,05* |
1 Kersen zijn niet aangevraagd
in de EU
2 Het dient te worden opgemerkt
dat de MRLs voor producten van dierlijke oorsprong, met uitzondering van melk,
zijn gebaseerd op de LOD van de voorgestelde analysemethode.
Calypso
is in het Wettelijk Gebruiksvoorschrift en Gebruiksaanwijzing toegelaten met
een PHI van 3 dagen voor tomaat, aubergine, komkommer, courgette, augurk,
pattison, paprika en peper voor de verschillende toepassingen.
Op basis van de gegevens uit een diervoederstudie en de
theoretische maximale residuopname door landbouwhuisdieren zijn de
bovenstaande NL-MRL's vastgesteld.
Afleiden ADI en ARfD
De meest kritische
NOAEL voor stof bedraagt 1,23 mg/kg lg/dag en is gebaseerd op de
2-jaar studie met thiacloprid bij de rat. Gebruik makend van een
veiligheidsfactor van 100 wordt de ADI vastgesteld op 0,01 mg/kg lg/dag.
De ARfD voor
thiacloprid is vastgesteld op 0,03 mg/kg lg/dag, gebaseerd op de acute
neurotoxiciteitstudie bij de rat.
Dieetberekening
Chronische dieetberekening
Teneinde de toelaatbaarheid van de
voorgestelde residutoleranties te toetsen aan de voorgestelde ADI werden
NTMDI-berekeningen uitgevoerd. Hierbij werd gebruik gemaakt van Nederlandse
consumptiegegevens en bovenstaande MRL’s voorlopige EU-MRL’s en MRLs in de
Regeling Residuen. Waar er twee verschillende MRL’s gelden voor één gewas
vanwege verschil tussen de voorlopige EU-MRL en de Nederlandse, is de hoogste
waarde genomen bij wijze van “worst case” benadering.
De TMDI berekening laat zien dat de theoretische maximale residu-inname
(TMDI) 12,1% en 44,6% van de ADI inneemt voor respectievelijk de algemene
bevolking en kinderen
1-6 jaar.
Teneinde de
toelaatbaarheid van de voorgestelde residutoleranties te toetsen aan de
voorgestelde ARfD werden NESTI-berekeningen uitgevoerd. Hierbij werd gebruik
gemaakt van Nederlandse consumptiegegevens (‘large portion sizes’; 97,5
percentiel uit consumptie data), ‘unit weights’ uit Groot Britannië en
bovenstaande voorlopige EU-MRL’s.
De NESTI berekening laat zien dat de
theoretische maximale residu-inname (TMDI) 20,7% en 38,7% van de ARfD inneemt
voor respectievelijk de algemene bevolking en kinderen 1-6 jaar.
Conclusie
Gezien het
bovenstaande wordt het risico voor de volksgezondheid vooralsnog
verwaarloosbaar geacht.
Metabolisme en residugedrag, planten
Er is een aanvullende metabolismestudie in tarwe geleverd met spuittoepassing van thiacloprid dat net als de eerdere metabolismeproeven welke in de monografie genoemd worden alleen in de 3‑methyl-C van de pyridylmethyl groep gelabeld was. In hooi, stro en tarwe bleek >80% van het residu moederstof, en < 4% residu waarbij de methylbrug verbroken was.
Metabolismeproeven dienen in relevante gewasgroepen (fruit, graan, peulvruchten en oliehoudende zaden, wortelgroenten of bladgroenten) worden uitgevoerd. Tarwe is geen relevante gewasgroep voor aardappels en suiker‑ en voederbieten. Het metabolisme schema van thiacloprid in tarwe is vergelijkbaar met dat in tomaat en appel, en in zekere mate ook met dat in katoenplanten. Om te extrapoleren naar alle gewassen is voldaan is aan de eis van drie metabolismestudies in 3 verschillende gewasgroepen, maar niet aan de eis het molecuul in alle relevante delen te labelen, in dit geval in beide ringen, zodat alle degradatieproducten zo goed mogelijk gevolgd kunnen worden. Ook komen de residuen die gevonden worden in de verschillende plantendelen, niet met elkaar overeen. De belangrijkste component in direct-blootgestelde delen van de plant is moederstof. Uit de identificatie van residuen in katoenzaad blijkt dat in niet-direct blootgestelde delen van de plant moederstof nauwelijks voorkomt en dat de belangrijkste component 6‑CNA is, en mogelijk ook metabolieten die alleen de thiazolidine-ring bevatten. Omdat de thiazolidine-ring niet gelabeld was, is geen enkele informatie verkregen over hoe residuen die alleen de thiazolidine-ring bevatten, zich in de plant gedragen en in welke vorm ze voorkomen.
Omdat ook aardappels en suiker‑ en voederbieten niet-direct blootgesteld worden aan bespuiting, wordt weinig moederstof verwacht en zal het voornaamste residu bestaan uit metabolieten waarbij de brug tussen de pyridine‑ en de thiazolidine-ring verbroken is. Het residu in deze gewassen zal dus niet gemeten worden als alleen moederstof wordt bepaald. In de residuproeven met aardappels is wel ook een analysemethode gebruikt waarmee het totaal aan residu dat een 6‑chloorpyridine-ring bevat is gemeten. Hoewel de methode niet volledig gevalideerd is, kan wel een indruk gekregen worden van het totaal aan 6‑chloorpyridine-houdende hoeveelheid residu. Er werd geen residu (<0,05 mg/kg) gevonden in aardappels 0 en 21 dagen na de laatste van 3 toepassingen. Er is echter geen zicht op of, en zo ja in welke mate en vorm, residuen van metabolieten die alleen de thiazolidine-ring bevatten zich in aardappels, suiker‑ en voederbieten bevinden.
Alleen als aangetoond wordt dat er geen significante residuen met alleen de thiazolidine‑ of pyridine-ring te verwachten zijn in wortel‑ en knolgewassen, kan de huidige residudefinitie (alleen moederstof) gehandhaafd worden.
Het metabolismeschema zoals dat tot nu toe verondersteld wordt, is weergegeven in Figuur A (zie volgende pagina). Merk op dat eventuele metabolieten die ontstaan uit het thiazolidine-deel van residu waarvan de methylbrug verbroken wordt, in het schema ontbreken.
Conclusie
Er moet nog een metabolisme proef in een wortel‑ of knolgewas, bij voorkeur aardappel, met het label in zowel de pyridine‑ als de thiazolidine-ring van thiacloprid worden uitgevoerd. Voorlopig blijft de residudefinitie gehandhaafd, maar mocht uit de nieuwe metabolismeproef blijken dat significante residuen met thiazolidine-ring houdende metabolieten in aardappels of suiker‑ of voederbieten te verwachten zijn, moet de residudefinitie aangepast worden en moeten nieuwe residuproeven in deze gewassen worden uitgevoerd.
-Figuur A Voorgesteld
metabolisme schema van thiacloprid in planten, zie volgende pagina-
Figuur A Voorgesteld metabolisme
schema van thiacloprid in planten.
C* = C-atoom waar het label zich bevindt in
de uitgevoerde metabolismestudies.
Voor verklaring codes, zie volgende bladzijde.
Residuanalyse in residuproeven
De definitie van het residu van thiacloprid zoals die nu wordt gehanteerd in Nederland is:
Thiacloprid, uitgedrukt als thiacloprid.
Gehanteerde bepalingsgrens: 0,02 mg/kg.
Door het ontbreken van een metabolismestudie in een wortel‑
of knolgewas is nog niet duidelijk of de residudefinitie ook voor aardappels en
suiker‑ en voederbieten volstaat. Alleen als aangetoond wordt dat er
geen significante residuen met alleen de thiazolidine‑ of pyridine-ring
te verwachten zijn in wortel‑ en knolgewassen, kan de huidige
residudefinitie (alleen moederstof) gehandhaafd worden. In afwachting van deze
gegevens blijft de residudefinitie voorlopig ongewijzigd. De residudefinitie
geldt zowel voor plantaardige als dierlijke producten, en zowel voor de
handhaving als voor de risicoschatting.
Proeven met hoge bomen zoals kersen en pruimen worden
geselecteerd op basis van het kg w.s./hL criterium en niet op basis van het kg
ws/ha criterium, omdat de toepassing afhankelijk is van het oppervlak en/of
volume van de boom. Bij de overige gewassen wordt bij de selectie naar kg ws/ha
gekeken.
In alle gewassen is methode 00548 gebruikt voor analyse van
thiacloprid in residuproeven. Er is geen volledige validatie van deze methode
aangeleverd. Een volledige validatie van de analysemethode is vereist. De
voorstellen voor MRL’s zijn door het ontbreken van de validatie slechts
voorlopig, evenals de berekening van de risicoschatting.
Residuproeven
Kers
Kersen vallen in Noord-Europa
onder de “minor crops”, wat betekent dat er minimaal 4 residuproeven nodig
zijn voor het berekenen van een MRL. Echter om te extrapoleren naar de hele
groep van kersen zijn 8 studies vereist, 4 in zure, en 4 in zoete kers. Er zijn
8 studies beschikbaar met kersen, 4 in zure kers en 4 in zoete kers, die alle
voldoen aan de GAP-NL. De hoogte van het residu direct na toepassen is
vergelijkbaar in beide gewassen, maar na 14 dagen zijn de residuen in zure
kers duidelijk lager (<0,02 mg/kg, 0,02 mg/kg,
0,03 mg/kg en 0,04 mg/kg) dan de residuen die in zoete kers gemeten worden
(0,06 mg/kg, 0,10 mg/kg, 0,11 mg/kg en 0,15 mg/kg). Hoewel de residuen niet
vergelijkbaar zijn, wordt geëxtrapoleerd naar de hele groep kersen, maar de MRL
wordt voorgesteld op basis van de subgroep met het hoogste residu, in dit geval
de zoete kers.
Pruim
Pruimen vallen in
Noord-Europa onder de “major crops”, wat betekent dat er minimaal
8 residuproeven nodig zijn voor het berekenen van een MRL. Er zijn 8 studies
beschikbaar met pruimen, die alle voldoen aan de GAP-NL. Er zijn daarom voldoende proeven geleverd.
De gevonden residuwaarden zijn: <0,02 mg/kg (3´), 0,02 mg/kg (2x), 0,03 mg/kg (2x) en 0,05
mg/kg.
Aardbei
Calypso wordt aangevraagd voor toelating voor gebruik in de
teelt van aardbeien in volle grond en in kassen. Aardbeien vallen in
Noord-Europa onder de “major crops”, wat betekent dat er voor het berekenen van
een MRL minimaal 8 residuproeven nodig zijn voor aardbeien in kassen, en
nog eens 8 proeven voor aardbeien geteeld in volle grond. Omdat er alleen
proeven met 2 in plaats van 3 toepassingen waren, heeft de aanvrager ingestemd
met het aanpassen van het concept WG/GA naar 2 toepassingen voor aardbeien.
Er zijn 16 studies beschikbaar met aardbeien (8 in volle
grond, en 8 in kassen) die alle voldoen aan de GAP-NL. De proeven in kassen
zijn niet allemaal in Noord-Europa uitgevoerd maar ook 4 in Zuid-Europa. Dat is
voor proeven onder glas niet erg als het residu voldoende fotostabiel is. De
fotochemische halfwaardetijd van thiacloprid is
80 dagen, waardoor afbraak door licht in 1 dag (de PHI) verwaarloosbaar is.
Vandaar dat de residuen uit kasproeven in Zuid-Europa in dit geval ook gebruikt
mogen worden.
De residuen in aardbeien geteeld
in kassen en met een PHI van 1 dag bevatten duidelijk meer residu (0,04 mg/kg,
0,05 mg/kg, 0,13 mg/kg, 0,22 mg/kg, 0,31 mg/kg(3x), 0,33 mg/kg) dan de
aardbeien geteeld in volle grond en met een PHI van 3 dagen (0,02 mg/kg,
0,03 mg/kg, 0,04 mg/kg, 0,07 mg/kg (2x), 0,08 mg/kg (2x), 0,09 mg/kg). De MRL
zal dus afgeleid worden van de residuen uit proeven met aardbeien die in kassen
geteeld zijn.
Rubussoorten: loganbes, taybes, braam en framboos
Deze gewassen zijn in Noord-Europa “minor crops”, wat
betekent dat er voor het berekenen van een MRL per gewas minimaal
4 residuproeven nodig zijn. Als er minimaal 8 proeven uitgevoerd zijn
in rubussoorten, waarvan minimaal 4 in framboos, mag geëxtrapoleerd worden naar
de hele groep. Er zijn 8 studies beschikbaar met frambozen geteeld in volle
grond die alle voldoen aan de GAP-NL. Met 8 proeven uitgevoerd in
frambozen is er voldaan aan de voorwaarden voor extrapolatie naar de hele
groep, zodat de MRL, STMR en HR kunnen gelden voor alle rubussoorten waarvoor
toelating van Calypso is aangevraagd. De
gevonden residuwaarden zijn: 0,10 mg/kg, 0,15 mg/kg (2´), 0,27 mg/kg, 0,31 mg/kg,
0,34 mg/kg (2x), 0,62 mg/kg.
In het WG/GA wordt geen onderscheid gemaakt of de toepassing
in teelt van rubussoorten in de bedekte en/of onbedekte teelt plaats dient te
vinden. Uit proeven in aardbeien blijkt dat de residuen in aardbeien die
geteeld zijn in kassen hoger zijn dan in aardbeien geteeld in volle grond bij
eenzelfde dosering per hectare, ook als gekeken wordt naar residuen op dezelfde
PHI-dag. Er zijn geen proeven aangeleverd om de aanvraag voor gebruik van
Calypso in de teelt van rubussoorten in kassen te ondersteunen. Daarom dient in
het WG/GA vermeld te worden dat de toepassing op rubussoorten uitsluitend in
onbedekte teelt mag plaatsvinden.
Besvruchten: Rode, witte
en zwarte aalbes, blauwe bes en kruisbes
Rode, witte en zwarte aalbes, blauwe bes en kruisbes zijn in Noord-Europa “minor crops”, wat betekent dat er voor het berekenen van een MRL per gewas minimaal 4 residuproeven nodig zijn. Als er minimaal 8 proeven uitgevoerd zijn in besvruchten, waarvan minimaal 4 in zwarte aalbes, mag geëxtrapoleerd worden naar de hele groep. De aanvraag betreft gebruik van Calypso op besvruchten in volle grond.
Er zijn 8 studies beschikbaar in bessen, waarvan 4 in rode,
en 4 in zwarte aalbessen, geteeld in volle grond, die alle voldoen aan de
GAP-NL. De residuen zijn vergelijkbaar en met 4 proeven uitgevoerd in rode, en
4 in zwarte aalbessen is er voldaan aan de voorwaarden voor extrapolatie naar
de hele groep van besvruchten. De
gevonden residuwaarden zijn: 0,08 mg/kg, 0,16 mg/kg, 0,21 mg/kg (2´), 0,28 mg/kg, 0,35 mg/kg,
0,59 mg/kg.
Er dient echter in het WG/GA opgenomen te worden dat toepassing alleen in onbedekte teelt mag plaatsvinden.
Aardappel
Aardappel is in Noord-Europa een “major crop”, wat betekent dat er voor het berekenen van een MRL minimaal 8 residuproeven nodig zijn. Het meest kritische toegelaten gebruik van thiacloprid voor aardappels is 0,12 ±25% (=0,09-0,15) kg as/ha, met 3 toepassingen en een PHI van 14 dagen.
Er zijn 8 studies beschikbaar in aardappels waarbij de
wachttermijn 21 dagen was in plaats van 14. Residuen zijn echter ook op dag 0
gemeten (direct voor en/of direct na de derde behandeling), wat 14 dagen na de
tweede behandeling is en op dat moment werden geen residuen boven de LOQ van
0,02 mg/kg gevonden. Als blijkt dat de residudefinitie niet aangepast
hoeft te worden, is er dus sprake van een non-residu situatie in aardappels
14 dagen va de tweede behandeling, en ook 14 dagen na de derde behandeling
wordt dan geen residu in aardappels verwacht (want er treedt geen cumulatie
op).
Suiker‑ en voederbiet
Suiker‑ en voederbieten zijn in Noord-Europa
“major crops”, wat betekent dat er minimaal 8 residuproeven nodig zijn.
Extrapoleren van suikerbiet naar voederbiet mag. Omdat er alleen proeven met 2
in plaats van 3 toepassingen waren, heeft de aanvrager ingestemd met het
aanpassen van het concept WG/GA naar 2 toepassingen. Er zijn 8 studies
beschikbaar in suikerbieten die alle voldoen aan de GAP-NL. In de wortel werden
geen residuen boven de LOQ van 0,02 mg/kg gevonden, in het loof werden in 7
proeven geen residuen onder de LOQ gemeten en één maal werd een residuniveau
van 0,02 mg/kg gemeten. Voor suiker‑ en voederbieten en loof van suiker‑ en
voederbieten wordt geen MRL afgeleid, alleen een STMR en HR.
Op basis van
bovenstaande residuwaardes worden in tabel T.3 MRLs, STMRs en HRs voorgesteld
Vruchtgroenten
De toelatinghouder verzoekt
om een aanpassing van het WG/GA m.b.t. de PHI in de teelt van vruchtgroenten,
van 3 dagen naar 0 dagen bij gewasbehandeling en van 3 dagen naar
1 dag bij druppelbehandeling,
Uit residustudies, welke geleverd zijn voor de toelating in
de teelt van vruchtgroenten, blijkt dat de gevonden residuniveaus 1 dag na
druppelbehandeling gelijk of lager zijn aan de niveaus drie dagen na de
toepassing.
Er worden geen PHI’s korter dan 24 uur (1 dag) toegekend cf.
C-118.5. Derhalve wordt uitgegaan van PHI= 1, deze veiligheidstermijn dient in
het WG/GA opgenomen te worden. Bij enkele proeven met tomaat en paprika zijn
geen monsters genomen op PHI = 1, er is bij deze proeven derhalve gebruik
gemaakt van de residuwaarde gevonde bij PHI=0. Uit residustudies welke zijn
uitgevoerd met gewasbehandeling blijkt dat op PHI=1 of PHI=0 hogere
residuniveaus aanwezig zijn dan bij PHI=3. De residugehaltes bij PHI=0m en
PHI=1 zijn vergelijkbaar daar van ze dezelfde orde van grootte zijn. De MRL
voor vruchtgroenten wordt voorgesteld op grond van residuproeven met
gewasbehandeling, aangezien de GAP voor gewasbehandeling meer kritisch is dan
de GAP voor druppelbehandeling en er na gewasbehandeling hogere residuwaardes
gevonden worden.
Met behulp van de gevonden residuwaardes zijn MRL
berekeningen uitgevoerd (zie tabel T.3).
Volg-/rotatiegewassen
Om te kunnen beoordelen of een uitbreiding van de bestaande
toepassingen van niet grondgebonden teelt onder glas naar de grondgebonden en/of buitenteelt
toelaatbaar is, moeten er voldoende residustudies in volggewassen geleverd
zijn. Er is reeds een studie geleverd voor residuen in volggewassen, welke is
opgenomen in de monografie. Er hoeven derhalve geen aanvullende residuenproeven
in volgewassen geleverd te worden. De teelt van vruchtgroenten vindt in
Nederland alleen onder glas plaats, er hoeven derhalve geen aanvullende
residustudies met grondgebondenteelt in deze gewassen geleverd te worden.In de
EU-monografie is in de eindpuntenlijst het volgende over volggewassen
opgenomen: “No data were submitted or required, due to residues of parent and individual
metabolites in rotational crops being less than 0.1 mg/kg, with the exception
of metabolites M30, M37, M02 and M34 in the wheat study. However these metabolites were not considered to be of toxicological
concern.”
Vervoedering
Van de gewassen, waarvoor uitbreiding van toelating
van Calypso is aangevraagd, worden suikerbiet (kop en loof, wortel, natte en
droge pulp), voederbiet (wortel, loof) en aardappels als veevoeder toegepast
voor rundvee en varkens. In één monster, nl. blad van suikerbiet, werd 0,02
mg/kg thiacloprid gemeten, in alle andere monsters van suikerbiet en aardappel
was het residu onder de LOQ (<0.02 mg/kg). Aangezien na de voorgestelde
wachttermijn geen significante hoeveelheden thiacloprid residuen op deze
gewasdelen zijn gemeten, hoeven de residutoleranties zoals vastgesteld voor
vlees van rundvee en varkens en voor melk niet herzien te worden. Opgemerkt
dient te worden dat dit een voorlopige conclusie is; als blijkt dat er met een
eventuele nieuwe residudefinitie voor planten toch residuen in aardappel of
suiker‑ of voederbiet gevonden worden, moet inname door
landbouwhuisdieren opnieuw berekend worden.
Processinggegevens
Er zijn gegevens beschikbaar
met betrekking tot residuen in bewerkte producten van kersen na wassen, ontpitten
en inblikken, maar deze gegevens zijn niet bruikbaar. Zowel in het ruwe
agrarische product als in de geprocesde producten werden namelijk geen residuen
boven LOQ niveau gemeten, waardoor geen processing factors en %transference
berekend kunnen worden.
Afleiden MRL’s/STMR's
De nieuw voorgestelde MRL’s met daarbij behorende STMR's en HR's staan in tabel T.3. De voorstellen zijn slechts voorlopige voorstellen, vanwege het ontbreken van volledige validatiegegevens voor de gebruikte analysemethode, en voor aardappels, suiker‑ en voederbieten ook vanwege de onzekerheid over de residudefinitie.
Tabel T.3 Overzicht van nieuw voorgestelde voorlopige
MRL’s, STMR’s en HR’s
Gewas/product |
voorlopige MRL |
voorlopige STMR
(a) |
voorlopige HR (b) |
Kers |
0,3 |
0,11 |
0,15 |
Pruim |
0,05 |
0,02 |
0,05 |
Aardbei |
0,5 |
0,27 |
0,33 |
loganbes |
1,0 |
0,29 |
0,62 |
braam |
1,0 |
0,29 |
0,62 |
framboos |
1,0 |
0,29 |
0,62 |
overige rubussoorten |
1,0 |
0,29 |
0,62 |
rode, witte en zwarte aalbes |
1,0 |
0,25 |
0,59 |
blauwe bes |
1,0 |
0,25 |
0,59 |
kruisbes |
1,0 |
0,25 |
0,59 |
aardappel |
<0,02 |
0 |
<0,02 |
suiker/voederbiet |
- |
0 |
<0,02 |
suiker/voederbiet loof |
- |
0 |
0,02 |
a STMR =
supervised trials median residue level
b. HR =
highest residue level
Tabel T.4 Overzicht van nieuw berekende MRL’s, STMR’s en
HR’s voor vruchtgroenten vs. voorlopige MRL’s na gewasbehandeling
Gewas/product |
Voorlopige NL-MRL bij PHI= 3 dagen |
MRL bij PHI = 1 |
||||
MRL |
STMR |
HR |
MRL |
STMR |
HR |
|
Paprika |
1,0 |
0,22 |
0,37 |
1,0 |
0,25 |
0,65 |
Tomaat |
0,50 |
0,14 |
0,25 |
0,5 |
0,2 |
0,25 |
Komkommer |
0,30 |
0,08 |
0,18 |
0,5 |
0,11 |
0,26 |
Afleiden ADI en ArfD
Een ADI van 0,01 mg/kg lg is voorgesteld op basis van een
NOAEL van 1,2 mg/kg lg/dag voor effecten op lever, schildklier en zenuwstelsel
in een 2 jaar rattenstudie en toepassing van een veiligheidsfactor van 100.
Gebaseerd op een NOAEL van 3,1 mg/kg lg/dag voor effecten op de motor en locomotor activiteit in een acute neurotoxiciteitsstudie in ratten, en een veiligheidsfactor van 100 is een ARfD van 0,03 mg/kg lg voorgesteld voor de totale bevolking.
Dieetberekening
Chronische dieetberekening
Teneinde de toelaatbaarheid van de
voorgestelde residutoleranties te toetsen aan de voorgestelde ADI werden
NTMDI-berekeningen uitgevoerd. Hierbij werd gebruik gemaakt van Nederlandse
consumptiegegevens en bovenstaande MRL’s voorlopige EU-MRL’s en MRLs in de
Regeling Residuen. Waar er twee verschillende MRL’s gelden voor één gewas
vanwege verschil tussen de voorlopige EU-MRL en de Nederlandse, is de hoogste
waarde genomen bij wijze van “worst case” benadering.
De TMDI berekening laat zien dat de theoretische maximale residu-inname
(TMDI) 13,9% en 50,7% van de ADI inneemt voor respectievelijk de algemene
bevolking en kinderen
1-6 jaar.
Teneinde de
toelaatbaarheid van de voorgestelde residutoleranties te toetsen aan de
voorgestelde ARfD werden NESTI-berekeningen uitgevoerd. Hierbij werd gebruik
gemaakt van Nederlandse consumptiegegevens (‘large portion sizes’; 97,5
percentiel uit consumptie data), ‘unit weights’ uit Groot Britannië en
bovenstaande voorlopige residuwaardes.
De NESTI berekening laat zien dat de
hoogste theoretische maximale residu-inname (TMDI) van de ARfD ingenomen wordt
door 37,7% (paprika) en 51% (komkommer) voor respectievelijk de algemene
bevolking en kinderen 1-6 jaar. Alle andere gewassen nemen een lager TMDI
percentage van de ARfD in.
Conclusie
De uitbreiding in de teelt van appels, peren, pruimen en kersen; rode-, witte-, zwarte,- blauwe en kruisbes; loganbes, taybes, braam en framboos; aardbeien;
en de teelt van aardappelen (fabrieks-, consumptie- en
poot-), suiker- en voederbieten
en de aanpassing van de PHI in de teelt van vruchtgroenten, van 3
dagen naar 1 dag bij gewasbehandeling en bij druppelbehandeling en de uitbreiding van de bestaande
toepassingen van niet grondgebonden teelt onder glas naar de grondgebonden
en/of buitenteelt worden alle
toelaatbaar geacht.
Onzekerheden
De nieuw voorgestelde MRL’s met daarbij behorende STMR's en HR's zijn slechts voorlopige voorstellen, vanwege het ontbreken van volledige validatiegegevens voor de gebruikte analysemethode, en voor aardappels, suiker‑ en voederbieten ook vanwege de onzekerheid over de residudefinitie.
Te leveren gegevens voor toekomstige
beoordeling
- Een metabolisme proef met label in zowel de pyridine als de thiazolidine-ring van thiacloprid, in een wortel‑ of knolgewas, bij voorkeur aardappels. Ingeval de uitkomst van deze studie aanleiding geeft de residudefinitie aan te passen, zijn ook nieuwe residuproeven in aardappels en suiker‑ en voederbieten nodig.
- Validatiegegevens voor analysemethode 00548: Kalibratiecurve met juiste bereik, validatie van de LOQ (3x LOD) en terugvindbaarheidsgegevens voor het niveau waarop het hoogste residu is gevonden.
Benodigde aanpassingen van het Wettelijk Gebruiksvoorschrift en Gebruiksaanwijzing
- 2 i.p.v. 3 toepassingen in de teelt van aardbei onder glas en volvelds;
- gebruik uitsluitend toegestaan in de onbedekte teelt van rubussoorten en besvruchten;
- 2 i.p.v. 3 toepassingen in de teelt van suiker- en voederbieten;
-
in de teelt van vruchtgroenten bij gewasbehandeling en
druppelbehandeling PHI van
3 dagen naar 1 dag.
In overleg met de aanvrager zijn deze aanpassingen doorgevoerd in het WGGA.
Onzekerheden
Er zijn geen onzekerheden.
Ontbrekende gegevens
Er ontbreken geen
gegevens.
Combinatie toxicologie
Er worden geen toepassingen in combinatie met andere werkzame stoffen/middelen voorgeschreven.
Etikettering
Voorstel voor classificatie werkzame stof (symbolen en
R-zinnen)
(EU classificatie)
Symbool: |
Xn |
met als onderschrift: schadelijk |
R-zinnen |
20/22 |
Schadelijk bij inademing en bij opname door de mond. |
|
40 |
Carcinogene effecten zijn niet uitgesloten. |
Voorstel voor classificatie en etikettering formulering met betrekking
tot de gezondheid
Op basis van bovenstaand profiel van de stof, de geleverde formuleringstoxicologie voor het middel, de eigenschappen van de hulpcomponenten, de wijze van toepassen en de risicoschatting voor de toepasser wordt voorgesteld het middel als volgt te etiketteren:
(De in onderstaande tabel gebruikte nummering komt overeen
met de nummering in het Collegebesluit, § IV, Verpakking en etikettering:)
1 |
Stoffen die met chemische benaming op het etiket moeten worden vermeld (andere zeer giftige, giftige, bijtende of schadelijke stoffen): |
|||
|
- |
|||
2c) |
Gevaarsymbool: |
Xn |
aanduiding: |
schadelijk |
|
R-zinnen1 |
20/22 |
Schadelijk bij inademing en bij opname door de mond. |
|
|
|
40 |
Carcinogene effecten zijn niet uitgesloten. |
|
|
|
43 |
Kan overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid. |
|
|
S-zinnen2 |
23 |
Spuitnevel niet inademen |
|
|
|
36/37 |
Draag geschikte handschoenen en beschermende kleding. |
|
|
|
46 |
In geval van inslikken, onmiddellijk een arts raadplegen en verpakking of etiket tonen. |
|
2d) |
Specifieke vermeldingen: DPD-zinnen3 |
SPo2 |
Was alle beschermende kleding na gebruik |
|
|
|
|
|
|
2f) |
Gewasbeschermings-middelenzin: DPD-zin |
DPD014 |
Volg de gebruiksaanwijzing om gevaar voor mens en milieu te voorkomen |
|
2h) 5 |
Kinderveilige sluiting verplicht? |
nvt |
||
|
Voelbare gevaarsaanduiding verplicht? |
nvt |
Eventuele toelichting op verschil met voorstel
aanvrager/huidige etikettering: |
|
Gevaarsaanduiding: |
- |
R-zinnen: |
R20 wordt toegekend aangezien dit uit de formuleringstoxicologie blijkt. Toekenning is niet afhankelijk van de risicoschatting voor de toepasser R43 wordt toegekend op basis van een maximisatie welke geleverd is in het kader van een uitbreidingsaanvraag voor deze formulering |
S-zinnen |
S23 wordt toegekend daar R20 wordt toegekend. |
Overige: |
het is de visie van het CTB de veiligheidsaanbeveling SPo2 altijd toe te kennen wanneer S36/37 aan een middel is toegekend. |
1 Zinnen afkomstig uit 67/548 (code R..), 91/414/EG, annex IV (Code RS..) of nationaal toegekende zinnen (code G..)
2 Zinnen afkomstig uit 67/548 (code S..), 91/414/EG, annex V (Code SP..) of nationaal toegekende zinnen (code V..)
3 Zinnen
afkomstig uit 1999/45/EG (code DPD..)
4Deze zin vermelden bij alle
gewasbeschermingsmiddelen; zin verwijderen bij biociden
5Alleen van toepassing bij particuliere middelen
Profiel milieuchemie en –toxicologie
Thiacloprid is een voor de EU nieuwe werkzame stof. Thiacloprid is per 1 januari 2005 geplaatst op Annex I van 91/414/EG. In de plaatsingsrichtlijn wordt gesteld dat:
Member States should pay particular
attention to the protection of non-target arthropods; to the protection of
aquatic organisms; to the potential for groundwater contamination, when the
active substance is applied in regions with vulnerable soil and/or climatic
conditions.
Voor de onderstaande risicobeoordeling van
milieu-aspecten is gebruik gemaakt van de definitieve lijst van eindpunten van
thiacloprid van februari 2004 (op CIRCA geplaatst op
8 augustus 2004), van een RIVM-rapport (09828a00) en van de laatste beoordeling
van Calypso A (C-137.3.4) en uitbreiding van Calypso (C-159). Aanvullingen op de LoE zijn in cursief opgenomen.
List
of Endpoints
In
onderstaande List of Endpoints worden soms coderingen voor de werkzame stof en
de metabolieten gebruikt. Hier staan ze samengevat:
thiacloprid
= YRC 2894
thiacloprid
amide = M02 = KKO 2254
thiacloprid
sulfonic acid = M30 = WAK6999
thiacloprid
sulfonic acid amide = M34
Fate and Behaviour
in the Environment
Route of
degradation (aerobic) in soil (Annex
IIA, point 7.1.1.1.1) |
|
Mineralisation after 100 days ‡ |
6.5-34 % after 100 days (n=4) |
Non-extractable residues after 100 days ‡ |
22-30 % after 100 days (n=4) |
Relevant metabolites - name and/or code, % of applied (range and
maximum) ‡ |
Major metabolites (>10%AR) M02 60-74% after 3-30 days (n=4) M30 4.5-20% after 14-100 days (n=4) |
Route of
degradation in soil - Supplemental studies (Annex IIA,
point 7.1.1.1.2) |
|
Anaerobic degradation |
No data provided, not required for the currently requested uses
(summer applications). |
Soil photolysis |
Negligible (dissipation rate in irradiated sample comparable to dark
controls) |
Rate of
degradation in soil (Annex IIA,
point 7.1.1.2, Annex IIIA, point 9.1.1) |
|
Method of calculation |
Parent: first order M02 Lab ACSL optimise non linear fitting of first order degradation of
parent®M02 and M02®CO2, field first order M30, M34 lab first order, field insufficient data |
Laboratory studies (range or median, with n value, with r2 value) |
DT50lab (20°C, aerobic): ‡ means are geometric & normalised to
field capacity parent 0.7-5.0 days (n=4, r2=0.97-0.99) mean 1.3 days M02 32-142 days (n=4)
mean 41.7 days M30 16-79 days (n=3, r2=0.98-0.99) mean 23.4 days M34 8-52 days (n=3, r2=0.99-1.0) mean 15.1 days |
|
DT90lab (20°C, aerobic): ‡ parent 2.3-15.5 days (n=4) M02 106-473 days (n=4) M30 54-262 days (n=3, r2=0.98-0.99) M34 26-175 days (n=3, r2=0.99-1.0) |
|
DT50calc (10°C, aerobic): ‡ From 20°C aerobic values above as 1.2-10.3 days using Q10 of 2.2. |
|
DT50lab (20°C, anaerobic): ‡ not submitted, not required for intended uses |
|
degradation in the saturated zone: ‡ not submitted, not required |
Field studies (state
location, range or median with n value) |
DT50f: ‡ Northern Europe Southern Europe parent 9-27 days (n=6)
10-16 days (n=2)r2=0.82-0.98 M02 46-314 days (n=6) 68-107
days (n=2)r2=0.9-0.99 |
|
DT90f: ‡ Northern Europe Southern Europe parent 31-91 days (n=6) 35-53 days (n=2) M02 153-1047 days (n=4)
226-357 days (n=4) |
Soil accumulation and plateau concentration |
Metabolite M02 could accumulate in Northern Europe. Plateau concentration calculated at
0.14mg/kg assuming a DT50 of 314 days, 50% crop interception and 260g a.s/ha
is applied a year. |
M02
(Z)-[3-[(6-chloro-3-pyridinyl)methyl]-2-thiazolidinylidene]urea)
M30
2[1-(6-chloropyridine-3-ylmethyl)-3-carbamoyl-ureido]-ethane sulfonic acid
sodium salt
M34
2-{(aminocarbonyl)[(6-chloro-3-pyridinyl)methyl]amino} ethanesulfonic acid,
sodium salt
Er
is een studie geleverd waarin concentraties aan thiacloprid in de bodem in de
0 10
cm laag na 10 jaar gebruik met 150 g w.s./ha/jaar zijn bepaald op basis van
de beschikbare veldgegevens. Deze studie is ook opgenomen in Addendum I
(d.d.nov. 2002). Er is daarbij gebruik gemaakt van twee-compartimenten
kinetische modellering: dit wordt niet geaccepteerd voor Nederlandse
beoordelingen, aangezien dit geen bruikbare invoergegevens voor PEARL
oplevert. Op grond van het bovenstaande worden de uit de genoemde studie
afkomstige concentraties aan thiacloprid in de bodem niet gebruikt voor de
risicobeoordeling. |
Soil adsorption/desorption
(Annex IIA, point 7.1.2) |
|
Kf /Koc (ml/g) Kd pH dependence (yes / no) (if yes type of dependence) |
Kf oc parent 393-870 (mean 615,1/n=0.83-0.94, n=6) M02 166-438 (mean 288,1/n=0.76-0.91, n=5) M30 11.9-26.2 (mean 19.8,1/n=0.91-0.98, n=5) Kd oc M34 2.94-6.27 (mean 5.02, n=4) No evidence that changes in soil pH influences the sorption of parent
or metabolites. |
Two extra soil adsorption/desorption studies have been submitted to the
CTB for this application. They were summarized by RIVM. Results are:
M02 (KKO254) Kom 184 L/kg, sandy loam soil
M30 (WAK6999) Kom 12,9 L/kg, sandy loam soil.
Mobility in
soil (Annex IIA, point 7.1.3, Annex
IIIA, point 9.1.2) |
|
Column leaching |
No data submitted, not required as satisfactory batch sorption data
are available |
Aged residues leaching |
Guideline: BBA Aged for (days): 30 and 60 Precipitation (ml): 393 Leachate: 14.5% AR (day 30) and 19.4% AR (day 60) Leachate 30day incubations (% AR): parent undetected, M02 0.1, M30 11.6, unknowns 2 Leachate 60day incubations (% AR): parent undetected, M02 undetected, M30 18.5, unknowns 1 73% AR retained in top 10cm (30 day incubations). |
Lysimeter/ field leaching studies |
Location: Germany, Monheim Study type: lysimeter planted with grass No. of applications: 2 years, 2 applications/year Application rate (kg a.s./ha/year): 0.4 (1st year) and 0.365 (2nd year) to sparse
grass Average annual precipitation (mm): 869 Average annual leachate volume (mm): 372 % AR in leachate: 3% Peak annual average concentrations (mg/l): Total radioactivity 2.31mg a.s. equivalents /l Parent and M02 not detected M30 2.4 mg/l M34 0.27 mg/l Z5 0.16 mg/l |
Z5
4-[(6-chloro-3-pyridyl)methyl]-1,2,4-thiadiazaperhydroine-1,1,3-trione
Route and rate
of degradation in water (Annex IIA,
point 7.2.1)
Hydrolysis of active substance and relevant metabolites (DT50)
(state pH and temperature) |
pH 5______:Stable to hydrolysis |
|
pH 7______: Stable to hydrolysis |
|
pH 9______: Stable to hydrolysis |
Photolytic degradation of active substance and relevant metabolites |
Artificial irradiation equated to summer days, Phoenix Arizona; DT50
324 days. Stable to Photolysis no major (>10%AR) metabolites formed. |
Readily biodegradable (yes/no) |
No data submitted, therefore not readily biodegradeable |
Laboratory studies |
|
Degradation in - DT50
water water/sediment - DT90
water -
DT50 whole system -
DT90 whole system |
6-11 days 21-35 days (1st order, r2=0.98-0.98, n=2) 11-27 days 35-92 days (1st order, r2=0.97-0.99, n=2) |
Mineralisation |
4% AR (at 100 days, n=2) |
Non-extractable residues |
17-22% AR (at 100 days, n=2) |
Distribution in water / sediment systems (active substance) |
Maximum of 10-50%AR in sediment after |
Distribution in water / sediment systems (metabolites) |
Water: M02 max of 17-62%AR after 35 days M30 represented 5.3-9.5% AR at the end of the study (100 days) with no
evidence that concentrations had peaked. Sediment: M02 max of 7-36%AR after 35-62 days |
Microcosm studies (Germany) 9 replicated systems |
|
Degradation in - DT50
water water/sediment - DT90
water |
26-46 days, mean 31 days 87-153 days mean 103 days (1st order, r2=0.82-1.0) |
Distribution in water / sediment systems (active substance) |
Maximum of 141 % of the nominal initial water concentration (sum of 2
applications) in sediment 28 days after the second application. DT50 in sediment 62 days (1st
order, r2=0.82, n=1) |
Distribution in water / sediment systems (metabolites) |
Water: No analyses for metabolites carried out. Sediment: Only M02 analysed for,M02 represented max of 62-89 % of the nominal
initial water concentration (sum of 2 applications) in sediment 98 days after
the second application (study end) |
Fate and
behaviour in air (Annex IIA,
point 7.2.2, Annex III, point 9.3)
Direct photolysis in air |
Not submitted |
Quantum yield of direct phototransformation |
0.00035 |
Photochemical oxidative degradation in air |
Half life in upper atmosphere in the presence of hydroxyl radicals 1.5
hours (Calculation using the methods of Atkinson) |
Volatilisation |
from plant surfaces: 15% AR lost over 24 hours (volatiles not trapped) |
|
from soil: 12% AR over 24 hours (volatiles not trapped) |
Definition
of the Residue (Annex IIA,
point 7.3) |
|
Relevant to the environment |
Residue definition including major
(>10% AR) metabolites or those > 0.1mg/l in soil water at 1.1m depth: Soil and surface water thiacloprid, M02, M30. Soil water at 1.1m depth (groundwater) M30, M34 and Z5. sediment thiacloprid, M02 Relevant residue definition: soil, surface water, sediment and groundwater: thiacloprid |
Monitoring
data, if available (Annex IIA,
point 7.4) |
|
Soil
(indicate location and type of study) |
New
substance. Not available, not
required. |
Surface
water (indicate location and type of study) |
New
substance. Not available, not
required |
Ground
water (indicate location and type of study) |
New
substance. Not available, not
required |
Air
(indicate location and type of study) |
New
substance. Not available, not
required |
Classification
and proposed labelling (Annex IIA,
point 10)
with regard to fate and behaviour data |
Candidate for R53 and S60/61 |
Effects on Non-target Species
Effects on
terrestrial vertebrates (Annex IIA,
point 8.1, Annex IIIA, points 10.1 and 10.3)
Acute toxicity to mammals |
LD50: 444 mg a.s./kg bw (rat) Multigen. study dietary NOEC: 50 ppm (rat) |
Acute toxicity to birds |
LD50: 49 mg a.s./kg bw (C. coturnix japonica) non-GLP study [GLP study, LD50: 2716 mg a.s./kg bw (C virginianus)] |
Dietary toxicity to birds |
LC50 2500 ppm (C.
coturnix japonica) |
Reproductive toxicity to birds |
NOEC 60 ppm (Anas
platyrhynchos) |
Toxicity
data for aquatic species (most sensitive species of each group) (Annex IIA, point 8.2, Annex IIIA, point 10.2) ‡ |
||||||
Group |
Test substance |
Time-scale |
Endpoint |
Toxicity (mg/l) |
||
Laboratory tests |
||||||
‡ Lepomis macrochirus |
Active substance |
96 h |
LC50 |
25.2 |
||
‡ Daphnia magna |
Active substance |
48 h |
EC50 |
>85.1 |
||
‡ Hyalella azteca |
Active substance |
96h 96h |
LC50 EC50 |
0.0407 0.024 |
||
Asellus aquaticus |
Active substance |
48 h |
EC50 |
0.0758 |
||
Gammarus pulex |
Active substance |
48 h |
EC50 |
0.027 |
||
Sericostoma personatum |
Active substance |
48 h |
EC50 |
>0.1<1.0 |
||
Ecydonurus sp. |
Active substance |
48 h |
EC50 |
0.0077 |
||
‡ Scenedesmus subspicatus |
Active substance |
72 h |
EbC50 |
44.7 |
||
‡ Lemna gibba |
Active substance |
15 d |
EC50 NOEC*
|
141.8 46,8* |
||
‡ L.macrochirus |
M02 |
96 h |
LC50 |
>78.6 |
||
‡ H.azteca |
M02 |
96h |
LC50 |
>47.6 |
||
‡ Pseudokirchneriella subcapitata |
M02 |
96h |
ErC50/EbC50 NOEC*
|
>100 100* |
||
‡ Oncorhynchus mykiss |
M30 |
96h |
LC50 |
>90.1 |
||
‡ D. magna |
M30 |
48h |
LC50 |
>100 |
||
‡ S.subspicatus |
M30 |
72h |
ErC50/EbC50 NOEC*
|
>100 100* |
||
‡ L.macrochirus |
YRC 2894 SC 480 (formulation) |
96h |
LC50 |
80.7 |
||
‡ O.mykiss |
Active substance |
97 day ELS |
NOEC |
0.24 |
||
‡ D.magna |
Active substance |
21 day |
NOEC |
0.58 |
||
‡ Chironomus riparius |
Active substance |
28 day |
NOEC |
0.001 |
||
‡ C. riparius |
YRC 2894 SC 480 (formulation) |
56 day & 28 day |
NOEC |
0.001 |
||
C. riparius |
Lysimeter leachate |
48 h |
No mortality |
Peak total 0.00623 (Z5 0.00028) |
||
‡ C. riparius |
M02 |
28 day |
NOEC |
0.1 |
||
C. riparius |
M30 |
28 day |
NOEC |
100 |
||
Microcosm or mesocosm tests (Higher tier studies) |
||||||
Outdoor microcosm study: insects, sediment dwellers,
zooplankton, phytoplankton |
YRC 2894 SC 480 (formulation) |
100 day |
EAC** |
0.00157 |
||
*Not in original LoE, data taken from monograph
**Ecologically Acceptable Concentration.
Risk management measures should be considered at Member State level.
Bioconcentration |
|
Bioconcentration factor (BCF) ‡ |
Low potential for bioconcentration (Log Pow 1.26 at 20 oC). Therefore, study not required as the Log
Pow is ³ 3. Not in original LoE, data taken
from monograph: m02 thiacloprid-amide: Log Pow
= 0.74 in unbuffered water Log Pow
= 0.73 at pH 4 Log Pow
= 0.73 at pH 7 Log Pow = 0.74 at pH 9 |
Annex VI Trigger for the bioconcentration factor |
not required. |
Clearance time (CT50) (CT90) |
not required |
Level of residues (%) in organisms after the 14
day depuration phase |
not required |
Effects on
honeybees (Annex IIA, point 8.3.1, Annex
IIIA, point 10.4)
Acute oral toxicity ‡ |
Active substance: 17.32µg a.s./bee YRC 2894 SC 480: 8.51 µg form/bee |
Acute contact toxicity ‡ |
Active substance: 38.82µg a.s./bee YRC 2894 SC 480: 51.6 µg form/bee |
Field or semi-field tests |
Two semi-field tests showed no adverse effects on
foraging bees from use at 0.18 kg a.s./ha. Use on flowering crops is
therefore considered acceptable. |
Effects on
other arthropod species (Annex IIA,
point 8.3.2, Annex IIIA, point 10.5) ‡
|
Species |
Dose (g as/ha)2 |
Endpoint |
Adverse
Effect 7 |
Annex VI Trigger |
|
Laboratory tests with YRC 2894 SC 4801 |
||||
|
‡ Typhlodromus. pyri |
60, 200, 400 |
Mortality Beneficial capacity5 |
>30% (48%
bij 200 g/ha) >30% (93 %
bij 400 g/ha) |
>30% |
|
‡ Aphidius rhopalosiphi |
70 |
Mortality |
>30% (86%) |
>30% |
|
‡ A. rhopalosiphi (Ext lab6) |
216 |
Mortality Parasitism |
<30% (22%) >30% (NB:
11.z9%) |
>30% (50%)8 |
|
Aphidius rhopa-losiphi (Ext. lab) |
LC50 test |
LC50 |
LC50: 6.8 g a.s./ha |
- |
|
Aphidius rhopa-losiphi (Ext. lab) |
LC50 test |
LC50 |
LC50: 6.75 g a.s./ha |
|
|
‡ Aleochara. bilineata |
187.5, 375 |
Mortality Repro |
<30% (16%
bij 375 g/ha) >30% (99%
bij 375 g/ha) |
> 30% |
|
‡ A. bilineata (Ext lab) |
187.5, 375 |
Mortality Repro |
<30% (6,6% bij 375 g/ha) <30% (-3,4%
bij 375 g/ha) |
> 30% (50%) |
|
‡ Poecilus. cupreus |
100, 216 |
Mortality Behaviour |
<30% (-3%
bij 216 g/ha) >30% (90% of animals) |
>30% |
|
‡ Lycosid spiders Pardosa spp |
187.5, 375 |
Mortality Feeding |
>30% (69%
bij 375 g/ha) >30% (63%
bij 375 g/ha) |
>30% |
|
‡ Chrysoperla
carnea (Ext. lab) |
0.9, 7.2, 72 |
Mortality |
<30% (6%
bij 0.9, 20% bij 7.2 g/ha) >30% (54%
bij 72 g/ha) |
>30% (50%) |
|
‡ Coccinella septempunctata |
60, 125, 375 |
Mortality |
>30% (100%,
alle doseringen) |
>30% |
|
‡ C.
septempunctata |
0.96, 9.6, 19.2 |
Mortality |
>30% (49%
bij 9,6 g/ha; 94% bij 19,2 g/ha) |
>30% |
|
‡ C. septempunctata |
4.8, 14.4, 56.7, 76.8,
216 |
Mortality Repro |
<30%
(4.8, 14.4 g/ha) >30%(100%
bij 56.7, 76.8, 216 g/ha) >30% (40%
bij 14,4 g/ha) |
>30% |
|
‡ C.
septempunctata (Ext lab) |
0.96, 2.4, 4.8,
9.6, 19.2, 38.4 |
Mortality |
<30%(0.96,
2.4, 9.6) >30%(37%
bij 4.8, 79% bij 19.2, 100% bij 38.4) |
>30% (50%) |
|
‡ C. septem-punctata (Ext
lab/semi-field) |
60, 188 |
Mortality Repro |
>30% (75%
bij 60 g/ha, 37% bij 188 g/ha) >30% at 188 g/ha (37%) |
>30% (50%) |
|
C. septempunctata |
LC50 test |
LC50 |
LC50: 24.8 g a.s./ha |
- |
|
C. septempunctata |
3 x 180 g a.s./ha |
Mortality Eggs/female/day |
Corrected mortality 1h: 96% 14d: 58% 28d:-1 42d:22% No adverse effect on fecundity (at 28 days) |
|
|
Species |
Dose (mg as/kg dry
soil)3 |
Endpoint |
Adverse
effect4 |
Annex VI Trigger |
|
Laboratory tests with KKO 22541 |
||||
|
Hypoaspis aculeifer (residues in soil) |
1.25 |
Mortality Repro NOEC |
7.6% <30% ³ 1.25 mg/kg dry soil |
>30% |
1 Test substance YRC 2894 SC 480
= Calypso,
480 g thiacloprid/L; KKO 2254 =
thiacloprid-amide (M02) 2 Dose in x g as/ha means: x g
thiacloprid/ha 3 Dose in y mg as/kg dry soil means: y
mg thiacloprid-amide/kg dry soil 4 Adverse
effect means: x % effect on mortality = x %
increase of mortality compared to control y % effect on a sublethal parameter = y % decrease
of sublethal paramether compared to control (sublethal parameters are
e.g. reproduction (Repro), parasitism, food consumption) When effects are favourable for the test
organisms, a + sign is used for the sublethal effectpercentages (i.e.
increase compared to control) and a – sign for mortality effectspercentages
(i.e. decrease compared to control). 5 Beneficial capacity = predation 6 Ext lab = Extended laboratory studies. 7 Where known, highest effectpercentages with
doses have been added to the LoE 8
The trigger for effects in extended lab- and (semi) field-tests is 50%, not
30%. |
|||||
Field or semi-field tests and other additional information Higher tier testing in a 3-dimensional system showed C. septempunctata to be of greater
sensitivity than Aphidius rhopalosiphi (mortality 84% cf. 30% fecundity effect
respectively). |
T.cacoeciae – apple
seedlings (sprayed to run off) carrying parasitised moth eggs (Cydia pomonella) were sprayed in the
laboratory and then transferred to an apple orchard. There were no adverse effects on survival
or parasitisation capacity. This
indicates that if adult mortality occurs from the spray, pre-imaginal stages
within host eggs will remain unaffected and allow population recovery. T. pyri -
three field trials with 2 sprays at the recommended rate were undertaken in
commercial orchards and showed no significant effects. P. cupreus - in a semi field trial, two sprays at 150 g
a.s./ha showed no effects. |
In field: potential for recovery demonstrated within
season of use and within one year. Data
acceptable to support maximum application rate of 3x216 g a.s./ha.
Off-field: appropriate risk mitigation measures should
be considered at Member State level.
Effects on
earthworms (Annex IIA, point 8.4, Annex
IIIA, point 10.6)
Acute toxicity |
LC50 14-day 105 mg a.s./kg soil (active substance) LC50
14-day 51 mg a.s./kg soil (YRC 2894 SC 480) LC50 14-day M02 >1000 mg/kg LC50 14-day M30 >1000 mg/kg |
Reproductive toxicity |
NOEC 56-day <62.5 g a.s./ha (YRC 2894 SC 480) |
field study: NOEC 56-day ³ 250 g w.s./ha (Thiacloprid SC480) (study discussed in monograph but not
present in LoE)
Effects on
soil micro-organisms (Annex IIA,
point 8.5, Annex IIIA, point 10.7)
Nitrogen mineralisation |
<25 % after 28 days at 2.57 mg a.s./kg soil (equivalent
to 1,875 kg a.s./ha) |
Carbon mineralisation |
<25 % after 28 days at 2.57 mg a.s./kg soil (equivalent to 1,875 kg a.s./ha) |
Maximum
individual dose 0.216 kg a.s./ha (with 3 applications)
discussed in monograph but not present in LoE:
Effects on biological methods of sewage treatment
Respiration rate |
EC50 6330 mg a.s./L |
Effects on
soil non-target macro-organisms (IIIA 10.6.2)
discussed in
monograph (addendum I) but not in LoE: Folsomia candida
|
m02:
NOEC (reproduction)= 10 mg/kg dry soil m30:
NOEC (reproduction)= >1000 mg/kg
dry soil |
soil
fungi: |
|
Mucor
circinelloides |
M02: NOEC ³ 30 mg/kg dry soil |
Phytophthora
nicotianae |
M02: NOEC ³ 30 mg/kg dry soil |
Cladorrhinum
foecundissimum |
M02: NOEC ³ 30 mg/kg dry soil |
Penicillium
janthinellum |
M02: NOEC ³ 30 mg/kg dry soil |
Agrocybe
aegerita |
M02: NOEC ³ 30 mg/kg dry soil |
Effects on other non-target organisms (flora and fauna) believed to be
at risk
non-target
plants |
|
Brassica napus, Helianthus annuus, Glycine max, Cucumis sativus, Avena sativa, Zea
mays
|
m02: NOEC (emergence)³ 1.25 mg/kg dry soil EC50 (growth) > 1.25 mg/kg dry soil |
Classification and proposed labelling (Annex IIA, point 10)
with regard to ecotoxicological data |
Active
substance N -
Dangerous for the environment R50 –
Very toxic to aquatic organisms R53 - May cause
long-term adverse effects in the aquatic environment S60: This material
and its container must be disposed on as hazardous waste. S61: Avoid release to the environment |
Recommended restrictions/conditions with regard to ecotoxicological
findings
Risk mitigation measures should be
considered at MS level to protect aquatic life, and non-target terrestrial
arthropods. |
Beoordeling van het risico voor het milieu
Relevantie
metabolieten
m02
Voor m02, thiacloprid-amide, zijn de volgende gegevens beschikbaar:
· algen (Pseudokirchneriella subcapitata): NOEC = 100 mg/L
· kreeftachtigen (H. azteca): LC50 > 47,6 mg/L
(C. riparius): EC50 > 0,1 mg/L; NOEC = 0,1 mg/L
· vissen (L. macrochirus): LC50 > 78,6 mg/L
· regenwormen (Eisinia fetida): LC50 > 1000 mg/kg
· bodemmicro-organismen: < 25% effect na 28 dagen bij een dosering van 1,875 kg thiacloprid/ha
Aangezien de norm voor ecotoxicologische niet-relevantie ligt op een L(E)C50>100 mg/L voor kreeftachtigen en vissen, kan op grond van het bovenstaande niet worden geconcludeerd dat metaboliet m02 ecotoxicologisch niet relevant is. Metaboliet m02 zal daarom in onderstaande risicobeoordeling voor het milieu getoetst worden.
Indien er in de toekomst nieuwe testen worden geleverd waaruit blijkt dat de LC50-waarden voor kreeftachtigen en vissen groter zijn dan 100 mg/L, kan alsnog worden besloten dat metaboliet M02 niet relevant is (aangezien M02 humaan-toxicologisch niet relevant is, zie monograph volume I pag 36 en C-137.3.4) en mits ook geen werkzaamheid als pesticide).
m30
Voor m30, thiacloprid sulfonzuur, zijn de volgende gegevens beschikbaar:
· algen (Scenedesmus subspicatus): NOEC = 100 mg/L
· kreeftachtigen (D. magna): LC50 > 100 mg/L
(C. riparius): EC15 > 100 mg/L; NOEC = 100 mg/L
· vissen (Oncorhynchus mykiss): LC50 > 90,1 mg/L
· regenwormen (Eisinia fetida): LC50 > 1000 mg/kg
· bodemmicro-organismen: < 25% effect na 28 dagen bij een dosering van 1,875 kg thiacloprid/ha
Uit de acute studies met thiacloprid blijkt dat D. magna bijna 3000 maal minder gevoelig is dan H. azteca. Daarom werd in C-118.3.5 voor metaboliet m30 een acute toxiciteitsstudie met H. azteca vereist. Deze studie is echter niet geleverd, maar er is wel een studie met Chironomus riparius uitgevoerd met m30. Dit is een sedimentorganisme, maar net als H. azteca een arthropode. C.riparius is bovendien, naast de haftenlarve Ecydonurus sp., het meest gevoelige aquatische organisme voor wat betreft thiacloprid, dus de waarde uit deze studie is daarom ook bruikbaar voor de beoordeling van relevantie van m30.
Het onderzoek met
bodemmicro-organismen is uitgevoerd met de werkzame stof, maar er kan van
worden uitgegaan dat metaboliet m30 daarmee ook is meegenomen. Het maximale
vormingspercentage van m30 (20%) wordt na 100 dagen bereikt, waarvan ± 10%
binnen
28 dagen (zie monograph). De studie duurt 28 dagen, maar gezien de hoge
dosering (5 maal de dosering uit de bodemdegradatiestudie, 10 maal de hoogste
praktijkdosering in het veld) zal er binnen 28 dagen toch een voldoende grote
hoeveelheid m30 gevormd worden.
De LC50 voor de vis Oncorhynchus mykiss is >90,1 mg/L. Ondanks dat het eindpunt van de vis niet >100 is, wordt dit wel geaccepteerd daar in dezelfde studie de LC50 en de NOEC dezelfde waarde hebben.
Op grond van het
bovenstaande wordt geconcludeerd dat de metaboliet m30 ecotoxicologisch als
niet relevant kan worden beschouwd. Aangezien m30 ook humaan-toxicologisch niet
relevant is en geen werkzaamheid als pesticide vertoont (zie C-137.3.4), kan
hij als niet relevant worden beschouwd. In de risicobeoordeling voor milieu zal
de metaboliet m30 daarom niet worden meegenomen.
m34 en Z5
Voor m34 thiacloprid sulfonzuur-amide en de metaboliet Z5 zijn geen toxiciteitsgegevens beschikbaar. Er kan een vergelijking worden gemaakt tussen de metabolieten m30, m34 en Z5 op basis van de molecuulstructuur. Bij alle drie de metabolieten is de 2-chloro-nicotinyl-thiazolidinylidene-cyanamidegroep niet meer aanwezig. Deze groep wordt verondersteld de voornaamste oorzaak te zijn van de insecticidewerking van thiacloprid. De hoge toxiciteit van thiacloprid voor gevoelige organismen zoals Chironomus sp. wordt ook aan deze groep toegeschreven. Op grond van deze vergelijking kan worden geconcludeerd dat de metabolieten m34 en Z5 niet toxischer dan m30 zullen zijn. Dit wordt ook ondersteund door een studie met Chironomus riparius met lysimeter leachate met een maximum concentratie Z5 van 0,28 µg/L (en tevens aanwezigheid van m30, m34, m32), waarin geen negatieve effecten werden waargenomen. Het bovenstaande sluit aan bij de EU-beoordeling van thiacloprid.
Op grond van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat de metabolieten m34 en Z5 als niet relevant kunnen worden beschouwd en daarom niet mee worden genomen in de risicobeoordeling voor het milieu.
Persistentie en uitspoeling
Persistentie
in de bodem
Thiacloprid
De gemiddelde DT50 van
thiacloprid bedraagt onder laboratoriumomstandigheden
1,3 dagen bij 20 °C (range 0,7-5,0). Het grondgebonden residu na 100 dagen is
22 tot 30%, de CO2-productie na 100 dagen is 6,5 tot 34%. Hiermee
voldoet thiacloprid aan de normen voor persistentie volgens de Uniforme
Beginselen (UB).
Ook onder veldomstandigheden wordt thiacloprid snel afgebroken: de gemiddelde DT50 uit veldstudies is 15 dagen (range 9-27).
Er zijn twee metabolieten aangetroffen in hoeveelheden >10%: m02, thiacloprid-amide, in een maximum van 74% na 3 tot 30 dagen en m30, thiacloprid-sulfonzuur, in een maximum van 20% na 14 to 100 dagen. M30 is niet-relevant verklaard.
m02 thiacloprid-amide
De gemiddelde DT50 van m02
bedraagt onder laboratoriumomstandigheden 41,7 dagen bij
20 °C (range 32-142). Onder veldomstandigheden verloopt de afbraak echter
langzamer: de gemiddelde DT50 uit veldstudies is 139 dagen (range
46-314). Thiacloprid-amide voldoet op basis van de veldgegevens niet aan de
normen voor persistentie van de UB.
Derhalve wordt een
MTRbodem afgeleid aan de hand van in de monograph aanwezige en door de
aanvrager geleverde aanvullende gegevens. Aangezien de logKow van
M02 = 0,73-0,74 is en hiermee < 2, hoeft niet gecorrigeerd te worden naar
het organisch stofgehalte van de referentiegrond.
Maximaal toelaatbaar residu (MTR)
Voor de afleiding van het MTRbodem zijn NOECs voor planten, regenwormen, bodemmicro-organismen, insecten en schimmels noodzakelijk. De volgende gegevens zijn beschikbaar:
Tabel M.1 M02: Beschikbare NOECs ter bepaling van MTRsoorten
Soorten |
NOEC [mg M02/kg] |
Schimmels |
|
Mucor circinelloides |
³100 |
Phytophthora nicotianae |
³ 30 |
Cladorrhinum foecundissimum |
³ 30 |
Penicillium janthinellum |
³ 30 |
Agrocybe aegerita |
³ 30 |
Regenwormen |
|
Eisenia fetida |
>1000 (LC50) 14-day M02 mg/kg |
Insecta: Collembola |
|
Folsomia candida |
10 (NOECreproductie) |
Acarina* |
|
Hypoaspis
aculeifer |
³1,25 |
Macrophyta |
|
Brassica napus
|
³1,25 (NOECemergence);
> 1,25 (EC50growth) |
Helianthus annuus |
³1,25 (NOECemergence);
> 1,25 (EC50growth) |
Glycine max |
³1,25 (NOECemergence);
> 1,25 (EC50growth) |
Cucumis sativus |
³1,25 (NOECemergence);
> 1,25 (EC50growth) |
Avena sativa |
³1,25 (NOECemergence);
> 1,25 (EC50growth) |
Zea mays |
³1,25
(NOECemergence); > 1,25 (EC50growth) |
*Er
was gevraagd om een studie met een tweede insectensoort (naast Folsomia). In plaats daarvan is een
studie met de in de bodem levende mijt Hypoaspis aculeifer geleverd. Deze wordt
geaccepteerd voor de bepaling van het MTRbodem, omdat er weinig
standaardbodeminsecten bekend zijn en de NOEC van Hypoaspis lager is dan die van Folsomia.
Tabel M.2 M02: Beschikbare NOECs ter bepaling van MTRprocessen
soorten |
NOEC [mg w.s./kg]* |
Micro-organismen |
1,54
(NOECrespiratie) |
|
1,54 (NOECnitrogen mineralisation) |
|
1,54 (NOECammonificatie) |
*Er zijn geen aparte testen gedaan met metaboliet M02. Ook
is de concentratie M02 in de studies met thiacloprid niet gemeten. Daarom is
het MTRprocessen van M02 afgeleid van de NOECs van thiacloprid. M02
wordt gevormd uit thiacloprid voor 60-74% na 3-30 dagen. Als worst case wordt
60% van de NOEC van thiacloprid (2,57 mg/kg) genomen als NOEC van M02.
Op basis van de beschikbare
gegevens kunnen MTR’s voor de bodem worden afgeleid.
Ad hoc MTRbodem
MTRbodem
voor bodemorganismen
De afleiding van het MTRsoorten dient uitgevoerd te worden met een veiligheidsfactor op de laagste waarde, omdat slechts voor drie groepen (schimmels, insecten/mijten, en planten) NOECs beschikbaar zijn. Aangezien er drie NOECs beschikbaar zijn, waarvan één van de gevoeligste groep (zijnde planten: EC50 >1,25 mg/kg) kan worden volstaan met een veiligheidsfactor van 10 op de laagste NOEC.
De laagste NOEC is 1,25 mg w.s./kg. Met de veiligheidsfactor van 10 wordt het MTRsoorten 0,125 mg w.s./kg = 125 μg/kg.
MTRbodem
voor bodemprocessen
Voor het MTR gebaseerd op
processen geldt het volgende: Er zijn 3 NOEC’s beschikbaar voor nitrificatie,
ammonificatie en respiratie van resp. 1,54, 1,54 en 1,54 mg/kg. De NOEC is niet afkomstig van dezelfde taxonomische
groep als de minimale L(E)C50. De norm wordt daarom gebaseerd op de
NOEC met een veiligheidsfactor van 50. Het MTRbodem voor
bodemprocessen wordt derhalve 1,54 / 50 = 0,031 mg/kg = 31 μg/kg.
NB Dit MTR gaat uit van
twee verschillende processen binnen de stikstofomzetting. Echter, een nadere analyse betreffende de
onafhankelijkheid van de processen nitrificatie en ammonificatie is momenteel
gaande binnen het CTB.
MTRbodem
voor doorvergiftiging
Gezien het feit dat log Kow<3
wordt een gering risico op doorvergiftiging verwacht en behoeft geen MTRbodem
voor doorvergiftiging afgeleid te worden.
MTRbodem
Voor het MTRbodem
van M02 wordt uitgegaan van de laagste MTR-waarde, in dit geval
31 μg/kg. Het betreft een ad hoc MTR, omdat deze nog niet is vastgesteld
door de wetenschappelijke klankbordgroep INS.
Toetsing Gp,10
aan het Ad hoc MTRbodem
Met PEARL 2.2.2, De Bilt
Dutch Standard Scenario, wordt de concentratie in de bouwvoor berekend die één
jaar na toepassing nog aanwezig is bij een dosering van 1 kg/ha. De uitkomst
wordt daarna gecorrigeerd volgens de Rumb 2000, bijlage II, stap 1. Uitgaande
van de laboratorium-DT50 van 41,7 d komt R% (het verwachte percentage van de
dosering dat
1 jaar na toepassing nog aanwezig is in de bovenste 20 cm van de bodem) op
5,9%.
De hoogste dosering in de grond wordt verwacht bij toepassing 21, kastoepassing
op aardbei tegen de larven van de kaswittevlieg. Op basis van de herhaalde
doseringen (4), een fractie die de bodem bereikt van 0,8 (default waarde,
worst-case), een vormingspercentage van maximaal 74% en een relatieve molmassa
van 1,07 kan na herhaalde toediening (10 jaar) van 0,168 kg/ha thiacloprid een
maximale concentratie van 0,571 μg M02/kg bodem (20 cm diepte) berekend
worden. Hiermee is het ad hoc MTRbodem een factor 27 hoger dan de
maximale concentratie in de bodem en is er geen sprake van een onaanvaardbare
accumulatie in de bodem.
Echter, bovenstaande
berekening is gebaseerd op de lab-DT50, terwijl de veld-DT50, die meer
representatief is voor de praktijksituatie, veel hoger ligt. Daarom wordt de
beoordeling gebaseerd op de veld-DT50. Met een veld-DT50 van 139 dagen wordt
een R% van 43% gevonden. Hieruit volgt een maximale concentratie van M02 in de
bovenste 20 cm van de bodem, twee jaar na tien jaar toepassen, van 48,5
μg/kg grond. Het verwachte gehalte in de bovenste 20 cm van de bodem, twee
jaar na tien jaar toepassen (Gp10), is voor alle toepassingen
uitgerekend. Zie tabel M.3.
Tabel M.3 Gp10 en
overschrijding MTRbodem voor Calypso
Toepassing |
Dosering [kg/ha] |
Frequentie |
Gp10 [mg/kg grond] |
MTRbodem [mg/kg grond] |
MTR-overschrijding |
1-3,
5, 8, 10, 23-25, 27, 29, 33-35 |
0,12 |
3 |
26 |
31 |
0,8 |
4,
17 |
0,072 |
3 |
16 |
31 |
0,52 |
6,
9, 12, 13, 30 |
0,18 |
3 |
39 |
31 |
1,3 |
7,
11, 14-16, 18 |
0,144 |
3 |
31 |
31 |
1,0 |
19 |
0,168 |
3 |
36 |
31 |
1,2 |
20 |
0,072 |
4 |
21 |
31 |
0,68 |
21 |
0,168 |
4 |
49 |
31 |
1,6 |
22 |
0,096 |
3 |
21 |
31 |
0,68 |
26,
28, 36 |
0,12 |
4 |
35 |
31 |
1,1 |
31 |
0,18 |
4 |
52 |
31 |
1,7 |
32 |
geen
blootstelling (substraatteelt) |
Uit tabel M.3 blijkt, dat
voor de toepassingen 6, 7, 9, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 18, 19, 21, 26, 28, 30,
31 en 36 voor M02 bij de aangevraagde toepassingsfrequentie niet voldaan
wordt aan de norm voor persistentie zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen
(UB). De overige toepassingen voldoen
wel aan de norm.
Voor de overschrijdende
toepassingen kan een frequentiebeperking worden vastgesteld. In tabel M.4 wordt
de maximale frequentie gegeven waarbij per toepassing het MTRbodem niet
wordt overschreden.
Tabel M.4 Gp10 en,
maximale frequentie en overschrijding MTRbodem voor Calypso
Toepassing |
Dosering [kg/ha] |
Frequentie |
Gp10 [mg/kg grond] |
MTRbodem [mg/kg grond] |
MTR-overschrijding |
6,
9, 12, 13, 30 |
0,18 |
2 |
26 |
31 |
0,84 |
7,
11, 14-16, 18 |
0,144 |
2 |
21 |
31 |
0,68 |
19 |
0,168 |
2 |
24 |
31 |
0,77 |
21 |
0,168 |
2 |
24 |
31 |
0,77 |
26,
28, 36 |
0,12 |
3 |
26 |
31 |
0,84 |
31 |
0,18 |
2 |
26 |
31 |
0,84 |
Uit tabel M.4 blijkt, dat
voor de toepassingen 6, 7, 9, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 18, 19, 21, 26, 28, 30,
31 en 36 voor M02 voldaan wordt aan de norm voor persistentie zoals opgenomen
in de Uniforme Beginselen (UB), mits een maximale toepassingsfrequentie in acht
wordt genomen van 2x bij toepassing 6, 7, 9, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 18, 19,
21, 30 en 31, en een maximale toepassingsfrequentie van 3x bij toepassing 26,
28 en 36. Hiermee voldoen alle toepassingen van Calypso aan de norm voor
persistentie zoals vastgesteld in de UB.
In het WGGA dient de
volgende zin opgenomen te worden (het betreft hier SPe1 uit Annex V van
91/414/EG):
Om de bodemorganismen te beschermen mag u dit product in de toepassingen in groot fruit (met uitzondering van jong gewas), klein fruit (met uitzondering van aardbeien in de vollegrond) en vruchtgroenten onder glas (met uitzondering van substraatteelt) ten hoogste tweemaal gebruiken en in de toepassingen in bloemisterijgewassen en boomkwekerijgewassen (in de vollegrond en onder glas) ten hoogste driemaal gebruiken.
Uitspoeling naar
het ondiepe grondwater
De uitspoeling van de werkzame stof thiacloprid en de metaboliet M02 dient berekend te worden. Omdat het een uitbreiding betreft van een middel op basis van een geplaatste stof, dienen de risico's van de toepassing voor het ondiepe grondwater berekend te worden met PEARL-2.2.2 (Kremsmünsterscenario).
De nieuwe beslisboom uitspoeling inclusief het nieuwe model GeoPEARL
zijn eind 2004 vrijgegeven vrijgegeven voor gebruik in de
toelatingsbeoordeling.
In een brief van minister Veerman van het ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit aan de voorzitter van het College voor de Toelating
van Bestrijdingsmiddelen (CTB), vraagt hij het CTB om te anticiperen op de
revisie van de Regeling uitvoering milieutoelatingseisen bestrijdingsmiddelen
(Rumb 2000) voor wat betreft de beoordeling van uitspoeling naar het
grondwater.
Dit verzoek is gebaseerd op art. 6 van de Bestrijdingsmiddelenwet (stand
van de wetenschap) in combinatie met art.6 van de Regeling (nieuwe modellen).
De methodologie zoals beschreven in het rapport "The new decision
tree for the evaluation of pesticide leaching from soils", A.M.A van der
Linden, J.J.T.I. Boesten, A.A. Cornelese, R. Kruijne, M. Leistra, J.B.H.J
Linders, J.W. Pol, A. Tiktak and A.J Verschoor, RIVM report 601450019/2004,
RIVM, Bilthoven (2004) dient te worden gehanteerd.
Voor de berekening
wordt uitgegaan van de volgende invoergegevens:
PEARL: DT50
voor afbraaksnelheid in grond (bij 20°C):
·
Thiacloprid: gem. 1,3 dagen ·
M02: 41,7 dagen KOM : · Thiacloprid: gem. 362 L/kg · M02: gem. 172 L/kg (n=6:
98; 131; 178; 184; 184; 258) Verzadigde dampspanning: 3 x 10-10 Pa at 20°C Oplosbaarheid in water: 184 mg/l at 20°C and pH 7 Molecuulmassa: 252,73 g/mol Overige parameters: standaard instelling PEARL 2.2.2 |
De volgende concentraties worden verwacht voor de
werkzame stof en metaboliet(en)voor voorjaars- en najaarstoepassing, zie tabel M.6. De hoogste uitspoeling wordt
verwacht bij toepassing 21 in aardbeien tegen de larven van de kaswittevlieg,
omdat hierbij een relatief hoge
dosering met veel toepassingen en een klein interval geldt (voor toepassing 31
is bij de beoordeling van persistentie vastgesteld dat de maximale frequentie
3x is, en daarmee zal de uitspoeling lager zijn dan die van toepassing 21).
Uitgegaan wordt van eerste toepassing op respectievelijk 1 april en 12 oktober
in het voorjaars- en najaarsscenario. De minimale interceptie van aardbeien is
in april 30% (groeistadium bladontwikkeling, zie Focus Groundwater Report) en
in oktober 80% (expert judgement op basis van vrijwel complete bedekking).
Tabel M.5 Uitspoeling werkzame stof en metabolieten berekend met PEARL 2.2.2
Toepassing |
Stof |
Dosis w.s. |
Freq. |
Interval |
Fractie Op |
PEC grondwater |
PEC grondwater |
|
|
[kg/ha] |
|
[dag] |
bodem |
voorjaar [mg/L] |
Najaar [mg/L] |
21
(aardbeien) |
thiacloprid M02 |
0,168 0,124* |
4 |
7 |
0,7 / 0,2 |
<0,001 <0,001 |
<0,001 <0,001 |
*M02 wordt in de grond voor maximaal 74% gevormd uit thiacloprid. De dosering is daarom 0,74 * 0,168 = 0,124 kg/ha.
De uitkomsten van Pearl
2.2.2. met het Kremsmünster-scenario worden getoetst aan de norm van 0,01 µg/l.
Dit is de norm van het UB (0,1 µg/L) waarbij een extra veiligheidsfactor van 10
voor grondwaterbeschermingsgebieden wordt gehanteerd.
Uit
tabel M.5 blijkt dat de verwachte uitspoeling op grond van
PEARL-modelberekeningen voor de werkzame stof thiacloprid en diens metaboliet
M02, bij de toepassing met de hoogste verwachte uitspoeling kleiner is dan 0,01
µg/L. Derhalve voldoen alle toepassingen van Calypso aan de norm voor
uitspoeling.
Risicobeoordeling voor aquatische organismen
Risicobeoordeling voor waterorganismen
Thiacloprid
Het risico voor waterorganismen voor de verschillende
toepassingen van thiacloprid wordt ingeschat met behulp van berekeningen van de
concentraties in het oppervlaktewater (sloot van 25 cm diepte) die ontstaan
door overwaaien. Het overwaaipercentage is afhankelijk van de toepassing. De
normen voor acute blootstelling zijn 0,01 maal de L(E)C50-waarde
(kreeftachtigen en vissen) en 0,1 de EC50-waarde voor algen. De
normen voor chronische blootstelling zijn 0,1 maal de NOEC-waarde voor zowel
kreeftachtigen als vissen. Per organisme wordt de laagste waarde als norm
genomen, deze zijn opgenomen in tabel M.6.
Tabel M.6 Overzicht normen
thiacloprid
Taxonomische |
Soort |
Laagste |
Veiligheids- |
Norm |
||
groep |
|
L(E)C50 [mg/L] |
NOEC [mg/L] |
factor |
[mg/L] |
[mg/L] |
Acuut |
|
|
|
|
|
|
Alg |
S. subspicatus |
44,7 |
|
10 |
4,47 |
4470 |
Kreeftachtigen |
H. azteca |
0,024 |
|
100 |
0,00024 |
0,24 |
Vissen |
L. macrochirus |
25,2 |
|
100 |
0,252 |
252 |
|
|
|
|
|
|
|
Chronisch
|
|
|
|
|
|
|
Kreeftachtigen |
D. magna |
|
0,58 |
10 |
0,058 |
58 |
Vissen |
O. mykiss |
|
0,24 |
10 |
0,024 |
24 |
Planten |
L. gibba |
|
46,8 |
10 |
4,68 |
4680 |
De concentraties in het oppervlaktewater zijn
berekend m.b.v. het model TOXSWA. Aangezien er nog geen standaard methode is om
de afzonderlijke afbraaksnelheden in water en sediment uit de
water/sedimentstudie te bepalen, wordt voorlopig de DT50 systeem in de
waterfase ingevuld. Deze methode komt overeen met de methode zoals gebruikt in
SLOOTBOX, er is als zodanig geen aanpassing van het toetsingskader. De
herhaalde toepassingen met een interval van 60 dagen worden beschouwd als
enkelvoudige toepassingen. Dit is overeenkomstig met de werkwijze in de EU:
meermalige toepassingen worden beschouwd als enkelvoudige toepassingen indien
het interval groter is dan 3*DT50-waarde. Tabel M.8 bevat de
concentraties in het voorjaar, tabel M.9 in het najaar (najaarstoepassing is
van september tot februari en daarom niet voor alle toepassingen relevant).
TOXSWA: DT50 voor afbraaksnelheid in water bij 20°C: 19 dagen DT50 voor afbraaksnelheid in sediment bij 20°C: 10000 dagen. Kom voor zwevend organische stof: 362 L/kg* Kom voor sediment: 362 L/kg Verzadigde dampspanning: 3.10-10 Pa bij 20°C Oplosbaarheid in water: 184 g/L bij 20°C Molecuulmassa: 252,73 g/mol Overige parameters: standaard instelling TOXSWA |
* de berekeningen van toepassingen 30 t/m 36 zijn overgenomen uit C-137.3.4. Ze zijn gedaan met een Kom van 367 L/kg ipv 362 L/kg. Dit kleine verschil zal geen invloed hebben op de conclusie.
Tabel M.7 Overzicht concentraties thiacloprid in oppervlaktewater per toepassing in voorjaar
Nr. |
Toepassing |
driftreducerende
maatregel |
Dosering a.s. [kg/ha] |
Freq. |
Interval
[dag] |
Drift
[%] |
PIEC [mg/L] |
PEC21 [mg/L] |
PEC28 [mg/L] |
1 |
fabrieks-consumptie-pootaardappel:
v.g. |
- |
0,12 |
3* |
60 |
1 |
0,5698 |
0,4153 |
0,3839 |
2 |
suiker-voederbiet: v.g. |
- |
0,12 |
3* |
60 |
1 |
0,5698 |
0,4153 |
0,3839 |
3 |
hennep: v.g |
- |
0,12 |
3* |
60 |
1 |
0,5698 |
0,4153 |
0,3839 |
4 |
hennep: o.g. |
- |
0,072 |
3* |
60 |
0,1 |
0,0342 |
0,0244 |
0,0226 |
5a, 8a, 10a, 2 |
appel en peer, jong gewas: v.g. (voor
1 mei) |
tunnelspuit en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1000 l/ha |
0,12 |
3* |
60 |
2,5 |
1,425 |
1,044 |
0,9654 |
5b, 8b, 10b 2 |
appel en peer, jong gewas: v.g. (voor
1 mei) |
venturidop in combinatie met
éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1000 l/ha |
0,12 |
3* |
60 |
2,4 |
1,3683 |
1,0023 |
0,9273 |
5c, 8c, 10c2 |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
tussen watergang en buitenste bomenrij
aaneengesloten windscherm, windscherm niet bespoten en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1000 l/ha |
0,12 |
3* |
60 |
0,7 |
0,4003 |
0,2913 |
0,2693 |
5d, 8d, 10d2 |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
tunnelspuit en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1000 l/ha |
0,12 |
3* |
60 |
1 |
0,5698 |
0,4153 |
0,3839 |
5e, 8e, 10e, 2 |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
teeltvrije zone van 6 meter en
maximale hoeveelheid spuitvloeistof van 1000 l/ha |
0,12 |
3* |
60 |
2,7 |
1,5393 |
1,1263 |
1,0433 |
5f, 8f, 10f2 |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
sensorgestuurd en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1000 l/ha |
0,096 |
3* |
60 |
3,4 |
1,5503 |
1,1283 |
1,0423 |
5g, 8g, 10g2 |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
emissiescherm (2,5 m) tussen boomgaard
en oppervlaktewater en maximaal 950 l spuitvloeistof |
0,114 |
3* |
60 |
2,8 |
1,516 |
1,111 |
1,028 |
5h, 8h, 10h2 |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
dwarsstroomspuit met reflectiescherm
en maximaal 850 l spuitvloeistof |
0,102 |
3* |
60 |
3,2 |
1,5503 |
1,1363 |
1,0513 |
5i, 8i, 10i2 |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
venturidop in combinatie met
éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1000 l/ha |
0,12 |
3* |
60 |
0,8 |
0,4563 |
0,3323 |
0,3073 |
6a, 9a 12a, 13a2 |
appel, pruim, kers: v.g. (vóór 1 mei) |
tunnelspuit en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1100 l/ha |
0,132 |
3* |
60 |
2,5 |
1,567 |
1,149 |
1,063 |
6b, 9b 12b, 13b2 |
appel, pruim, kers: v.g. (vóór 1 mei) |
venturidop in combinatie met
éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1100 l/ha |
0,132 |
3* |
60 |
2,4 |
1,5045 |
1,1035 |
1,0203 |
6c, 9c 12c, 13c2 |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
tussen watergang en buitenste bomenrij
aaneengesloten windscherm, windscherm niet bespoten |
0,18 |
3* |
60 |
0,7 |
0,5983 |
0,4362 |
0,4032 |
6d, 9d 12d, 13d2 |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
tunnelspuit |
0,18 |
3* |
60 |
1 |
0,8548 |
0,6245 |
0,5773 |
6e, 9e 12e, 13e2 |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
teeltvrije zone van 6 meter en
maximaal 1000 l spuitvloeistof |
0,12 |
3* |
60 |
2,7 |
1,5393 |
1,1263 |
1,0433 |
6f, 9f 12f, 13f2 |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
sensorgestuurd met maximaal 800 l
spuitvloeistof |
0,096 |
3* |
60 |
3,4 |
1,5503 |
1,1283 |
1,0423 |
6g, 9g, 12g, 13g2 |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
emissiescherm (2,5 m) tussen boomgaard
en oppervlaktewater en maximaal 950 l spuitvloeistof |
0,114 |
3* |
60 |
2,8 |
1,516 |
1,111 |
1,028 |
6h, 9h, 12h, 13h2 |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
dwarsstroomspuit met reflectiescherm
en maximaal 850 l spuitvloeistof |
0,102 |
3* |
60 |
3,2 |
1,5503 |
1,1363 |
1,0513 |
6i, 9i 12i, 13i2 |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
venturidop in combinatie met
éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij |
0,18 |
3* |
60 |
0,8 |
0,6843 |
0,5003 |
0,4623 |
7a, 11a2 |
peer: v.g. (vóór 1 mei) |
tunnelspuit en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1100 l/ha |
0,132 |
3* |
60 |
2,5 |
1,567 |
1,149 |
1,063 |
7b, 11b2 |
peer: v.g. (vóór 1 mei) |
venturidop in combinatie met
éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1100 l/ha |
0,132 |
3* |
60 |
2,4 |
1,5045 |
1,1035 |
1,0203 |
7c, 11c2 |
peer: v.g. (na 1 mei) |
tussen watergang en buitenste bomenrij
aaneengesloten windscherm, windscherm niet bespoten en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1200 l/ha |
0,144 |
3* |
60 |
0,7 |
0,4793 |
0,3493 |
0,3233 |
7d, 11d2 |
peer: v.g. (na 1 mei) |
tunnelspuit en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1200 l/ha |
0,144 |
3* |
60 |
1 |
0,6838 |
0,4989 |
0,4612 |
7e, 11e2 |
peer: v.g. (na 1 mei) |
teeltvrije zone van 6 meter en
maximaal 1000 l spuitvloeistof |
0,12 |
3* |
60 |
2,7 |
1,5393 |
1,1263 |
1,0433 |
7f, 11f2 |
peer: v.g. (na 1 mei) |
sensorgestuurd met maximaal 800 l
spuitvloeistof |
0,096 |
3* |
60 |
3,4 |
1,5503 |
1,1283 |
1,0423 |
7g, 11g2 |
peer: v.g. (na 1 mei) |
emissiescherm (2,5 m) tussen boomgaard
en oppervlaktewater en maximaal 950 l spuitvloeistof |
0,114 |
3* |
60 |
2,8 |
1,516 |
1,111 |
1,028 |
7h, 11h2 |
peer: v.g. (na 1 mei) |
dwarsstroomspuit met reflectiescherm
en maximaal 850 l spuitvloeistof |
0,102 |
3* |
60 |
3,2 |
1,5503 |
1,1363 |
1,0513 |
7i, 11i2 |
peer: v.g. (na 1 mei) |
venturidop in combinatie met
éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1200 l/ha |
0,144 |
3* |
60 |
0,8 |
0,5473 |
0,3993 |
0,3693 |
14 |
rode, witte, zwarte en kruisbes: v.g. |
bladluizen |
0,144 |
3* |
60 |
1 |
0,6838 |
0,4989 |
0,4612 |
15 |
rode, witte, zwarte, blauwe en
kruisbes: v.g. |
groene appelwants |
0,144 |
3* |
60 |
1 |
0,6838 |
0,4989 |
0,4612 |
16 |
blauwe bes |
bladluizen |
0,144 |
3* |
60 |
1 |
0,6838 |
0,4989 |
0,4612 |
17 |
aardbei |
bladluizen |
0,072 |
3* |
60 |
1 |
0,3416 |
0,2443 |
0,2257 |
18a |
braam, framboos,
loganbes, taybes : v.g. |
bladluizen |
0,144 |
3* |
60 |
1 |
0,6838 |
0,4989 |
0,4612 |
18b |
braam, framboos,
loganbes, taybes : o.g. |
bladluizen |
0,144 |
3* |
60 |
0,1 |
0,0684 |
0,0499 |
0,0461 |
19 |
aardbei: o.g. |
bladluizen |
0,168 |
3* |
60 |
0,1 |
0,079 |
0,0574 |
0,053 |
20 |
aardbei: v.g. |
larven kaswittevlieg: langs
watergangen maximaal 3 bespuitingen |
0,072 |
3 |
7 |
1 |
0,8353 |
0,6413 |
0,6013 |
21 |
aardbei: o.g. |
larven kaswittevlieg |
0,168 |
4 |
7 |
0,1 |
0,2383 |
0,185 |
0,17 |
22 |
augurk, courgette: v.g. |
bladluizen |
0,096 |
3* |
60 |
1 |
0,4558 |
0,3317 |
0,3066 |
23 |
bloembol, bloemknol, bolbloemgewassen:
v.g. |
bladluizen |
0,12 |
3* |
60 |
1 |
0,5698 |
0,4153 |
0,3839 |
24 |
gladiool: v.g. |
gladiolentrips |
0,12 |
3 |
7-10 |
1 |
1,391 |
1,069 |
1,001 |
25 |
bloemisterijgewassen: v.g. |
bladluizen |
0,12 |
3* |
60 |
1 |
0,5698 |
0,4153 |
0,3839 |
26 |
bloemisterijgewassen: v.g. |
larven kaswittevlieg: langs
watergangen maximaal 3 bespuitingen met maximaal 1000 l spuitvloeistof |
0,12 |
3 |
7 |
1 |
1,391 |
1,069 |
1,001 |
27a |
boomkwekerijgewassen (muv spillen en
opzetters), vaste planten: v.g. |
langs watergangen maximaal 3
bespuitingen met maximaal 1100 l spuitvloeistof |
0,132 |
3* |
60 |
1 |
0,6273 |
0,4603 |
0,4253 |
27b |
boomkwekerijgewassen (spillen), vaste planten: v.g. |
langs watergangen maximaal 3
bespuitingen met maximaal 1000 l spuitvloeistof |
0,12 |
3* |
60 |
0,8 |
0,4563 |
0,3323 |
0,3073 |
27c |
boomkwekerijgewassen (opzetters), vaste planten: v.g. |
langs watergangen maximaal 950 l
spuitvloeistof verspuiten |
0,114 |
3* |
60 |
2,8 |
1,516 |
1,111 |
1,028 |
28a |
boomkwekerijgewassen (muv spillen en
opzetters), vaste planten: v.g. |
langs watergangen maximaal 3
bespuitingen met maximaal 1100 l spuitvloeistof |
0,132 |
3 |
7 |
1 |
1,5303 |
1,1763 |
1,1013 |
28b |
boomkwekerijgewassen (spillen), vaste planten: v.g. |
langs watergangen maximaal 3 bespuitingen
|
0,12 |
3 |
7 |
0,8 |
1,112 |
0,8544 |
0,800 |
29 |
openbaar groen: v.g. |
bladluizen |
0,12 |
3* |
60 |
1 |
0,5698 |
0,4153 |
0,3839 |
30 |
vruchtgroenten:
o.g. |
bladluis |
0,18 |
3 |
60 |
0,1 |
0,09 |
0,06 |
0,06 |
31 |
vruchtgroenten:
o.g. |
larven kaswittevlieg |
0,18 |
4 |
7 |
0,1 |
0,26 |
0,20 |
0,18 |
32 |
vruchtgroenten:
substraatteelt o.g. |
larven kaswittevlieg |
0,24 |
3 |
60 |
0,1 |
0,12 |
0,08 |
0,08 |
33 |
bloembol, bloemknol en bolbloem-gewassen: o.g. |
bladluis |
0,12 |
3 |
60 |
0,1 |
0,06 |
0,04 |
0,04 |
34 |
gladiool: o.g. |
gladiolentrips |
0,12 |
3 |
7-10 |
0,1 |
0,14 |
0,11 |
0,1 |
35 |
bloemisterijgewassen,
boomkwekerijge-wassen en vaste
planten: o.g. |
bladluis |
0,12 |
3 |
60 |
0,1 |
0,06 |
0,04 |
0,04 |
36 |
bloemisterijgewassen,
boomkwekerijge-wassen en vaste
planten: o.g. |
kaswittevlieg |
0,12 |
4 |
7 |
0,1 |
0,17 |
0,13 |
0,12 |
*de
toepassingen met interval van 60 dagen worden beschouwd als enkelvoudige
toepassingen
2 In de teelt van groot fuit
is de normale situatie 1500 L water/ha. Waar dit anders is, is het
aangegeven.
3 Afgeleid van een met
TOXSWA berekende waarde van een toepassing met dezelfde dosering, frequentie en
interval en ander driftpercentage
Tabel M.8 Overzicht concentraties thiacloprid in oppervlaktewater per toepassing in najaar
Nr. |
Toepassing |
driftreducerende
maatregel |
Dosering a.s. [kg/ha] |
Freq. |
Interval
[dag] |
Drift
[%] |
PIEC [mg/L] |
PEC21 [mg/L] |
PEC28 [mg/L] |
1 |
fabrieks-consumptie-pootaardappel:
v.g. |
- |
0,12 |
3* |
60 |
1 |
0,5703 |
0,0783 |
0,0593 |
2 |
suiker-voederbiet: v.g. |
- |
0,12 |
3* |
60 |
1 |
- |
- |
- |
3 |
hennep: v.g |
- |
0,12 |
3* |
60 |
1 |
- |
- |
- |
4 |
hennep: o.g. |
- |
0,072 |
3* |
60 |
0,1 |
- |
- |
- |
5a, 8a, 10a2; |
appel en peer, jong gewas: v.g. (voor
1 mei) |
tunnelspuit en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1000 l/ha |
0,12 |
3* |
60 |
2,5 |
1,4253 |
0,1963 |
0,1473 |
5b, 8b, 10b2 |
appel en peer, jong gewas: v.g. (voor
1 mei) |
venturidop in combinatie met
éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1000 l/ha |
0,12 |
3* |
60 |
2,4 |
1,3683 |
0,1883 |
0,1413 |
5c, 8c, 10c2 |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
tussen watergang en buitenste bomenrij
aaneengesloten windscherm, windscherm niet bespoten en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1000 l/ha |
0,12 |
3* |
60 |
0,7 |
0,3993 |
0,0553 |
0,0413 |
5d, 8d, 10d2 |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
tunnelspuit en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1000 l/ha |
0,12 |
3* |
60 |
1 |
0,5703 |
0,0783 |
0,0593 |
5e, 8e, 10e2, |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
teeltvrije zone van 6 meter en
maximale hoeveelheid spuitvloeistof van 1000 l/ha |
0,12 |
3* |
60 |
2,7 |
1,539 |
0,2117 |
0,159 |
5f, 8f, 10f2 |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
sensorgestuurd en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1000 l/ha |
0,096 |
3* |
60 |
3,4 |
1,550 |
0,213 |
0,160 |
5g, 8g, 10g2 |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
emissiescherm (2,5 m) tussen boomgaard
en oppervlaktewater en maximaal 950 l spuitvloeistof |
0,114 |
3* |
60 |
2,8 |
1,516 |
0,2086 |
0,1566 |
5h, 8h, 10h2 |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
dwarsstroomspuit met reflectiescherm
en maximaal 850 l spuitvloeistof |
0,102 |
3* |
60 |
3,2 |
1,5503 |
0,2133 |
0,1603 |
5i, 8i, 10i2 |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
venturidop in combinatie met
éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1000 l/ha |
0,12 |
3* |
60 |
0,8 |
0,4563 |
0,0633 |
0,0473 |
6a, 9a 12a, 13a2 |
appel, pruim, kers: v.g. (vóór 1 mei) |
tunnelspuit en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1100 l/ha |
0,132 |
3* |
60 |
2,5 |
1,5683 |
0,2163 |
0,1623 |
6b, 9b 12b, 13b2 |
appel, pruim, kers: v.g. (vóór 1 mei) |
venturidop in combinatie met
éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1100 l/ha |
0,132 |
3* |
60 |
2,4 |
1,5053 |
0,2073 |
0,1553 |
6c, 9c 12c, 13c2 |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
tussen watergang en buitenste bomenrij
aaneengesloten windscherm, windscherm niet bespoten |
0,18 |
3* |
60 |
0,7 |
0,5983 |
0,4223 |
0,0623 |
6d, 9d 12d, 13d2 |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
tunnelspuit |
0,18 |
3* |
60 |
1 |
0,8548 |
0,6032 |
0,0883 |
6e, 9e 12e, 13e2 |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
teeltvrije zone van 6 meter en
maximaal 1000 l spuitvloeistof |
0,12 |
3* |
60 |
2,7 |
1,539 |
0,2117 |
0,159 |
6f, 9f 12f, 13f2 |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
sensorgestuurd met maximaal 800 l
spuitvloeistof |
0,096 |
3* |
60 |
3,4 |
1,550 |
0,213 |
0,160 |
6g, 9g, 12g, 13g2 |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
emissiescherm (2,5 m) tussen boomgaard
en oppervlaktewater en maximaal 950 l spuitvloeistof |
0,114 |
3* |
60 |
2,8 |
1,516 |
0,2086 |
0,1566 |
6h, 9h, 12h, 13h2 |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
dwarsstroomspuit met reflectiescherm
en maximaal 850 l spuitvloeistof |
0,102 |
3* |
60 |
3,2 |
1,5503 |
0,2133 |
0,1603 |
6i, 9i 12i, 13i2 |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
venturidop in combinatie met
éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij |
0,18 |
3* |
60 |
0,8 |
0,6843 |
0,4833 |
0,7013 |
7a, 11a2 |
peer: v.g. (vóór 1 mei) |
tunnelspuit en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1100 l/ha |
0,132 |
3* |
60 |
2,5 |
1,5683 |
0,2163 |
0,1623 |
7b, 11b2 |
peer: v.g. (vóór 1 mei) |
venturidop in combinatie met
éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1100 l/ha |
0,132 |
3* |
60 |
2,4 |
1,5053 |
0,2073 |
0,1553 |
7c, 11c2 |
peer: v.g. (na 1 mei) |
tussen watergang en buitenste bomenrij
aaneengesloten windscherm, windscherm niet bespoten en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1200 l/ha |
0,144 |
3* |
60 |
0,7 |
0,4793 |
0,3383 |
0,0493 |
7d, 11d2 |
peer: v.g. (na 1 mei) |
tunnelspuit en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1200 l/ha |
0,144 |
3* |
60 |
1 |
0,6843 |
0,4833 |
0,0713 |
7e, 11e2 |
peer: v.g. (na 1 mei) |
teeltvrije zone van 6 meter en maximaal
1000 l spuitvloeistof |
0,12 |
3* |
60 |
2,7 |
1,539 |
0,2117 |
0,159 |
7f, 11f2 |
peer: v.g. (na 1 mei) |
sensorgestuurd met maximaal 800 l
spuitvloeistof |
0,096 |
3* |
60 |
3,4 |
1,550 |
0,213 |
0,160 |
7g, 11g2 |
peer: v.g. (na 1 mei) |
emissiescherm (2,5 m) tussen boomgaard
en oppervlaktewater en maximaal 950 l spuitvloeistof |
0,114 |
3* |
60 |
2,8 |
1,516 |
0,2086 |
0,1566 |
7h, 11h2 |
peer: v.g. (na 1 mei) |
dwarsstroomspuit met reflectiescherm
en maximaal 850 l spuitvloeistof |
0,102 |
3* |
60 |
3,2 |
1,5503 |
0,213 |
0,1603 |
7i, 11i2 |
peer: v.g. (na 1 mei) |
venturidop in combinatie met
éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1200 l/ha |
0,144 |
3* |
60 |
0,8 |
0,5473 |
0,075 |
0,0573 |
14 |
rode, witte, zwarte en kruisbes: v.g. |
bladluizen |
0,144 |
3* |
60 |
1 |
- |
- |
- |
15 |
rode, witte, zwarte, blauwe en
kruisbes: v.g. |
groene appelwants |
0,144 |
3* |
60 |
1 |
- |
- |
- |
16 |
blauwe bes |
bladluizen |
0,144 |
3* |
60 |
1 |
- |
- |
- |
17 |
aardbei |
bladluizen |
0,072 |
3* |
60 |
1 |
0,3423 |
0,0473 |
0,0353 |
18a |
braam, framboos,
loganbes, taybes : v.g. |
bladluizen |
0,144 |
3* |
60 |
1 |
0,6843 |
0,4833 |
0,0713 |
18b |
braam, framboos,
loganbes, taybes : o.g. |
bladluizen |
0,144 |
3* |
60 |
0,1 |
0,0683 |
0,0483 |
0,0073 |
19 |
aardbei: o.g. |
bladluizen |
0,168 |
3* |
60 |
0,1 |
0,0803 |
0,0113 |
0,0083 |
20 |
aardbei: v.g. |
larven kaswittevlieg: langs
watergangen maximaal 3 bespuitingen |
0,072 |
3 |
7 |
1 |
0,3443 |
0,1413 |
0,1063 |
21 |
aardbei: o.g. |
larven kaswittevlieg |
0,168 |
4 |
7 |
0,1 |
0,080 |
0,033 |
0,033 |
22 |
augurk, courgette: v.g. |
bladluizen |
0,096 |
3* |
60 |
1 |
0,4563 |
0,0633 |
0,0473 |
23 |
bloembol, bloemknol, bolbloemgewassen:
v.g. |
bladluizen |
0,12 |
3* |
60 |
1 |
0,5703 |
0,0783 |
0,0593 |
24 |
gladiool: v.g. |
gladiolentrips |
0,12 |
3 |
7-10 |
1 |
0,574 |
0,2345 |
0,1765 |
25 |
bloemisterijgewassen: v.g. |
bladluizen |
0,12 |
3* |
60 |
1 |
0,5703 |
0,0783 |
0,0593 |
26 |
bloemisterijgewassen: v.g. |
larven kaswittevlieg: langs
watergangen maximaal 3 bespuitingen |
0,12 |
3 |
7 |
1 |
0,574 |
0,2345 |
0,1765 |
27a |
boomkwekerijgewassen (muv spillen en
opzetters), vaste planten: v.g. |
langs watergangen maximaal 3
bespuitingen met maximaal 1100 l spuitvloeistof |
0,132 |
3* |
60 |
1 |
0,6273 |
0,0863 |
0,0653 |
27b |
boomkwekerijgewassen (spillen), vaste planten: v.g. |
langs watergangen maximaal 3
bespuitingen |
0,12 |
3* |
60 |
0,8 |
0,4563 |
0,0633 |
0,0473 |
27c |
boomkwekerijgewassen (opzetters), vaste planten: v.g. |
langs watergangen maximaal 950 l
spuitvloeistof verspuiten |
0,114 |
3* |
60 |
2,8 |
1,516 |
0,2086 |
0,1566 |
28a |
boomkwekerijgewassen (muv spillen en
opzetters), vaste planten: v.g. |
langs watergangen maximaal 3
bespuitingen met maximaal 1100 l spuitvloeistof |
0,132 |
3 |
7 |
1 |
0,6313 |
0,2583 |
0,1943 |
28b |
boomkwekerijgewassen (spillen), vaste planten: v.g. |
langs watergangen maximaal 3 bespuitingen
|
0,12 |
3 |
7 |
0,8 |
0,4593 |
0,1883 |
0,1413 |
29 |
openbaar groen: v.g. |
bladluizen |
0,12 |
3* |
60 |
1 |
0,5703 |
0,0783 |
0,0593 |
30 |
vruchtgroenten:
o.g. |
bladluis |
0,18 |
3 |
60 |
0,1 |
0,09 |
0,02 |
0,02 |
31 |
vruchtgroenten:
o.g. |
larven kaswittevlieg |
0,18 |
4 |
7 |
0,1 |
0,09 |
0,03 |
0,03 |
32 |
vruchtgroenten:
substraatteelt o.g. |
larven kaswittevlieg |
0,24 |
3 |
60 |
0,1 |
0,12 |
0,02 |
0,02 |
33 |
bloembol, bloemknol en bolbloem-gewassen: o.g. |
bladluis |
0,12 |
3 |
60 |
0,1 |
0,06 |
0,01 |
0,01 |
34 |
gladiool: o.g. |
gladiolentrips |
0,12 |
3 |
7-10 |
0,1 |
0,06 |
0,02 |
0,02 |
35 |
bloemisterijgewassen,
boomkwekerijge-wassen en vaste
planten: o.g. |
bladluis |
0,12 |
3 |
60 |
0,1 |
0,06 |
0,01 |
0,01 |
36 |
bloemisterijgewassen,
boomkwekerijge-wassen en vaste
planten: o.g. |
kaswittevlieg |
0,12 |
4 |
7 |
0,1 |
0,06 |
0,02 |
0,02 |
*de
toepassingen met interval van 60 dagen worden beschouwd als enkelvoudige
toepassingen
2
In de
teelt van groot fuit is de normale situatie maximaal 1500 L water/ha. Waar dit
anders is, is het aangegeven.
3 Afgeleid van een met
TOXSWA berekende waarde van een toepassing met ander driftpercentage
In tabel M.9 en M.10 is aangegeven of en zo ja, in welke mate,
overschrijding plaatsvindt van de normen voor waterorganismen. De
normoverschrijdingen zijn vet gedrukt weergegeven.
Tabel M.9
Normoverschrijdingsfactoren thiacloprid voorjaar (1e Tier)
Nr |
Toepassing |
Driftreducerende maatregel |
PIEC/ (0,1* EC50) |
PIEC/ (0,01* LC50) |
PIEC/ (0,01* LC50) |
PEC21/ (0,1* NOEC) |
PEC28/ (0,1* NOEC) |
PIEC/ (0,1* NOEC) |
|
|
|
alg |
kreeft |
vis |
kreeft |
vis |
water-plant |
1 |
fabrieks-consumptie-pootaardappel:
v.g. |
- |
1,27E-04 |
2,37 |
2,26E-03 |
7,16E-03 |
1,60E-02 |
1,22E-04 |
2 |
suiker-voederbiet: v.g. |
- |
1,27E-04 |
2,37 |
2,26E-03 |
7,16E-03 |
1,60E-02 |
1,22E-04 |
3 |
hennep: v.g |
- |
1,27E-04 |
2,37 |
2,26E-03 |
7,16E-03 |
1,60E-02 |
1,22E-04 |
4 |
hennep: o.g. |
- |
7,65E-06 |
0,14 |
1,36E-04 |
4,21E-04 |
9,42E-04 |
7,31E-06 |
5a, 8a, 10a, |
appel en peer, jong gewas: v.g. (voor
1 mei) |
tunnelspuit en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1000 l/ha |
3,19E-04 |
5,94 |
5,65E-03 |
1,80E-02 |
4,02E-02 |
3,04E-04 |
5b, 8b, 10b |
appel en peer, jong gewas: v.g. (voor
1 mei) |
venturidop in combinatie met éénzijdige
bespuiting van de laatste bomenrij en maximale hoeveelheid spuitvloeistof van
1000 l/ha |
3,06E-04 |
5,70 |
5,43E-03 |
1,73E-02 |
3,86E-02 |
2,92E-04 |
5c, 8c, 10c |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
tussen watergang en buitenste bomenrij
aaneengesloten windscherm, windscherm niet bespoten en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1000 l/ha |
8,95E-05 |
1,67 |
1,59E-03 |
5,02E-03 |
1,12E-02 |
8,55E-05 |
5d, 8d, 10d |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
tunnelspuit en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1000 l/ha |
1,27E-04 |
2,37 |
2,26E-03 |
7,16E-03 |
1,60E-02 |
1,22E-04 |
5e, 8e, 10e, |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
teeltvrije zone van 6 meter en
maximale hoeveelheid spuitvloeistof van 1000 l/ha |
3,44E-04 |
6,41 |
6,11E-03 |
1,94E-02 |
4,35E-02 |
3,29E-04 |
5f, 8f, 10f |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
sensorgestuurd en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1000 l/ha |
3,47E-04 |
6,46 |
6,15E-03 |
1,94E-02 |
4,34E-02 |
1,18E-04 |
5g, 8g, 10g |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
emissiescherm (2,5 m) tussen boomgaard
en oppervlaktewater en maximaal 950 l spuitvloeistof |
3,39E-04 |
6,32 |
6,02E-03 |
1,92E-02 |
4,28E-02 |
3,24E-04 |
5h, 8h, 10h |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
dwarsstroomspuit met reflectiescherm
en maximaal 850 l spuitvloeistof |
3,47E-04 |
6,46 |
6,15E-03 |
1,96E-02 |
4,38E-02 |
3,31E-04 |
5i, 8i, 10i |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
venturidop in combinatie met
éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1000 l/ha |
1,02E-04 |
1,90 |
1,81E-03 |
5,72E-03 |
1,28E-02 |
9,74E-05 |
6a, 9a 12a, 13a |
appel, pruim, kers: v.g. (vóór 1 mei) |
tunnelspuit en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1100 l/ha |
3,51E-04 |
6,53 |
6,22E-03 |
1,98E-02 |
4,43E-02 |
3,35E-04 |
6b, 9b 12b, 13b |
appel, pruim, kers: v.g. (vóór 1
mei) |
venturidop in combinatie met
éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1100 l/ha |
3,36E-04 |
6,27 |
5,97E-03 |
1,90E-02 |
4,25E-02 |
3,21E-04 |
6c, 9c 12c, 13c |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
tussen watergang en buitenste bomenrij
aaneengesloten windscherm, windscherm niet bespoten |
1,34E-04 |
2,49 |
2,37E-03 |
7,52E-03 |
1,68E-02 |
1,28E-04 |
6d, 9d 12d, 13d |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
tunnelspuit |
1,91E-04 |
3,56 |
3,39E-03 |
1,08E-02 |
2,41E-02 |
1,83E-04 |
6e, 9e 12e, 13e |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
teeltvrije zone van 6 meter en
maximaal 1000 l spuitvloeistof |
3,44E-04 |
6,41 |
6,11E-03 |
1,94E-02 |
4,35E-02 |
3,29E-04 |
6f, 9f 12f, 13f |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
sensorgestuurd met maximaal 800 l
spuitvloeistof |
3,47E-04 |
6,46 |
6,15E-03 |
1,94E-02 |
4,34E-02 |
1,18E-04 |
6g, 9g, 12g, 13g |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
emissiescherm (2,5 m) tussen boomgaard
en oppervlaktewater en maximaal 950 l spuitvloeistof |
3,39E-04 |
6,32 |
6,02E-03 |
1,92E-02 |
4,28E-02 |
3,24E-04 |
6h, 9h, 12h, 13h |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
dwarsstroomspuit met reflectiescherm
en maximaal 850 l spuitvloeistof |
3,47E-04 |
6,46 |
6,15E-03 |
1,96E-02 |
4,38E-02 |
3,31E-04 |
6i, 9i 12i, 13i |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
venturidop in combinatie met
éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij |
1,53E-04 |
2,85 |
2,71E-03 |
8,62E-03 |
1,93E-02 |
1,46E-04 |
7a, 11a |
peer: v.g. (vóór 1 mei) |
tunnelspuit en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1100 l/ha |
3,51E-04 |
6,53 |
6,22E-03 |
1,98E-02 |
4,43E-02 |
3,35E-04 |
7b, 11b |
peer: v.g. (vóór 1 mei) |
venturidop in combinatie met
éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1100 l/ha |
3,36E-04 |
6,27 |
5,97E-03 |
1,90E-02 |
4,25E-02 |
3,21E-04 |
7c, 11c |
peer: v.g. (na 1 mei) |
tussen watergang en buitenste bomenrij
aaneengesloten windscherm, windscherm niet bespoten en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1200 l/ha |
1,07E-04 |
2,00 |
1,90E-03 |
6,02E-03 |
1,35E-02 |
1,02E-04 |
7d, 11d |
peer: v.g. (na 1 mei) |
tunnelspuit en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1200 l/ha |
1,53E-04 |
2,85 |
2,71E-03 |
8,60E-03 |
1,92E-02 |
1,46E-04 |
7e, 11e |
peer: v.g. (na 1 mei) |
teeltvrije zone van 6 meter en
maximaal 1000 l spuitvloeistof |
3,44E-04 |
6,41 |
6,11E-03 |
1,94E-02 |
4,35E-02 |
3,29E-04 |
7f, 11f |
peer: v.g. (na 1 mei) |
sensorgestuurd met maximaal 800 l
spuitvloeistof |
3,47E-04 |
6,46 |
6,15E-03 |
1,94E-02 |
4,34E-02 |
3,31E-04 |
7g, 11g |
peer: v.g. (na 1 mei) |
emissiescherm (2,5 m) tussen boomgaard
en oppervlaktewater en maximaal 950 l spuitvloeistof |
3,39E-04 |
6,32 |
6,02E-03 |
1,92E-02 |
4,28E-02 |
3,24E-04 |
7h, 11h |
peer: v.g. (na 1 mei) |
dwarsstroomspuit met reflectiescherm
en maximaal 850 l spuitvloeistof |
3,47E-04 |
6,46 |
6,15E-03 |
1,96E-02 |
4,38E-02 |
3,31E-04 |
7i, 11i |
peer: v.g. (na 1 mei) |
venturidop in combinatie met
éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1200 l/ha |
1,22E-04 |
2,28 |
2,17E-03 |
6,88E-03 |
1,54E-02 |
1,17E-04 |
14 |
rode, witte, zwarte en kruisbes: v.g. |
bladluizen |
1,53E-04 |
2,85 |
2,71E-03 |
8,60E-03 |
1,92E-02 |
1,46E-04 |
15 |
rode, witte, zwarte, blauwe en
kruisbes: v.g. |
groene appelwants |
1,53E-04 |
2,85 |
2,71E-03 |
8,60E-03 |
1,92E-02 |
1,46E-04 |
16 |
blauwe bes |
bladluizen |
1,53E-04 |
2,85 |
2,71E-03 |
8,60E-03 |
1,92E-02 |
1,46E-04 |
17 |
aardbei |
bladluizen |
7,64E-05 |
1,42 |
1,36E-03 |
4,21E-03 |
9,40E-03 |
7,30E-05 |
18a |
braam, framboos,
loganbes, taybes : v.g. |
bladluizen |
1,53E-04 |
2,85 |
2,71E-03 |
8,60E-03 |
1,92E-02 |
1,46E-04 |
18b |
braam, framboos,
loganbes, taybes : o.g. |
bladluizen |
1,53E-05 |
0,29 |
2,71E-04 |
8,60E-04 |
1,92E-03 |
1,46E-05 |
19 |
aardbei: o.g. |
bladluizen |
1,77E-05 |
0,33 |
3,13E-04 |
9,90E-04 |
2,21E-03 |
1,69E-05 |
20 |
aardbei: v.g. |
larven kaswittevlieg: langs watergangen
maximaal 3 bespuitingen |
1,87E-04 |
3,48 |
3,31E-03 |
1,11E-02 |
2,50E-02 |
1,78E-04 |
21 |
aardbei: o.g. |
larven kaswittevlieg |
5,33E-05 |
0,99 |
9,46E-04 |
3,19E-03 |
7,08E-03 |
5,09E-05 |
22 |
augurk,
courgette: v.g. |
bladluizen |
1,02E-04 |
1,90 |
1,81E-03 |
5,72E-03 |
1,28E-02 |
9,74E-05 |
23 |
bloembol, bloemknol, bolbloemgewassen:
v.g. |
bladluizen |
1,27E-04 |
2,37 |
2,26E-03 |
7,16E-03 |
1,60E-02 |
1,22E-04 |
24 |
gladiool:
v.g. |
gladiolentrips |
3,11E-04 |
5,80 |
5,52E-03 |
1,84E-02 |
4,17E-02 |
2,97E-04 |
25 |
bloemisterijgewassen: v.g. |
bladluizen |
1,27E-04 |
2,37 |
2,26E-03 |
7,16E-03 |
1,60E-02 |
1,22E-04 |
26 |
bloemisterijgewassen: v.g. |
larven kaswittevlieg: langs
watergangen maximaal 3 bespuitingen met maximaal 1000 l spuitvloeistof |
3,11E-04 |
5,80 |
5,52E-03 |
1,84E-02 |
4,17E-02 |
2,97E-04 |
27a |
boomkwekerijgewassen (muv spillen en
opzetters), vaste planten: v.g. |
langs watergangen maximaal 3
bespuitingen met maximaal 1100 l spuitvloeistof |
1,40E-04 |
2,61 |
2,49E-03 |
7,93E-03 |
1,77E-02 |
1,34E-04 |
27b |
boomkwekerijgewassen (spillen), vaste planten: v.g. |
langs watergangen maximaal 3
bespuitingen met maximaal 1000 l spuitvloeistof |
1,02E-04 |
1,90 |
1,81E-03 |
5,72E-03 |
1,28E-02 |
9,74E-05 |
27c |
boomkwekerijgewassen (opzetters), vaste planten: v.g. |
langs watergangen maximaal 9504
l spuitvloeistof verspuiten |
3,39E-04 |
6,32 |
6,02E-03 |
1,92E-02 |
4,28E-02 |
3,24E-04 |
28a |
boomkwekerijgewassen (muv spillen en
opzetters), vaste planten: v.g. |
langs watergangen maximaal 3
bespuitingen met maximaal 1100 l spuitvloeistof |
3,42E-04 |
6,38 |
6,07E-03 |
2,03E-02 |
4,59E-02 |
3,27E-04 |
28b |
boomkwekerijgewassen (spillen), vaste planten: v.g. |
langs watergangen maximaal 3
bespuitingen |
2,49E-04 |
4,63 |
4,41E-03 |
1,47E-02 |
3,33E-02 |
2,38E-04 |
29 |
openbaar groen: v.g. |
bladluizen |
1,27E-04 |
2,37 |
2,26E-03 |
7,16E-03 |
1,60E-02 |
1,22E-04 |
30 |
vruchtgroenten:
o.g. |
bladluis |
<1,0E-3 |
0,220 |
<1,0E-3 |
1,0E-3 |
2,5E-3 |
1,92E-05 |
31 |
vruchtgroenten:
o.g. |
larven kaswittevlieg |
1,0E-4 |
0,622 |
1,0E-3 |
3,0E-3 |
7,5E-3 |
5,56E-05 |
32 |
vruchtgroenten:
substraatteelt o.g. |
larven kaswittevlieg |
<1,0E-3 |
0,293 |
<1,0E-3 |
1,0E-3 |
3,0E-3 |
2,46E-05 |
33 |
bloembol, bloemknol en bolbloem-gewassen: o.g. |
bladluis |
<1,0E-3 |
0,146 |
<1,0E-3 |
1,0E-3 |
2,0E-3 |
1,28E-05 |
34 |
gladiool: o.g. |
gladiolentrips |
<1,0E-3 |
0,341 |
1,0E-3 |
2,0E-3 |
4,0E-3 |
2,99E-05 |
35 |
bloemisterijgewassen,
boomkwekerijge-wassen en vaste
planten: o.g. |
bladluis |
<1,0E-3 |
0,146 |
<1,0E-3 |
1,0E-3 |
2,0E-3 |
1,28E-05 |
36 |
bloemisterijgewassen,
boomkwekerijge-wassen en vaste
planten: o.g. |
kaswittevlieg |
<1,0E-3 |
0,415 |
1,0E-3 |
2,0E-3 |
5,0E-3 |
3,63E-05 |
Tabel M.10
Normoverschrijdingsfactoren thiacloprid najaar (1e Tier)
Nr |
Toepassing |
Driftreducerende maatregel |
PIEC/ (0,1* EC50) |
PIEC/ (0,01* LC50) |
PIEC/ (0,01* LC50) |
PEC21/ (0,1* NOEC) |
PEC28/ (0,1* NOEC) |
PIEC/ (0,1* NOEC) |
|
|
|
alg |
kreeft |
vis |
kreeft |
vis |
water-plant |
1 |
fabrieks-consumptie-pootaardappel:
v.g. |
- |
1,28E-04 |
2,38 |
2,26E-03 |
1,34E-03 |
2,46E-03 |
1,22E-04 |
2 |
suiker-voederbiet: v.g. |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
3 |
hennep: v.g |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
4 |
hennep: o.g. |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
5a, 8a, 10a, |
appel en peer, jong gewas: v.g. (voor
1 mei) |
tunnelspuit en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1000 l/ha |
3,19E-04 |
5,94 |
5,65E-03 |
3,38E-03 |
6,13E-03 |
3,04E-04 |
5b, 8b, 10b |
appel en peer, jong gewas: v.g. (voor
1 mei) |
venturidop in combinatie met
éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1000 l/ha |
3,06E-04 |
5,70 |
5,43E-03 |
3,24E-03 |
5,88E-03 |
2,92E-04 |
5c, 8c, 10c |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
tussen watergang en buitenste bomenrij
aaneengesloten windscherm, windscherm niet bespoten en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1000 l/ha |
8,93E-05 |
1,66 |
1,58E-03 |
9,48E-04 |
1,71E-03 |
8,53E-05 |
5d, 8d, 10d |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
tunnelspuit en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1000 l/ha |
1,28E-04 |
2,38 |
2,26E-03 |
1,34E-03 |
2,46E-03 |
1,22E-04 |
5e, 8e, 10e, |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
teeltvrije zone van 6 meter en
maximale hoeveelheid spuitvloeistof van 1000 l/ha |
3,44E-04 |
6,41 |
6,11E-03 |
3,65E-03 |
6,63E-03 |
3,29E-04 |
5f, 8f, 10f |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
sensorgestuurd en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1000 l/ha |
3,47E-04 |
6,46 |
6,15E-03 |
3,67E-03 |
6,67E-03 |
3,31E-04 |
5g, 8g, 10g |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
emissiescherm (2,5 m) tussen boomgaard
en oppervlaktewater en maximaal 950 l spuitvloeistof |
3,39E-04 |
6,32 |
6,02E-03 |
3,60E-03 |
6,53E-03 |
3,24E-04 |
5h, 8h, 10h |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
dwarsstroomspuit met reflectiescherm
en maximaal 850 l spuitvloeistof |
3,47E-04 |
6,46 |
6,15E-03 |
3,67E-03 |
6,67E-03 |
3,31E-04 |
5i, 8i, 10i |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
venturidop in combinatie met
éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1000 l/ha |
1,02E-04 |
1,90 |
1,81E-03 |
1,09E-03 |
1,96E-03 |
9,74E-05 |
6a, 9a 12a, 13a |
appel, pruim, kers: v.g. (vóór 1 mei) |
tunnelspuit en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1100 l/ha |
3,51E-04 |
6,53 |
6,22E-03 |
3,72E-03 |
6,75E-03 |
3,35E-04 |
6b, 9b 12b, 13b |
appel, pruim, kers: v.g. (vóór 1
mei) |
venturidop in combinatie met
éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1100 l/ha |
3,37E-04 |
6,27 |
5,97E-03 |
3,57E-03 |
6,46E-03 |
3,22E-04 |
6c, 9c 12c, 13c |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
tussen watergang en buitenste bomenrij
aaneengesloten windscherm, windscherm niet bespoten |
1,34E-04 |
2,49 |
2,37E-03 |
7,28E-03 |
2,58E-03 |
1,28E-04 |
6d, 9d 12d, 13d |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
tunnelspuit |
1,91E-04 |
3,56 |
3,39E-03 |
1,04E-02 |
3,68E-03 |
1,83E-04 |
6e, 9e 12e, 13e |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
teeltvrije zone van 6 meter en
maximaal 1000 l spuitvloeistof |
3,44E-04 |
6,41 |
6,11E-03 |
3,65E-03 |
6,63E-03 |
3,29E-04 |
6f, 9f 12f, 13f |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
sensorgestuurd met maximaal 800 l
spuitvloeistof |
3,47E-04 |
6,46 |
6,15E-03 |
3,67E-03 |
6,67E-03 |
3,31E-04 |
6g, 9g, 12g, 13g |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
emissiescherm (2,5 m) tussen boomgaard
en oppervlaktewater en maximaal 950 l spuitvloeistof |
3,39E-04 |
6,32 |
6,02E-03 |
3,60E-03 |
6,53E-03 |
3,24E-04 |
6h, 9h, 12h, 13h |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
dwarsstroomspuit met reflectiescherm
en maximaal 850 l spuitvloeistof |
3,47E-04 |
6,46 |
6,15E-03 |
3,67E-03 |
6,67E-03 |
3,31E-04 |
6i, 9i 12i, 13i |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
venturidop in combinatie met
éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij |
1,53E-04 |
2,85 |
2,71E-03 |
8,33E-03 |
2,92E-02 |
1,46E-04 |
7a, 11a |
peer: v.g. (vóór 1 mei) |
tunnelspuit en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1100 l/ha |
3,51E-04 |
6,53 |
6,22E-03 |
3,72E-03 |
6,75E-03 |
3,35E-04 |
7b, 11b |
peer: v.g. (vóór 1 mei) |
venturidop in combinatie met
éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1100 l/ha |
3,37E-04 |
6,27 |
5,97E-03 |
3,57E-03 |
6,46E-03 |
3,22E-04 |
7c, 11c |
peer: v.g. (na 1 mei) |
tussen watergang en buitenste bomenrij
aaneengesloten windscherm, windscherm niet bespoten en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1200 l/ha |
1,07E-04 |
2,00 |
1,90E-03 |
5,83E-03 |
2,04E-03 |
1,02E-04 |
7d, 11d |
peer: v.g. (na 1 mei) |
tunnelspuit en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1200 l/ha |
1,53E-04 |
2,85 |
2,71E-03 |
8,33E-03 |
2,96E-03 |
1,46E-04 |
7e, 11e |
peer: v.g. (na 1 mei) |
teeltvrije zone van 6 meter en
maximaal 1000 l spuitvloeistof |
3,44E-04 |
6,41 |
6,11E-03 |
3,65E-03 |
6,63E-03 |
3,29E-04 |
7f, 11f |
peer: v.g. (na 1 mei) |
sensorgestuurd met maximaal 800 l
spuitvloeistof |
3,47E-04 |
6,46 |
6,15E-03 |
3,67E-03 |
6,67E-03 |
3,31E-04 |
7g, 11g |
peer: v.g. (na 1 mei) |
emissiescherm (2,5 m) tussen boomgaard
en oppervlaktewater en maximaal 950 l spuitvloeistof |
3,39E-04 |
6,32 |
6,02E-03 |
3,60E-03 |
6,53E-03 |
3,24E-04 |
7h, 11h |
peer: v.g. (na 1 mei) |
dwarsstroomspuit met reflectiescherm
en maximaal 850 l spuitvloeistof |
3,47E-04 |
6,46 |
6,15E-03 |
3,67E-03 |
6,67E-03 |
3,31E-04 |
7i, 11i |
peer: v.g. (na 1 mei) |
venturidop in combinatie met
éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1200 l/ha |
1,22E-04 |
2,28 |
2,17E-03 |
1,29E-03 |
2,38E-03 |
1,17E-04 |
14 |
rode, witte, zwarte en kruisbes: v.g. |
bladluizen |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
15 |
rode, witte, zwarte, blauwe en
kruisbes: v.g. |
groene appelwants |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
16 |
blauwe bes |
bladluizen |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
17 |
aardbei |
bladluizen |
7,65E-05 |
1,43 |
1,36E-03 |
8,10E-04 |
1,46E-03 |
7,31E-05 |
18a |
braam, framboos,
loganbes, taybes : v.g. |
bladluizen |
1,53E-04 |
2,85 |
2,71E-03 |
8,33E-03 |
2,96E-03 |
1,46E-04 |
18b |
braam, framboos,
loganbes, taybes : o.g. |
bladluizen |
1,52E-05 |
0,28 |
2,70E-04 |
8,28E-04 |
2,92E-04 |
1,45E-05 |
19 |
aardbei: o.g. |
bladluizen |
1,79E-05 |
0,33 |
3,17E-04 |
1,90E-04 |
3,33E-04 |
1,71E-05 |
20 |
aardbei: v.g. |
larven kaswittevlieg: langs
watergangen maximaal 3 bespuitingen |
7,70E-05 |
1,43 |
1,37E-03 |
2,43E-03 |
4,42E-03 |
7,35E-05 |
21 |
aardbei: o.g. |
larven kaswittevlieg |
1,79E-05 |
0,33 |
3,17E-04 |
5,69E-04 |
1,38E-03 |
1,71E-05 |
22 |
augurk,
courgette: v.g. |
bladluizen |
1,02E-04 |
1,90 |
1,81E-03 |
1,09E-03 |
1,96E-03 |
9,74E-05 |
23 |
bloembol, bloemknol, bolbloemgewassen:
v.g. |
bladluizen |
1,28E-04 |
2,38 |
2,26E-03 |
1,34E-03 |
2,46E-03 |
1,22E-04 |
24 |
gladiool:
v.g. |
gladiolentrips |
1,28E-04 |
2,39 |
2,28E-03 |
4,04E-03 |
7,35E-03 |
1,23E-04 |
25 |
bloemisterijgewassen: v.g. |
bladluizen |
1,28E-04 |
2,38 |
2,26E-03 |
1,34E-03 |
2,46E-03 |
1,22E-04 |
26 |
bloemisterijgewassen: v.g. |
larven kaswittevlieg: langs
watergangen maximaal 3 bespuitingen met maximaal 1000 l spuitvloeistof |
1,28E-04 |
2,39 |
2,28E-03 |
4,04E-03 |
7,35E-03 |
1,23E-04 |
27a |
boomkwekerijgewassen (muv spillen en
opzetters), vaste planten: v.g. |
langs watergangen maximaal 3
bespuitingen met maximaal 1100 l spuitvloeistof |
1,40E-04 |
2,61 |
2,49E-03 |
1,48E-03 |
2,71E-03 |
1,34E-04 |
27b |
boomkwekerijgewassen (spillen), vaste planten: v.g. |
langs watergangen maximaal 3
bespuitingen met maximaal 1000 l spuitvloeistof |
1,02E-04 |
1,90 |
1,81E-03 |
1,09E-03 |
1,96E-03 |
9,74E-05 |
27c |
boomkwekerijgewassen (opzetters), vaste planten: v.g. |
langs watergangen maximaal 9504
l spuitvloeistof verspuiten |
3,39E-04 |
6,32 |
6,02E-03 |
3,60E-03 |
6,53E-03 |
3,24E-04 |
28a |
boomkwekerijgewassen (muv spillen en
opzetters), vaste planten: v.g. |
langs watergangen maximaal 3
bespuitingen met maximaal 1100 l spuitvloeistof |
1,41E-04 |
2,63 |
2,50E-03 |
4,45E-03 |
8,08E-03 |
1,35E-04 |
28b |
boomkwekerijgewassen (spillen), vaste planten: v.g. |
langs watergangen maximaal 3 bespuitingen
|
1,03E-04 |
1,91 |
1,82E-03 |
3,24E-03 |
5,88E-03 |
9,81E-05 |
29 |
openbaar groen: v.g. |
bladluizen |
1,28E-04 |
2,38 |
2,26E-03 |
1,34E-03 |
2,46E-03 |
1,22E-04 |
30 |
vruchtgroenten:
o.g. |
bladluis |
<1,0E-3 |
0,220 |
<1,0E-3 |
<1,0E-3 |
1,0E-3 |
1,92E-05 |
31 |
vruchtgroenten:
o.g. |
larven kaswittevlieg |
<1,0E-3 |
0,220 |
<1,0E-3 |
1,0E-3 |
1,0E-3 |
1,92E-05 |
32 |
vruchtgroenten:
substraatteelt o.g. |
larven kaswittevlieg |
<1,0E-3 |
0,293 |
<1,0E-3 |
<1,0E-3 |
1,0E-3 |
2,56E-05 |
33 |
bloembol, bloemknol en bolbloem-gewassen: o.g. |
bladluis |
<1,0E-3 |
0,146 |
<1,0E-3 |
<1,0E-3 |
<1,0E-3 |
1,28E-05 |
34 |
gladiool: o.g. |
gladiolentrips |
<1,0E-3 |
0,146 |
<1,0E-3 |
<1,0E-3 |
1,0E-3 |
1,28E-05 |
35 |
bloemisterijgewassen,
boomkwekerijge-wassen en vaste
planten: o.g. |
bladluis |
<1,0E-3 |
0,146 |
<1,0E-3 |
<1,0E-3 |
<1,0E-3 |
1,28E-05 |
36 |
bloemisterijgewassen, boomkwekerijge-wassen
en vaste planten: o.g. |
kaswittevlieg |
<1,0E-3 |
0,146 |
<1,0E-3 |
<1,0E-3 |
1,0E-3 |
1,28E-05 |
Uit tabellen M.9 en M.10 blijkt:
Alle onderhavige toepassingen voldoen, voor wat betreft thiacloprid, aan de norm voor algen zoals opgenomen in de UB.
Alle onderhavige toepassingen voldoen, voor wat betreft thiacloprid, aan de acute en chronische norm voor vissen zoals opgenomen in de UB.
Alle onderhavige toepassingen vormen, voor wat betreft thiacloprid, geen risico voor Lemna gibba.
Alle onderhavige toepassingen, uitgezonderd de kastoepassingen (toepassing 4, 18b, 19, 21 en 30 t/m 36), voldoen wat betreft thiacloprid in eerste instantie niet aan de acute norm voor kreeftachtigen zoals opgenomen in de UB. Het chronische risico voor kreeftachtigen is gebaseerd op de chronische NOEC voor D. magna. In een acute studie bleek D. magna echter bijna 3000 maal minder gevoelig dan H. azteca. Het is dan ook waarschijnlijk dat het chronische risico voor kreeftachtigen wordt onderschat met het toepassen van de norm die is afgeleid voor D. magna. Bovendien blijkt uit de eindpuntenlijst dat de haftenlarve Ecydonurus ook zeer gevoelig is voor thiacloprid (EC50 0,0077). Deze is niet meegenomen in de eerste tier beoordeling, maar zou ook leiden tot overschrijding. Vanwege de acute en mogelijk chronische risico's voor kreeftachtigen en insecten wordt een adequate risicobeoordeling met betrekking tot de toxiciteit voor waterorganismen noodzakelijk geacht. Hierbij dient in ieder geval aandacht te worden gegeven aan de chronische toxiciteit van thiacloprid voor H. azteca en aan de toxiciteit voor insecten (Ephemerata).
Er is een microcosmstudie
uitgevoerd waarin insecten, sedimentorganismen, zooplankton en phytoplankton
zijn meegenomen. Uit de microcosmosstudie is een betrouwbaar eindpunt
beschikbaar: een EAC van 1,57 µg thiacloprid/L. De EAC van 1,57 µg/L wordt
vergeleken met de PIECwater;
onderstaande tabel M.11 geeft de normoverschrijdingen weer.
Tabel
M.11Normoverschrijdingsfactoren thiacloprid op basis van de microcosmosstudie
Nr |
Toepassing |
Driftreducerende maatregel |
PIEC(voorjaar) / EAC |
PIEC
(najaar) / EAC |
|
|
|
|
|
1 |
fabrieks-consumptie-pootaardappel:
v.g. |
- |
0,36 |
0,36 |
2 |
suiker-voederbiet: v.g. |
- |
0,36 |
- |
3 |
hennep: v.g |
- |
0,36 |
- |
4 |
hennep: o.g. |
- |
0,02 |
- |
5a, 8a, 10a, |
appel en peer, jong gewas: v.g. (voor
1 mei) |
tunnelspuit en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1000 l/ha |
0,91 |
0,91 |
5b, 8b, 10b |
appel en peer, jong gewas: v.g. (voor
1 mei) |
venturidop in combinatie met
éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1000 l/ha |
0,87 |
0,87 |
5c, 8c, 10c |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
tussen watergang en buitenste bomenrij
aaneengesloten windscherm, windscherm niet bespoten en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1000 l/ha |
0,25 |
0,25 |
5d, 8d, 10d |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
tunnelspuit en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1000 l/ha |
0,36 |
0,36 |
5e, 8e, 10e, |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
teeltvrije zone van 6 meter en
maximale hoeveelheid spuitvloeistof van 1000 l/ha |
0,98 |
0,98 |
5f, 8f, 10f |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
sensorgestuurd en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1000 l/ha |
0,35 |
0,99 |
5g, 8g, 10g |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
emissiescherm (2,5 m) tussen boomgaard
en oppervlaktewater en maximaal 950 l spuitvloeistof |
0,97 |
0,97 |
5h, 8h, 10h |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
dwarsstroomspuit met reflectiescherm
en maximaal 850 l spuitvloeistof |
0,99 |
0,99 |
5i, 8i, 10i |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
venturidop in combinatie met
éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1000 l/ha |
0,29 |
0,29 |
6a, 9a 12a, 13a |
appel, pruim, kers: v.g. (vóór 1 mei) |
tunnelspuit en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1100 l/ha |
0,998 |
0,999 |
6b, 9b 12b, 13b |
appel, pruim, kers: v.g. (vóór 1 mei) |
venturidop in combinatie met
éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1100 l/ha |
0,96 |
0,96 |
6c, 9c 12c, 13c |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
tussen watergang en buitenste bomenrij
aaneengesloten windscherm, windscherm niet bespoten |
0,38 |
0,38 |
6d, 9d 12d, 13d |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
tunnelspuit |
0,54 |
0,54 |
6e, 9e 12e, 13e |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
teeltvrije zone van 6 meter en
maximaal 1000 l spuitvloeistof |
0,98 |
0,98 |
6f, 9f 12f, 13f |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
sensorgestuurd met maximaal 800 l
spuitvloeistof |
0,35 |
0,99 |
6g, 9g, 12g, 13g |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
emissiescherm (2,5 m) tussen boomgaard
en oppervlaktewater en maximaal 950 l spuitvloeistof |
0,97 |
0,97 |
6h, 9h, 12h, 13h |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
dwarsstroomspuit met reflectiescherm
en maximaal 850 l spuitvloeistof |
0,99 |
0,99 |
6i, 9i 12i, 13i |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
venturidop in combinatie met
éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij |
0,44 |
0,44 |
7a, 11a |
peer: v.g. (vóór 1 mei) |
tunnelspuit en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1100 l/ha |
0,998 |
0,999 |
7b, 11b |
peer: v.g. (vóór 1 mei) |
venturidop in combinatie met
éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1100 l/ha |
0,96 |
0,96 |
7c, 11c |
peer: v.g. (na 1 mei) |
tussen watergang en buitenste bomenrij
aaneengesloten windscherm, windscherm niet bespoten en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1200 l/ha |
0,31 |
0,31 |
7d, 11d |
peer: v.g. (na 1 mei) |
tunnelspuit en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1200 l/ha |
0,44 |
0,44 |
7e, 11e |
peer: v.g. (na 1 mei) |
teeltvrije zone van 6 meter en
maximaal 1000 l spuitvloeistof |
0,98 |
0,98 |
7f, 11f |
peer: v.g. (na 1 mei) |
sensorgestuurd met maximaal 800 l
spuitvloeistof |
0,99 |
0,99 |
7g, 11g |
peer: v.g. (na 1 mei) |
emissiescherm (2,5 m) tussen boomgaard
en oppervlaktewater en maximaal 950 l spuitvloeistof |
0,97 |
0,97 |
7h, 11h |
peer: v.g. (na 1 mei) |
dwarsstroomspuit met reflectiescherm
en maximaal 850 l spuitvloeistof |
0,99 |
0,99 |
7i, 11i |
peer: v.g. (na 1 mei) |
venturidop in combinatie met
éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1200 l/ha |
0,35 |
0,35 |
14 |
rode, witte, zwarte en kruisbes: v.g. |
- |
0,44 |
- |
15 |
rode, witte, zwarte, blauwe en
kruisbes: v.g. |
- |
0,44 |
- |
16 |
blauwe bes |
- |
0,44 |
- |
17 |
aardbei |
- |
0,22 |
0,22 |
18a |
braam, framboos,
loganbes, taybes : v.g. |
- |
0,44 |
0,44 |
18b |
braam, framboos,
loganbes, taybes : o.g. |
- |
0,04 |
0,04 |
19 |
aardbei: o.g. |
- |
0,05 |
0,05 |
20 |
aardbei: v.g. |
langs watergangen maximaal 3
bespuitingen |
0,53 |
0,22 |
21 |
aardbei: o.g. |
- |
0,15 |
0,05 |
22 |
augurk,
courgette: v.g. |
- |
0,29 |
0,29 |
23 |
bloembol, bloemknol, bolbloemgewassen:
v.g. |
- |
0,36 |
0,36 |
24 |
gladiool: v.g. |
- |
0,89 |
0,37 |
25 |
bloemisterijgewassen: v.g. |
- |
0,36 |
0,36 |
26 |
bloemisterijgewassen: v.g. |
langs watergangen maximaal 3
bespuitingen met maximaal 1000 l spuitvloeistof |
0,89 |
0,37 |
27a |
boomkwekerijgewassen (muv spillen en
opzetters), vaste planten: v.g. |
langs watergangen maximaal 3
bespuitingen met maximaal 1100 l spuitvloeistof |
0,40 |
0,40 |
27b |
boomkwekerijgewassen (spillen), vaste planten: v.g. |
langs watergangen maximaal 3
bespuitingen met maximaal 1000 l spuitvloeistof |
0,29 |
0,29 |
27c |
boomkwekerijgewassen (opzetters), vaste planten: v.g. |
langs watergangen maximaal 950 l
spuitvloeistof verspuiten |
0,97 |
0,97 |
28a |
boomkwekerijgewassen (muv spillen en
opzetters), vaste planten: v.g. |
langs watergangen maximaal 3
bespuitingen met maximaal 1100 l spuitvloeistof |
0,97 |
0,40 |
28b |
boomkwekerijgewassen (spillen), vaste planten: v.g. |
langs watergangen maximaal 3
bespuitingen |
0,71 |
0,29 |
29 |
openbaar groen: v.g. |
- |
0,36 |
0,36 |
30 |
vruchtgroenten:
o.g. |
bladluis |
0,06 |
0,06 |
31 |
vruchtgroenten:
o.g. |
larven kaswittevlieg |
0,17 |
0,06 |
32 |
vruchtgroenten:
substraatteelt o.g. |
larven kaswittevlieg |
0,08 |
0,08 |
33 |
bloembol, bloemknol en bolbloem-gewassen: o.g. |
bladluis |
0,04 |
0,04 |
34 |
gladiool: o.g. |
gladiolentrips |
0,09 |
0,04 |
35 |
bloemisterijgewassen,
boomkwekerijge-wassen en vaste
planten: o.g. |
bladluis |
0,04 |
0,04 |
36 |
bloemisterijgewassen,
boomkwekerijge-wassen en vaste
planten: o.g. |
kaswittevlieg |
0,11 |
0,04 |
Uit tabel M.11 blijkt dat
alle toepassingen op basis van thiacloprid voldoen aan de norm voor
waterorganismen, mits de aangevraagde driftreducerende maatregelen worden
toegepast.
M02 thiacloprid-amide
De laagste effectconcentraties van M02 (thiacloprid-amide) voor algen, kreeftachtigen en vissen zijn weergegeven in onderstaande tabel, tezamen met de daaruit afgeleide normen voor acute blootstelling.
Tabel M.12 Overzicht normen M02
Taxonomische groep |
Laagste |
Veiligheidsfactor |
Norm |
|
|
L(E)C50
[mg/L] |
|
[mg/L] |
[mg/L] |
Acuut |
|
|
|
|
Alg |
>100 |
10 |
>10 |
>10000 |
Kreeftachtigen |
>47,6 |
100 |
>0,476 |
>476 |
Vissen |
>78,6 |
100 |
>0,786 |
>786 |
De initiële PECs van m02, thiacloprid-amide, zijn afgeleid van de initiële PECs van thiacloprid door deze te vermenigvuldigen met het maximale vormingspercentage van m02 in de waterfase (62%) en de relatieve molmassa (1,07). De PECs zijn weergegeven in tabel M.13.
Tabel M.13 Overzicht
initiële concentraties m02 in oppervlaktewater per toepassing in voor-
en najaar
Nr |
Teelt |
Driftreducerende maatregel |
PIEC voorjaar [mg/L] |
PIEC najaar [mg/L] |
1 |
fabrieks-consumptie-pootaardappel:
v.g. |
- |
0,3780 |
0,3781 |
2 |
suiker-voederbiet: v.g. |
- |
0,3780 |
- |
3 |
hennep: v.g |
- |
0,3780 |
- |
4 |
hennep: o.g. |
- |
0,0227 |
- |
5a, 8a, 10a, |
appel en peer, jong gewas: v.g. (voor
1 mei) |
tunnelspuit en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1000 l/ha |
0,9453 |
0,9453 |
5b, 8b, 10b |
appel en peer, jong gewas: v.g. (voor
1 mei) |
venturidop in combinatie met
éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1000 l/ha |
0,9075 |
0,9075 |
5c, 8c, 10c |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
tussen watergang en buitenste bomenrij
aaneengesloten windscherm, windscherm niet bespoten en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1000 l/ha |
0,2654 |
0,2647 |
5d, 8d, 10d |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
tunnelspuit en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1000 l/ha |
0,3780 |
0,3781 |
5e, 8e, 10e, |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
teeltvrije zone van 6 meter en
maximale hoeveelheid spuitvloeistof van 1000 l/ha |
1,0210 |
1,0210 |
5f, 8f, 10f |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
sensorgestuurd en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1000 l/ha |
1,0283 |
1,0283 |
5g, 8g, 10g |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
emissiescherm (2,5 m) tussen boomgaard
en oppervlaktewater en maximaal 950 l spuitvloeistof |
1,0057 |
1,0057 |
5h, 8h, 10h |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
dwarsstroomspuit met reflectiescherm
en maximaal 850 l spuitvloeistof |
1,0283 |
1,0283 |
5i, 8i, 10i |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
venturidop in combinatie met
éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1000 l/ha |
0,3025 |
0,3025 |
6a, 9a 12a, 13a |
appel, pruim, kers: v.g. (vóór 1 mei) |
tunnelspuit en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1100 l/ha |
1,0395 |
1,0402 |
6b, 9b 12b, 13b |
appel, pruim, kers: v.g. (vóór 1 mei) |
venturidop in combinatie met
éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1100 l/ha |
0,9978 |
0,9984 |
6c, 9c 12c, 13c |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
tussen watergang en buitenste bomenrij
aaneengesloten windscherm, windscherm niet bespoten |
0,3969 |
0,3967 |
6d, 9d 12d, 13d |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
tunnelspuit |
0,5671 |
0,5671 |
6e, 9e 12e, 13e |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
teeltvrije zone van 6 meter en
maximaal 1000 l spuitvloeistof |
1,0210 |
1,0210 |
6f, 9f 12f, 13f |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
sensorgestuurd met maximaal 800 l
spuitvloeistof |
1,0283 |
1,0283 |
6g, 9g, 12g, 13g |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
emissiescherm (2,5 m) tussen boomgaard
en oppervlaktewater en maximaal 950 l spuitvloeistof |
1,0057 |
1,0057 |
6h, 9h, 12h, 13h |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
dwarsstroomspuit met reflectiescherm
en maximaal 850 l spuitvloeistof |
1,0283 |
1,0283 |
6i, 9i 12i, 13i |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
venturidop in combinatie met
éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij |
0,4538 |
0,4538 |
7a, 11a |
peer: v.g. (vóór 1 mei) |
tunnelspuit en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1100 l/ha |
1,0395 |
1,0402 |
7b, 11b |
peer: v.g. (vóór 1 mei) |
venturidop in combinatie met
éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1100 l/ha |
0,9978 |
0,9984 |
7c, 11c |
peer: v.g. (na 1 mei) |
tussen watergang en buitenste bomenrij
aaneengesloten windscherm, windscherm niet bespoten en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1200 l/ha |
0,3178 |
0,3178 |
7d, 11d |
peer: v.g. (na 1 mei) |
tunnelspuit en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1200 l/ha |
0,4536 |
0,4538 |
7e, 11e |
peer: v.g. (na 1 mei) |
teeltvrije zone van 6 meter en
maximaal 1000 l spuitvloeistof |
1,0210 |
1,0210 |
7f, 11f |
peer: v.g. (na 1 mei) |
sensorgestuurd met maximaal 800 l
spuitvloeistof |
1,0283 |
1,0283 |
7g, 11g |
peer: v.g. (na 1 mei) |
emissiescherm (2,5 m) tussen boomgaard
en oppervlaktewater en maximaal 950 l spuitvloeistof |
1,0057 |
1,0057 |
7h, 11h |
peer: v.g. (na 1 mei) |
dwarsstroomspuit met reflectiescherm
en maximaal 850 l spuitvloeistof |
1,0283 |
1,0283 |
7i, 11i |
peer: v.g. (na 1 mei) |
venturidop in combinatie met
éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1200 l/ha |
0,3629 |
0,3629 |
14 |
rode, witte, zwarte en kruisbes: v.g. |
- |
0,4536 |
- |
15 |
rode, witte, zwarte, blauwe en
kruisbes: v.g. |
- |
0,4536 |
- |
16 |
blauwe bes |
- |
0,4536 |
- |
17 |
aardbei |
- |
0,2266 |
0,2269 |
18a |
braam, framboos,
loganbes, taybes : v.g. |
- |
0,4536 |
0,4538 |
18b |
braam, framboos,
loganbes, taybes : o.g. |
- |
0,0454 |
0,0451 |
19 |
aardbei: o.g. |
- |
0,0524 |
0,0531 |
20 |
aardbei: v.g. |
langs watergangen maximaal 3
bespuitingen |
0,5539 |
0,2282 |
21 |
aardbei: o.g. |
- |
0,1581 |
0,0531 |
22 |
augurk,
courgette: v.g. |
- |
0,3024 |
0,3025 |
23 |
bloembol, bloemknol, bolbloemgewassen:
v.g. |
- |
0,3780 |
0,3781 |
24 |
gladiool: v.g. |
- |
0,9228 |
0,3808 |
25 |
bloemisterijgewassen: v.g. |
- |
0,3780 |
0,3781 |
26 |
bloemisterijgewassen: v.g. |
langs watergangen maximaal 3
bespuitingen met maximaal 1000 l spuitvloeistof |
0,9228 |
0,3808 |
27a |
boomkwekerijgewassen (muv spillen en
opzetters), vaste planten: v.g. |
langs watergangen maximaal 3
bespuitingen met maximaal 1100 l spuitvloeistof |
0,4160 |
0,4160 |
27b |
boomkwekerijgewassen (spillen), vaste planten: v.g. |
langs watergangen maximaal 3
bespuitingen met maximaal 1000 l spuitvloeistof |
0,3025 |
0,3025 |
27c |
boomkwekerijgewassen (opzetters), vaste planten: v.g. |
langs watergangen maximaal 9504
l spuitvloeistof verspuiten |
1,0057 |
1,0057 |
28a |
boomkwekerijgewassen (muv spillen en
opzetters), vaste planten: v.g. |
langs watergangen maximaal 3
bespuitingen met maximaal 1100 l spuitvloeistof |
1,0150 |
0,4186 |
28b |
boomkwekerijgewassen (spillen), vaste planten: v.g. |
langs watergangen maximaal 3
bespuitingen |
0,7377 |
0,3045 |
29 |
openbaar groen: v.g. |
- |
0,3780 |
0,3781 |
30 |
vruchtgroenten:
o.g. |
bladluis |
0,06 |
0,06 |
31 |
vruchtgroenten:
o.g. |
larven kaswittevlieg |
0,17 |
0,06 |
32 |
vruchtgroenten:
substraatteelt o.g. |
larven kaswittevlieg |
0,08 |
0,08 |
33 |
bloembol, bloemknol en bolbloem-gewassen: o.g. |
bladluis |
0,04 |
0,04 |
34 |
gladiool: o.g. |
gladiolentrips |
0,09 |
0,04 |
35 |
bloemisterijgewassen,
boomkwekerijge-wassen en vaste
planten: o.g. |
bladluis |
0,04 |
0,04 |
36 |
bloemisterijgewassen,
boomkwekerijge-wassen en vaste
planten: o.g. |
kaswittevlieg |
0,11 |
0,04 |
De hoogste initiële belasting van het oppervlaktewater met
metaboliet m02, PIEC =
1,0402 mg/L,
vindt plaats in het najaar bij toepassingen 6a, 7a, 9a, 12a en 13a. Voor deze toepassingen zijn de
overschrijdingsfactoren voor alg, kreeftachtige en vis van m02 bij acute
blootstelling respectievelijk 1,04*10-4; 2,2*10-3 en
1,3*10-3.
Mogelijk is metaboliet M02 persistenter dan de de moederstof thiacloprid. De redenering dat de toepassingen met een interval van 60 dagen beschouwd mogen worden als enkelvoudige toepassingen zou dan niet opgaan. Echter, gezien de zeer kleine overschrijdingsfactoren zal dit geen invloed hebben op de conclusie.
Derhalve voldoen alle onderhavige toepassingen wat betreft
metaboliet m02 aan de acute normen voor waterorganismen zoals opgenomen in de
UB.
Risicobeoordeling
voor bioconcentratie
Thiacloprid
Er zijn geen gegevens betreffende ready biodegradability beschikbaar, derhalve wordt thiacloprid als niet-ready biodegradable beschouwd. Op basis van de log Kow van 1,26 kan een BCF worden berekend van 2,3 L/kg. Thiacloprid voldoet hiermee aan de norm voor bioconcentatie zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen.
m02 thiacloprid-amide
Er is een studie geleverd waaruit voor m02 een log Kow volgt van ongeveer 0,74. Hieruit kan een BCF berekend worden van 0,85 L/kg. Metaboliet m02 voldoet hiermee aan de norm voor bioconcentatie zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen.
Risicobeoordeling
voor sediment organismen
Thiacloprid
De 28- en 56-daagse NOEC van thiacloprid voor Chironomus riparius is 0,001 mg w.s./L. Deze NOEC is gebaseerd op de nominale initiële concentratie in de waterfase en wordt daarom vergeleken met de initiële PEC in oppervlaktewater. Met een veiligheidsfactor van 10 op de NOEC is de norm 0,1 mg/L op basis van de initiële PEC. De initiële PECs en overschrijdings-factoren zijn weergegeven in onderstaande tabel M.14.
Tabel M.14 PIEC van thiacloprid en
normoverschrijdingsfactoren voor C.
riparius voor- en najaar
Nr |
Teelt |
Driftreducerende maatregel
|
PIEC voorjaar [mg/L] |
voorjaar PIEC/ (0,1*NOEC) |
PIEC najaar [mg/L] |
najaar PIEC/ (0,1*NOEC) |
|
1 |
fabrieks-consumptie-pootaardappel:
v.g. |
- |
0,5698 |
5,70 |
0,5700 |
5,70 |
|
2 |
suiker-voederbiet: v.g. |
- |
0,5698 |
5,70 |
- |
- |
|
3 |
hennep: v.g |
- |
0,5698 |
5,70 |
- |
- |
|
4 |
hennep: o.g. |
- |
0,0342 |
0,34 |
- |
- |
|
5a, 8a, 10a, |
appel en peer, jong gewas: v.g. (voor
1 mei) |
tunnelspuit en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1000 l/ha |
1,4250 |
14,25 |
1,4250 |
14,25 |
|
5b, 8b, 10b |
appel en peer, jong gewas: v.g. (voor
1 mei) |
venturidop in combinatie met
éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1000 l/ha |
1,3680 |
13,68 |
1,3680 |
13,68 |
|
5c, 8c, 10c |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
tussen watergang en buitenste bomenrij
aaneengesloten windscherm, windscherm niet bespoten en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1000 l/ha |
0,4000 |
4,00 |
0,3990 |
3,99 |
|
5d, 8d, 10d |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
tunnelspuit en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1000 l/ha |
0,5698 |
5,70 |
0,5700 |
5,70 |
|
5e, 8e, 10e, |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
teeltvrije zone van 6 meter en
maximale hoeveelheid spuitvloeistof van 1000 l/ha |
1,5390 |
15,39 |
1,5390 |
15,39 |
|
5f, 8f, 10f |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
sensorgestuurd en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1000 l/ha |
0,5500 |
5,50 |
1,5500 |
15,50 |
|
5g, 8g, 10g |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
emissiescherm (2,5 m) tussen boomgaard
en oppervlaktewater en maximaal 950 l spuitvloeistof |
1,5160 |
15,16 |
1,5160 |
15,16 |
|
5h, 8h, 10h |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
dwarsstroomspuit met reflectiescherm
en maximaal 850 l spuitvloeistof |
1,5500 |
15,50 |
1,5500 |
15,50 |
|
5i, 8i, 10i |
appel en peer, jong gewas: v.g. (na 1
mei) |
venturidop in combinatie met
éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1000 l/ha |
0,4560 |
4,56 |
0,4560 |
4,56 |
|
6a, 9a 12a, 13a |
appel, pruim, kers: v.g. (vóór 1 mei) |
tunnelspuit en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1100 l/ha |
1,5670 |
15,67 |
1,5680 |
15,68 |
|
6b, 9b 12b, 13b |
appel, pruim, kers: v.g. (vóór 1 mei) |
venturidop in combinatie met
éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1100 l/ha |
1,5040 |
15,04 |
1,5050 |
15,05 |
|
6c, 9c 12c, 13c |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
tussen watergang en buitenste bomenrij
aaneengesloten windscherm, windscherm niet bespoten |
0,5983 |
5,98 |
0,5980 |
5,98 |
|
6d, 9d 12d, 13d |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
tunnelspuit |
0,8548 |
8,55 |
0,8548 |
8,55 |
|
6e, 9e 12e, 13e |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
teeltvrije zone van 6 meter en
maximaal 1000 l spuitvloeistof |
1,5390 |
15,39 |
1,5390 |
15,39 |
|
6f, 9f 12f, 13f |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
sensorgestuurd met maximaal 800 l spuitvloeistof |
0,5500 |
5,50 |
1,5500 |
15,50 |
|
6g, 9g, 12g, 13g |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
emissiescherm (2,5 m) tussen boomgaard
en oppervlaktewater en maximaal 950 l spuitvloeistof |
1,5160 |
15,16 |
1,5160 |
15,16 |
|
6h, 9h, 12h, 13h |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
dwarsstroomspuit met reflectiescherm
en maximaal 850 l spuitvloeistof |
1,5500 |
15,50 |
1,5500 |
15,50 |
|
6i, 9i 12i, 13i |
appel, pruim, kers: v.g. (na 1 mei) |
venturidop in combinatie met
éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij |
0,6840 |
6,84 |
0,6840 |
6,84 |
|
7a, 11a |
peer: v.g. (vóór 1 mei) |
tunnelspuit en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1100 l/ha |
1,5670 |
15,67 |
1,5680 |
15,68 |
|
7b, 11b |
peer: v.g. (vóór 1 mei) |
venturidop in combinatie met
éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1100 l/ha |
1,5040 |
15,04 |
1,5050 |
15,05 |
|
7c, 11c |
peer: v.g. (na 1 mei) |
tussen watergang en buitenste bomenrij
aaneengesloten windscherm, windscherm niet bespoten en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1200 l/ha |
0,4790 |
4,79 |
0,4790 |
4,79 |
|
7d, 11d |
peer: v.g. (na 1 mei) |
tunnelspuit en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1200 l/ha |
0,6838 |
6,84 |
0,6840 |
6,84 |
|
7e, 11e |
peer: v.g. (na 1 mei) |
teeltvrije zone van 6 meter en
maximaal 1000 l spuitvloeistof |
1,5390 |
15,39 |
1,5390 |
15,39 |
|
7f, 11f |
peer: v.g. (na 1 mei) |
sensorgestuurd met maximaal 800 l
spuitvloeistof |
1,5500 |
15,50 |
1,5500 |
15,50 |
|
7g, 11g |
peer: v.g. (na 1 mei) |
emissiescherm (2,5 m) tussen boomgaard
en oppervlaktewater en maximaal 950 l spuitvloeistof |
1,5160 |
15,16 |
1,5160 |
15,16 |
|
7h, 11h |
peer: v.g. (na 1 mei) |
dwarsstroomspuit met reflectiescherm
en maximaal 850 l spuitvloeistof |
1,5500 |
15,50 |
1,5500 |
15,50 |
|
7i, 11i |
peer: v.g. (na 1 mei) |
venturidop in combinatie met
éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij en maximale hoeveelheid
spuitvloeistof van 1200 l/ha |
0,5470 |
5,47 |
0,5470 |
5,47 |
|
14 |
rode, witte, zwarte en kruisbes: v.g. |
- |
0,6838 |
6,84 |
- |
- |
|
15 |
rode, witte, zwarte, blauwe en
kruisbes: v.g. |
- |
0,6838 |
6,84 |
- |
- |
|
16 |
blauwe bes |
- |
0,6838 |
6,84 |
- |
- |
|
17 |
aardbei |
- |
0,3416 |
3,42 |
0,3420 |
3,42 |
|
18a |
braam, framboos,
loganbes, taybes : v.g. |
- |
0,6838 |
6,84 |
0,6840 |
6,84 |
|
18b |
braam, framboos,
loganbes, taybes : o.g. |
- |
0,0684 |
0,68 |
0,0680 |
0,68 |
|
19 |
aardbei: o.g. |
- |
0,0790 |
0,79 |
0,0800 |
0,80 |
|
20 |
aardbei: v.g. |
langs watergangen maximaal 3
bespuitingen |
0,8350 |
8,35 |
0,3440 |
3,44 |
|
21 |
aardbei: o.g. |
- |
0,2383 |
2,38 |
0,0800 |
0,80 |
|
22 |
augurk,
courgette: v.g. |
- |
0,4558 |
4,56 |
0,4560 |
4,56 |
|
23 |
bloembol, bloemknol, bolbloemgewassen:
v.g. |
- |
0,5698 |
5,70 |
0,5700 |
5,70 |
|
24 |
gladiool: v.g. |
- |
1,3910 |
13,91 |
0,5740 |
5,74 |
|
25 |
bloemisterijgewassen: v.g. |
- |
0,5698 |
5,70 |
0,5700 |
5,70 |
|
26 |
bloemisterijgewassen: v.g. |
langs watergangen maximaal 3
bespuitingen met maximaal 1000 l spuitvloeistof |
1,3910 |
13,91 |
0,5740 |
5,74 |
|
27a |
boomkwekerijgewassen (muv spillen en
opzetters), vaste planten: v.g. |
langs watergangen maximaal 3 bespuitingen
met maximaal 1100 l spuitvloeistof |
0,627 |
6,27 |
0,6270 |
6,27 |
|
27b |
boomkwekerijgewassen (spillen), vaste planten: v.g. |
langs watergangen maximaal 3
bespuitingen met maximaal 1000 l spuitvloeistof |
0,456 |
4,56 |
0,4560 |
4,56 |
|
27c |
boomkwekerijgewassen (opzetters), vaste planten: v.g. |
langs watergangen maximaal 9504
l spuitvloeistof verspuiten |
1,5160 |
15,16 |
1,5160 |
15,16 |
|
28a |
boomkwekerijgewassen (muv spillen en
opzetters), vaste planten: v.g. |
langs watergangen maximaal 3
bespuitingen met maximaal 1100 l spuitvloeistof |
1,5300 |
15,30 |
0,6310 |
6,31 |
|
28b |
boomkwekerijgewassen (spillen), vaste planten: v.g. |
langs watergangen maximaal 3
bespuitingen |
1,1120 |
11,12 |
0,4590 |
4,59 |
|
29 |
openbaar groen: v.g. |
- |
0,5698 |
5,70 |
0,5700 |
5,70 |
|
30 |
vruchtgroenten:
o.g. |
bladluis |
0,09 |
0,9 |
0,09 |
0,9 |
|
31 |
vruchtgroenten:
o.g. |
larven kaswittevlieg |
0,26 |
2,6 |
0,09 |
0,9 |
|
32 |
vruchtgroenten:
substraatteelt o.g. |
larven kaswittevlieg |
0,12 |
1,2 |
0,12 |
1,2 |
|
33 |
bloembol, bloemknol en bolbloem-gewassen: o.g. |
bladluis |
0,06 |
0,6 |
0,06 |
0,6 |
|
34 |
gladiool: o.g. |
gladiolentrips |
0,14 |
1,4 |
0,06 |
0,6 |
|
35 |
bloemisterijgewassen,
boomkwekerijge-wassen en vaste
planten: o.g. |
bladluis |
0,06 |
0,6 |
0,06 |
0,6 |
|
36 |
bloemisterijgewassen,
boomkwekerijge-wassen en vaste
planten: o.g. |
kaswittevlieg |
0,17 |
1,7 |
0,06 |
0,6 |
|
Uit het bovenstaande blijkt dat alle onderhavige toepassingen, met uitzondering van de kastoepassingen in hennep; braam, framboos, loganbes en taybes; aardbei tegen bladluizen; vruchtgroenten tegen bladluis; bloembol-, bloemknol- en bolbloemgewassen; en bloemisterijgewassen, boomkwekerijgewassen en vaste planten (toepassing 4, 18b, 19, 30, 33 en 35), wat betreft thiacloprid niet voldoen aan de normen voor risico sedimentorganismen zoals opgenomen in de UB. Voor de normoverschrijdende toepassingen dient door middel van een nadere adequate risicobeoordeling, te worden aangetoond dat er geen directe of indirecte effecten zijn voor waterorganismen en organismen die afhankelijk zijn van waterecosystemen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de microcosmosstudie. Voor het risico voor sedimentorganismen kan daarom worden verwezen naar de conclusie die hierboven is getrokken bij de risicobeoordeling voor waterorganismen voor thiacloprid. Alle onderhavige toepassingen voldoen derhalve aan de norm voor sedimentorganismen zoals vastgesteld in de UB.
m02 thiacloprid-amide
De 28-daagse NOEC van m02 voor C. riparius is 0,1 mg/L, dit was de hoogst geteste concentratie. Deze NOEC is gebaseerd op de nominale initiële concentratie in de waterfase en wordt daarom vergeleken met de initiële PEC van m02 in oppervlaktewater. Met een veiligheidsfactor van 10 op de NOEC is de norm 10 mg/L.
De hoogste initiële belasting van het oppervlaktewater met
metaboliet m02, PIEC =
1,0402 mg/L,
vindt plaats in het najaar bij toepassingen 6a, 7a, 9a 12a en 13a. Voor deze toepassingen is de
normoverschrijdingsfactor 0,10. Derhalve voldoen alle onderhavige toepassingen
wat betreft metaboliet m02 aan de normen voor sedimentorganismen zoals
opgenomen in de UB.
Risicobeoordeling voor rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI)
Voor de kastoepassingen kan emissie naar een RWZI niet worden uitgesloten. De EC50 voor effecten van thiacloprid op actief slib bedraagt 6630 mg/L (respiratie). Op dit moment kan de concentratie aan thiaclopid in het influent van een RWZI voor de onderhavige toepassingen niet worden berekend, omdat goede modellen niet beschikbaar zijn.
Risicobeoordeling voor terrestrische organismen
Risicobeoordeling voor vogels
Vogels kunnen worden
blootgesteld aan de werkzame stof via natuurlijk voedsel (bespoten insecten,
zaden, bladeren), drinkwater en ten gevolge van doorvergiftiging.
Voedsel en drinkwater
De
norm voor vogels wordt gebaseerd op de norm uit de Uniforme Beginselen (UB).
Dat betekent dat de norm voor acute en korte termijn blootstelling gesteld
wordt op 0,1 maal de LD50- en LC50-waarde, en de norm
voor chronische blootstelling op 0,2 maal de NOEC. In tabel M.15 wordt een
overzicht gegeven van de toxiciteitswaarden en de daaruit volgende normen.
Tabel M.15 Overzicht normen vogels
stof |
Blootstelling |
|
Eindpunt |
Veiligheids-factor |
Norm |
|
|
|
[mg/kg bw/d] |
|
[mg/kg bw/d] |
thiacloprid |
acuut |
LD50 |
49 |
10 |
4,9 |
|
|
|
[mg/kg voer] |
|
[mg/kg voer] |
|
korte termijn |
LC50 |
2500 |
10 |
250 |
|
lange termijn |
NOEC |
60 |
5 |
12 |
|
|
|
|
|
|
Bij de risicoschatting is
uitgegaan van een kleine vogelsoort met een lichaamsgewicht (lg) van 10 gram,
een dagelijkse voedselconsumptie (DFI) van 2,9 g/d en een dagelijkse
waterconsumptie (DWI) van 3 g.
De
initiële concentratie in het voer is berekend door middel van de relatie van
Luttik et al. voor bladeren, bladerrijk gewas, voedergewassen en kleine
zaden en insecten als 25 * dosering. Bij de kastoepassingen wordt blootstelling van
vogels via voer uitgesloten. Er worden maximaal drie toepassingen gesommeerd. In eerste
instantie wordt voor acute, korte termijn en lange termijn blootstelling
getoetst aan de PIECvoer, waarbij geen rekening wordt gehouden met
afbraak van het residu tussen toepassingen.
De
concentratie in het oppervlaktewater is berekend volgens TOXSWA (zie risico
voor waterorganismen; per toepassing wordt de hoogste waarde van voorjaar en najaar en van
de verschillende driftreducerende maatregelen gebruikt). Voor acute blootstelling wordt getoetst aan de PIECwater.
In
tabel M.16 wordt een overzicht gegeven van de berekende concentraties in het
voedsel en water.
Tabel M.16 Overzicht concentraties in voedsel
|
Toepassing |
dosering |
Max. freq. |
PIECvoer |
PIECwater |
|
|
[kg/ha] |
|
[mg/kg] |
[mg/L] |
1 |
fabrieks-consumptie-pootaardappel:
v.g. |
0,12 |
3* |
9 |
0,570 |
2 |
suiker-voederbiet: v.g. |
0,12 |
3* |
9 |
0,570 |
3 |
hennep: v.g |
0,12 |
3* |
9 |
0,570 |
4 |
hennep:
o.g. |
0,072 |
3* |
- |
0,034 |
5 |
appel en
peer, jong gewas: v.g. |
0,12 |
3* |
9 |
1,550 |
6 |
appel: v.g. |
0,18 |
3* |
13,5 |
1,568 |
7 |
peer: v.g. |
0,144 |
3* |
10,8 |
1,568 |
8 |
appel,
jong gewas: v.g. |
0,12 |
3* |
9 |
1,550 |
9 |
appel: v.g. |
0,18 |
3* |
13,5 |
1,568 |
10 |
peer, jong gewas: v.g. |
0,12 |
3* |
9 |
1,550 |
11 |
peer: v.g. |
0,144 |
3* |
10,8 |
1,568 |
12 |
pruim,
kers: v.g. |
0,18 |
3* |
13,5 |
1,568 |
13 |
pruim,
kers: v.g. |
0,18 |
3* |
13,5 |
1,568 |
14 |
rode,
witte, zwarte en kruisbes: v.g. |
0,144 |
3* |
10,8 |
0,684 |
15 |
rode,
witte, zwarte, blauwe en kruisbes: v.g. |
0,144 |
3* |
10,8 |
0,684 |
16 |
blauwe bes |
0,144 |
3* |
10,8 |
0,684 |
17 |
aardbei |
0,072 |
3* |
5,4 |
0,342 |
18 |
braam,
framboos, loganbes, taybes : v.g. en o.g. |
0,144 |
3* |
10,8 |
0,684 |
19 |
aardbei:
o.g. |
0,168 |
3* |
- |
0,080 |
20 |
aardbei:
v.g. |
0,072 |
4 |
5,4 |
0,835 |
21 |
aardbei:
o.g. |
0,168 |
4 |
- |
0,238 |
22 |
augurk, courgette: v.g. |
0,096 |
3* |
7,2 |
0,456 |
23 |
bloembol,
bloemknol, bolbloemgewassen: v.g. |
0,12 |
3* |
9 |
0,570 |
24 |
gladiool:
v.g. |
0,12 |
3 |
9 |
1,391 |
25 |
bloemisterijgewassen:
v.g. |
0,12 |
3* |
9 |
0,570 |
26 |
bloemisterijgewassen:
v.g. |
0,12 |
4 |
9 |
1,391 |
27 |
boomkwekerijgewassen,
vaste planten: v.g. |
0,12 |
3* |
9 |
1,516 |
28 |
boomkwekerijgewassen,
vaste planten: v.g. |
0,12 |
4 |
9 |
1,530 |
29 |
openbaar
groen: v.g. |
0,12 |
3* |
9 |
0,570 |
30 |
vruchtgroenten: o.g. |
0,18 |
3* |
- |
0,09 |
31 |
vruchtgroenten: o.g. |
0,18 |
4 |
- |
0,26 |
32 |
vruchtgroenten: substraatteelt o.g. |
0,24 |
3* |
- |
0,12 |
33 |
bloembol, bloemknol en
bolbloem-gewassen: o.g. |
0,12 |
3* |
- |
0,06 |
34 |
gladiool: o.g. |
0,12 |
3 |
- |
0,14 |
35 |
bloemisterijgewassen, boomkwekerijge-wassen en vaste planten: o.g. |
0,12 |
3* |
- |
0,06 |
36 |
bloemisterijgewassen, boomkwekerijge-wassen en vaste planten: o.g. |
0,12 |
4 |
- |
0,17 |
*de
toepassingen met interval van 60 dagen worden beschouwd als enkelvoudige
toepassingen
In tabel M.17 de normoverschrijdingsfactoren bij
blootstelling aan voedsel en drinkwater opgenomen.
Tabel M.17 Normoverschrijding natuurlijk voedsel en drinkwater
|
Toepassing |
Normoverschrijding |
||||
|
|
water, acuut |
voedsel, acuut |
voedsel, korte termijn |
voedsel, lange termijn |
|
|
|
PIEC*DWI/ 0,1*LD50doel-soort |
PIEC*DFI/ 0,1*LD50doel-soort |
PIEC/ 0,1*LC50 |
PIEC/ 0,2*NOEC |
|
1 |
fabrieks-consumptie-pootaardappel:
v.g. |
3,5*10-5 |
0,53 |
3,6*10-2 |
0,75 |
|
2 |
suiker-voederbiet: v.g. |
3,5*10-5 |
0,53 |
3,6*10-2 |
0,75 |
|
3 |
hennep: v.g |
3,5*10-5 |
0,53 |
3,6*10-2 |
0,75 |
|
4 |
hennep:
o.g. |
2,1*10-6 |
- |
- |
- |
|
5 |
appel en
peer, jong gewas: v.g. |
9,5*10-5 |
0,53 |
3,6*10-2 |
0,75 |
|
6 |
appel: v.g. |
9,6*10-5 |
0,80 |
5,4*10-2 |
1,1 |
|
7 |
peer: v.g. |
9,6*10-5 |
0,64 |
4,3*10-2 |
0,9 |
|
8 |
appel,
jong gewas: v.g. |
9,6*10-5 |
0,53 |
3,6*10-2 |
0,75 |
|
9 |
appel: v.g. |
9,6*10-5 |
0,80 |
5,4*10-2 |
1,1 |
|
10 |
peer, jong gewas: v.g. |
9,5*10-5 |
0,53 |
3,6*10-2 |
0,75 |
|
11 |
peer: v.g. |
9,6*10-5 |
0,64 |
4,3*10-2 |
0,9 |
|
12 |
pruim,
kers: v.g. |
9,6*10-5 |
0,80 |
5,4*10-2 |
1,1 |
|
13 |
pruim,
kers: v.g. |
9,6*10-5 |
0,80 |
5,4*10-2 |
1,1 |
|
14 |
rode,
witte, zwarte en kruisbes: v.g. |
4,2*10-5 |
0,64 |
4,3*10-2 |
0,9 |
|
15 |
rode,
witte, zwarte, blauwe en kruisbes: v.g. |
4,2*10-5 |
0,64 |
4,3*10-2 |
0,9 |
|
16 |
blauwe bes |
4,2*10-5 |
0,64 |
4,3*10-2 |
0,9 |
|
17 |
aardbei |
2,1*10-5 |
0,32 |
2,2*10-2 |
0,45 |
|
18 |
braam,
framboos, loganbes, taybes : v.g. en o.g. |
4,2*10-5 |
0,64 |
4,3*10-2 |
0,9 |
|
19 |
aardbei:
o.g. |
4,9*10-6 |
- |
- |
- |
|
20 |
aardbei:
v.g. |
5,1*10-5 |
0,32 |
2,9*10-2 |
0,60 |
|
21 |
aardbei:
o.g. |
1,5*10-5 |
- |
|
- |
|
22 |
augurk, courgette: v.g. |
2,8*10-5 |
0,43 |
2,9*10-2 |
0,60 |
|
23 |
bloembol,
bloemknol, bolbloemgewassen: v.g. |
3,5*10-5 |
0,53 |
3,6*10-2 |
0,75 |
|
24 |
gladiool:
v.g. |
8,5*10-5 |
0,53 |
3,6*10-2 |
0,75 |
|
25 |
bloemisterijgewassen:
v.g. |
3,5*10-5 |
0,53 |
3,6*10-2 |
0,75 |
|
26 |
bloemisterijgewassen:
v.g. |
8,5*10-5 |
0,53 |
3,6*10-2 |
0,75 |
|
27 |
boomkwekerijgewassen,
vaste planten: v.g. |
9,3*10-5 |
0,53 |
3,6*10-2 |
0,75 |
|
28 |
boomkwekerijgewassen,
vaste planten: v.g. |
9,4*10-5 |
0,53 |
3,6*10-2 |
0,75 |
|
29 |
openbaar
groen: v.g. |
3,5*10-5 |
0,53 |
3,6*10-2 |
0,75 |
|
30 |
vruchtgroenten: o.g. |
5,5*10-6 |
- |
- |
- |
|
31 |
vruchtgroenten: o.g. |
1,6*10-5 |
- |
- |
- |
|
32 |
vruchtgroenten: substraatteelt o.g. |
7,4*10-6 |
- |
- |
- |
|
33 |
bloembol, bloemknol en
bolbloem-gewassen: o.g. |
3,7*10-6 |
- |
- |
- |
|
34 |
gladiool: o.g. |
8,6*10-6 |
- |
- |
- |
|
35 |
bloemisterijgewassen, boomkwekerijge-wassen en vaste planten: o.g. |
3,7*10-6 |
- |
- |
- |
|
36 |
bloemisterijgewassen, boomkwekerijge-wassen en vaste planten: o.g. |
1,0*10-5 |
- |
- |
- |
|
Wanneer bovenstaande
gegevens in ogenschouw worden genomen blijkt dat voor alle toepassingen behalve
toepassing 6, 9, 12 en 13 van het onderhavige middel een gering risico voor
vogels verwacht kan worden bij het foerageren en bij het drinken van
oppervlaktewater. Bij toepassing 6, 9, 12 en 13 wordt het chronische risico voor
vogels bij foerageren overschreden. Daarom wordt voor deze vier toepassingen
een verfijnde risicobeoordeling gedaan waarin uitgegaan wordt van tussentijdse
afbraak van residu op gewas. Aangezien de
halfwaardetijd van het middel op plantaardig voedsel niet bekend is, wordt in
eerste instantie uitgegaan van een standaard DT50 van 10 dagen zoals
beschreven in het Guidance Document for Birds and Mammals. Bij de bepaling van de PIECvoer wordt
dan een MAF (Multiple Application Factor) toegepast, waarin de frequentie en
het interval verwerkt zijn. Zie tabel M.18.
Tabel M.18 Overzicht concentraties in voedsel, inclusief afbraak op gewas
Toepassing |
dosering |
Max. freq. |
Min. int. |
MAF |
PIECvoer |
Normoverschrijding voedsel, lange termijn |
|
[kg/ha] |
|
|
|
[mg/kg] |
PIEC/ 0,2*NOEC |
toepassing 6, 9, 12, 13 |
0,18 |
3 |
60 |
1,02 |
0,18 |
1,5*10-2 |
Wanneer tabel M.18 in
ogenschouw wordt genomen, blijkt dat de toepassingen 6, 9, 12 en 13 ook voldoen
aan de norm voor chronische blootstelling via voedsel voor vogels zoals
opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB).
Doorvergiftiging
Op grond van de lage BCF wordt het risico op doorvergiftiging gering geacht.
Alle onderhavige toepassingen voldoen aan de normen voor vogels zoals opgenomen in de UB.
Risicobeoordeling voor zoogdieren
Voedsel en drinkwater
De
norm voor zoogdieren wordt gebaseerd op de norm uit de Uniforme Beginselen
(UB). Dat betekent dat de norm voor acute en korte termijn blootstelling
gesteld wordt op 0,1 maal de LD50- en LC50-waarde, en de
norm voor chronische blootstelling op 0,2 maal de NOEC. In tabel M.19 wordt een
overzicht gegeven van de toxiciteitswaarden en de daaruit volgende normen.
Tabel M.19 Overzicht normen zoogdieren
stof |
Blootstelling |
|
Eindpunt |
Veiligheids-factor |
Norm |
|
|
|
[mg/kg bw/d] |
|
[mg/kg bw/d] |
thiacloprid |
acuut |
LD50 |
444 |
10 |
44,4 |
|
|
|
[mg/kg voer] |
|
[mg/kg voer] |
|
lange termijn |
NOEC |
50 |
5 |
10 |
|
|
|
|
|
|
Bij de risicoschatting is
uitgegaan van een zoogdier van 6 g met een dagelijkse voedselopname (DFI) van
1,025 g voer en een dagelijkse wateropname (DWI) van 1,8 g.
De
initiële concentratie in het voer is berekend door middel van de relatie van
Luttik et al. voor bladeren, bladerrijk gewas, voedergewassen en kleine
zaden en insecten als 25 * dosering. Bij de kastoepassingen wordt blootstelling van
zoogdieren via voer uitgesloten. Er worden maximaal drie toepassingen gesommeerd. In eerste
instantie wordt voor acute, korte termijn en lange termijn blootstelling
getoetst aan de PIECvoer, waarbij geen rekening wordt gehouden met
afbraak van het residu tussen toepassingen.
De
concentratie in het oppervlaktewater is berekend volgens TOXSWA (zie risico
voor waterorganismen; per toepassing wordt de hoogste waarde van voorjaar en najaar en van
de verschillende driftreducerende maatregelen gebruikt)). Voor acute blootstelling wordt getoetst aan de PIECwater.
In
tabel M.20 wordt een overzicht gegeven van de berekende concentraties in het
voedsel en water (NB deze tabel is gelijk aan tabel M.17).
Tabel M.20 Overzicht concentraties in voedsel
|
Toepassing |
dosering |
Max. freq. |
PIECvoer |
PIECwater |
|
|
[kg/ha] |
|
[mg/kg] |
[mg/L] |
1 |
fabrieks-consumptie-pootaardappel:
v.g. |
0,12 |
3* |
9 |
0,570 |
2 |
suiker-voederbiet: v.g. |
0,12 |
3* |
9 |
0,570 |
3 |
hennep: v.g |
0,12 |
3* |
9 |
0,570 |
4 |
hennep:
o.g. |
0,072 |
3* |
- |
0,034 |
5 |
appel en
peer, jong gewas: v.g. |
0,12 |
3* |
9 |
1,550 |
6 |
appel: v.g. |
0,18 |
3* |
13,5 |
1,568 |
7 |
peer: v.g. |
0,144 |
3* |
10,8 |
1,568 |
8 |
appel,
jong gewas: v.g. |
0,12 |
3* |
9 |
1,550 |
9 |
appel: v.g. |
0,18 |
3* |
13,5 |
1,568 |
10 |
peer, jong gewas: v.g. |
0,12 |
3* |
9 |
1,550 |
11 |
peer: v.g. |
0,144 |
3* |
10,8 |
1,568 |
12 |
pruim,
kers: v.g. |
0,18 |
3* |
13,5 |
1,568 |
13 |
pruim,
kers: v.g. |
0,18 |
3* |
13,5 |
1,568 |
14 |
rode,
witte, zwarte en kruisbes: v.g. |
0,144 |
3* |
10,8 |
0,684 |
15 |
rode,
witte, zwarte, blauwe en kruisbes: v.g. |
0,144 |
3* |
10,8 |
0,684 |
16 |
blauwe bes |
0,144 |
3* |
10,8 |
0,684 |
17 |
aardbei |
0,072 |
3* |
5,4 |
0,342 |
18 |
braam,
framboos, loganbes, taybes : v.g. en o.g. |
0,144 |
3* |
10,8 |
0,684 |
19 |
aardbei:
o.g. |
0,168 |
3* |
- |
0,080 |
20 |
aardbei:
v.g. |
0,072 |
4 |
5,4 |
0,834 |
21 |
aardbei:
o.g. |
0,168 |
4 |
- |
0,238 |
22 |
augurk, courgette: v.g. |
0,096 |
3* |
7,2 |
0,456 |
23 |
bloembol,
bloemknol, bolbloemgewassen: v.g. |
0,12 |
3* |
9 |
0,570 |
24 |
gladiool:
v.g. |
0,12 |
3 |
9 |
1,391 |
25 |
bloemisterijgewassen:
v.g. |
0,12 |
3* |
9 |
0,570 |
26 |
bloemisterijgewassen:
v.g. |
0,12 |
4 |
9 |
1,391 |
27 |
boomkwekerijgewassen,
vaste planten: v.g. |
0,12 |
3* |
9 |
1,516 |
28 |
boomkwekerijgewassen,
vaste planten: v.g. |
0,12 |
4 |
9 |
1,530 |
29 |
openbaar
groen: v.g. |
0,12 |
3* |
9 |
0,570 |
30 |
vruchtgroenten: o.g. |
0,18 |
3* |
- |
0,09 |
31 |
vruchtgroenten: o.g. |
0,18 |
4 |
- |
0,26 |
32 |
vruchtgroenten: substraatteelt o.g. |
0,24 |
3* |
- |
0,12 |
33 |
bloembol, bloemknol en
bolbloem-gewassen: o.g. |
0,12 |
3* |
- |
0,06 |
34 |
gladiool: o.g. |
0,12 |
3 |
- |
0,14 |
35 |
bloemisterijgewassen, boomkwekerijge-wassen en vaste planten: o.g. |
0,12 |
3* |
- |
0,06 |
36 |
bloemisterijgewassen, boomkwekerijge-wassen en vaste planten: o.g. |
0,12 |
4 |
- |
0,17 |
*de
toepassingen met interval van 60 dagen worden beschouwd als enkelvoudige
toepassingen
In tabel M.21 zijn de normoverschrijdingsfactoren
bij blootstelling aan voedsel en drinkwater opgenomen.
Tabel M.21 Normoverschrijding natuurlijk voedsel en drinkwater
|
Toepassing |
Normoverschrijding |
||
|
|
water, acuut |
voedsel, acuut |
voedsel, lange termijn |
|
|
PIEC*DWI/ 0,1*LD50doelsoort |
PIEC*DFI/ 0,1*LD50doelsoort |
PIEC/ 0,2*NOEC |
1 |
fabrieks-consumptie-pootaardappel:
v.g. |
3,9*10-6 |
3,5*10-2 |
0,9 |
2 |
suiker-voederbiet: v.g. |
3,9*10-6 |
3,5*10-2 |
0,9 |
3 |
hennep: v.g |
3,9*10-6 |
3,5*10-2 |
0,9 |
4 |
hennep:
o.g. |
2,3*10-7 |
- |
- |
5 |
appel en
peer, jong gewas: v.g. |
1,0*10-5 |
3,5*10-2 |
0,9 |
6 |
appel: v.g. |
1,1*10-5 |
5,2*10-2 |
1,4 |
7 |
peer: v.g. |
1,1*10-5 |
4,2*10-2 |
1,1 |
8 |
appel,
jong gewas: v.g. |
1,0*10-5 |
3,5*10-2 |
0,9 |
9 |
appel: v.g. |
1,1*10-5 |
5,2*10-2 |
1,4 |
10 |
peer, jong gewas: v.g. |
1,0*10-5 |
3,5*10-2 |
0,9 |
11 |
peer: v.g. |
1,1*10-5 |
4,2*10-2 |
1,1 |
12 |
pruim,
kers: v.g. |
1,1*10-5 |
5,2*10-2 |
1,4 |
13 |
pruim,
kers: v.g. |
1,1*10-5 |
5,2*10-2 |
1,4 |
14 |
rode,
witte, zwarte en kruisbes: v.g. |
4,6*10-6 |
4,2*10-2 |
1,1 |
15 |
rode,
witte, zwarte, blauwe en kruisbes: v.g. |
4,6*10-6 |
4,2*10-2 |
1,1 |
16 |
blauwe bes |
4,6*10-6 |
4,2*10-2 |
1,1 |
17 |
aardbei |
2,3*10-6 |
2,1*10-2 |
0,54 |
18 |
braam,
framboos, loganbes, taybes : v.g. en o.g. |
4,6*10-6 |
4,2*10-2 |
1,1 |
19 |
aardbei:
o.g. |
5,4*10-7 |
- |
- |
20 |
aardbei:
v.g. |
5,6*10-6 |
2,1*10-2 |
0,54 |
21 |
aardbei:
o.g. |
1,6*10-6 |
- |
- |
22 |
augurk, courgette: v.g. |
3,1*10-6 |
2,8*10-2 |
0,72 |
23 |
bloembol,
bloemknol, bolbloemgewassen: v.g. |
3,9*10-6 |
3,5*10-2 |
0,9 |
24 |
gladiool:
v.g. |
9,4*10-6 |
3,5*10-2 |
0,9 |
25 |
bloemisterijgewassen:
v.g. |
3,9*10-6 |
3,5*10-2 |
0,9 |
26 |
bloemisterijgewassen:
v.g. |
9,4*10-6 |
3,5*10-2 |
0,9 |
27 |
boomkwekerijgewassen,
vaste planten: v.g. |
1,0*10-5 |
3,5*10-2 |
0,9 |
28 |
boomkwekerijgewassen,
vaste planten: v.g. |
1,0*10-5 |
3,5*10-2 |
0,9 |
29 |
openbaar
groen: v.g. |
3,9*10-6 |
3,5*10-2 |
0,9 |
30 |
vruchtgroenten: o.g. |
6,1*10-7 |
- |
- |
31 |
vruchtgroenten: o.g. |
1,8*10-6 |
- |
- |
32 |
vruchtgroenten: substraatteelt o.g. |
8,1*10-7 |
- |
- |
33 |
bloembol, bloemknol en
bolbloem-gewassen: o.g. |
4,1*10-7 |
- |
- |
34 |
gladiool: o.g. |
9,5*10-7 |
- |
- |
35 |
bloemisterijgewassen, boomkwekerijge-wassen en vaste planten: o.g. |
4,1*10-7 |
- |
- |
36 |
bloemisterijgewassen, boomkwekerijge-wassen en vaste planten: o.g. |
1,1*10-6 |
- |
- |
Wanneer bovenstaande
gegevens in ogenschouw worden genomen blijkt dat voor alle toepassingen behalve
toepassing 6, 7, 9, 11 t/m 16 en 18 van het onderhavige middel een gering
risico voor zoogdieren verwacht kan worden bij het foerageren en bij het
drinken van oppervlaktewater. Bij toepassing
6, 7, 9, 11 t/m 16 en 18 wordt het chronische risico voor zoogdieren bij
foerageren overschreden. Daarom wordt voor deze toepassingen een verfijnde
risicobeoordeling gedaan waarin uitgegaan wordt van tussentijdse afbraak van
residu op gewas. Aangezien de
halfwaardetijd van het middel op plantaardig voedsel niet bekend is, wordt in
eerste instantie uitgegaan van een standaard DT50 van 10 dagen zoals
beschreven in het Guidance Document for Birds and Mammals. Bij de bepaling van de PIECvoer wordt
dan een MAF (Multiple Application Factor) toegepast, waarin de frequentie en
het interval verwerkt zijn. Zie tabel M.22.
Tabel M.22 Overzicht concentraties in voedsel, inclusief afbraak op gewas
Toepassing |
dosering |
Max. freq. |
Min. int. |
MAF |
PIECvoer |
Normoverschrijding voedsel, lange termijn |
|
[kg/ha] |
|
|
|
[mg/kg] |
PIEC/ 0,2*NOEC |
toepassing 6, 9, 12, 13 |
0,18 |
3 |
60 |
1,02 |
0,18 |
1,5*10-2 |
toepassing 7, 11, 14, 15, 16, 18 |
0,144 |
3 |
60 |
1,02 |
0,15 |
1,5*10-2 |
Wanneer tabel M.20 in
ogenschouw wordt genomen, blijkt dat de toepassingen 6, 7, 9, 11 t/m 16 en 18
ook voldoen aan de norm voor chronische blootstelling via voedsel voor
zoogdieren zoals opgenomen in de Uniforme
Beginselen (UB).
Doorvergiftiging
Op grond van de lage BCF wordt het risico op doorvergiftiging gering geacht.
Alle onderhavige toepassingen voldoen aan de normen voor zoogdieren zoals opgenomen in de UB.
Risicobeoordeling voor bijen en hommels
De risicobeoordeling voor bijen en hommels is gebaseerd op de verhouding tussen dosering en toxiciteit: dosering in g/ha en de LD50 in mg/bij. De norm, zoals opgenomen in de UB, is: dosering/LD50 <50. De laagste LD50 van thiacloprid voor bijen is 3,4 mg w.s./bij uit een studie met de SC 480 formulering (bevat 40% thiacloprid). Tabel M.23 bevat alle doseringen die bij de aangevraagde toepassingen horen en hun normoverschrijdingen.
Tabel M.23 Normoverschrijding voor bijen en hommels
Toepassing nr |
Dosering [g
w.s./ha] |
Dosering/LD50 |
normoverschrijding |
4, 17, 20 |
72 |
21,2 |
0,42 |
22 |
96 |
28,2 |
0,56 |
1-3, 5, 8, 10, 23-29, 33-36 |
120 |
35,3 |
0,71 |
7, 11, 14-16, 18 |
144 |
42,3 |
0,85 |
19, 21 |
168 |
49,4 |
0,99 |
6, 9, 12, 13, 30, 31 |
180 |
52,9 |
1,1 |
32 |
240 |
70,6 |
1,4 |
Uit de bovenstaande tabel blijkt dat in eerste instantie alle onderhavige toepassingen uitgezonderd de toepassingen in appel ter bestrijding van bladluis, appelzaagwesp en groene appelwants, en in pruim en kers ter bestrijding van bladluis en groene appelwants en de kastoepassingen in vruchtgroenten voldoen aan de normen voor bijen en hommels zoals opgenomen in de UB. Toepassing 32 betreft een druppelbehandeling, waarbij de plant niet bespoten wordt en dus geen rechtstreekse blootstelling van bijen en hommels plaatsvindt. Wel kan blootstelling via systemische werking plaatvinden.
De normoverschrijdende toepassingen dienen getoetst te worden aan kooiproef of semiveld gegevens. Uit de resultaten van kooi- en semi-veldtoetsen uitgevoerd met de SC 480 formulering blijkt dat de dosering 180 g w.s./ha geen effect heeft op overleving, gedrag en ontwikkeling van het broed. Aangenomen wordt dat deze dosering hoog genoeg is om ook toepassing 32, druppelbehandeling met dosering van 240 g/ha, te dekken. Op basis van hogere tier data blijkt dat alle onderhavige toepassingen voldoen aan de normen voor bijen en hommels zoals opgenomen in de UB.
Risicobeoordeling voor niet-doelwit arthropoden
Voor de aangevraagde toepassingen zijn alle geteste groepen (parasitoïden, roofmijten en bodem- en bladbewonende predatoren) relevant. De testen zijn uitgevoerd met de aangevraagde SC 480 formulering. Alle hieronder genoemde effectpercentages zijn gecorrigeerd voor letale en subletale effecten in de controle.
Om de geteste doseringen te kunnen vergelijken met de aangevraagde doseringen dient met behulp van een Multiple Application Factor (MAF) rekening gehouden te worden met afbraak van residu. De afbraaktijd van thiacloprid op gewas is niet bekend. Daarom wordt de standaard MAF genomen zoals beschreven in HTB 0.2. De uiteindelijke dosering wordt berekend als enkelvoudige dosering * MAF.
De toepassingen met interval van 60 dagen (toepassingen 1-19, 22-23, 25, 27, 29, 30, 32, 33, 35) worden gezien als enkelvoudige, omdat dit interval zo groot is dat het residu zeer waarschijnlijk verdwenen zal zijn in de tussentijd.
Voor de overige toepassingen, met interval 7 dagen, gelden de volgende MAF-waarden:
toepassing 20, 21, 26, 28, 31 en 36 (frequentie 4): MAF =
3,4 voor bodembewoners en
2,7 voor bladbewoners;
toepassing 24 en 34 (frequentie 3): MAF = 2,7 voor bodembewoners en 2,3 voor bladbewoners.
Voor labtesten geldt een trigger van 30% effect of, voor de standaardsoorten Aphidius rhopalosiphi en Typhlodromus pyri, een HQ van 2. Voor extended lab- en (semi)veldtesten geldt voor alle soorten een trigger van 50% effect of een HQ van 1.
Parasitoïden
Aphidius rhopalosiphi
Bij blootstelling van de sluipwesp Aphidius rhopalosiphi aan residuen van 70 g w.s./ha op glas was er 86% sterfte. Bij bespuiting van dieren in het pop-stadium was er 22% sterfte.
Er
zijn twee LC50-waarden beschikbaar uit extended labtesten (blootstelling op
appelblad): 6,8 en 6,75 g ws/ha. Met de laagste hiervan kan een HQ berekend worden
zowel voor in field als voor off
field volgens de nieuwe
toetsingswijze op basis van de SETAC/ESCORT 2 workshop, zoals beschreven in het
HTB 0.2. Toepassing 32 betreft een druppelbehandeling met dosering 0,24 kg
w.s./ha en frequentie van maximaal 3. Bij deze behandeling zal alleen
blootstelling van niet-doelwit arthropoden aan thiacloprid optreden wanneer dit
wordt opgenomen door de plant. Aangezien niet verwacht wordt dat de volledige
dosering opgenomen wordt door de plant, kan aangenomen worden dat de
berekeningen hieronder voldoende zijn om het risico bij toepassing 32 in te
schatten. Zie tabel M.24.
Tabel
M.24 HQ-waarden voor A. rhopalosiphi
|
Dosering (kg w.s./ha) |
MAF1 |
Driftfactor/ vegetatie-factor2 |
Veiligheids- factor2 |
LR50 (kg w.s./ha) |
HQ (trigger = 1) |
In-field |
|
|
|
|
|
|
maximale dosering, éénmalig |
0,18 |
1 |
n.v.t. |
n.v.t. |
0,00675 |
26,7 |
minimale dosering éénmalig |
0,072 |
1 |
n.v.t. |
n.v.t. |
0,00675 |
10,7 |
maximale dosering, 4x |
0,168 |
2,7 |
n.v.t. |
n.v.t. |
0,00675 |
67,2 |
maximale dosering, 3x |
0,12 |
2,3 |
n.v.t. |
n.v.t. |
0,00675 |
40,9 |
minimale dosering, 4x |
0,072 |
2,7 |
n.v.t. |
n.v.t. |
0,00675 |
28,8 |
minimale dosering, 3x |
0,12 |
2,3 |
n.v.t. |
n.v.t. |
0,00675 |
40,9 |
Off-field |
|
|
|
|
|
|
maximale dosering, éénmalig |
0,18 |
1 |
0,01 |
10 |
0,00675 |
2,67 |
minimale dosering éénmalig |
0,072 |
1 |
0,01 |
10 |
0,00675 |
1,07 |
maximale dosering, 4x |
0,168 |
2,7 |
0,01 |
10 |
0,00675 |
6,72 |
maximale dosering, 3x |
0,12 |
2,3 |
0,01 |
10 |
0,00675 |
4,09 |
minimale dosering, 4x |
0,072 |
2,7 |
0,01 |
10 |
0,00675 |
2,88 |
minimale dosering, 3x |
0,12 |
2,3 |
0,01 |
10 |
0,00675 |
4,09 |
1: Multiple Application Factor
2: drift factor = 10%, vegetatieverdunningsfactor = 10,
veiligheidsfactor = 10 (dit zijn vooralsnog defaultwaarden)
Uit tabel M.24 blijkt dat op grond van de resultaten van deze extended-labtesten een risico voor A. rhopalosiphi bij alle aangevraagde toepassingen zowel in-field als off-field niet is uitgesloten.
In een semi-veldexperiment
(driedimensionaal) werd bij doseringen tot 375 g w.s./ha geen verhoogd
vermijdingsgedrag gevonden. Bij een dosering van 60 g w.s./ha was er
vermindering in fertiliteit van 31%, bij doseringen van 188 en 375 g w.s./ha
was deze vermindering respectievelijk 94 en 84% (deze studie is niet opgenomen
in de LoE, maar wordt wel besproken in de monograph). Op grond van het
bovenstaande is een risico voor
A. rhopalosiphi niet voor alle toepassingen uit te sluiten.
In een studie met een kas- en een semiveld-component werd de ontwikkeling van Trichogramma cacoeciae in de gastheer-eieren geremd met 35 tot 49% na bespuiting van de gastheer eieren met een oplossing van 0,25 mL/L en incubatie in een kas. In eenzelfde experiment, waarbij de incubatie onder veldomstandigheden plaatsvond, werd geen effect gevonden. De concentratie van de gebruikte oplossing is gelijk aan de concentratie van de praktijkdosering (0,025% Calypso).
Op basis van deze resultaten zou er bij de kastoepassingen (nummer 4, 18, 19, 21, 30 t/m 36) een effect op T. cacoeciae kunnen worden verwacht. Omdat de bespuiting in het experiment werd uitgevoerd tot aan run-off, mag echter worden aangenomen dat de blootstelling hoger is geweest dan in de praktijk. Het risico voor T. cacoeciae bij de aangevraagde toepassingen wordt gering geacht.
Roofmijten
Bij blootstelling van Typhlodromus pyri aan residuen op glas was het effect op overleving 36, 48 en 44% bij doseringen van 60, 200 en 400 g w.s./ha. Het effect op reproductie was respectievelijk 63, 78 en 93%, en het gecombineerde effect was 76, 88 en 96%.
In een veldexperiment, waarin een appelboomgaard tweemaal
werd behandeld met
180 g w.s./ha, was er 7 dagen na de tweede bespuiting een significante
vermindering (53%) in het aantal mijten, daarna tradt herstel op (na nog eens
20 dagen nog 32% negatief effect, 30 dagen daarna geen negatieve effecten
meer). In een ander veldexperiment, met doseringen van 180 en 202 g w.s./ha en
een spuitinterval 28 dagen, werden 8 en 28 dagen na de tweede bespuiting geen
effecten waargenomen. In een derde experiment, met doseringen van 188 en 176 g
w.s./ha en een spuitinterval van 10 dagen, werden geen significante effecten
gevonden na de eerste of tweede behandeling.
Op grond van deze veldexperimenten wordt bij de toepassingen op de volle grond geen risico verwacht voor T. pyri. De resultaten van deze experimenten kunnen echter niet worden gebruikt voor het beoordelen van de risico's van kastoepassingen. Aanvullende gegevens voor deze toepassingen worden noodzakelijk geacht. Hierbij moet aandacht worden gegeven aan de mogelijkheid van een meervoudige behandeling.
Momenteel is een risico voor Typhlodromus pyri bij de aangevraagde kastoepassingen niet uitgesloten. Ook voor het gebruik van T. pyri als natuurlijke vijand in vollegrondstoepassingen is een risico niet uit te sluiten, aangezien er in een veldtest een siginificant negatief effect werd gevonden (waarna herstel optrad, maar dat is voor de ingezette natuurlijke vijanden niet van toepassing). Derhalve dient een waarschuwingszin op het etiket te worden geplaatst.
Bodembewonende predatoren
Een directe bespuiting met 100 en 216 g w.s./ha had geen effect op de overleving van de kever Poecilus cupreus. Het effect op voedselconsumptie was niet eenduidig: bij 100 g w.s./ha was er een remming van 39% (significant), bij 216 g w.s./ha was er een niet-significante remming van 22%. Beide doseringen hadden wel een effect op het gedrag: bij 100 g w.s./ha vertoonde 50% van de dieren afwijkend gedrag, bij 216 g w.s./ha was dit 90%.
In een semi-veldexperiment met dezelfde soort werd bij een
tweevoudige dosering van
150 g w.s./ha met een 7-daags spuitinterval geen effect op overleving
waargenomen. De voedselconsumptie van de dieren in de thiacloprid-behandeling
was 50% lager dan in de controle, maar vanwege de zeer lage absolute consumptie
is de betekenis van deze waarneming twijfelachtig.
Om de geteste doseringen te kunnen vergelijken met de aangevraagde doseringen dient met behulp van een Multiple Application Factor (MAF) rekening gehouden te worden met afbraak van residu. De afbraaktijd van thiacloprid op gewas is niet bekend. Daarom wordt de standaard MAF genomen voor bodembewoners zoals beschreven in HTB 0.2. Deze bedraagt 1,9 bij twee toepassingen, 2,7 bij 3 toepassingen, en 3,4 bij vier toepassingen.
De geteste dosering bedraagt dus 0,15 *1,9 = 0,285 kg/ha.
De toepassingen met interval van 60 dagen worden gezien als
enkelvoudige, omdat dit interval zo groot is dat het residu waarschijnlijk
verdwenen zal zijn. Deze toepassingen
(1-19, 22-23, 25, 27, 29, 30, 32, 33, 35) worden gedekt door de studie.
Voor de overige toepassingen, met interval 7 dagen, geldt het volgende:
toepassing 20: 0,072 * 3,4 = 0,24 kg/ha: wordt gedekt door de studie.
toepassing 21: 0,168 * 3,4 = 0,571 kg/ha: wordt niet gedekt door de studie.
toepassing 24 en 34: 0,12 * 2,7 = 0,324 kg/ha: wordt niet gedekt door de studie.
toepassing 26, 28 en 36: 0,12 * 3,4 = 0,408 kg/ha: wordt niet gedekt door de studie.
toepassing 31: 0,18 * 3,4 = 0,612 kg/ha: wordt niet gedekt door de studie.
Op grond van deze resultaten wordt een groot risico voor P. cupreus verwacht bij de toepassingen 21, 24, 26, 28, 31, 34 en 36 van Calypso, en een gering risico bij de overige toepassingen. Veldonderzoek met relevante dosering wordt noodzakelijk geacht.
Momenteel is een risico voor P. cupreus bij de aangevraagde toepassingen niet uitgesloten. Derhalve dient een waarschuwingszin op het etiket te worden geplaatst.
Een directe bespuiting van Aleochara bilineata op kwartszand met 187,5 g w.s./ha had geen
effect op de overleving van deze kever, bij 375 g w.s./ha was er een effect van
16%. De reproductie was bij deze doseringen echter geremd met respectievelijk
97 en 99%. In een
83-daags experiment met dezelfde doseringen op natuurlijke grond was er een
geringe sterfte (6,6%) bij de hoogste dosering van 375 g w.s./ha, en was er bij
beide doseringen een kleine toename in de reproductie.
Op grond van deze resultaten wordt een gering risico voor A. bilineata verwacht bij de aangevraagde toepassingen.
Een directe bespuiting van Pardosa spp. op
kwartszand met 187,5 g w.s./ha had een niet-significante sterfte van 19% tot
gevolg. De voedselconsumptie was geremd met 32% over de eerste 7 dagen, in de
tweede week was de consumptie weer op controleniveau. Bij
375 g w.s./ha was er een sterfte van 69% en was er gedurende de hele testduur
een effect op de voedselconsumptie van (63% over 14 dagen). Bij beide
doseringen was er de eerste
4 dagen een verminderde mobiliteit bij alle dieren.
Op basis van deze resultaten wordt een risico voor Pardosa bij de aangevraagde toepassingen niet uitgesloten, met uitzondering van nummer 32 (toepassing op substraatteelt). Aanvullende gegevens van een toets op natuurlijk substraat of van een (semi)-veldexperiment bij de maximale praktijkdosering worden noodzakelijk geacht. Hierbij moet aandacht worden gegeven aan de mogelijkheid van een meervoudige toepassing.
Momenteel is een risico voor Pardosa spp. bij de aangevraagde toepassingen niet uitgesloten. Derhalve dient een waarschuwingszin op het etiket te worden geplaatst.
Bladbewonende predatoren
In een toets met Chrysoperla carnea werden dieren blootgesteld aan een directe bespuiting met 0,9, 7,2 en 72 g w.s./ha op bladeren. De bladeren waren 7 dagen tevoren met dezelfde dosering bespoten en buiten geïncubeerd. Het effect op overleving was respectievelijk 6, 20 en 54%, het effect op fertiliteit was 58, 21 en 83%, het gecombineerde effect 60, 37 en 92%.
Op grond van deze resultaten is een risico voor C. carnea bij de aangevraagde toepassingen niet uit te sluiten. Aanvullende gegevens van een (semi)-veldexperiment bij de maximale praktijkdosering worden noodzakelijk geacht. Hierbij moet ook aandacht worden gegeven aan de risico's van toepassingen in kassen en moet de mogelijkheid van een herhaalde toepassing in beschouwing worden genomen.
Momenteel is een risico voor C. carnea bij de aangevraagde toepassingen niet uitgesloten. Derhalve dient een waarschuwingszin op het etiket te worden geplaatst.
Bij blootstelling van Coccinella septempunctata aan residuen op glas was er 25% sterfte bij een dosering van 0,96 g w.s./ha, bij doseringen van 9,6 en 19,2 g w.s./ha was dit respectievelijk 49 en 94%. Bij dit experiment was er in de controle echter sprake van een hoge sterfte en een grote variatie in reproductie. In een soortgelijk experiment op glas was er geen effect op overleving bij 4,8 g w.s./ha, bij 14,4 g w.s./ha was er 7% sterfte. Het effect op reproductie was bij deze doseringen respectievelijk 36 en 40%. In alle experimenten was er 100% sterfte bij doseringen van 56,7 g w.s./ha en hoger.
Bij blootstelling aan residuen op blad was er 100% sterfte
bij een dosering van
38,4 g w.s./ha.
Bij een buiten uitgevoerde directe bespuiting van larven op blad (driedimensionaal) was er 75 en 85% sterfte bij doseringen van 60 en 188 g w.s./ha. In deze studie was er bij de hoogste dosering geen negatief effect op de reproductie (effect < 50%).
Verder
is een LC50-waarde beschikbaar uit een glasplaattest: 24,8 g ws/ha. Hiermee kan
een HQ berekend worden zowel voor in
field als voor off field volgens de nieuwe toetsingswijze op basis van de
SETAC/ESCORT 2 workshop, zoals beschreven in het HTB v 0.2. Er is echter nog
geen overeenstemming bereikt over de triggerwaarde bij andere soorten dan Aphidius rhopalosiphi en Typhlodromus
pyri. Daarom wordt als worst case bij deze soort een effectpercentage van 30% als
trigger aangehouden. De gevonden effecten op mortaliteit zijn >30%
bij doseringen van 3,0 en 19,2 g w.s./ha, en <30% bij doseringen
van 0,36, 0,97 en 9,6 g w.s./ha. Op reproductie werd bij deze doseringen geen
negatief effect gevonden.
In een aged residustudie werden tomatenplanten tot run off
bespoten met 3 x
180 g w.s. /ha. Bij blootstelling van larven aan deze planten op verschillende
tijdstippen bleek dat na 1u de sterfte
96% was en na 28 dagen < 50%.
De veroudering van de residuen vond echter buiten plaats en is daarom
niet representatief voor kasomstandigheden. Afgezien daarvan is bovendien
herstel niet relevant voor het risico voor ingezette natuurlijke vijanden, waar
het bij de kastoepassingen om gaat. Ook voor de beoordeling van het risico voor
ingezette natuurlijke vijanden in de vollegrondstoepassingen zijn aged residue
testen niet relevant. Voor de vollegrondstoepassingen waarbij het niet gaat om
ingezette natuurlijke vijanden is met de aged residue test aangetoond dat
herstel mogelijk is binnen een ecologische relevante periode, waarmee het
risico voor Coccinella septempunctata acceptabel is.
Op grond van deze resultaten is
een risico voor C. septempunctata bij
de aangevraagde kastoepassingen en vollegrondstoepassingen waarbij C. septempunctata wordt ingezet als natuurlijke vijand, niet
uit te sluiten. Aanvullende gegevens van een (semi)-veldexperiment bij de
maximale praktijkdosering worden noodzakelijk geacht. Hierbij moet ook aandacht
worden gegeven aan de risico's van toepassingen in kassen en moet de
mogelijkheid van een herhaalde toepassing in beschouwing worden genomen. Voor
de toepassingen waarbij C. septempunctata
niet wordt ingezet (maar wel van nature kan voorkomen), is het risico
acceptabel.
Momenteel is een risico bij de
aangevraagde toepassingen waarbij C. septempunctata
wordt ingezet als natuurlijke vijand, niet uitgesloten. Derhalve dient een
waarschuwingszin op het etiket te worden geplaatst.
Samenvatting en conclusie
Uit de LR50-waarden van lab- en extended labtesten lijkt Aphidius
rhopalosiphi het gevoeligste organisme voor thiacloprid te zijn. Uit hogere
tier testen in een driedimensionaal systeem blijkt echter, dat Coccinella
septempunctata gevoeliger is dan A. rhopalosiphi. Daarom is met C.
septempunctata een aged residue test uitgevoerd. Hieruit blijkt dat
na
28 dagen de effecten van thiacloprid verdwenen zijn. Na ongeveer een maand kan
dus herstel van de populatie optreden. Verwacht wordt dat dit een ecologisch
relevante herstelperiode is. Bovendien wordt verwacht dat de resultaten van de aged
residue test met Coccinella septempunctata representatief zijn voor
de overige niet-doelwitarthropoden. Hiermee wordt voor vollegrondstoepassingen,
waarbij geen natuurlijke vijanden worden ingezet, voldaan aan de norm voor
niet-doelwitarthropoden zoals opgenomen in de UB. Ter bevestiging dienen voor
een toekomstige beoordeling aged residue testen geleverd te worden met
twee andere gevoelige soorten (andere dan Coccinella septempunctata).
Deze testen kunnen de aanvullende gegevens zoals gevraagd bij de afzonderlijke
soorten, vervangen.
Voor de kastoepassingen en de vollegrondstoepassingen
waarbij natuurlijke vijanden worden ingezet, zijn aged residue testen niet
relevant. Daarom is een risico niet uit te sluiten en wordt niet voldaan aan de
norm voor niet-doelwitarthropoden zoals opgenomen in de UB. Ter bescherming van
ingezette natuurlijke vijanden dient een waarschuwingszin op het etiket te
worden geplaatst: “Dit middel is schadelijk voor niet-doelwitarthropoden.
Vermijd onnodige blootstelling”.
Risicobeoordeling voor regenwormen
Thiacloprid
Regenwormen kunnen worden blootgesteld aan thiacloprid bij toepassingen in volle grond en kassen. De laagste 14-daagse LC50 voor Eisenia fetida is 51 mg w.s./kg grond uit een toets met de SC 480 formulering in kunstgrond. Aangezien logKow =1,26 en daarmee <2, hoeft geen omrekening naar een organische stofgehalte van 4,7% plaats te vinden. De acute norm wordt dan 0,1*51=5,1 mg/kg grond.
Toepassingen met frequentie groter en gelijk aan 3 dienen te worden getoetst aan de subletale norm voor regenworm. De subletale normoverschrijding voor regenwormen wordt berekend als PIEC /NOEC<0,2. Uit een studie met de SC 480 formulering is een NOEC-waarde afgeleid van <0,0625 kg w.s./ha, wat overeenkomt met <0,089 mg/kg grond. De chronische norm wordt dan 0,2*0,089 = <0,0179 mg/kg grond.
De initiële concentraties van thiacloprid in de bodem na de
laatste toepassing en quotiënt van PIEC en acute en chronische norm voor
regenwormen staan in tabel M.25. Toepassing 32 is op substraatteelt, zodat
blootstelling van regenwormen niet plaatsvindt.
Tabel M.25 Overzicht concentraties in bodem en PIEC/LC50
Nr |
Teelt |
Doelwit arthropood |
Dosering [kg
w.s./ha] |
Freq |
Inter-val [dag] |
Frac-tie op bo-dem |
PIEC [mg/kg] |
Normover-schrijding acuut
(PIEC/0,1 |
Normover-schrijding
chronisch (PIEC/0,2* |
1 |
fabrieks-consumptie-pootaardappel:
v.g. |
groene perzikluis, vuilboomluis,
aardappeltopluis, zuigschade |
0,12 |
3* |
60 |
0,7 |
0,12 |
2,4*10-2 |
>6,7 |
2 |
suiker-voederbiet: v.g. |
groene perzikluis, zuigschade |
0,12 |
3* |
60 |
0,7 |
0,12 |
2,4*10-2 |
>6,7 |
3 |
hennep: v.g |
kaswittevlieg, groene perzikluis |
0,12 |
3* |
60 |
0,8 |
0,14 |
2,7*10-2 |
>7,8 |
4 |
hennep: o.g. |
kaswittevlieg, groene perzikluis |
0,072 |
3* |
60 |
0,8 |
0,082 |
1,6*10-2 |
>4,6 |
5 |
appel en peer, jong gewas: v.g. |
bladluizen |
0,12 |
3* |
60 |
0,8 |
0,137 |
2,7-10-2 |
>7,7 |
6 |
appel: v.g. |
bladluizen |
0,18 |
3* |
60 |
0,5 |
0,129 |
2,5*10-2 |
>7,2 |
7 |
peer: v.g. |
bladluizen |
0,144 |
3* |
60 |
0,8 |
0,165 |
3,2-10-2 |
>9,2 |
8 |
appel, jong gewas: v.g. |
appelzaagwesp, groene appelwants |
0,12 |
3* |
60 |
0,8 |
0,137 |
2,7*10-2 |
>7,7 |
9 |
appel: v.g. |
appelzaagwesp, groene appelwants |
0,18 |
3* |
60 |
0,5 |
0,129 |
2,5*10-2 |
>7,2 |
10 |
peer, jong gewas: v.g. |
groene appelwants |
0,12 |
3* |
60 |
0,8 |
0,137 |
2,7*10-2 |
>7,7 |
11 |
peer: v.g. |
groene appelwants |
0,144 |
3* |
60 |
0,8 |
0,165 |
3,2*10-2 |
>9,2 |
12 |
pruim, kers: v.g. |
groene appelwants |
0,18 |
3* |
60 |
0,8 |
0,206 |
4,0*10-2 |
>11,5 |
13 |
pruim, kers: v.g. |
bladluizen |
0,18 |
3* |
60 |
0,8 |
0,206 |
4,0*10-2 |
>11,5 |
14 |
rode, witte, zwarte en kruisbes: v.g. |
bladluizen |
0,144 |
3* |
60 |
0,8 |
0,165 |
3,2*10-2 |
>9,2 |
15 |
rode, witte, zwarte, blauwe en
kruisbes: v.g. |
groene appelwants |
0,144 |
3* |
60 |
0,8 |
0,165 |
3,2*10-2 |
>9,2 |
16 |
blauwe bes |
bladluizen |
0,144 |
3* |
60 |
0,8 |
0,165 |
3,2*10-2 |
>9,2 |
17 |
aardbei |
bladluizen |
0,072 |
3* |
60 |
0,8 |
0,082 |
1,6*10-2 |
>4,6 |
18 |
braam, framboos, loganbes,
taybes : v.g. en o.g. |
bladluizen |
0,144 |
3* |
60 |
0,8 |
0,165 |
3,2*10-2 |
>9,2 |
19 |
aardbei: o.g. |
bladluizen |
0,168 |
3* |
60 |
0,8 |
0,192 |
3,8*10-2 |
>10,8 |
20 |
aardbei: v.g. |
larven kaswittevlieg |
0,072 |
4 |
7 |
0,8 |
0,084 |
1,6*10-2 |
>4,7 |
21 |
aardbei: o.g. |
larven kaswittevlieg |
0,168 |
4 |
7 |
0,8 |
0,197 |
3,9*10-2 |
>11,3 |
22 |
augurk, courgette: v.g. |
bladluizen |
0,096 |
3* |
60 |
0,8 |
0,110 |
1,9*10-2 |
>6,2 |
23 |
bloembol, bloemknol, bolbloemgewassen:
v.g. |
bladluizen |
0,12 |
3* |
60 |
0,8 |
0,137 |
2,7*10-2 |
>7,7 |
24 |
gladiool: v.g. |
gladiolentrips |
0,12 |
3 |
7-10 |
0,8 |
0,141 |
2,8*10-2 |
>7,9 |
25 |
bloemisterijgewassen: v.g. |
bladluizen |
0,12 |
3* |
60 |
0,8 |
0,137 |
2,7*10-2 |
>7,7 |
26 |
bloemisterijgewassen: v.g. |
larven kaswittevlieg |
0,12 |
4 |
7 |
0,8 |
0,141 |
2,8*10-2 |
>7,9 |
27 |
boomkwekerijgewassen, vaste planten:
v.g. |
bladluizen |
0,12 |
3* |
60 |
0,8 |
0,137 |
2,7*10-2 |
>7,7 |
28 |
boomkwekerijgewassen, vaste planten:
v.g. |
larven kaswittevlieg |
0,12 |
4 |
7 |
0,8 |
0,141 |
2,8*10-2 |
>7,9 |
29 |
openbaar groen: v.g. |
bladluizen |
0,12 |
3* |
60 |
0,8 |
0,137 |
2,7*10-2 |
>7,7 |
30 |
vruchtgroenten:
o.g. |
bladluis |
0,18 |
3 |
60 |
0,8 |
0,206 |
4,0*10-2 |
>11,5 |
31 |
vruchtgroenten:
o.g. |
larven kaswittevlieg |
0,18 |
4 |
7 |
0,8 |
0,234 |
4,6*10-2 |
>13,1 |
32 |
vruchtgroenten:
substraatteelt o.g. |
larven kaswittevlieg |
0,24 |
3 |
60 |
- |
- |
- |
- |
33 |
bloembol, bloemknol en bolbloem-gewassen: o.g. |
bladluis |
0,12 |
3 |
60 |
0,8 |
0,137 |
2,7*10-2 |
>7,7 |
34 |
gladiool: o.g. |
gladiolentrips |
0,12 |
3 |
7-10 |
0,8 |
0,156 |
3,1*10-2 |
>8,7 |
35 |
bloemisterijgewassen,
boomkwekerijge-wassen en vaste
planten: o.g. |
bladluis |
0,12 |
3 |
60 |
0,8 |
0,137 |
2,7*10-2 |
>7,7 |
36 |
bloemisterijgewassen,
boomkwekerijge-wassen en vaste
planten: o.g. |
kaswittevlieg |
0,12 |
4 |
7 |
0,8 |
0,156 |
3,1*10-2 |
>8,7 |
*de
toepassingen met interval van 60 dagen worden beschouwd als enkelvoudige
toepassingen
Uit bovenstaande tabel blijkt een gering acuut risico voor regenwormen. Derhalve voldoen alle onderhavige toepassingen op basis van thiacloprid aan de acute norm voor regenwormen zoals opgenomen in de UB.
Wat het chronische risico betreft, blijkt uit tabel M.26 dat bij alle aangevraagde toepassingen de normoverschrijding >1. Derhalve voldoen alle onderhavige toepassingen in eerste instantie niet aan de subletale norm voor regenwormen zoals opgenomen in de UB. Derhalve dient een adequate risicobeoordeling uitgevoerd te worden.
Er is een veldstudie uitgevoerd waarbij de SC 480
formulering werd toegepast in een tweevoudige dosering van 0,150 en 0,250 kg
w.s./ha, met een spuitinterval van 3 weken in mei 1995. De abundantie in de
controle was hoog met dichtheden van 79 tot 329 wormen/m2, er werden
6 verschillende soorten geïdentificeerd. Na 7 weken waren in beide
behandelingen de aantallen juvenielen en adulten van alle soorten afgenomen ten
opzichte van de controle. De verschillen waren niet significant, met
uitzondering van de aantallen adulte Lumbricus
castaneus bij de lage dosering. Na 5 maanden was de abundantie en
biomassa van adulte L. terrestris
significant lager bij de dosering van 0,125 kg w.s./ha, de reductie in
aantallen was ook na 1 jaar significant. Op deze tijdstippen werd bij de hoge
dosering van 0,250 kg w.s./ha geen significante afname in abundantie of
biomassa gevonden ten opzichte van de controle.
Bij de hoge dosering van 0.250 kg a.i./ha was er vanaf 5 maanden na behandeling sprake van een toename in de aantallen voor de epilobe soorten, waaronder Aporrectodea caliginosa en A. terrestris longa. De tanylobe Lumbricus-soorten vertoonden bij deze dosering een afname, die werd veroorzaakt door een verminderd aantal juvenielen.
De variabiliteit van het voorkomen van regenwormen in het veld in beschouwing nemend, kan worden geconcludeerd dat in deze studie de regenwormpopulatie niet negatief is beïnvloed.
De vraag is nu of de in de studie gebruikte dosering relevant is voor de aangevraagde toepassingen. In eerste instantie lijkt dat niet zo te zijn, omdat de geteste dosering maximaal 0,250 * 2 = 0,5 kg/ha, terwijl de aangevraagde toepassingen maximale doseringen hebben van 0,168 * 4 = 0,672 kg/ha hebben. Hierbij is echter geen rekening gehouden met afbraak van het residu in de grond, wat niet realistisch is gezien de zeer snelle afbraak in grond van thiacloprid. De werkelijke uiteindelijke dosering kan bepaald worden met behulp van de zogenaamde Multiple Application Factor (MAF). Hierin zijn de halfwaardetijd in grond (1,3 d), het interval en de frequentie verwerkt (MAF=(1--(ln2/DT50)*n*i) ) / (1-(-(ln2/DT50)*i)), waarin n = frequentie en i = interval, zoals beschreven in het Guidance Document for Birds and Mammals). De enkelvoudige dosering wordt vermenigvuldigd met de MAF om de uiteindelijke dosering te krijgen.
Voor de geteste dosering geldt: interval 21 d, freq 2: MAF 1,0 dus uiteindelijke dosering 0,250 * 1,0 = 0,250 kg/ha.
Voor de aangevraagde toepassingen geldt:
interval 60 d, freq 3: MAF 1,0 dus maximale uiteindelijke dosering 0,18 * 1,0 = 0,18 kg/ha
interval 7 d, freq 3: MAF 1,02 dus maximale uiteindelijke dosering 0,12 * 1,02 = 0,12 kg/ha
interval 7 d, freq 4: MAF 1,02 dus maximale uiteindelijke dosering 0,18 * 1,02 = 0,18 kg/ha.
Hieruit blijkt dat alle aangevraagde toepassingen een lagere uiteindelijke dosering hebben dan de geteste dosering. De dosering in de veldstudie, waarbij geen effecten op regenwormen zijn gevonden, is dus relevant voor alle aangevraagde toepassingen. Hiermee voldoen alle aangevraagde toepassingen aan de subletale norm zoals vastgesteld in de UB.
m02
Voor metaboliet m02 is een LC50 > 1000 mg/kg beschikbaar. Toetsing van deze waarde aan de hoogste PIECbodem van 0,206 mg/kg van de moederstof geeft een normoverschrijding van 2,1*10-2. Hiermee voldoet metaboliet m02 aan de acute norm voor regenwormen zoals opgenomen in de UB. Het subletale risico is gedekt door bovenstaande veldstudie.
Andere bodem-macro-organismen
Voor m02 is voor Folsomia candida een NOEC (reproductie) beschikbaar van 10 mg/kg droge grond. Deze wordt getoetst aan de hoogste PIEC bodem van 0,206 mg/kg van de moederstof. Met een veiligheidsfactor 10 bedraagt de norm 1 mg/kg. De normoverschrijding is dan 0,2. Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat m02 een gering risico oplevert voor springstaarten.
Risicobeoordeling voor bodemmicro-organismen
Bij concentraties van 0,26 en 2,6 mg w.s./kg (overeenkomend met resp. 0,1875 en 1,875 kg w.s./ha) werden geen effecten op de respiratie en de stikstofcyclus gevonden. De maximale dosering van thiacloprid op grond is 0,18 kg w.s./ha. Het risico voor bodemmicro-organismen door toepassing met thiacloprid wordt derhalve gering geacht. Voor m02 kan ervan worden uitgegaan dat deze metaboliet voldoende is meegenomen in de test, aangezien het maximale vormingspercentage binnen de range van de testduur bereikt wordt.
Alle toepassingen voldoen aan de normen voor bodem-microorganismen zoals opgenomen in de UB.
Etikettering
Voorstel voor classificatie werkzame stof thiacloprid (symbolen en
R-zinnen)
(EU-classificatie)
Symbool: |
N |
met als onderschrift: Milieugevaarlijk |
R-zinnen |
R50/53 |
Zeer vergiftig voor in het water levende organismen, kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken. |
Voorstel voor classificatie en etikettering
formulering met betrekking tot het milieu
Op basis van bovenstaand profiel van de stof, de geleverde formuleringstoxicologie voor het middel en de eigenschappen van de hulpcomponenten, wordt voorgesteld het middel als volgt te etiketteren:
(De in onderstaande tabel gebruikte nummering komt overeen
met de nummering in het Collegebesluit, § IV, Verpakking en etikettering:)
2c) |
Gevaarsymbool: |
N |
aanduiding: |
Milieugevaarlijk |
|
R-zinnen1 |
50/53 |
Zeer vergiftig voor in het water levende organismen, kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken. |
|
|
|
|
|
|
|
S-zinnen2 |
60 |
Deze stof en de verpakking als gevaarlijk
afval afvoeren. (Deze zin hoeft niet te worden vermeld op het etiket indien u
deelneemt aan het verpakkingenconvenant, en op het etiket het STORL-vignet
voert, en ingevolge dit convenant de toepasselijke zin uit de volgende
verwijderingszinnen op het etiket vermeldt: 1) Deze verpakking is
bedrijfsafval, mits deze is schoongespoeld, zoals wettelijk is
voorgeschreven. 2) Deze verpakking is bedrijfsafval, nadat deze volledig is
geleegd. 3) Deze verpakking dient nadat deze volledig is geleegd te worden
ingeleverd bij een KCA-depot. Informeer bij uw gemeente.) |
|
|
|
61 |
Voorkom lozing in het milieu. Vraag om speciale instructies/veiligheidskaart. |
1 Zinnen afkomstig uit 67/548 (code R..), 91/414/EG, annex IV (Code RS..) of nationaal toegekende zinnen (code G..)
2 Zinnen afkomstig uit 67/548 (code S..), 91/414/EG, annex V (Code SP..) of nationaal toegekende zinnen (code V..)
3 Zinnen
afkomstig uit 1999/45/EG (code DPD..)
Conclusie met betrekking tot milieu
1. De werkzame stof thiacloprid voldoet aan de normen voor persistentie zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB).
2. De metaboliet m02 voldoet niet aan de normen voor persistentie zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB). Indien een maximale toepassingsfrequentie in acht wordt genomen van 2x bij toepassing 6, 7, 9, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 18, 19, 21, 30 en 31, en een maximale toepassingsfrequentie van 3x bij toepassing 26, 28 en 36, voldoen alle toepassingen van Calypso wat betreft metaboliet m02 aan de norm voor persistentie zoals vastgesteld in de UB.
3. Alle onderhavige toepassingen voldoen voor wat betreft thiacloprid aan de normen voor uitspoeling zoals opgenomen in Uniforme Beginselen (UB).
4. Alle onderhavige toepassingen voldoen voor wat betreft metaboliet m02 aan de normen voor uitspoeling zoals opgenomen in Uniforme Beginselen (UB).
5. Alle onderhavige toepassingen op basis van thiacloprid voldoen aan de normen voor toxiciteit waterorganismen en sedimentorganismen zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen, mits driftreducerende maatregelen in acht worden genomen.
6. Alle onderhavige toepassingen op basis van metaboliet m02 voldoen aan de normen voor toxiciteit waterorganismen en sedimentorganismen zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB).
7. Thiacloprid voldoet aan de normen voor bioconcentratie zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB).
8. De metaboliet m02 voldoet aan de normen voor bioconcentratie zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB).
9. Alle onderhavige toepassingen op basis van thiacloprid voldoen aan de norm voor vogels zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB).
10. Alle onderhavige toepassingen op basis van thiacloprid voldoen aan de norm voor zoogdieren zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB).
11. Alle onderhavige toepassingen op basis van thiacloprid voldoen aan de norm voor bijen en hommels zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB).
12. De
aangevraagde kastoepassingen en vollegrondstoepassingen waarbij natuurlijke
vijanden worden ingezet, voldoen niet aan de norm voor niet-doelwit
arthropoden zoals opgenomen in de UB. Ter bescherming van arthropoden die
worden ingezet als natuurlijke vijanden dient op het etiket de volgende
waarschuwingszin te worden geplaatst: “Dit middel is schadelijk voor
niet-doelwitarthropoden. Vermijd onnodige blootstelling”. De aangevraagde
veldtoepassingen, met uitzondering van die toepassingen waarbij natuurlijke
vijanden worden ingezet, voldoen aan de norm voor niet-doelwitarthropoden zoals
opgenomen in de UB.
13. Alle onderhavige toepassingen op basis van thiacloprid voldoen aan de norm voor regenwormen zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen
14. Alle onderhavige toepassingen op basis van m02 voldoen aan de norm voor regenwormen zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen
15. Alle onderhavige toepassingen op basis van thiacloprid voldoen aan de norm voor bodemmicro-organismen zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB).
16. Alle onderhavige toepassingen op basis van m02 voldoen aan de norm voor bodemmicro-organismen zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB).
Vragen voor toekomstige beoordeling
Ter bevestiging dienen voor een toekomstige beoordeling van het risico bij veldtoepassingen waarbij geen natuurlijke vijanden worden ingezet aged residue testen geleverd te worden met twee gevoelige arthropodensoorten (andere dan Coccinella septempunctata).
Conclusie
Bij gebruik volgens
het Wettelijk Gebruiksvoorschrift en Gebruiksaanwijzing is het middel Calypso,
op basis van de werkzame stof thiacloprid, voldoende werkzaam en heeft het geen schadelijke uitwerking op de
gezondheid van de mens en het milieu (artikel 3 en 3a van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962).
In het Wettelijk Gebruiksvoorschrift en
Gebruiksaanwijzing dient opgenomen te worden:
- Dit middel is schadelijk voor niet-doelwitarthropoden. Vermijd onnodige blootstelling.
- Om de bodemorganismen te beschermen mag u dit product in de toepassingen in groot fruit (met uitzondering van jong gewas), klein fruit (met uitzondering van aardbeien in de vollegrond) en vruchtgroenten onder glas (met uitzondering van substraatteelt) ten hoogste tweemaal gebruiken en in de toepassingen in bloemisterijgewassen en boomkwekerijgewassen (in de vollegrond en onder glas) ten hoogste driemaal gebruiken.
- De aangevraagde
driftreducerende maatregelen dienen in het WGGA opgenomen te worden.
In de teelt van appels en
peren, jong gewas, vóór 1 mei:
In de teelt van appels en peren, jong gewas na 1 mei:
In de teelt van appels,
pruimen en kersen, vóór 1 mei:
In de teelt van appels, pruimen en kersen, na 1 mei:
In de teelt van peren,
vóór 1 mei:
In de teelt van peren, na 1 mei:
In de teelt van aardbei in de vollegrond:
In de teelt van bloemisterijgewassen in de vollegrond:
In de teelt van boomkwekerijgewassen en vaste planten tegen bladluizen:
In de teelt van boomkwekerijgewassen (met uitzondering van opzetters) en vaste planten tegen de larven van de kaswittevlieg:
De etikettering wordt als volgt vastgesteld.
1 |
Stoffen die met chemische benaming op het etiket moeten worden vermeld (andere zeer giftige, giftige, bijtende of schadelijke stoffen): |
|||
|
- |
|||
2c) |
Gevaarsymbool: |
Xn |
aanduiding: |
schadelijk |
|
|
N |
|
milieugevaarlijk |
|
R-zinnen1 |
20/22 |
Schadelijk bij inademing en bij opname door de mond. |
|
|
|
40 |
Carcinogene effecten zijn niet uitgesloten. |
|
|
|
43 |
Kan overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid. |
|
|
|
50/53 |
Zeer vergiftig voor in het water levende organismen, kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken. |
|
|
|
|
|
|
|
S-zinnen2 |
21 |
Niet roken tijdens gebruik |
|
|
|
23 |
Spuitnevel niet inademen |
|
|
|
36/37 |
Draag geschikte handschoenen en beschermende kleding. |
|
|
|
46 |
In geval van inslikken, onmiddellijk een arts raadplegen en verpakking of etiket tonen. |
|
|
|
60 |
Deze stof en de verpakking als gevaarlijk
afval afvoeren. (Deze zin hoeft niet te worden vermeld op het etiket indien u
deelneemt aan het verpakkingenconvenant, en op het etiket het STORL-vignet
voert, en ingevolge dit convenant de toepasselijke zin uit de volgende
verwijderingszinnen op het etiket vermeldt: 1) Deze verpakking is
bedrijfsafval, mits deze is schoongespoeld, zoals wettelijk is voorgeschreven.
2) Deze verpakking is bedrijfsafval, nadat deze volledig is geleegd. 3) Deze
verpakking dient nadat deze volledig is geleegd te worden ingeleverd bij een
KCA-depot. Informeer bij uw gemeente.) |
|
|
|
61 |
Voorkom lozing in het milieu. Vraag om speciale instructies/veiligheidskaart. |
|
2d) |
Specifieke vermeldingen: DPD-zinnen3 |
SPo2 |
Was alle beschermende kleding na gebruik |
|
|
|
|
|
|
2f) |
Gewasbeschermings-middelenzin: DPD-zin |
DPD014 |
Volg de gebruiksaanwijzing om gevaar voor mens en milieu te voorkomen |
|
2h) 5 |
Kinderveilige sluiting verplicht? |
nvt |
||
|
Voelbare gevaarsaanduiding verplicht? |
nvt |
De huidige beoordeling en besluitvorming zijn overeenkomstig de in bijlage VI bij Richtlijn 91/414/EEG vastgelegde uniforme beginselen op basis van een dossier dat beantwoordt aan de eisen van bijlage III bij die richtlijn.
Besluit
·
Het College besluit de aanvraag tot uitbreiding van
de toelating van het bestrijdingsmiddel Calypso, 20040191 UG, op basis van
thiacloprid, toegepast als insectenbestrijdingsmiddel
in de grondgebonden teelt onder glas en
buitenteelt door middel van: I. gewasbehandeling van aubergine, augurk,
courgette, komkommer, paprika, pattison, Spaanse peper en tomaat, bloembol-,
bloemknol- en bolbloemgewassen, bloemisterijgewassen en boomkwekerijgewassen
en vaste planten en II druppelbehandeling, mits
toegepast na 1 maart van aubergine, paprika, Spaanse peper, tomaat, grootfruit,
kleinfruit (ondermeer aardbeien), aardappelen, bieten, hennep en openbaar
groen te honoreren op grond van art. 3 en 3a van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962. · Het College besluit de aanvraag tot herregistratie van de toelating van het bestrijdingsmiddel Calypso, 20040491 THG, op basis van thiacloprid, toegepast als insectenbestrijdingsmiddel in I. de niet-grond gebonden teelt onder glas door middel van gewasbehandeling van aubergine, augurk, courgette, komkommer, paprika, pattison, Spaanse peper en tomaat, bloembol-, bloemknol- en bolbloemgewassen, bloemisterijgewassen, boomkwekerijgewassen en vaste planten en door middel van druppelbehandeling, mits toegepast na 1 maart, aubergine, paprika, Spaanse peper en tomaat; II de grondgebonden teelt onder glas en buitenteelt
door middel van: gewasbehandeling van aubergine, augurk, courgette, komkommer, paprika, pattison, Spaanse peper en tomaat, bloembol-, bloemknol- en bolbloemgewassen, bloemisterijgewassen en boomkwekerijgewassen en vaste planten en III. druppelbehandeling, mits toegepast na 1 maart van aubergine, paprika, Spaanse peper, tomaat, grootfruit, kleinfruit (ondermeer aardbeien), aardappelen, bieten, hennep en openbaar groen te honoreren op grond van art. 3 en 3a van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962. · Als (nieuwe) einddatum voor thaicloprid wordt 31 december 2014 vastgesteld. · Als expiratiedatum wordt 31 december 2014 vastgesteld (= einddatum thiacloprid). · Etikettering
|
HET
COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN BESTRIJDINGSMIDDELEN,
(voorzitter)