Het College
voor de Toelating
van
Bestrijdingsmiddelen,
overwegende, dat het besluit tot toelating van het middel
nr. 9701 N d.d 13 april 1997 dient te worden gewijzigd en het in verband daarmee wenselijk is dit besluit in te trekken en daarom in de plaats, gelet op de artikelen 3, 3a, 4 en 5 van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (Stb. 288), het volgende besluit vast te stellen,
§ I Toelating
§ II Samenstelling,
vorm en afwerking
Onverminderd hetgeen
omtrent de samenstelling, vorm en afwerking bij de Regeling samenstelling
bestrijdingsmiddelen is bepaald, moeten:
§ III Gebruik
Het bestrijdingsmiddel mag slechts worden gebruikt met inachtneming van hetgeen in bijlage I dezes, onder A. is voorgeschreven.
§ IV Verpakking en
etikettering
Overeenkomstig artikel 15c, lid 1, onder b van de Nadere regels verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten:
- aard van het preparaat: vloeistof
Overeenkomstig artikel 15d, lid 1 (biociden) en artikel 15e, onder b (gewasbeschermingsmiddelen) van de Nadere regels verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten:
- Werkzame stof: |
- Gehalte: |
|
||
|
cyfluthrin |
50 g/l |
||
Overeenkomstig artikel 14, lid 1 tot en met lid 3 van de Nadere regels verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten:
- andere zeer giftige, giftige, bijtende of schadelijke stof(fen):
a.
hetgeen in bijlage I onder A. is vermeld.
b.
de in bijlage I dezes onder B. opgenomen tekst, met dien verstande, dat niet
alle daarin aangegeven toepassingen behoeven te worden vermeld en de inhoud
dier tekst slechts mag worden aangevuld met technische aanwijzingen voor een
goede bestrijding, mits deze niet met die tekst in strijd zijn.
c.
overeenkomstig
artikel 14, lid 4 tot en met lid 13 van de Nadere regels verpakking en
aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten, letterlijk en zonder enige
aanvulling, tenzij bij de veiligheidsaanbeveling cursief is aangegeven
dat een keuze moet worden gemaakt; dan dient de optie die van toepassing is op
het etiket te worden vermeld:
- Gevaarsymbool: |
- Aanduiding: |
|
||
|
N Xi |
Milieugevaarlijk Irriterend |
||
-
Waarschuwingszinnen:
Kan overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid.
Vergiftig voor in het water levende organismen; kan in het aquatisch
milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken.
-
Veiligheidsaanbevelingen:
Niet roken tijdens gebruik.
Draag geschikte handschoenen en beschermende kleding.
Voorkom lozing in het milieu. Vraag om speciale
instructies / veiligheidsgegevenskaart.
Voedingswaren, keukengerei, aquaria en vogelkooien
goed afdekken, aquariumpompen uitschakelen.
Niet
toepassen op plaatsen die toegankelijk zijn voor kinderen van 0-4 jaar.
d.
overeenkomstig
artikel 14, lid 13 en lid 14 van de Nadere regels verpakking en aanduiding
milieugevaarlijke stoffen en preparaten, letterlijk en zonder enige aanvulling:
-
Specifieke
vermeldingen:
-
e. n.v.t.
f. n.v.t.
g. n.v.t.
h. n.v.t.
Degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is
betrokken kan gelet op artikel 8 van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 en artikel
7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, binnen zes weken na de dag
waarop dit besluit bekend is gemaakt, een bezwaarschrift indienen bij: het
College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen (Ctb), Postbus 217,
6700 AE WAGENINGEN. Het Ctb heeft niet de mogelijkheid van het elektronisch
indienen van een bezwaarschrift opengesteld.
HET
COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN BESTRIJDINGSMIDDELEN,
(voorzitter)
Aan:
Energieweg 1
3641 RT
MIJDRECHT
HET COLLEGE VOOR DE
TOELATING VAN BESTRIJDINGSMIDDELEN
BIJLAGE I bij het wijzigings- en verlengingsbesluit d.d. 27 oktober 2006 van het middel
Solfac-Vloeibaar, toelatingsnummer 9701 N
A.
WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT
Toegestaan is uitsluitend het gebruik als middel ter bestrijding van:
1. Kruipende insecten en vliegen in opslag-, verblijfs- en bedrijfsruimten voor pleksgewijze behandeling van naden en kieren en oppervlakken op plaatsen waar kinderen met een leeftijd van 0 – 4 jaar niet kunnen komen.
Met zodanige apparatuur gebruiken dat het middel
onder lage druk en met grove druppel wordt toegepast en met dien verstande,
dat tijdens de behandeling geen mensen en huisdieren, noch onverpakte
voedingsmiddelen in de ruimte aanwezig mogen zijn en onverpakte grondstoffen
voor de voedingsmiddelen- en veevoederindustrie moeten zijn afgedekt.
2.
Kruipende insecten
en vliegen op vuilstortplaatsen, met dien verstande dat toepassing
uitsluitend is toegestaan indien de vuilstortplaats niet grenst aan een
watergang
3.
Vliegen in verblijfplaatsen
voor vee en pluimvee, alsmede bloedluis en tempexkever in verblijfplaatsen
voor pluimvee, met dien verstande dat:
|
a. |
toepassing moet plaatsvinden met behulp van
zodanige apparatuur, dat het middel onder lage druk en met grove druppel
wordt gespoten. |
|
b. |
voedermiddelen, melkapparatuur, alsmede voer- en
drinkbakken vooraf dienen te worden verwijderd of afgedekt. |
Het middel is uitsluitend bestemd voor professioneel gebruik.
B.
GEBRUIKSAANWIJZING
1.
Opslag-,
verblijfs- en bedrijfsruimten.
|
Het middel kan worden toegepast in
opslagplaatsen en bedrijfsruimten zoals fabrieken, keukens, kantoren, aan
boord van schepen, in woon- en andere
Daarom dient men bij het schoonmaken de
behandelde plaatsen zoveel |
|
mogelijk over te slaan. Controle op het effect
en indien nodig herhalen van de behandeling is geboden. Toepassen in een
verdunning van 0,8% d.w.z. 40 ml Solfac-Vloeibaar per 5 liter water. Na het
sluiten van de spuitapparatuur het mengsel goed schudden. Behandel de
plaatsen waar kruipende insecten zich kunnen schuilhouden en let daarbij op
vochtige, warme plaatsen bijv. achter en onder apparatuur, radiatoren, gootsteen,
in naden en kieren, langs en achter plinten e.d. Ter bestrijding van vlooien en larven
van tapijtkevers vooral de niet belopen gedeelten van de vloerbedekking
behandelen. Als richtlijn kan gelden het gebruik van 1 liter
spuitvloeistof per 20 m˛ vloeroppervlak. Ter bestrijding van vliegen die plaatsen
behandelen, waar ze gewoonlijk "rusten", zoals balken,
steunbalken, plafonds en rond ramen. |
|
|
|
Nooit hele wanden behandelen. Bij de behandeling van naden en kieren dient men
de spuitdop langs deze schuilplaatsen te strijken. Vóór het weer in gebruik
nemen, de ruimten gedurende tenminste 2 uur grondig ventileren. Oppervlakken
waarop het middel is terecht gekomen en waarmee voedingsmiddelen (bijv.
tijdens de bereiding of de opslag) direct in contact kunnen komen, dienen na de ventilatieperiode eerst
grondig te worden gereinigd. Onverpakte grondstoffen dienen op deugdelijke
wijze te worden afgedekt, bij voorkeur met plastic folie. Middel niet toepassen op huisdieren en
planten. |
|
|
|
Attentie Het middel is giftig voor vissen,
derhalve het middel zodanig toepassen dat het niet in bijv. aquaria terecht
kan komen. Aquaria dienen te worden afgedekt; luchtpompje
afzetten. |
|
|
|
Ter bestrijding van o.m. graanklanders in
lege opslagplaatsen dient men het middel toe te passen in dezelfde verdunning
van 0,8% d.w.z. 40 ml middel in 5 liter water door behandeling van naden en
kieren (schuilplaatsen) in wanden en vloeren, Deze oppervlakken behoeven
na de ventilatieperiode niet te worden gereinigd. |
Waarschuwing
Dit middel is gevaarlijk voor vissen en andere
waterorganismen.
HET COLLEGE VOOR DE
TOELATING VAN BESTRIJDINGSMIDDELEN
BIJLAGE II bij het wijzigings- en verlengingsbesluit d.d. 27 oktober 2006 van het middel Solfac-Vloeibaar, toelatingsnummer 9701 N
De stof cyfluthrin
wordt gebruikt in verschillende toepassingsgebieden. Per toepassingsgebied is
de stof ingedeeld in aangewezen stoffen (voorheen b-en c-stoffen) en
niet-aangewezen stoffen (voorheen a-stoffen). Cyfluthrin is voor de
toepassingsgebieden C, L en V een aangewezen stof. Voor het toepassingsgebied H
is het een niet-aangewezen stof.
Het betreft
aanvragen tot verlenging van de toelatingen voor het toepassingsgebied H;
insectenbestrijdingsmiddelen voor gebruik in en om woningen, alsmede voor
beroepsmatig gebruik in opslag-, bedrijfs- en verblijfsruimten e.d. op basis
van de werkzame stof cyfluthrin. De verlengingsaanvragen betreffen de middelen
BOLFO FLEEGARD Spray (12325 N) en Solfac-Vloeibaar (9701 N), een overzicht van
de toepassingen is te vinden in tabel 1. Aangezien alleen het toepassingsgebied
H een niet-aangewezen stof is, zullen alleen de toepassingen die daar onder
vallen beoordeeld worden. Toepassingsgebieden waarbij cyfluthrin valt onder de
aangewezen stoffen, in dit geval toepassingesgebied V worden verlengd volgens
artikel 25 d van de bestrijdingsmiddelenwet.
In BOLFO FLEEGARD
Spray zit er naast de werkzame stof cyfluthrin ook de werkzame stof
pyriproxyfen. Deze stof wordt behandeld als aangewezen stof. Beoordeling van
deze stof zal plaatsvinden in het kader van de Europese herbeoordeling van
bestaande biocide stoffen.
De einddatum van de
werkzame stof cyfluthrin is 1 januari 2007. Cyfluthrin is een niet-aangewezen
stof (A-stof) voor het toepassingsgebied H.
Eerdere besluitvorming door
het College
In C-152.3.3 is het
volgende besloten:
·
Ten behoeve van de besluitvorming dienen voor middel
Solfac-Vloeibaar
(20030339 TVB) de
volgende aanvullende gegevens geleverd te worden. De gegevens dienen, rekening
houdend met de duur van het langstlopende onderzoek, uiterlijk 1 januari 2006
geleverd te worden:
· Voor het aspect
fysische en chemische eigenschappen:
*
Stabiliteit tijdens opslag / Houdbaarheid tijdens
opslag bij omgevingstemperatuur. Bepaling van de chemische en fysische
houdbaarheid in de originele handelsverpakking volgens GIFAP 17
(C.4.1.a/C.4.3.1.a).
*
Oxiderend eigenschappen volgens EC-A21 (C7.1a).
*
Het is onduidelijk uit het geleverde
onderzoeksrapport op te maken of de viscositeit van het middel onafhankelijk is
van de shear rate. Indien de viscositeit afhankelijk is van de shear rate dient
de viscositeit minimaal bij twee verschillende shear rates te worden gemeten en
gerapporteerd. Een toelichting dient geleverd te worden (C3.02a).
·
In de
Wettelijke gebruiksvoorschriften van beide middelen wordt de waarschuwingszin
“het gebruik is alleen toegestaan op plaatsen waar kinderen met een
leeftijd van 0-4 jaar niet kunnen komen.” opgenomen.
·
Als nieuwe einddatum voor cyfluthrin wordt 1 januari
2007 vastgesteld.
Stand van zaken met betrekking tot de aanvragen
Op 1 september 2003
is voor Solfac-Vloeibaar de verlengingsaanvraag ontvangen. Op
12 september 2003 werden de verschuldigde aanvraagkosten ontvangen. De aanvraag
is op 18 november 2003 niet in behandeling genomen vanwege het ontbreken van
gegevens voor de aspecten fysische en chemische eigenschappen, toxicologie en
residu. Op 15 januari 2004,
22 januari 2004 en 26 juli 2004 zijn ontbrekende gegevens ontvangen. Op 12
augustus 2004 is de aanvraag in behandeling genomen. Op 27 augustus 2004 werden
de verschuldigde beoordelingskosten ontvangen. Op 24 december 2004 zijn
aanvullende vragen gesteld voor de aspecten fysische en chemische
eigenschappen.Op 12 december 2005 zijn aanvullende gegevens geleverd. De
aanvullende gegevens zijn op 9 februari 2006 in behandeling genomen. Op 14
februari 2006 werden de verschuldigde beoordelingkosten ontvangen. Op
16 januari 2007 eindigt de 48 weken termijn.
Tabel 1
Toepassingsoverzicht
Middel |
Toepassing |
Max. dosering
cyfluthrin |
Overige werkzame stof |
Toepassings-gebied |
BOLFO FLEEGARD
Spray |
ter bestrijding van larven en volwassen vlooien in
woningen uitsluitende voor pleksgewijze toepassing in hoeken, naden en kieren
van woonruimten en andere ruimten waarbij contact met eet- en drinkwaren is
uitgesloten. |
20 mg / m2 |
pyriproxyfen |
H |
Solfac-Vloeibaar |
ter
bestrijding van kruipende insecten en vliegen in opslag-, verblijfs- en
bedrijfs-ruimten voor pleksgewijze behandeling van naden, kieren en
oppervlakten. |
21 mg/ m2 |
|
H |
Solfac-Vloeibaar |
ter
bestrijding van kruipende insecten en vliegen op vuilstortplaatsen. |
21
mg/ m2 |
|
H |
Solfac-Vloeibaar |
ter bestrijding van vliegen
in verblijfs-plaatsen voor vee en pluimvee, alsmede bloedluis en tempexkever
in verblijfplaatsen voor pluimvee. |
21 mg/ m2 |
|
V* |
*is een toepassinggebied waarvoor
de stof cyfluthrin een aangewezen stof is. Deze toepassing wordt daarom niet
meegenomen in de beoordeling van de verlengingsaanvraag.
Werkzaamheid
Op grond van
voorafgaande onderzoekingen, geleverd bij de aanvragen tot toelating, gevoegd
bij de praktijkervaringen mag worden aangenomen dat de toegelaten middelen op
basis van cyfluthrin werkzaam zijn.
Karakterisering van de stof
cyfluthrin
Cyfluthrin is een insecticide van de laatste generatie pyrethroiden en werkt vooral als contactgif. Het heeft een snelle knock-down werking en een lange nawerking, zelfs bij lage doseringen.
Profiel fysische en chemische eigenschappen
Werkzame stof Cyfluthrin
Voor de fysische en
chemische eigenschappen wordt gebruik gemaakt van de eindpuntentabel van
augustus 2002 zoals die als onderdeel van de monografie is opgesteld en
besproken is in de ECCO bijeenkomsten.
Hoewel deze
eindpuntentabel is opgesteld voor de EU beoordeling voor
gewasbeschermingsmiddelen is dit rapport ook representatief voor de beoordeling
van de stof als biocide.
Identity
Active substance (ISO Common Name) |
Cyfluthrin |
Chemical name
(IUPAC) |
(1RS,3RS;1RS,3SR)-3-
(2,2-dichloro-vinyl)-2,2-dimethyl-cyclopropane-carboxylic acid (RS)-cyano- |
Chemical name (CA) |
Cyclopropanecarboxylic
acid, 3-(2,2-dichloroethenyl)-2,2-dimethyl-,
cyano(4-fluoro-3-phenoxyphenyl)methyl ester |
CIPAC No |
385 |
CAS No |
68359-37-5
(unstated stereochemistry) |
EEC No (EINECS or
ELINCS) |
EINECS
number: 269-855-7 |
FAO Specification
(including year of publication) |
AGP:
CP/337 (1996) |
Minimum purity of
the active substance as manufactured (g/kg) |
920 g/kg |
Identity of relevant impurities (of toxicological, environmental
and/or other significance) in the active substance as manufactured (g/kg) |
No
relevant impurities specified |
Molecular formula |
C22H18Cl2FNO3 |
Molecular mass |
434.3
g/mol |
Structural formula |
|
Physical-chemical properties
Melting point (state purity) |
Isomer I 64.40
°C Isomer II 80.71
°C Isomer III 65.04
°C Isomer IV 106.19
°C Only one measurement of each isomer. |
Boiling point (state purity) |
Not
measurable, decomposition above 220 °C |
Temperature of decomposition |
DCS-measurement
(closed ampoule): |
Appearance (state purity) |
Physical
state, colour: |
Relative density (state purity) |
D420
= 1.281 |
Surface tension |
Not
applicable. The active substance is an oily, viscous mass with crystalline
parts. |
Vapour pressure (in Pa, state temperature) |
Isomer I: 9.6 · 10-7 Pa at 20 °C
II: 1.4 · 10-8 Pa at 20 °C
III: 2.1 · 10-8 Pa at 20 °C
IV: 8.5 · 10-8 Pa at 20 °C |
Henry’s law constant (in Pa·m3·mol-1) |
Isomer I: 1.9 · 10-1 Pa·mł·mol-1
II: 3.2 · 10-3 Pa·mł·mol-1
III: 4.2 · 10-3 Pa·mł·mol-1 IV: 1.3 · 10-2
Pa·mł·mol-1 |
Solubility in water (in g/l or mg/l, state
temperature) |
(listed is the average of 2 runs in which the
means of 5 samples from the saturation plateau of each run were determined) at pH 3: |
Solubility in organic solvents (in g/l or mg/l, state temperature) |
Isomer I |
Partition co-efficient (log Pow) (state pH and
temperature) |
Isomer I log Pow = 6.0 at 20 °C |
Hydrolytic stability (DT50) (state pH and
temperature) |
pH 4, 20
°C: > 1 year (all isomers) pH 7, 20
°C: 270 d (diastereomers I + II) 160 d (diastereomers III + IV) pH 9, 20
°C: 42 h (diastereomers I + II) 33 h (diastereomers III + IV) |
Dissociation constant
|
Not applicable |
UV/VIS absorption
(max.) (if absorption >290 nm state ε at wavelength) |
DAR
states an acceptable UV spectrum was submitted, however, no data was
presented. No endpoint can be established. |
Photostability (DT50) (aqueous, sunlight, state pH) |
[phenyl-UL-14C]cyfluthrin,
pH 5, 1 % acetonitrile: DT50:
12.2 d (medium-pressure mercury lamp) DT50:
< 1d (natural sunlight,
August/September, Kansas, 38°49’ North) |
Quantum yield of direct photo- transformation in water at λ > 290 nm |
0.0052 |
Photochemical oxidative
degradation in air |
Based on
the mean OH-radical concentration a half-life of 25.7 hours was calculated
for the chemical lifetime in the troposphere. |
Flammability/Flashpoint |
The test
EC A/10 is not relevant as the active substance as manufactured is neither a
solid nor a pasty material. The test EC A/12 is not necessary, because
reaction with water did not result in release of flammable gasses. Flashpoint
according to EC A9: 107 °C |
Auto-flammability |
415 °C (EC A15) |
Oxidative properties |
Not oxidising |
Explosive properties |
The measurement is not necessary. Thermal
degradation of the active substance as manufactured occurs only above 250 °C. |
Middel BOLFO FLEEGARD Spray
Formulation type (GIFAP code) |
AE (Aerosol spuitbus) |
Appearance |
Clear colourless solution |
Explosive
properties |
Not explosive (statement) |
Oxidative
properties |
Not oxidising (statement) |
Autoflammability |
425 °C |
Flashpoint |
<-35°C |
pH 1% solution |
nvt |
Particle size of
aerosol |
10 % < 40 μm 10 % > 360 μm |
Surface tension |
nvt |
Viscosity |
nvt |
Relative density |
± 0,68 g/cm3 at 20 °C (summary) |
Storage stability/Shelf
life |
2 year at 20-40 °C |
Content active
substance (g/l or g/kg) |
Cyfluthrin: 0.4
g/kg Pyriproxyfen: 0.5
g/kg |
De 2 jaar houdbaarheidstest
is niet uitgevoerd in de commerciële verpakking (170 g spuitbus) maar in een
250 g spuitbus. De aard van het primaire verpakkingsmateriaal en de spuitkop
zijn echter gelijk, daarom kan de 2 jaar houdbaarheidsstudie worden
geaccepteerd. Behalve de chemische stabiliteit is het voorkomen, en het netto
volume van het middel in de spuitbus in de houdbaarheidsstudie bepaald. Tevens
is aangetoond dat de deeltjesgrootte verdeling niet veranderd na een
houdbaarheidstermijn van tenminste 2 jaar.
Conclusie fysische en chemische
eigenschappen
De geleverde gegevens geven in voldoende mate de mogelijkheid weer om de
identiteit van de stof en het middel te kunnen vaststellen, specificeren en
karakteriseren. Er is vastgesteld dat de standaardgegevens voor milieu,
toxicologische aspecten en risico’s met betrekking tot de fysische en chemische
eigenschappen beschikbaar zijn.
Voorstel voor classificatie van BOLFO FLEEGARD onderdeel FCE
(symbolen en R- en S-zinnen)
Op basis van
bovenstaand profiel van de stof, de eigenschappen van de hulpcomponenten en het
middel wordt voorgesteld de volgende etikettering toe te passen:
Symbool: |
F |
|
R-zinnen |
R12 |
Zeer licht
ontvlambaar |
S-zinnen |
S16 |
Verwijderd houden
van ontstekingsbronnen -niet roken- |
Analysemethoden in technisch materiaal en
product
Technical as
(principle of method) |
HPLC-UV |
Impurities in
technical as (principle of method) |
HPLC-UV; GC-FID |
Preparation
(principle of method) |
GC-FID (internal standard) for both active
substances: cyfluthrin and pyriproxyfen. |
De analysemethoden voor de werkzame stof en de onzuiverheden in het
technisch materiaal zijn als afdoende beoordeeld in de monografie.
Er is een gevalideerde analysemethode geleverd voor de analyse van beide
werkzame stoffen in het middel.
Residuanalysemethoden
Food/feed of plant origin (principle of method and
LOQ for methods for monitoring purposes) |
GC-ECD 0.01 mg/kg (beans,
sugar beet, rape, cabbage, peas, apple) |
Food/feed of animal origin (principle of method and
LOQ for methods for monitoring purposes) |
GC-ECD 0.005 mg/kg (milk) 0.01 mg/kg
(muscle, fat, liver, kidney, egg) |
Soil (principle of method and LOQ) |
GC-ECD 0.4 mg/kg confirmation:
GC-MS (0.05 mg/kg) |
Water (principle of method and LOQ) |
GC-ECD 0.02 mg/l (surface water) GC-ECD 0.05 mg/l (drinking water) |
Air (principle of method and LOQ) |
GC-ECD 0.73 mg/m3 confirmation
: GC-MS |
Body fluids and tissues (principle of method and
LOQ) |
GC-ECD 0.01mg/kg (muscle,
fat, liver, kidney, egg) Blood. no method
submitted |
BOLFO FLEEGARD Spray wordt volgens het huidige Wettelijk
Gebruiksvoorschrift / Gebruiksaanwijzing (WG/GA) gebruikt ter bestrijding van
vlooien. Er zijn geen methoden nodig in plantaardige of dierlijke producten. De
residuanalysemethoden voor de werkzame stof zijn als afdoende beoordeeld in de
monografie. De residudefinitie voor cyfluthrin is cyfluthrin (som van alle
isomeren) voor alle matrices.
Conclusie analysemethoden
De geleverde analysemethoden voldoen aan de vereisten. De residu analysemethoden zijn specifiek en gevoelig genoeg om te kunnen worden gebruikt voor het monitoren van de verspreiding van de residuen in het milieu.
Middel Solfac-Vloeibaar
Formulation
type (GIFAP code) |
EW (emulsion, oil in water) |
Appearance |
White liquid Aromatic, characteristic odour |
Explosive properties |
Not explosive |
Oxidative properties |
Not oxidising |
Autoflammability |
No ignition temperature up to 610
°C |
Flashpoint
|
No flash
point up to the boiling point (99 °C) |
pH 1%
solution |
1%
dispersion: 4.1 Undiluted
sample: 3.1 Acidity:
0.27% H2SO4 |
Surface tension |
47.8 mN/m
at 40 oC |
Viscosity |
19.2 mPa·s at 20 °C (no shear rate
dependence observed; the product is Newtonian) Dynamic
viscosity at 40 oC: 9.22 mPa.s Kinematic
viscosity at 40 oC: 9.2x10-6 m2/s |
Relative
density |
1.00 |
Storage stability/Shelf
life/ |
The
product was found stable in the following tests: 7 days at
0 oC 14 days
at 54 oC in PE/EV bottles Interim
shelf-life report: 6 and 12 months at room temperature in PE/EV bottles. No
data is available at |
Content active substance (g/l or g/kg) |
Cyfluthrin: 50 g/kg (pure) |
Het middel Solfac-Vloeibaar wordt geleverd in 1L HDPE/EV flessen.
Een interim houdbaarheidsstudie is overlegd. Het eindrapport dient te worden geleverd zodra deze beschikbaar is. De huidige beschikbare informatie wordt voor deze toelating voorlopig acceptabel geacht.
Het middel is houdbaar gebleken in PE/EV flessen gedurende opslag van 1 jaar bij kamertemperatuur en 14 dagen bij 54 oC. De technische eigenschappen, relevant voor een EW formulering, zijn getest: pH, schuimvorming, stabiliteit van verdunde emulsies en gietbaarheid. De gebruikte verpakking is geschikt voor het middel volgens GIFAP monograph. No. 17.
De stabiliteit bij lage temperaturen is bepaald. Na opslag
is in aan vulling op een visuele inspectie de stabiliteit van verdunde emulsies
bepaald. Het middel is stabiel gedurende
7 dagen bij 0 oC.
Conclusie
fysisch chemische eigenschappen
De geleverde gegevens geven in voldoende mate de mogelijkheid weer om de
identiteit van de stof en het middel te kunnen vaststellen, specificeren en
karakteriseren. Er is vastgesteld dat de standaardgegevens voor milieu,
toxicologische aspecten en risico’s met betrekking tot de fysisch-chemische
eigenschappen volledig zijn.
Voorstel voor classificatie onderdeel FCE (symbolen en R- en
S-zinnen)
Voorstel voor classificatie van cyfluthrin met betrekking tot fysische en chemische eigenschappen
Op grond van de fysische en chemische eigenschappen worden geen R zinnen en/of gevaarsymbolen aan de werkzame stof toegekend.
Voorstel voor classificatie en etikettering formulering(en) met
betrekking tot fysische en chemische eigenschappen
Op basis van bovenstaand profiel van de stof, de eigenschappen van de hulpcomponenten en de wijze van toepassen wordt voorgesteld het middel als volgt te etiketteren:
De etikettering, zoals hieronder vermeld, is conform het
heretiketteringsbesluit van
24 december 2004.
Stoffen die met chemische benaming op het etiket moeten worden vermeld (andere zeer giftige, giftige, bijtende of schadelijke stoffen): |
|||
- |
|||
Gevaarsymbool: |
- |
aanduiding: |
- |
R-zinnen |
- |
- |
|
S-zinnen |
21 |
Niet roken tijdens gebruik. |
|
Specifieke vermeldingen: DPD-zinnen |
- |
- |
|
Kinderveilige sluiting verplicht? |
NVT |
||
Voelbare gevaarsaanduiding verplicht? |
NVT |
Eventuele toelichting op verschil met voorstel aanvrager/huidige etikettering: |
|
Gevaarsaanduiding: |
- |
R-zinnen: |
- |
S-zinnen |
- |
Overige: |
- |
Analysemethoden in technisch materiaal en product
Technical as
(principle of method) |
HPLC-UV |
Impurities in
technical as (principle of method) |
HPLC-UV; GC-FID |
Preparation
(principle of method) |
GC-FID (internal standard) |
De analysemethoden
voor de werkzame stof en de onzuiverheden in het technisch materiaal zijn als
afdoende beoordeeld in de monografie.
Er is een
gevalideerde analysemethode geleverd voor de analyse van de werkzame stof in
het middel.
Residuanalysemethoden
Food/feed
of plant origin (principle of method and LOQ for methods for monitoring
purposes) |
GC-ECD 0.01 mg/kg (beans, sugar beet, rape, cabbage,
peas, apple) |
Food/feed
of animal origin (principle of method and LOQ for methods for monitoring
purposes) |
GC-ECD 0.005 mg/kg (milk) 0.01 mg/kg (muscle, fat, liver, kidney, egg) |
Soil
(principle of method and LOQ) |
GC-ECD 0.4
mg/kg confirmation: GC-MS (0.05 mg/kg) |
Water
(principle of method and LOQ) |
GC-ECD 0.02
mg/l (surface water) GC-ECD 0.05
mg/l (drinking water) |
Air (principle of method and LOQ) |
GC-ECD 0.73
mg/m3 confirmation : GC-MS |
Body
fluids and tissues (principle of method and LOQ) |
GC-ECD 0.01mg/kg (muscle, fat,
liver, kidney, egg) Blood. no method submitted |
Solfac-Vloeibaar wordt volgens het huidige WGGA o.a. gebruikt ter bestrijding van vliegen in vee en pluimveestallen. Een gevalideerde residuanalysemethode voor dierlijke producten is beschikbaar. Volgens de bestrijdingsmiddelenwet is de MRL voor cyfluthrin in vlees gesteld op 0,05 mg/kg, voor overige producten is deze gesteld op 0,02 mg/kg. De residudefinitie voor cyfluthrin is cyfluthrin (som van alle isomeren) voor alle matrices. De residuanalysemethoden voor de werkzame stof zijn als afdoende beoordeeld in de monograph.
Hoewel ten tijde van de in behandeling name van dit dossier geen residuanalysemethode is geëist voor lichaamsvloeistoffen zal voor een toekomstige herbeoordeling van het stofdossier een residuanalysemethode voor de bepaling van residuen van cyfluthrin in bloed nodig zijn, omdat cyfluthrin geclassificeerd is als zeer giftig.
Conclusie
analysemethoden
De geleverde analysemethoden voldoen aan de vereisten. De residu-analysemethoden zijn specifiek en gevoelig genoeg om te kunnen worden gebruikt voor het controleren van de betreffende dierlijke producten op het maximaal toegestane gehalte, en het monitoren van de verspreiding van de residuen in het milieu.
Profiel humane toxicologie
De eindpunten
m.b.t. de toxicologie en metabolisme van cyfluthrin zijn afkomstig van de
‘Draft Review report’ m.b.t. het plaatsen van cyfluthrin op Annex I van de
gewasbeschermingsrichtlijn, APPENDIX II, d.d.10 mei 2002.
Toegevoegd is een
Nederlandstalige tabel met daarin opgenomen de NOAELs voor orale, dermale en
inhalatoire blootstelling aan cyfluthrin (mg/kg lg/dag) afkomstig uit het RIVM
adviesrapport betreffende de “Risicoschatting voor de particuliere toepasser;
BOLFO FLEEGARD Spray (Adviesrapport: 09569A00, d.d. 1-10-2004).
Toxicology and
metabolism
Absorption,
distribution, excretion and metabolism in mammals |
|
Rate and extent of absorption: |
Rapid and almost complete (90% after 2
days) |
Distribution: |
Highest residues: fat, liver and kidney |
Potential for accumulation: |
No accumulation |
Rate and extent of excretion: |
Efficiently eliminated within 2 days via
urine (64 %) and faeces (32 %) |
Toxicologically significant compounds: |
Parent compound; main metabolites
identified in plants were also found in animals. |
Metabolism in animals: |
Extensively metabolized (>80%), basic
metabolic steps are the same in animal species under investigation; main
metabolite in rat: conjugate of FCR 3145, its free form and COE 538/78;
cleavage of ester bond, oxidation-, hydroxylation- and conjugation reactions. |
Acute
toxicity |
|
Rat LD50 oral: |
155 mg/kg bw (non-aqueous vehicle); |
Rat
LD50 dermal: |
>5000
mg/kg bw |
Rat LC50 inhalation: |
> 4.05 mg/l air |
Skin irritation: |
Non-irritant |
Eye irritation: |
Non-irritant |
Skin sensitization (test method used and
result): |
Non sensitizer (Magnusson & Kligman) |
Short
term toxicity |
|
Target / critical effect: |
CNS / General behavioural disturbances;
axonal degeneration |
Lowest relevant oral NOAEL / NOEL: |
12-mo oral dog: 160 ppm (4 mg/kg bw/d) |
Lowest relevant dermal NOAEL / NOEL: |
3-wk dermal rat: 340 mg/kg bw/d |
Lowest relevant inhalation NOAEL / NOEL: |
3-mo inhalation rat: 0.09 µg/l
(0.0243 mg/kg bw/d) |
Genotoxicity |
No genotoxic potential |
Long
term toxicity and carcinogenicity |
|
Target/critical effect: |
Retardation in growth |
Lowest relevant NOAEL / NOEL: |
24-mo oral rat: 2 mg/kg bw/d (50 ppm) |
Carcinogenicity: |
No evidence of a carcinogenic potential |
Reproductive
toxicity |
|
Target / critical effect - Reproduction: |
Reduced viability index and growth
retardation of offspring at parental toxic doses, coarse tremors
of pups during lactation |
Lowest relevant reproductive NOAEL / NOEL: |
Rat: 50 ppm (3.3 mg/kg bw/d) |
Target / critical effect - Developmental toxicity: |
Miscarriage and post-implantation resorptions
(rabbit), delayed ossification and decreased foetal weights (rat); effects
observed only at maternal toxic doses in both species. |
Lowest relevant developmental NOAEL / NOEL: |
Rat:
10 mg/kg bw/d |
Neurotoxicity /
Delayed neurotoxicity (Annex IIA, point 5.7) |
|
Target / critical effect |
Clinical signs indicative of a neurological disorder
and a reversible axonal degeneration. No evidence of delayed neurotoxicity in
hens. |
NOAEL (acute neurotoxicity, rat) |
2 mg/kg bw (aqueous vehicle) * |
NOAEL (90-d oral neurotoxicity, rat) |
30 ppm (2 mg/kg
bw/d) * |
Other
toxicological studies |
Metabolites: weak acute oral toxicity,
no point mutations |
Medical
data |
Skin symptoms (paresthesia) in
applicators |
Summary |
|
|
|
|
|||
|
Value |
Study |
Safety factor |
||||
ADI: |
0.02
mg/kg bw |
24-mo oral rat |
100 |
||||
AOEL systemic: |
0.02
mg/kg bw/d |
90-d & acute oral neurotoxicity, rat
* |
100 |
||||
AOEL inhalation: |
0.000243 mg/kg bw/d |
13-wk inhalation study in rats |
100 |
||||
ARfD: |
0.02
mg/kg bw |
Acute neurotoxicity rat * |
100 |
||||
Dermal
absorption |
Default value of 10 % |
Tabel T.1 Overzicht van NOAELs voor orale,
dermale en inhalatoire blootstelling aan cyfluthrin (mg/kg lg/dag)
Route van
blootstelling |
(Sub)acute
NOAEL(mg/kg lg/dag) NOAEC* (mg/m3) |
(Semi)chronisch
NOAEL(mg/kg lg) |
Kritische
effecten |
Oraal |
|
|
|
acuut neurotox
rat |
2,0 mg/kg lg/d |
|
neurotoxische
effecten |
6 maanden hond |
|
1,6 mg/kg lg/d |
verminderde
groei, klinische verschijnselen |
Dermaal |
|
|
|
3 weken rat |
340 mg/kg lg/d |
|
verlaagde
voedselconsumptie rode afscheiding uit de neus |
Inhalatoir |
|
|
|
Acuut humaan (1h) |
<0,1 mg/m3 |
|
geďrriteerde
luchtwegen |
LC50
rat (1h) |
24 mg/m3 |
|
gedragseffecten |
LC50 rat (4h) |
5,2 mg/m3 |
|
verminderde
longfunctie |
3 weken rat |
0,4 mg/m3 (2,3 mg/m3 |
|
verminderde groei
gedragseffecten) |
13 weken rat |
|
0,09 mg/m3
(~0,0243 mg/kg lg/d) |
gedragseffecten
en verminderde groei |
Ontbrekende gegevens werkzame stof
Er ontbreken geen
gegevens.
Formuleringstoxicologie
BOLFO FLEEGARD
Spray is niet toxisch na orale, dermale en inhalatoire blootstelling. BOLFO
FLEEGARD Spray is irriterend voor de huid (R38). BOLFO FLEEGARD Spray is niet
oog- irriterend. BOLFO FLEEGARD Spray werkt niet sensibiliserend.
Solfac-Vloeibaar is
niet toxisch na orale blootstelling, inhalatoire en dermale blootstelling.
Solfac-Vloeibaar is niet oog- en huidirriterend. Solfac-Vloeibaar werkt
sensibiliserend
(LLNA test).
Ontbrekend
onderzoek formuleringen
Er ontbreken geen
onderzoeken.
Beoordeling van het risico voor de particuliere toepasser van BOLFO FLEEGARD Spray en voor de professionele toepasser van Solfac-Vloeibaar
Onderstaande
risicobeoordeling voor BOLFO FLEEGARD Spray is gebaseerd op een advies van RIVM
betreffende de “Risicoschatting voor de particuliere toepasser; BOLFO FLEEGARD Spray”
(Adviesrapport: 09569A00, d.d. 1-10-2004). De risicobeoordeling is zowel met de
MOE-benadering (Margin of Exposure, eerder ook wel Margin of Safety (MOS)
genoemd), als met de AEL-benadering uitgevoerd. In de TNsG on Annex I inclusion
bij richtlijn 98/8/EC wordt aanbevolen om voorlopig beide methoden te
gebruiken.
De
risicobeoordeling voor Solfac-Vloeibaar is gebaseerd op een advies van RIVM
betreffende de “Risicoschatting voor de professionele toepasser;
Solfac-Vloeibaar” (Adviesrapport: 09570A00, d.d. 7-10-2004).
Overzicht toepassingen
Het product BOLFO
FLEEGARD Spray is een insecticide voor huishoudelijk gebruik ter bestrijding
van larven en volwassen honden- en kattenvlooien in woningen. Het product bevat
2 werkzame stoffen:
- cyfluthrin, een insecticide
van de laatste generatie pyrethroiden, werkt vooral als contactgif. Het heeft
een snelle knock-down werking en een lange nawerking, zelfs bij lage
doseringen. Het doodt volwassen vlooien.
- pyriproxyfen, een
hormonaal insecticide, heeft dezelfde werking als het juveniel hormoon. Het
verhindert de ontwikkeling van het derde larvaal stadium naar popstadium en
doodt eveneens de larven die zich in het popstadium bevinden.
Het product Solfac-Vloeibaar is een insecticide. De toepassing als insecticide
voor professioneel gebruik ter bestrijding van kruipende insecten en vliegen in
opslag‑, verblijfs‑ en bedrijfsruimten en op vuilstortplaatsen
wordt beoordeeld. Het product bevat als werkzame stof cyfluthrin. Cyfluthrin is
een insecticide van de laatste generatie pyrethroiden en werkt vooral als
contactgif. Het heeft een snelle knock-down werking en een lange nawerking,
zelfs bij lage doseringen.
A(O)EL benadering (A)/ MOE benadering (B)
In de TNsG on Annex I inclusion bij de biocide richtlijn 98/8/EC staat
zowel de A(O)EL (Acceptable (Operator) Exposure Level) benadering als de MOE
(Margin Of Exposure) benadering beschreven. Daarom is in deze beoordeling
gekozen voor de meest passende benadering om het risico in te schatten.
Voor de professionele toepassing van Solfac-Vloeibaar is gekozen voor
alleen de AOEL benadering, hierin wordt specifiek het risico voor de
professionele toepasser (Operator) bepaald. Voor professionele toepassing bij
gewasbescherming wordt normaal gesproken ook de AOEL benadering genomen. Daarom
wordt voor professionele toepassing van biocide ook voor de AOEL benadering
gekozen.
Voor de particuliere toepassing
van BOLFO FLEEGARD Spray is gekozen voor zowel de AEL benadering als de MOE
benadering, aangezien beide benaderingen voorgeschreven zijn in de TNsG on
Annex I inclusion bijde biocidenrichtlijn 98/8/EC.
Uitgaande van een NOAEL of NOAEC afkomstig uit een dierstudie is de minimale
MOE-waarde voor de algemene bevolking bij voorkeur groter dan 100,
gebaseerd op een factor 10 voor intraspeciesvariatie en een factor 10 voor
interspeciesvariatie. Als uitgegaan wordt van een humane studie, is een MOE van
10 ook voldoende.
De maximale waarde voor de Risico Index, die afgeleid van de
blootstelling/ A(O)EL is 1.
Afleiden A(O)EL voor A(O)EL benadering voor
risicobeoordeling
Op basis van de
meest relevante NOAELs vermeld in bovenstaande tabel zijn een acute
inhalatoire, een acute dermale, een acute systemische A(O)EL en een
(semi)-chronische A(O)EL vastgesteld/berekend. Lokale effecten zijn eveneens
meegenomen.
Omdat er sprake kan
zijn van een locaal effect (irritatie van ogen en neusslijmvlies), systemisch
effect (effect op gedragsverandering) en daarnaast nog een combinatie hiervan
(locaal-systemisch effect op de longfunctie ) zijn voor deze 3 soorten effecten
na inhalatoire blootstelling A(O)ELs afgeleid.
Acute inhalatoire A(O)EL voor lokale effecten
De acute
inhalatoire A(O)EL wordt afgeleid uit een humane vrijwilligers studie waarbij
de LOAEL is vastgesteld op 0,1 mg/m3 op basis van irritatie van
ogen en neusslijmvlies na blootstelling van 1 uur. De onzekerheidsfactor voor
het afleiden van de A(O)EL is gesteld op 10, een factor 5 voor intraspecies
variatie, en een factor 2 omdat er op het blootstellings niveau van
0,1 mg/m3 nog effecten werden gevonden. De A(O)ELinhalatoir
wordt vastgesteld op 0,01 mg/m3 voor lokale effecten.
Er zijn 2
inhalatoire LC50 studies beschikbaar waarin voor verschillende
effecten een NOAEC is afgeleid, namelijk voor ‘gedragsveranderingen’
(rusteloosheid) in een 1‑uurs LC50 rattenstudie en ‘voor
effecten op de longfunctie (hogere luchtwegen)’ in een 4‑uurs LC50
rattenstudie (100% respirabele fractie). De onzekerheidsfactor voor het
afleiden van de A(O)EL voor gedragsveranderingen is gesteld op 100 (10 voor
intra- en interspecies). De onzekerheidsfactor voor effecten op de longfunctie
is gesteld op 100 (10 voor intra- en interspecies). De A(O)ELinhalatoir
wordt vastgesteld op 0,052 mg/m3 o.b.v. de 4‑uurs LC50
rattenstudie en
0,24 mg/m3 o.b.v. de 1‑uurs LC50 rattenstudie.
In de EU monografie
was de laagste relevante dermale NOAEL 340 mg/kg lg/dag, afkomstig
uit een dermale 23 dagen rattenstudie. Met een veiligheidsfactor van 100 (10
voor intra- en interspecies), wordt de A(O)ELdermaal (extern)
3,4 mg/kg lg/dag.
In de EU monografie
is de acute systemische A(O)EL vastgesteld op 0,02 mg/kg lg/d. Deze
is gebaseerd op een NOAEL van 2 mg/kg lg/d, welke werd gevonden in
orale studies met de meest gevoelige diersoort, de rat, in zowel acute
(eenmalige dosis), sub-acute als chronische toxiciteitsstudies. Een
onzekerheidsfactor van 100 (10 voor intra- en interspecies) is hierbij
toegepast. Ook de systemische A(O)EL wordt 0,02 mg/kg lg/d.
B. NOAELs voor MOE benadering voor
risicobeoordeling
Op basis van de
meest relevante NOAELs vermeld zijn MOE benaderingen uitgevoerd voor acute
inhalatoire blootstelling, acute dermale blootstelling, acute systemische
blootstelling als een MOE benadering voor (semi)-chronische blootstelling
uitgevoerd.
LOAEC voor acute lokale effecten na inhalatoire blootstelling
De NOAEL is
afgeleid uit een humane vrijwilligers studie waarbij de LOAEL is vastgesteld op
0,1 mg/m3 op basis van irritatie van ogen en neusslijmvlies na
blootstelling van 1 uur.
Er zijn 2
inhalatoire LC50 studies beschikbaar waarin voor verschillende
effecten een NOAEC is afgeleid, namelijk voor ‘gedragsveranderingen’
(rusteloosheid) in een 1‑uurs LC50 rattenstudie en ‘voor
effecten op de longfunctie (hogere luchtwegen)’ in een 4‑uurs LC50
rattenstudie. In deze studies is er sprake van 100% respirabele fractie. De
NOAELs worden vastgesteld op
5,2 mg/m3 o.b.v. de 4‑uurs LC50 rattenstudie
en 24 mg/m3 o.b.v. de 1‑uurs LC50
rattenstudie.
In de EU monografie
was de laagste relevante dermale NOAEL 340 mg/kg lg/dag, afkomstig
uit een dermale 23 dagen rattenstudie.
Voor de
vergelijking met de totaal systemische belasting wordt de NOAEL van
2,0 mg/kg lg/dag gebruikt, welke werd gevonden in orale studies met
de meest gevoelige diersoort, de rat, in zowel acute (eenmalige dosis),
sub-acute als chronische toxiciteitsstudies. Aangezien de orale absorptie 100 %
is, is de systemische NOAEL gelijk aan deze waarde.
Schatting van de blootstelling/berekening
Risico indices
BOLFO FLEEGARD
Spray mag uitsluitend worden gebruikt als vlooien bestrijdingsmiddel voor
pleksgewijze toepassing in woonruimten en andere ruimten. Er zijn geen gegevens
bekend over gemeten blootstelling van de particuliere gebruiker aan BOLFO
FLEEGARD Spray. De schatting van de blootstelling tijdens toepassing is
uitgevoerd door middel van een modelbenadering.
In de Technical
Notes for Guidance (TNsG): Human Exposure to Biocidal Products wordt onder
‘consumer product spraying and dusting’ voor ‘non professionals’ een model
beschreven voor het bespuiten van oppervlakken (woningtextiel, plinten,
boekenplanken) met aerosol spuitbussen (model 2). Dit model is toegepast om de
blootstelling voor de toepasser te schatten.
Daarnaast is de
blootstelling berekend met behulp van het eveneens in de TNsG vermelde
mathematische model ConsExpo. Bij de blootstellingsberekening zijn de
defaultwaarden uit de factsheet ongediertebestrijdingsmiddelen voor “crack en
crevice” spuittoepassing als uitgangspunt gebruikt. Deze defaultwaarden zijn
ook vermeld in de TNsG.
De notifier heeft
een praktijkstudie aangeleverd waarbij in een ruimte een cyfluthrin oplossing
bij de naden van de ruimte werd verspoten. De gemiddelde cyfluthrin
concentratie in lucht werd bepaald, waarbij werd gemeten gedurende een periode
van 2 uur direct na de bespuiting. Blootstelling aan BOLFO FLEEGARD Spray vindt
plaats tijdens toepassing, meteen daarna verlaat de toepasser de ruimte.
Ongeveer een half uur daarna wordt de ruimte geventileerd voordat deze weer in
gebruik wordt genomen.
In het
praktijkonderzoek is een bepaling uitgevoerd na de bespuiting. BOLFO FLEEGARD
Spray is een gebruiksklare aerosol spuitbus, terwijl in het praktijkonderzoek
de formulering gemengd wordt met water en verspoten met een rugspuit. Gezien
bovenstaande verschillen kunnen de gegevens uit het praktijkonderzoek niet
gebruikt worden om de blootstelling tijdens toepassing van BOLFO FLEEGARD Spray
te berekenen.
In het
praktijkonderzoek werd gedurende 3 weken na de bespuiting de hoeveelheid
cyfluthrin bepaald in (gesedimenteerd) stof op verschillende plaatsen in de
ruimte. Aangetoond werd dat cyfluthrin zich aan (mobiele) stofdeeltjes hecht en
zich als zodanig door de ruimte verplaatst. De hoeveelheid cyfluthrin die sedimenteert
neemt gedurende 21 dagen na de bespuiting langzaam af van ca. 0,5 μg/m2/dag
tot ca. 0,4 μg/m2/dag.
Uitgaande van deze
gegevens en een groot aantal aannames kan een blootstelling van de toepasser na
toepassing van BOLFO FLEEGARD Spray worden berekend. Bij de berekening is
steeds uitgegaan van de ‘worst case’ situatie. Het resultaat van de berekening
moet worden gezien als indicatie, waarbij moet worden aangenomen dat de
blootstelling waarschijnlijk aanzienlijk kleiner is dan de berekende waarde. Er
werd een inhalatoire blootstelling berekend van: 132 ng cyfluthrin/dag = 1,9
ng/ kg lg/dag = 1,9 *10‑6 mg
cyfluthrin/kg lg/dag.
Met behulp van het
‘Consumer product spraying and dusting’ model 2 en ConsExpo werd een totaal
systemische blootstelling berekend van resp. 4,1*10‑6 en
5,0*10‑5 mg cyfluthrin/kg lg/dag ten gevolge van
blootstelling tijdens toepassing. Op basis van de praktijkstudie van Pospischil
et al. mag worden aangenomen dat de
blootstelling voor de toepasser ná toepassing waarschijnlijk aanzienlijk lager
is dan 1,9 *10‑6 mg cyfluthrin /kg lg/dag.
De blootstelling
van kruipende kinderen wordt niet weergegeven aangezien er geen
risicobeoordeling kan worden opgesteld omdat er geen NOAEL voor kleine kinderen
kan worden vastgesteld gezien de neurotoxische effecten. Geen gegevens zijn
beschikbaar met betrekking tot de afbraaksnelheid van cyfluthrin gehecht aan
stoffen rekeninghoudend met stofzuigen/schoonmaken van ruimten. Cyflutrin
absorbeert goed aan grond. Degradatie vindt plaats als gevolg van licht
(halfwaarde van enkele dagen). Voor binnenshuis (stof) is hetzelfde te
verwachten of juist minder degradatie. Aangezien er geen termijn aan te geven
is waarop de blootstelling afwezig is en kinderen in behandelde ruimten weer
mogen kruipen is het gebruik alleen toegestaan op plaatsen waar kinderen met
een leeftijd van 0-4 jaar niet kunnen komen.
Blootstelling door
het gebruik van BOLFO FLEEGARD Spray levert geen gezondheidsrisico op voor
omstanders zoals kruipende kinderen indien op het etiket en WG/GA duidelijk
wordt vermeld dat het gebruik alleen is toegestaan op plaatsen waar kinderen
met een leeftijd van
0-4 jaar niet kunnen komen.
Tabel T.2 Risicobeoordeling voor blootstelling aan cyfluthrin bij gebruik van BOLFO
FLEEGARD Spray: AEL benadering
Tijdstip |
Route (effect)_ |
Geschatte
blootstelling |
AEL |
Risico-indexa |
Tijdens toepassen |
Extern inhalatoir
(lokale effecten) |
2,1 mg/m3b |
0,01 mg/m3 |
210 |
|
Extern inhalatoir (longfunctie) |
2,1 mg/m3b |
0,052 mg/m3 |
40,4 |
|
Extern inhalatoir (gedragsveranderingen) |
2,1 mg/m3b |
0,24 mg/m3 |
8,8 |
|
Extern dermaal |
2,3 x 10-3 mg/kg lg/dag (Consumer product) |
3,4 mg/kg lg/dag |
6,7 x 10-4 |
|
Systemisch |
3,0 x 10-3 mg/kg lg/dag (Consexpo) |
0,02 mg/kg lg/dag |
0,15 |
Na toepassing |
Systemisch |
1,9 x 10-6 mg/kg lg/dag (praktijkstudie) |
0,02 mg/kg lg/dag |
9,5 x 10-5 |
a Ratio
van geschatte blootstelling (worst case) en toelaatbaar geachte blootstelling.
b Cyflutrin bezit het vermogen om snel aan
deeltjes te binden waardoor er weinig deeltjes in de lucht te verwachten zijn
(indien 1,6 mg/m3 wordt verspoten worden er enkele nanogrammen in de
lucht gedetecteerd. Dus de geschatte blootstelling van 2,1 mg/m3 is
worst case).
Tabel T.3 Risicobeoordeling voor blootstelling aan cyfluthrin bij gebruik van BOLFO
FLEEGARD Spray: MOE benadering
Tijdstip |
Route |
Geschatte
blootstelling |
NOAEL |
MOEa |
Tijdens toepassen |
Extern inhalatoir
(lokale effecten) |
2,1 mg/m3c |
0,1 mg/m3 (LOAEC) |
0,05 |
|
Extern inhalatoir (longfuncie) |
2,1 mg/m3c |
5,2 mg/m3 |
2,5 |
|
Extern inhalatoir (gedragsveranderingen) |
2,1 mg/m3c |
24 mg/m3 |
11b |
|
Extern dermaal |
2,3 x 10-3 mg/kg lg/dag (Consumer product) |
340 mg/kg lg/dag |
1,5 x 105 |
|
Systemisch |
3,0 x 10-3 mg/kg lg/dag (Consexpo) |
2 mg/kg lg/dag |
666,7 |
Na toepassing |
Systemisch |
1,9 x 10-6 mg/kg lg/dag (praktijkstudie) |
2 mg/kg lg/dag |
1,1 x 106 |
a Ratio
van NOAEL en geschatte blootstelling.
b De
MOE is gebaseerd op concentraties in de lucht. Echter voor effecten op
gedragsveranderingen is het respirabele deel van de blootstelling van belang.
Aangenomen wordt dat deze 5% bedraagt, waardoor de concentratie in de lucht die
de longen bereikt uit komt op 0,105 mg/m3
c Cyflutrin bezit het vermogen om snel aan
deeltjes te binden waardoor er weinig deeltjes in de lucht te verwachten zijn
(indien 1,6 mg/m3 wordt verspoten worden er enkele nanogrammen in de
lucht gedetecteerd. Dus de geschatte blootstelling van 2,1 mg/m3 is
worst case).
De notifier heeft
een praktijkstudie aangeleverd waarbij in een ruimte de hoeken tussen vloer en
wand, wand en plafonds de wanden onderling werden bespoten met
Solfac-Vloeibaar.
De gemiddelde
cyfluthrin concentratie in lucht werd bepaald, waarbij werd gemeten gedurende
een periode van 2 uur direct na de bespuiting.
De metingen zijn
uitgevoerd na de bespuiting. De resultaten uit het praktijkonderzoek
kunnen niet gebruikt worden om de blootstelling tijdens toepassing te
berekenen.
De schatting van de
blootstelling tijdens toepassing wordt uitgevoerd door middel van een
modelbenadering.
De blootstelling
van de toepasser tijdens toepassing wordt beschreven met behulp van spraying
model 1 en spraying model 10 uit de Technical Notes for Guidance (TNsG): Human
Exposure to Biocidal Products .
In de TNsG wordt
aangegeven dat als defaultwaarde voor de dermale blootstelling met persoonlijke
bescherming (handschoenen en beschermende kleding) 90 % reductie kan worden
aangenomen.
Als
naast beschermende kleding en handschoenen adembescherming wordt toegepast
wordt ervan uit gegaan dat de inhalatoire blootstelling een factor 10 kleiner
zal worden. Dit is vanzelfsprekend afhankelijk van het type gelaatsbescherming.
Blootstelling na toepassen van Solfac-Vloeibaar
Blootstelling van
de toepasser na toepassing hoeft niet te worden berekend, omdat cyfluthrin niet
vluchtig is en de dermale opname laag is. De blootstelling van kruipende
kinderen wordt niet weergegeven aangezien er geen risicobeoordeling kan worden
opgesteld omdat er geen NOAEL voor kleine kinderen kan worden vastgesteld
gezien de neurotoxische effecten. Blootstelling door het gebruik van
Solfac-Vloeibaar levert geen gezondheidsrisico op voor omstanders zoals
kruipende kinderen indien het etiket en WG/GA wordt aangepast. Op het etiket en
WG/ GA dient duidelijk te worden vermeld dat het gebruik alleen is toegestaan
op plaatsen waar kinderen met een leeftijd van 0-4 jaar niet kunnen komen.
Aangezien de hoeveelheid cyfluthrin die sedimenteert na bespuiting langzaam
afneemt en geen gegevens bekend zijn m.b.t. de afname van de hoeveelheid
cyfluthrin aan stoffen (zoals tapijt) in de tijd is geen termijn aan te geven
wanneer kinderen in behandelde ruimten weer mogen kruipen.
Tabel T.4 Risicobeoordeling voor blootstelling tijdens toepassen aan cyfluthrin bij
gebruik van Solfac-Vloeibaar
Toepassing |
Route |
Geschatte
blootstelling Model 1 /
model 10 |
AOEL |
Risico-indexa |
Opslag-,
verblijfs- en bedrijfsruimten |
Extern inhalatoir
(lokale effecten) |
0,052 / 0.065
mg/m3 |
0,01 mg/m3 |
5,2 – 6,5 |
|
Extern inhalatoir (longfunctie) |
0,052 / 0.065
mg/m3 |
0,052 mg/m3 |
1 – 1,25 |
|
Extern inhalatoir (gedragsverander-ingen) |
0,052 / 0.065
mg/m3 |
0,24 mg/m3 |
0,22 – 0,27 |
|
Extern dermaal |
0,079 / 0,84
mg/kg lg/dag |
3,4 mg/kg lg/dag |
0,023 – 0,25 |
|
Systemisch |
0,011 / 0,088 mg/kg
lg/dag |
0,02 mg/kg lg/dag |
0,55 – 4,4 |
Vuilstort-plaatsen |
Extern inhalatoir
(lokale effecten) |
0,052 / 0.065
mg/m3 |
0,01 mg/m3 |
5,2 – 6,5 |
|
Extern inhalatoir (longfuntie) |
0,052 / 0.065
mg/m3 |
0,052 mg/m3 |
1 – 1,25 |
|
Extern inhalatoir (gedragsverander-ingen) |
0,052 / 0.065
mg/m3 |
0,24 mg/m3 |
0,22 – 0,27 |
|
Extern dermaal |
0,19 / 13 mg/kg
lg/dag |
3,4 mg/kg lg/dag |
0,056 – 3,8 |
|
Systemisch |
0,026 / 1,3 mg/kg
lg/dag |
0,02 mg/kg lg/dag |
1,3 – 65 |
|
|
|
|
|
a
Ratio van geschatte blootstelling (model 1/model 10) en toelaatbaar geachte
blootstelling.
Blootstelling van de algemene bevolking
Er wordt geen
risico ingeschat voor de algemene bevolking aangezien er geen sprake is van
secundaire blootstelling bij de bovenstaande toepassingen.
Blootstelling door
(particulier) gebruik van BOLFO FLEEGARD Spray levert geen gezondheidsrisico op
voor omstanders of voor de toepasser na toepassing en tijdens toepassen (acute
dermale en systemische blootstelling). Tijdens het verspuiten zijn lokale
effecten (irritatie van neusslijmvlies en ogen (RI=210 en MOE=0,05)) als gevolg
van inhalatoire blootstelling aan cyfluthrin niet uit te sluiten. Ook het
risico op systemische effecten (longfunctie (RI=40,4 en MOE=2,5) en
gedragsveranderingen (RI=8,8 en MOE=11)) als gevolg van acute inhalatoire
blootstelling aan cyfluthrin is niet uit te sluiten tijdens het verspuiten.
Echter, gezien 1) de periode van blootstelling in de praktijk (4 minuten) in
vergelijking met de perioden van blootstelling in de LC50 studies (1
en 4 uur) en 2) het vermogen van cyflutrin om snel aan deeltjes te binden
waardoor er weinig deeltjes in de lucht te verwachten zijn, is de hierboven
beschreven risico beoordeling een worst case beoordeling. Enkele nanogrammen
worden in de lucht verwacht. Aanvullende gegevens met betrekking tot een 5
minuten durende neurotoxiciteitsstudie zijn daarom niet noodzakelijk. Een
dergelijke studie is bovendien moeilijk uitvoerbaar is, omdat een stabiele
test-atmosfeer binnen 5 minuten niet haalbaar is. Daarom wordt geconcludeerd
dat blootstelling door (particulier) gebruik van BOLFO FLEEGARD Spray eveneens
geen gezondheidsrisico oplevert voor omstanders of voor de toepasser tijdens
toepassing.
In het WG/GA moet
vermeld blijven dat BOLFO FLEEGARD Spray niet toegepast mag worden op plaatsen
waar kinderen met een leeftijd van 0-4 jaar kunnen komen, hierdoor is er geen risico
te verwachten voor kinderen.
Voor alle twee de
beoordeelde toepassingen van Solfac-Vloeibaar (gebruik in opslag‑,
verblijfs‑ en bedrijfsruimten, en gebruik op vuilstortplaatsen) geldt dat
lokale effecten (irritatie van neusslijmvlies en ogen) als gevolg van
inhalatoire blootstelling aan cyfluthrin niet uit te sluiten zijn als geen
adembescherming gedragen wordt.
Voor de toepasser
in opslag‑, verblijfs‑ en bedrijfsruimten kunnen
gezondheidseffecten door totale acute systemische blootstelling niet uitgesloten
worden als geen beschermende kleding en handschoenen worden gedragen tijdens
toepassen. Bovendien kunnen gezondheidseffecten door inhalatoire systemische
blootstelling niet uitgesloten worden als geen adembescherming gedragen wordt.
Wanneer beschermende kleding, handschoenen en adembescherming gedragen worden,
worden er geen gezondheidseffecten verwacht voor de toepasser in opslag‑,
verblijfs‑ en bedrijfsruimten door blootstelling aan cyfluthrin.
Voor de toepasser
op vuilstortplaatsen is het berekende risico op gezondheidseffecten sterk
afhankelijk van welk blootstellingsmodel uit de TNsG wordt toegepast. Een
schatting van de blootstelling met model 1 indiceert dat er geen systemische
effecten te verwachten zijn voor de toepasser na acute blootstelling aan
cyfluthrin. Wordt echter model 10 gebruikt voor de blootstellingsberekening
lijken gezondheidsrisico's voor de toepasser op vuilstortplaatsen niet te
kunnen worden uitgesloten, zelfs wanneer beschermende kleding, handschoenen en
adembescherming worden gedragen. Op basis van de beperkte informatie die over
de modellen in de TNsG staat, kan geen gefundeerde uitspraak gedaan worden over
welke van de twee modellen de beste benadering geeft van de werkelijke te
verwachten blootstelling van de toepasser. Echter gezien de 100% opvulling van
de acuut systemische blootstelling door dermale blootstelling in model 10 is
een risicobeoordeling met gebruikmaking van een dermale AOEL relevanter dan met
een interne AOEL. De risico-index wordt dan 1,3: 3,4 mg/kg lg/dag is 0,38 mg/kg
lg/dag. Voor de toepasser op vuilstortplaatsen kunnen gezondheidseffecten door
totale acute systemische blootstelling daarom ook worden uitgesloten, wanneer
beschermende kleding, handschoenen en adembescherming worden gebruikt.
Blootstelling door
het gebruik van Solfac-Vloeibaar levert geen gezondheidsrisico op voor
omstanders zoals kruipende kinderen indien in WG/GA duidelijk vermeld blijft
dat er niet toegepast mag worden op plaatsen waar kinderen met een leeftijd van
0-4 jaar kunnen komen.
Etikettering
Voorstel voor
classificatie cyfluthrin (symbolen en R-zinnen) (EU classificatie)
Symbool: |
T+ |
aanduiding: Zeer vergiftig |
R-zinnen |
23 |
Vergiftig bij
inademing |
|
28 |
Zeer vergiftig
bij opname door de mond |
Voorstel voor
classificatie pyriproxifen (symbolen en R-zinnen) (EU classificatie)
Symbool: |
- |
aanduiding: - |
R-zinnen |
- |
- |
Voorstel
voor classificatie en etikettering van BOLFO FLEEGARD Spray met betrekking tot
de gezondheid
De
huidige etikettering (Xi, R38, R67, S2, S23d, S24, S51, V03-NL, V11-NL en
V29-NL), opgesteld conform richtlijn 1999/45/EG, kan worden gehandhaafd.
In
het WG/GA van BOLFO FLEEGARD Spray blijft de volgende zin vermeld:
·
het gebruik is alleen toegestaan op plaatsen waar kinderen met een
leeftijd van 0-4 jaar niet kunnen komen.
Voorstel voor classificatie
en etikettering van Solvac Vloeibaar met betrekking tot de gezondheid
Op basis van bovenstaand profiel van de stof, de geleverde
formuleringstoxicologie voor het middel, de eigenschappen van de hulpcomponenten,
de wijze van toepassen en de risicoschatting voor de toepasser wordt
voorgesteld het middel als volgt te etiketteren:
Stoffen die met
chemische benaming op het etiket moeten worden vermeld (andere zeer gifitige,
giftige, bijtende of schadelijke stoffen): |
|||
- |
|||
Gevaarsymbool: |
Xi |
aanduiding: |
irriterend |
R-zinnen |
43 |
Kan
overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid. |
|
S-zinnen |
36/37 |
Draag geschikte
handschoenen en beschermende kleding. |
|
|
V11-NL |
Voedingswaren,
keukengerei, aquaria en vogelkooien goed afdekken, aquariumpompen
uitschakelen. |
|
|
V29-NL |
Niet toepassen op
plaatsen die toegankelijk zijn voor kinderen van 0-4 jaar. |
|
Specifieke
vermeldingen: DPD-zinnen |
- |
- |
|
Gewasbeschermings-middelenzin: DPD-zin |
- |
- |
|
Kinderveilige
sluiting verplicht? |
nvt |
||
Voelbare
gevaarsaanduiding verplicht? |
nvt |
Eventuele
toelichting op verschil met voorstel aanvrager/huidige etikettering: |
|
Gevaarsaanduiding: |
Op basis van de
geleverde LLNA test wordt Solvac Vloeibaar geetiketteerd met Xi, R43. |
R-zinnen: |
R43 op basis van geleverde
LLNA test. R66 wordt niet meer nodig geacht gezien de geringe kans op
herhaalde blootstelling door het gebruik van persoonlijke
beschermingsmiddelen. |
S-zinnen |
Op basis van de
sensibiliserende eigenschappen worden persoonlijke beschermingsmiddelen
voorgeschreven. S24 komt hierdoor te vervallen. |
Overige: |
- |
In het WG/GA van
Solfac-Vloeibaar blijven de volgende zinnen vermeld:
Profiel
milieuchemie en –toxicologie
1. Kaderstelling
1.1.
Toetsingskader
De beoordeling is
uitgevoerd volgens het Besluit milieutoelatingseisen Biociden (BmBio). Volgens
het Bmbio moeten zowel de toepassingsfase, de gebruiksfase en de afvalfase
beoordeeld worden.
De aanvrager verwijst voor de gegevens van cyfluthrin naar de EU
monografie voor gewasbeschermingsmiddelen. Voor de stofgegevens wordt uitgegaan
van de eindpuntenlijst horende bij deze monografie.
1.2.
Profiel van de werkzame stof cyfluthrin
Identity, physical and chemical
properties
Common name (ISO) |
Cyfluthrin |
Chemical name (IUPAC) |
(RS),-a-cyano-4-fluoro-3-phenoxybenzyl-(1RS,
3RS; 1RS, 3SR) -3-(2,2-dichlorovinyl)-2,2-dimethycyclopropanecarboxylate |
Chemical name (CA) |
Cyano-(4-fluoro-3-phenoxyphenyl)methyl-3-(2,2-dichloroethenyl)-2,2-dimethylcyclopropanecarboxylate |
Minimum purity |
920 g/kg |
Ratio of Isomers Cyfluthrin is a mixture of four diastereoisomers and
the ratio of each of the diastereoisomers to their sum shall be: Diastereoisomer I (1R,3R,IR + 1S,3S,IS = 1:1; cis): 23-27% Diastereoisomer II (1R,3R,IS + 1S,3S,IR = 1:1; cis): 17-21% Diastereoisomer III (1R,3S,IR + 1S,3R,IS = 1:1; trans): 32-36% Diastereoisomer IV (1R,3S,IS + 1R,3S,IR = 1:1; trans): 21-25% |
|
Molecular formula |
C22H18Cl2FNO3 |
Molecular mass |
434.3 |
Structural formula |
|
|
|
Diastereoisomer I (1R,3R,
aR + 1S,3S,aS = 1:1; cis) Diastereoisomer II (1R,3R,
aS + 1S,3S, aR = 1:1; cis) Diastereoisomer III (1R,3S,
aR + 1S,3R, aS = 1:1; trans) Diastereoisomer IV (1R,3S,
aS + 1R,3S, aR = 1:1; trans) |
|
Melting point |
Isomer I: 64.4
oC II: 80.7 oC III: 65.04 oC IV: 106.2 oC |
Boiling point |
Decomposition above 210 oC |
Appearance |
All isomers: colourless crystals |
Vapour pressure |
Isomer I: 9.6
· 10-7 Pa at 20 °C II: 1.4 · 10-8 Pa at 20 °C III: 2.1 · 10-8 Pa at 20 °C IV: 8.5 · 10-8 Pa at 20 °C |
Henry's law constant |
Isomer I: 1.9
· 10-1 Pa·mł·mol-1 II: 3.2
· 10-3 Pa·mł·mol-1 III: 4.2 · 10-3 Pa·mł·mol-1 IV: 1.3 · 10-2 Pa·mł·mol-1 |
Solubility in water |
At 20 °C pH
3 pH 7 |
|
Isomer I: 2.5
mg/l 2.2
mg/l |
|
II: 2.1
mg/l 1.9 mg/l |
|
III: 3.2 mg/l 2.2 mg/l |
|
IV: 4.3 mg/l 2.9 mg/l |
Partition co-efficient (log POW) |
Isomers I and III: 6.0 at 22 oC Isomers II and IV: 5.9 at 22 oC |
Hydrolytic stability (DT50) |
pH 4, 20°C: > 1 year (all isomers) |
|
pH 7, 20°C: 270
d (diastereomers I + II) 160 d (diastereomers III + IV) |
|
pH 9, 20°C: 42
h (diastereomers I + II) 33 h (diastereomers III + IV) |
Dissociation constant |
Not applicable |
Photostability in water (DT50) |
in water (pH 5, 1 % acetonitrile): DT50: 12.2 d (medium-pressure
mercury lamp) DT50: < 1d (natural
sunlight, August/September, Kansas,
38°49’ North) |
Fate and
behaviour in the environment
Fate and
behaviour in soil
Route of degradation |
|
Aerobic: |
|
Mineralization after 100 days: |
Up to 36 % after 190 d at 18 - 22 °C |
Non-extractable residues after 100 days: |
Up to 42 % after 190 d at 18 - 22 °C (Non-extractable residues may be higher as no data
were available with compound labelled in the cyclopropyl group. However, they
will certainly be less than the trigger of 70 %.) |
Relevant metabolites above 10 % of applied active
substance: name and/or code |
3-(2,2-dichlorovinyl)-2,2-dimethylcyclopropa-necarboxylic
acid (DCVA, permethric acid): |
|
|
Supplemental studies |
|
Anaerobic: |
Anaerobic conditions were imposed 30 d after aerobic
conditions (18 - 22 °C) Mineralization: not significant |
|
|
Soil photolysis: |
Sunlight: - non-extractables: up to 14 % after 6 d - 4-fluoro-3-phenoxybenzaldehyde (FPBald): (mineralization: up to 13 % after 7 d artificial
irradiation) |
|
|
Remarks: |
No remarks. |
Rate of degradation |
|
Laboratory studies |
|
DT50lab (20 °C, aerobic): |
Active substance: DT50lab (18 - 20°C,
aerobic): 48 – 54 d at > 13 % soil water content (mean: 51 d, median: 51 d, n=4, r2 =
0.918 – 0.989, kinetics of higher order: 1.5th, 2nd,
root function 1.5th ) 16 and 35 d at 9 - 11 % soil water content (mean: 26 d, median: 26 d, n=2, r2 =
0.982 – 0.998, kinetics of higher order: root functions 1.5th and
2nd ) DT50lab (28°C,
aerobic): 4 and 10 d at 60 % MWHC (mean: 7 d, median: 7 d, n=2, r2 = 0.977
– 0.978, kinetics of higher order: root functions 1st and 1.5th
) Metabolite DCVA: DT50lab (25°C, aerobic):
12 – 62 d at 40 % MWHC (mean: 24 d, median: 16 d, 2 soils, 4 isomers, 1st
order kinetics) Metabolite FPBacid: There was insufficient sampling for calculation but
an estimation was possible : DT50 (FPBacid) < DT50
(DCVA) |
DT90lab (20 °C, aerobic): |
DT90lab (18 - 20°C,
aerobic): 253 – 1664 d at > 13 % soil water content (mean: 611 d, median: 363 d, n=4, r2 =
0.918 – 0.989, kinetics of higher order: 1.5th, 2nd,
root function 1.5th ) 950 and >>1000 d at 9 - 11 % soil water
content (mean and
median: not determinable, n=2, r2 = 0.982 – 0.998, kinetics
of higher order: root functions 1.5th and 2nd ) DT90lab (28°C,
aerobic): 53 and 139 d at 60 % MWHC (mean: 96 d, median: 96 d, n=2, r2 =
0.977 – 0.978, kinetics of higher order: root functions 1st and 1.5th
) Metabolites DCVA and FPBacid: no data available |
DT50lab (10 °C, aerobic): |
Experimental DT50 for cyfluthrin = 20
days |
DT50lab (20 °C, anaerobic): |
Not possible to define DT50 |
|
|
Field studies (country or
region) |
|
DT50f from soil dissipation studies: |
26 - 40 d (Germany, n = 2) Total residues (cyfluthrin, DCVA, FPBacid): |
DT90f from soil dissipation studies: |
133 d (Germany, n = 2) Total residues (cyfluthrin, DCVA, FPBacid): Higher order degradation kinetics |
Soil accumulation studies: |
Not required |
Soil residue studies: |
Not required |
|
|
Remarks |
|
e.g. effect of soil pH on degradation rate |
No significant dependency |
Adsorption/desorption |
|
Kf / Koc: |
Active substance: KOC: 64300 sandy loam, pH 5.1, 2.4 % OC Active substance (additional results): KOC: 180290 124000 117946 73484 Soil: Loamy
Silt loam Loamy sand Clay loam
Sand pH:
5.9 8.1 6.7 6.5 OC(%): 0.69
0.90 1.12 2.44 pH dependence: No Metabolite DCVA: calculated KOC:
53.4 Experimental results: KOC: 31
14 356 Soil type:
Sand clay loam sandy loam pH: 6.9 8.1
5.1 OC(%): 0.59 1.6
0.8 The adsorption depends strongly on the soil pH-value as expected. Metabolite FPBacid: no data available, not required. |
Mobility |
|
Laboratory studies: |
Soil-TLC: Rf values: 0.05 - 0.06 without ageing, over 36 d. Soil-TLC: DCVA: Rf values: 0.29 - 0.87 |
Column leaching: |
In leachate: 1
% cyfluthrin |
Aged residue leaching: |
Ageing period: 30 and 60 d In leachate: Ł 1 %
cyfluthrin
< 1 % FPBacid DCVA : The adsorption depends strongly on the soil pH-value as expected: DCVA has
to be considered as being mobile in alkaline soils and being immobile in acid
soils. |
|
|
Field studies: |
|
Lysimeter/Field leaching studies: |
Not required |
|
|
Remarks: |
No remarks |
Fate and behaviour in water
Abiotic degradation |
|
Hydrolytic degradation: Relevant metabolites: |
Active substance: at 20 °C: DT50 at pH 4: > 1 year (all isomers) 160 d (diastereomers III + IV) 9: 42 h
(diastereomers I + II) 33 h (diastereomers III + IV) 89
% at pH 9 after 14 and 21 d DCVA: Half-life at 25 °C > 1 year at pH 4, 7, 9 FPBald: A further hydrolytic degradation is not
expected under sterile conditions because of the molecular structure. |
Photolytic degradation:
Relevant metabolites: |
DT50: 12.2 d (medium-pressure
mercury lamp) DT50: < 1d (natural
sunlight, August/September, Kansas, 38°49’ North) - Up to 37 % FPBacid and
12 % FPBald after DCVA: > 10 % assumed, DT50: 22 d (cis),
33 d (trans) |
|
|
Biological degradation |
|
Ready biodegradable: |
Not required as cyfluthrin is considered to be not
readily biodegradable. |
Water/sediment study: DT50
water: DT90
water: DT50 whole system: DT90 whole system: DT50
water: DT50
water: DT90 water: DT50 sediment: DT90 sediment: DT50 whole system: DT90 whole system: Distribution in water / sediment systems (active substance) - residues in the water phase (% of applied) maximum at
day .... at the end
of the study at day.... - residues in the sediment (% of applied) maximum at
day.... at the end
of the study at day.... Distribution in water / sediment systems (metabolites) - residues in the water phase (% of applied) maximum at
day .... at the end
of the study at day.... - residues in the sediment (% of applied) maximum at
day.... at the end
of the study at day.... Mineralization after 70 days Non-extractable residues after 70 days Distribution in water / sediment systems (active substance) - residues in the water phase (% of applied) maximum at
day .... at the end
of the study at day.... - residues in the sediment (% of applied) maximum at
day.... at the end
of the study at day.... Distribution in water / sediment systems (metabolites) - residues in the water phase (% of applied) maximum at
day .... at the end
of the study at day.... - residues in the sediment (% of applied) maximum at
day.... at the end
of the study at day.... Mineralization after 100 days Non-extractable residues after 100 days |
[fluorophenyl-UL-14C]cyfluthrin: DT50
(water) < 1 d DT90
(water) < 1 d DT50 (whole system) 0.22 – 0.36 d DT90 (whole system) 6.1 – 9.9 d FPBacid: ca. 10 d, estimated [cyclopropane-1-14C]cyfluthrin: DT50
(water) 2.4 – 3.8 h DT90
(water) 26.6 – 41.7 h DT50 (sediment) 3.3 – 12.4 d DT90 (sediment) 90 d DT50 (whole system) 2.5 – 3.5 d DT90 (whole system) 56.6 – 66.8 d [fluorophenyl-UL-14C]cyfluthrin: 0.5 % at day 1 <1.1
% at day 11 n.d. at day 70 20 % at day 1 1.1 % at day 70 FPBald FPBacid 1.1 % at day 1 29
% at day 11 n.d. at day 70 n.d.
at day 70 16 % at day 1 24
% at day 1 0.4 % at day 70 0.7
% at day 70 61 – 67 % 20 – 29 % [cyclopropane-1-14C]cyfluthrin: 24.3 – 40.5 % at 0.5 h (maximum), 4 – 17.3 % at day
1 n.d. at day 100 63 – 68.4 % at 6 h (maximum) 7.1 – 15.9 % at day 100 DCVA: 32.2 – 36.0 % at day 28/2 (maximum) 11.2 – 25.6 % at day 100 8.0 – 23.7 % at day 100 (maximum) 14 – 37 % 12 – 26 % |
Accumulation in water and/or sediment: |
No |
|
|
Degradation
in the saturated zone |
Not required |
|
|
Remarks: |
Apparently rapid
degradation of cyfluthrin in sediment - more rapid than other pyrethroids. |
Fate and
behaviour in air
Volatility |
|
Vapour pressure: |
(1.4 - 96) × 10-8
Pa at 20 °C, 4 diastereoisomers of cyfluthrin |
Henry's law constant: |
0.0032 - 0.19 Pa×m3×mol-1
at 20 °C |
|
|
Photolytic degradation |
|
Direct photolysis in air: |
No data available; not yet required according to
Annex II |
Photochemical oxidative degradation in air DT50: |
Tropospherical half-life of beta-cyfluthrin: 17.8 h Chemical lifetime in troposphere: 25.7 h (according to Atkinson, reaction with OH radicals,
concentration: 5 × 105
OH/cm3) |
Volatilisation: |
Volatilization of beta-cyfluthrin under field conditions within 24 h after
application: plant (wheat)/soil system: 0 - 32 % (mean: 7 %) |
|
|
Remarks: |
No remarks |
Ecotoxicology
Terrestrial Vertebrates
Acute toxicity to mammals: |
LD50 = 16.2 - 155 mg/kg bw (rat,
depending on vehicle) |
Acute toxicity to birds: |
LD50 >2000 mg/kg bw (bobwhite quail) LD50 = ca. 100 mg/kg bw (canary) |
Dietary toxicity to birds: |
LC50 > 5000 ppm (bobwhite quail and
mallard duck) |
Reproductive toxicity to birds: |
NOEL = 250 ppm (mallard duck) NOEL = 1000 ppm (bobwhite quail) |
Short term oral toxicity to
mammals: |
NOEL = 50 ppm (rat, reproduction) |
Aquatic
Organisms
Acute toxicity fish: |
LC50 = 0.00047 mg/l (Oncorhynchus mykiss; 96 h) LC50 = 0.00068 mg/l* (Oncorhynchus mykiss; 48 h) LC50 = 0.000998 mg/l (Lepomis macrochirus; 96 h) |
Long term toxicity fish: |
NOEC = 0.00001 mg/l (Oncorhynchus mykiss; 58 d) NOEC = 0.00014 mg/l (Pimephales promelas; 307 d) |
Bioaccumulation fish: |
BCF = 506; CT50
= 9 d; CT90 = 28 d |
Acute toxicity invertebrate: |
EC 50 = 0.00016 mg/l (Daphnia magna; 48 h) |
Chronic toxicity invertebrate: |
NOEC = 0.00002 mg/l (Daphnia magna; 21 d) |
Acute toxicity algae: |
EC50 > 10 mg/l (Scenedesmus subspicatus; 96 h) |
Chronic toxicity sediment
dwelling organism: |
EC5 = 0.00011 mg/l
(Chironomus riparius; 28 d) |
*: LC50
calculated after 48 h from flow-through test,
relevant for risk assessment
Honeybees
Acute oral toxicity: |
LD50 ~ 0.05 µg/bee |
Acute contact toxicity: |
LD50 ~ 0.001 µg/bee |
Other
arthropod species
Test species |
% Effect |
Encarsia formosa |
Mortality: 100 % effect on
pupae |
Phytoseiulus persimilis |
Mortality: 100 % in life-cycle |
Poecilus cupreus |
Mortality: 26.7 % effect on
adults |
Poecilus cupreus |
Sublethal effects: 100 % in
adults |
Pterostichus melanarius |
Mortality: 100 % effect on
adults |
Coccinella septempunctata |
Mortality: 100 % in field test |
Extended laboratory tests
Typhlodromus pyri
(Protonymph) |
Mortality: LR50 = 0.42 g as/ha
(Cyfluthrin EC50) |
Typhlodromus pyri
(Protonymph) |
Mortality: 100 % (Cyfluthrin EC50) |
Aphidius
rhopalosiphi (Adults) |
Mortality LR50 = 1.63 g as/ha (Cyfluthrin
EC50) |
Coccinella
septempunctata (Larvae) |
Mortality: LR50 = 0.017 g
as/ha(Cyfluthrin EC50) |
Coccinella
septempunctata (Larvae) |
Mortality, (Cyfluthrin EC50): 87 % (0 days after treatment) 8 % 28 (days
after treatment) 6 % 43 (days
after treatment) |
Aleochara
bilineata (Lifecycle) |
Parasitation: ER50 = 6.31 g
as/ha(Cyfluthrin EC50) |
Field or semi-field tests |
no studies submitted for Cyfluthrin Results of a field test using
beta-Cyfluthrin with predatory mites (Seiulus tiliarum, Euseius finlandicus)
indicated that the dominance structure of the predatory mite fauna
was different in the treated plots compared to the control plots, due to much
lower numbers of Euseius finlandicus
and higher numbers of Seiulus tiliarum even at 299 days after treatment. In the
treated plots Seiulus tiliarum was
the dominant predatory mite whereas in the control plots Euseius finlandicus was the dominant one. On a longterm basis the
risk for local extinction of phytoseiid mites such Euseius finlandicus or species of the same sensitivity is
classified high. |
Earthworms
Acute toxicity: |
LC50 > 1000
mg as/kg |
Reproductive toxicity: |
NOEC: > 100 g as/ha |
Soil
micro-organisms
Nitrogen mineralization: |
No negative effects up to 1 mg as/kg soil |
Carbon mineralization: |
No negative effects up to 1 mg as/kg soil |
Milieubeoordeling
Het betreft een verlengingsaanvraag van de middellenmiddelen BOLFO FLEEGARD Spray en Solfac-Vloeibaar op basis van cyfluthrin en pyriproxyfen, een insecticide. Het product Bolfo Fleegard Spray is een insecticide voor huishoudelijk gebruik ter bestrijding van larven en volwassen honden- en kattenvlooien in woningen..
Het product Solfac-Vloeibaar is een insecticide. De toepassing als insecticide
voor professioneel gebruik ter bestrijding van kruipende insecten en vliegen in
opslag‑, verblijfs‑ en bedrijfsruimten en op vuilstortplaatsen
wordt beoordeeld.
Tabel M.1 Overzicht van de beoordeelde
toepassingen
Toepas-singsnr. |
Toepassing |
Dosering middel |
Max. dosering cyfluthrin |
1 |
Bolfo Fleegard
Spray ter bestrijding van larven en volwassen vlooien in woningen
uitsluitende voor pleksgewijze toepassing in hoeken, naden en kieren van
woonruimten en andere ruimten waarbij contact met eet- en drinkwaren is
uitgesloten. |
10 – 50 g / 1 m2 |
20 mg / m2 |
2 |
Solfac-Vloeibaar ter bestrijding van
kruipende insecten en vliegen in opslag-, verblijfs- en bedrijfs-ruimten voor
pleksgewijze behandeling van naden, kieren en oppervlakten. |
40 g. / 5 L water, voor 100 m2 |
2,1 g / 5 L water |
3 |
Solfac-Vloeibaar ter bestrijding van
kruipende insecten en vliegen op vuilstortplaatsen. |
40 g. / 5 L water, voor 100 m2 |
2,1 g / 5 L water |
|
|
|
|
2. Risico’s voor het
milieu (artikel 2 BmBio)
Volgens het BmBio dient voor milieubeoordelingen getoetst te worden aan het persistentie criterium bodem en de standaardnormen voor uitspoeling.
2.1.
Verspreiding en gedrag in het milieu (artikel 2)
2.1.1 Chemie en/of
metabolisme
Voor de samenvatting van gegevens wordt verwezen naar de hier boven weergegeven profiel voor cyfluthrin.
2.1.2 Reactieproducten/omzettingsproducten
De volgende metabolieten worden gevormd in een percentage groter dan 10%
DCVA = |
3-(2,2-dichlorovinyl)-2,2-dimethylcycloporpanecarboxylic
acid = permethric acid |
FPBacid = |
4-fluoro-3-phenoxybenzoic
acid |
FPBald = |
4-fluoro-3-phenoxybenzaldehyde |
Bodem
DCVA |
|
FPBacid: |
10% na 28 d., tot 31% na 118 d. onder droge condities). |
Water
FPBacid: |
tot 37% na 14 dagen; |
FPBald: |
tot 12% na 14 dagen |
DCVA: |
aangenomen wordt dat >10%. |
Water-sediment
Waterfase:
FPBacid: |
tot 29% na 11 dagen, n.d. na 70 dagen (w.s = [fluorophenyl-UL-14C]cyfluthrin); |
DCVA: |
32,2 – 36% op dag 28/2 (maximaal), 11,2 – 25,6 op dag 100 (w.s. = [cyclopropane-1-14C]cyfluthrin). |
Sediment:
FPBald: |
tot 16% na 1 dag, 0,4% na 70 dagen (w.s = [fluorophenyl-UL-14C]cyfluthrin); |
FPBacid: |
tot 24% na 1 dag, 0,7% na 70 dagen (w.s = [fluorophenyl-UL-14C]cyfluthrin) |
DCVA: |
8,0 – 23,7% op dag 100 (w.s. = [cyclopropane-1-14C]cyfluthrin). |
2.1.3 Emissieroutes
Scenario berekeningen zijn uitgevoerd met USES 2.0. De volgende levenscyclusstadia kunnen beschreven worden:
Productie |
↓
Formulering |
↓
Toepassing |
Gebruiksfase |
Afvalfase |
De toepassingsfase
omvat het aanbrengen van het middel. De gebruiksfase is de fase waarin het
middel werkzaam en aanwezig is op die plekken waar het zijn werk moet doen. De
afvalfase is de fase waarin het middel wordt verwijderd en of via RWZI wordt
afgevoerd of bijvoorbeeld samen met de mest over het land wordt uitgereden.
Voor beide middelen
vinden de emissies met name plaats tijdens de gebruiksfase en de afvalfase. De
emissieroutes zijn:
BOLFO FLEEGARD
Spray, toepassing 1:
Gebruiksfase: Blootstelling kan plaatsvinden via de lucht
bij ventilatie van de behandelde ruimten.
Afvalfase: Blootstelling van een RWZI en
oppervlaktewater is mogelijk omdat er vanuit kan worden gegaan dat de ruimten
ook regelmatig worden schoongemaakt waarbij de verwachting is dat het
afvalwater via de gootsteen zal worden geloosd. Mogelijk komen materialen
behandeld met het middel (zoals hout van plinten, vloerbedekking, muren) in de
afvalfase op een afvalstortplaats terecht of worden verbrand in een
afvalverbrandingsinstallatie. Deze laatste emissie routes zijn naar verwachting
zeer beperkt en wordt buitenbeschouwing gelaten.
Solfac-Vloeibaar,
toepassing 2:
Gebruiksfase: Blootstelling kan plaatsvinden via de lucht
bij ventilatie van de behandelde ruimten.
Afvalfase: Blootstelling van een RWZI en
oppervlaktewater is mogelijk omdat er vanuit kan worden gegaan dat de ruimten
ook regelmatig worden schoongemaakt waarbij de verwachting is dat het
afvalwater via de gootsteen zal worden geloosd.
Solfac-Vloeibaar,
toepassing 3:
Gebruiksfase: Blootstelling kan plaatsvinden via de lucht. Daarnaast kan blootstelling plaatsvinden via drift naar het oppervlaktewater. Verdere risico’s voor het milieu worden uitgesloten omdat de in exploitatie zijnde stortplaatsen of stortplaatsgedeelten allemaal een waterondoorlatende onderlaag bezitten.
2.2 Vaststelling van de PNEC (artikel 2.2
Bmbio)
Conform het Bmbio wordt de PNEC vastgesteld door toepassing van een beoordelings- coëfficiënt (veiligheidsfactor) overeenkomstig richtlijn 93/67/EEG. Een nadere uitwerking hiervan is terug te vinden in hoofdstuk 3 van het Technical Guidance Document (TGD) in Support of Directive 93/67/EEC.
2.2.1 PNEC voor water- en sedimentorganismen
De voor de afleiding van de PNEC waterorganismen beschikbare toxiciteitsgegevens voor cyfluthrin zijn in onderstaande tabel weergegeven. Er zijn geen toxiciteitsgegevens beschikbaar voor de watermetabolieten FPBacid, FPBald en DCVA.
Tabel M.2 Toxiciteitsgegevens
waterorganismen voor cyfluthrin
Organisme |
LC50 [mg w.s./L] |
NOEC [mg w.s./L] |
Vissen: Oncorhynchus mykiss (96 h) Oncorhynchus
mykiss (48 h) Lepomis
macrochirus (96 h) Oncorhynchus
mykiss (58 d) Pimephales
promelas (307 d) |
0,00047 0,00068 0,000998 |
0,00001 0,00014 |
Invertebrate: Daphnia
magna (48 h) Daphnia
magna (21 d) |
0,00016 |
0,00002 |
Algen: Scenedesmus
subspiratus (96
h) |
> 10 |
|
Sedimentorganismen : Chironomus
riparius (28 d) |
0,00011 |
|
In onderstaande tabel M.3 wordt de PNEC voor water- en sedimentorganismen weergegeven.
Tabel M.3 PNEC
water- en sedimentorganismen voor cyfluthrin
Beschikbare
gegevens |
laagste waarde [mg w.s./L] |
Veiligheids-factor |
PNEC [mg w.s/L] |
PNEC [ug w.s/L] |
Waterorganismen: Twee chronische NOECs van species die twee trofische niveaus vertegenwoordigen |
0,00001 |
50 |
0,0000002 |
0,0002 |
Sedimentorganismen: Eén EC-5 waarde |
0,00011 |
100 |
0,0000011 |
0,0011 |
2.3 Vaststelling van de PEC (artikel 2.3)
2.3.1 PEC oppervlaktewater
Voor de toepassingen 1 en 2 is blootstelling aan het oppervlaktewater via de RWZI mogelijk. Er is een scenario in USES2.0 beschikbaar waarmee de concentratie het in het oppervlaktewater via deze route berekend kan worden. Dit is het Scenario: “desinfectans in accommodations”. De input voor dit scenario is onder andere de locale emissie uitgedrukt in een hoeveelheid kg per RWZI. Voor beide toepassingen kan echter geen specifieke locale emissie berekend worden. Om deze reden is het niet mogelijk om een PEC oppervlaktewater te berekenen voor toepassingen 1 en 2.
Voor toepassing 3 is blootstelling aan het oppervlaktewater mogelijk via drift.
Het risico voor waterorganismen wordt ingeschat met behulp van berekeningen van de concentratie in het oppervlaktewater (sloot van 30 cm diepte) die ontstaan door overwaaien van het middel. De concentraties in oppervlaktewater zijn berekend m.b.v. het model TOXSWA. Voor de berekening van de belasting van het oppervlaktewater door verwaaiing wordt uitgegaan van een driftpercentage van 0,5%. Aangezien er nog geen standaardmethode is om de afzonderlijke afbraaksnelheden in water en sediment uit de water/sediment studie te bepalen, werd voorlopig de DT50 (systeem) gebruikt voor de schatting van de afbraaksnelheid in water. In het sediment wordt geen afbraak verondersteld (DT50 = 10000 dagen).
In onderstaand overzicht zijn voor cyfluthrin de in TOXSWA ingevoerde stofparameters opgenomen (waar relevant het gemiddelde van de beschikbare waarden).
TOXSWA: cyfluthrin DT50 voor afbraaksnelheid in water bij 20°C: 1,6 dagen (range 0,22 – 3,5 dagen) DT50 voor afbraaksnelheid in sediment bij 20°C: 10000 dagen. Kom voor zwevend organische stof: 65884 L/kg Kom voor sediment: 65884 L/kg Verzadigde dampspanning: 8,5 E-08 – 9,6 E-07 Pa (20 °C) Oplosbaarheid in water: 2,3 E-06 g/L (20 °C) Molecuulmassa: 434,3 g/mol Overige parameters: standaard instelling TOXSWA |
In Tabel M.4 zijn voor cyfluthrin de berekende concentraties in het oppervlaktewater aangegeven. Er is uitgegaan van een driftpercentage van 0,5 % en een frequentie van 2 maal met een tussenperiode van 14 dagen.
Tabel M.4 Overzicht van concentraties van de w.s. in
oppervlaktewater (voorjaar)
Scenario |
Dosering [g w.s./m2] |
PIEC [µg
w.s./L] |
PEC21[µg
w.s./L] |
PEC28[µg
w.s./L] |
Voorjaarsscenario |
1,05 E-04 |
0,33 |
0,09 |
0,08 |
Najaarsscenario |
1,05 E-04 |
0,32 |
0,06 |
0,05 |
3. Effecten op milieu (artikel 3 Bmbio)
3.1 Water
3.1.1 Risicoschatting voor water- en
sedimentorganismen (artikel 3.1.1 Bmbio)
Het risico voor waterorganismen wordt geschat door berekende concentraties in het oppervlaktewater en gesuspendeerd materiaal (PEC, zie paragraaf 2.3) te vergelijken met de norm (PNEC, zie paragraaf 2.2). Als aan de normen wordt voldaan, is er een gering risico. Het middel is toelaatbaar voor wat betreft het acute en het chronische risico voor waterorganismen. Als niet wordt voldaan aan bovenstaande criteria, dan is er sprake van een risico. Aangegeven wordt of er (en zo ja, in welke mate) overschrijding plaats vindt van de norm voor water- en sedimentorganismen.
Voor de toepassingen 1 en 2 is het mogelijk dat blootstelling aan oppervlaktewater plaatsvindt. Voor deze toepassingen is het echter niet mogelijk om een PEC oppervlaktewater te berekenen vanwege het ontbreken van de locale emissie uitgedrukt in een hoeveelheid kg per RWZI. Voor het berekenen van een PEC voor deze toepassingen zal in de toekomst aansluiting worden gezocht bij de EU. Vooralsnog kunnen deze toepassingen niet worden getoetst aan de normen voor water- en sedimentorganismen zoals opgenomen in het Bmbio.
Voor toepassing 3 is het mogelijk dat blootstelling plaats vindt aan het oppervlaktewater via drift. De onderstaande tabel geeft PEC waarden, de hierbij behorende PNEC waarde en de mate van normoverschrijding.
Tabel M.5 Overzicht van
normoverschrijdingen water- en sedimentorganismen
Scenario |
PIEC [µg w.s./L] |
PNEC [ug w.s/L] |
normoverschrijding |
waterorganismen |
|
|
|
Voorjaarsscenario |
0,33 |
0,0002 |
1650 |
najaarsscenario |
0,32 |
0,0002 |
1600 |
sedimentorganismen |
|
|
|
Voorjaarsscenario |
0,33 |
0,0011 |
300 |
najaarsscenario |
0,32 |
0,0011 |
290 |
Wanneer de concentraties in de oppervlaktewater en het sediment in ogenschouw worden genomen blijkt dat de norm voor water- en sedimentorganismen zoals opgenomen in het Bmbio wordt overschreden voor de toepassing 3.
Nadat het risico voor water- en sedimentorganismen is doorgegeven aan de aanvrager heeft de aanvrager besloten de omschrijving met betrekking tot het gebuik van toepassing 3 (overeenkomstig toepassing 2 in het WGGA) als volgt te wijzigen in het WGGA van Solfac-Vloeibaar: “kruipende insecten en vliegen op vuilstortplaatsen, met dien verstande dat toepassing uitsluitend is toegestaan indien de vuilstortplaats niet grenst aan een watergang”.
Door deze wijziging is drift naar watergangen uit te sluiten. Hiermee behoeft toepassing 3 geen toetsing meer aan de normen voor water- en sedimentorganismen en voldoet daarmee.
Bij toepassing 4 vindt geen blootstelling aan het oppervlaktewater plaats. Deze toepassing behoeft dan ook geen toetsing en voldoet aan de normen voor water- en sedimentorganismen zoals opgenomen in het Bmbio.
3.1.2
Toetsing drinkwatercriterium (artikel 3.1.2 en 3.1.3 Bmbio)
Toetsing aan het drinkwatercriterium vindt plaats volgens het Bmbio. Dit houdt in dat de concentratie van de werkzame stof en relevante metabolieten in grondwater en in oppervlaktewater bestemd voor de bereiding van drinkwater <0,1 μg/L dient te zijn, dan wel een lagere waarde indien de toxicologie van de stoffen hiertoe aanleiding geeft.
Bij de toepassingen 1, 2 en 3 vindt geen blootstelling aan het grondwater plaats. Deze toepassingen behoeven dan ook geen toetsing en voldoen aan de norm voor uitspoeling zoals opgenomen in het Bmbio.
Oppervlaktewater
Voor de toepassingen 1 en 2 is het mogelijk dat blootstelling aan oppervlaktewater plaatsvindt. Voor deze toepassingen is het echter niet mogelijk om een PEC oppervlaktewater te berekenen vanwege het ontbreken van de locale emissie uitgedrukt in een hoeveelheid kg per RWZI. Voor het berekenen van een PEC voor deze toepassingen zal in de toekomst aansluiting worden gezocht bij de EU. Vooralsnog kunnen deze toepassingen niet worden getoetst aan de norm van 0,1 µg/L voor oppervlaktewater bestemd voor de bereiding van drinkwater zoals opgenomen in het Bmbio.
Voor toepassing 3 is het mogelijk dat blootstelling aan het oppervlaktewater plaatsvindt.
Wanneer de concentraties in het oppervlaktewater vermeld in
tabel M.7 in ogenschouw worden genomen blijkt dat de concentratie cyfluthrin in
oppervlaktewater de norm van
0,1 µg/L voor oppervlaktewater bestemd voor de bereiding van drinkwater zoals
opgenomen in artikel 3.1.3 van het Bmbio overschrijdt.
Nadat het risico voor water- en sedimentorganismen is doorgegeven aan de aanvrager heeft de aanvrager besloten de omschrijving met betrekking tot het gebuik van toepassing 3 (overeenkomstig toepassing 2 in het WGGA) als volgt te wijzigen in het WGGA van Solfac-Vloeibaar: “kruipende insecten en vliegen op vuilstortplaatsen, met dien verstande dat toepassing uitsluitend is toegestaan indien de vuilstortplaats niet grenst aan een watergang”.
Door deze wijziging is drift naar watergangen uit te sluiten. Hiermee behoeft toepassing 3 geen toetsing meer aan de normen van 0,1 µg/L voor oppervlaktewater bestemd voor de bereiding van drinkwater en voldoet daarmee.
3.2 Bodem
3.2.1 Toetsing
persistentiecriterium (artikel 3.2.1 Bmbio)
Bij de toepassingen 1, 2 en 3 vindt geen blootstelling aan de bodem plaats. Deze toepassingen behoeven dan ook geen toetsing en voldoen aan de norm voor persistentie zoals opgenomen in het Bmbio.
3.3 Lucht
3.3.1 Toetsing criteria luchtkwaliteit (artikel
3.3.1 Bmbio)
Volgens artikel 3.3.1 van het Bmbio hebben de toelatingseisen met betrekking tot lucht een algemeen karakter en zijn niet nader aangeduid in de vorm van een getalsmatige norm. Derhalve worden effecten op de luchtkwaliteit slechts meegewogen bij de besluitvorming over een biocide voor zover deze kunnen worden voorzien. Vooralsnog zal de beoordeling van mogelijke effecten op de luchtkwaliteit zich beperken tot aantasting van de ozonlaag.
Cyfluthrin is weinig vluchtig en er wordt geen risico voor aantasting van de ozonlaag verwacht. Voor alle vier de toepassingen wordt voldaan aan de norm voor lucht zoals opgenomen in het Bmbio.
4. Niet tot de
doelsoort behorende organismen (artikel 3.4 Bmbio)
4.1. Risico voor
niet tot de doelsoort behorende organismen (bodemorganismen, vogels,
zoogdieren)
4.1.1 Bodemorganismen
Bij de toepassingen 1, 2 en 3 vindt geen blootstelling van de bodem plaats. Deze toepassingen behoeven dan ook geen toetsing en voldoen aan de norm voor bodemorganismen zoals opgenomen in het Bmbio.
4.1.2 Vogels en zoogdieren
Bij de toepassingen 1, 2 en 3 vindt geen blootstelling van de bodem plaats. Deze toepassingen behoeven dan ook geen toetsing en voldoen aan de norm voor vogels en zoogdieren zoals opgenomen in het Bmbio.
4.1.3 Niet
doelwit-arthropoden
Bij de toepassingen 1, 2 en 3 vindt geen blootstelling van de bodem plaats. Deze toepassingen behoeven dan ook geen toetsing en voldoen aan de norm voor niet doelwit-arthropoden zoals opgenomen in het Bmbio.
4.1.4 Risico voor functie
RWZI
Voor de toepassingen 1 en 2 is het mogelijk dat blootstelling aan de RWZI plaatsvindt.
Voor deze toepassingen is het echter niet mogelijk om een PEC RWZI te berekenen vanwege het ontbreken van de locale emissie uitgedrukt in een hoeveelheid kg per RWZI. Voor het berekenen van een PEC voor deze toepassingen zal in de toekomst aansluiting worden gezocht bij de EU. Daarnaast ontbreken voor cyfluthrin gegevens betreffende de invloed van de werkzame stof op de zuivering van afvalwater volgens het aanvraagformulier (OECD-richtlijn 209). Deze gegevens dienen voor een toekomstige beoordeling geleverd te worden.
Vooralsnog kunnen deze toepassingen niet worden getoetst aan de normen voor micro- organismen in een RWZI zoals opgenomen in het Bmbio.
Bij de toepassingen 3 vindt geen blootstelling aan de RWZI plaats. Deze toepassingen behoeven dan ook geen toetsing en voldoen aan de normen voor micro-organismen in een RWZI zoals opgenomen in het Bmbio.
Conclusie met betrekking tot milieu
Te leveren aanvullende gegevens voor het aspect
milieu
Geen
Conclusie
Bij toepassing van Solfac-Vloeibaar volgens het voorgestelde Wettelijk Gebruiksvoorschrift worden geen onaanvaardbaar risico’s verwacht voor de gezondheid van de mens, voor degene die het middel toepast en voor het milieu (art 3 en 3a Bestrijdingsmiddelenwet 1962).
De etikettering wordt voor Solfac-Vloeibaar als volgt vastgesteld:
Gevaarsymbool: |
N |
Aanduiding: |
Milieugevaarlijk |
|
Xi |
Aanduiding: |
Irriterend |
R-zinnen |
43 |
Kan
overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid. |
|
|
51/53 |
Vergiftig voor in het water levende organismen; kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken |
|
S-zinnen |
21 |
Niet roken tijdens gebruik |
|
|
36/37 |
Draag geschikte
handschoenen en beschermende kleding. |
|
|
61 |
Voorkom lozing in het milieu. Vraag om speciale instructies/veiligheidskaart. |
|
Specifieke vermeldingen: DPD-zinnen |
V11-NL: |
Voedingswaren, keukengerei, aquaria en vogelkooien goed afdekken, aquariumpompen uitschakelen. |
|
|
V29-NL: |
Niet toepassen op plaatsen die toegankelijk zijn voor kinderen van 0 – 4 jaar. |
· Het College besluit de toelating van Solfac-Vloeibaar (20030339 TVB) te verlengen op grond van art. 3, 3a en 5 van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962. ·
Als (nieuwe) einddatum voor cyfluthrin voor het
toepassingsgebied H wordt ·
Als expiratiedatum voor het middel Solfac-Vloeibaar (20030339 TVB)
wordt |
|||
· De etikettering wordt als volgt vastgesteld: |
|||
Gevaarsymbool: |
N |
Aanduiding: |
Milieugevaarlijk |
|
Xi |
Aanduiding: |
Irriterend |
R-zinnen |
43 |
Kan
overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid. |
|
|
51/53 |
Vergiftig voor in het water levende organismen; kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten |
|
S-zinnen |
21 |
Niet roken tijdens gebruik |
|
|
36/37 |
Draag geschikte
handschoenen en beschermende kleding. |
|
|
61 |
Voorkom lozing in het milieu. Vraag om speciale instructies/veiligheidskaart. |
|
Specifieke vermeldingen: DPD-zinnen |
V11-NL: |
Voedingswaren, keukengerei, aquaria en vogelkooien goed afdekken, aquariumpompen uitschakelen. |
|
|
V29-NL: |
Niet toepassen op plaatsen die toegankelijk zijn voor kinderen van 0 – 4 jaar. |