Het College voor de Toelating
van Bestrijdingsmiddelen,
beslissende op de aanvraag d.d. 7 februari 2003 (aanvraagnummer 20030062 TG) van
tot verkrijging van een toelating als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (Stb. 288) voor het middel
gelet op de artikelen 3, 3a, 4 en 5 van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962,
BESLUIT:
§ I Toelating
§ II Samenstelling, vorm en afwerking
Onverminderd hetgeen omtrent de samenstelling, vorm en afwerking bij de Regeling samenstelling, indeling, verpakking en etikettering bestrijdingsmiddelen is bepaald, moeten:
§ III Gebruik
Het bestrijdingsmiddel mag slechts worden gebruikt met inachtneming van hetgeen in bijlage I dezes onder A. is voorgeschreven.
§ IV Verpakking en etikettering
- aard van het preparaat: Water dispergeerbaar granulaat
- werkzame stof(fen): mancozeb, metalaxyl-m
- gehalte(n): 64 % resp. 3,9 %
- andere zeer giftige, giftige, bijtende of schadelijke stof(fen):
- toxicologische groep(en): dithiocarbamaten
- uiterste gebruiksdatum:
a. letterlijk en zonder enige aanvulling:
hetgeen in bijlage I dezes onder A. is vermeld.
b. hetzij letterlijk, hetzij naar zakelijke inhoud:
de in bijlage I dezes onder B. opgenomen tekst, met dien verstande, dat niet alle daarin aangegeven toepassingen behoeven te worden vermeld en de inhoud dier tekst slechts mag worden aangevuld met technische aanwijzingen voor een goede bestrijding, mits deze niet met die tekst in strijd zijn.
c. letterlijk en zonder enige aanvulling:
- Bijzondere gevaren:
Kan overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid.
- Veiligheidsaanbevelingen:
Buiten bereik van kinderen bewaren.
Verwijderd houden van eet- en drinkwaren en van diervoeder.
Niet eten, drinken of roken tijdens gebruik.
Draag geschikte handschoenen en beschermende kleding.
d. Overeenkomstig artikel 15 van de Regeling samenstelling, indeling,
verpakking en etikettering bestrijdingsmiddelen moet op de verpakking als gevaarsymbool worden aangebracht: een Andreaskruis
met als onderschrift: “Irriterend”
Degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken kan gelet op artikel 8 van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 en artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, binnen zes weken na de dag waarop dit besluit bekend is gemaakt een bezwaarschrift indienen bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen. Een dergelijk bezwaarschrift dient te worden geadresseerd aan: Het College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen, Postbus 217, 6700 AE WAGENINGEN.
HET
COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN BESTRIJDINGSMIDDELEN,
(voorzitter)
HET COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN BESTRIJDINGSMIDDELEN
BIJLAGE I bij het toelatingsbesluit van het middel Fubol Gold,
toelatingsnummer 12537 N
A.
Wettelijk gebruiksvoorschrift
Toegestaan is uitsluitend het gebruik als schimmelbestrijdingsmiddel:
a. in de teelt van consumptie- en fabrieksaardappelen;
b. in de teelt van boomkwekerijgewassen;
c. in de teelt van Helichrysum in de vollegrond.
Toepassing is niet toegestaan van 1 september tot 1 maart.
Het is verboden dit middel met een luchtvaartuig toe te passen.
Dit middel is gevaarlijk voor niet-doelwit arthropoden (roofmijten en roofkevers). Vermijd onnodige blootstelling.
Veiligheidstermijn
De termijn tussen de laatste toepassing en de oogst mag niet korter zijn dan:
7 dagen voor consumptie- en fabrieksaardappelen.
B.
Gebruiksaanwijzing
Resistentiemanagement
Fubol Gold bevat naast mancozeb het systemische fungicide metalaxyl-m. Hiertegen kan zich resistentie ontwikkelen of reeds aanwezig zijn. Het gebruik van dit middel dient daarom beperkt te blijven tot maximaal drie bespuitingen per seizoen. Daar er tussen metalaxyl-m en verwante stoffen kruisresistentie bestaat, dienen bespuitingen met aan metalaxyl-m verwante stoffen in hetzelfde seizoen te worden vermeden.
Toepassingen
Consumptie- en
fabrieksaardappelen: ter bestrijding van aardappelziekte
(Phytophthora infestans)
Het middel vroeg in het seizoen toepassen als het gewas nog in volle ontwikkeling is (voor de bloei). Het verdient daarbij aanbeveling de eerste bespuiting uit te voeren met een ander geschikt middel. Toepassen met een interval van 7 tot 10 dagen afhankelijk van de infectiedruk. Maximaal drie opeenvolgende bespuitingen uitvoeren en binnen 7 dagen na de laatste bespuiting met Fubol Gold de bestrijding voortzetten met een ander daarvoor toegelaten middel. Niet toepassen op gewassen met stagnerende groei en op gewassen waar een aantasting zichtbaar is (i.v.m. resistentie). Om verspreiding van resistente schimmelstammen via het pootgoed te vermijden mag het middel niet in de teelt van pootaardappelen worden toegepast.
Dosering: 2,5 kg/ha.
Roos en Vitis: tegen valse meeldauw (Pseudopernospora sparsa en Peronospora viticola)
Een bespuiting uitvoeren zodra aantasting wordt waargenomen. De bespuiting zonodig herhalen.
Dosering: 0,3% (300 gram per 100 liter water).
Helichrysum in de vollegrond: tegen valse meeldauw (Bremia lactucae)
Zodra aantasting wordt waargenomen of als het gewas nagenoeg gesloten is en aantasting wordt verwacht twee bespuitingen uitvoeren met een interval van zeven tot tien dagen. Daarna overgaan op een preventief spuitschema met andere daarvoor toegelaten middelen.
Dosering: 0,3% (300 gram per 100 liter water).
N.B.: Gevoelige gewassen
Indien nog geen ervaring is opgedaan met het middel, dient een proefbespuiting
uitgevoerd te worden teneinde de verdraagzaamheid van het gewas te testen.
HET
COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN BESTRIJDINGSMIDDELEN,
(voorzitter)
HET COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN BESTRIJDINGSMIDDELEN
BIJLAGE II bij het toelatingsbesluit van het middel Fubol Gold,
toelatingsnummer 12537 N
Betreft een aanvraag tot toelating van het middel Fubol Gold, 20030062 TG, een middel op basis van de werkzame stoffen mancozeb en metalaxyl-M. Het middel wordt aangevraagd als een schimmelbestrijdingsmiddel
· in de teelt van consumptie- en fabrieksaardappelen;
· in de teelt van boomkwekerijgewassen;
· in de teelt van Helichrysum in de vollegrond.
De claim voor de toepassing op het plantbed van sla (met uitzondering van veldsla) en in de teelt van sla in de vollegrond (met uitzondering van veldsla) is door de aanvrager lopende de procedure ingetrokken.
De werkzame stof mancozeb is voor de
Europese herbeoordeling geplaatst op de eerste lijst. De werkzame stof metalaxyl-M
staat op Annex I van richtlijn 91/414/EEG sinds
1 oktober 2002.
De einddatum van de werkzame stof mancozeb is 1 december 2008.
De einddatum van de werkzame stof metalaxyl-M is 1 januari 2005.
Stand van zaken met betrekking tot de aanvraag
De aanvraag is op 11 februari 2003 ontvangen. De aanvraag is op 4 augustus 2003 in behandeling genomen. De 34-weken termijn voor het stellen van aanvullende vragen loopt af op 2 april 2004. De aanvrager trekt op 30 januari 2004 de toepassing in de teelt van sla in.
Profiel fysische en chemische eigenschappen
Werkzame stof mancozeb
Voor de fysisch-chemische eigenschappen van wordt gebruik gemaakt van de eindpuntentabel (februari 2003) zoals die als onderdeel van de concept monograph is opgesteld en besproken is in de ECCO bijeenkomsten. De stof is voor de Europese herbeoordeling geplaatst op de eerste lijst.
Identity
Chemical name (IUPAC) |
manganese ethylenebis (dithiocarbamate) (polymeric) complex with zinc salt |
Chemical name (CA) |
[1,2-ethanediylbis[carbamodithioato](2-)] manganese mixture with [1,2-ethanediylbis [carbamodithioato] (2-)] zinc (9CI)[ethylenebis(dithiocarbamato)]manganese mixture with [ethylenebis(dithiocarbamato)]zinc (8CI) |
CIPAC N° |
34 |
CAS N° |
8018-01-7 (formerly 8065-67-5) |
EEC N° (EINECS or ELINCS) |
006-076-00-1 |
FAO Specification (including year of publication) |
Tentative, 1980, 850 g/kg* |
Minimum purity of the active substance as manufactured (g/kg) |
800 g/kg* |
Identity of relevant impurities (of toxicological, environmental and/or other significance) in the active substance as manufactured (g/kg) |
Declared content of ETU is < 0.1% w/w day of manufacture |
Molecular formula |
(C4H6MnN2S4)x(Zn)y |
Molecular mass |
271.3 (tentative for the moment, not defined for the polymeric complex) |
Structural formula |
Mancozeb is a polymeric complex of the monomer illustrated |
*)In de concept monograph wordt een minimale zuiverheid van 800 g/kg aangehouden, maar volgens de FAO specificaties moet dat minimaal 850 g/kg zijn.
Physical-chemical properties
Melting point (state purity) |
Not measurable as the product decomposes without melting. |
Boiling point (state purity) |
Not applicable, decomposes before melting. |
Temperature of decomposition |
see melting point |
Appearance (state purity) |
(c) Yellowish powder (80%) |
Relative density (state purity) |
a) density: 1.9938 g/ml at 20°C (81.5%) (c) relative density: 1.976 at 22°C. (80%) |
Surface tension |
|
Vapour pressure (in Pa, state temperature) |
(a) Too low to be determined, literature comparison with other similar ionic solids:1.33 x 10-5 Pa |
Henry's law constant (Pa m3 mol-1) |
(a) Henry's law constant is calculated from the vapour pressure value and water solubility. KD < 5.9 x 10-4 Pa x m3 x mol -1 (not volatile). |
Solubility in water (g/l or mg/l, state temperature) |
The value of solubility in water 2-20 mg/l |
Solubility in organic solvents (g/l or mg/l, state temperature) |
The results show that Mancozeb is practically insoluble in organic solvents. |
Partition co-efficient (log Pow) (state pH and temperature) |
a) Kow 1.8 (first partioning), and 21.4 (second partitioning of octanol vs fresh water) and 0.11 for water vs fresh octanol (indicative value). ETU: Kow (1 ppm ETU in octanol): 0.15. Kow(10 ppm ETU in octanol): 0.14. (indicative values) |
Hydrolytic stability (DT50) (state pH and temperature) |
The value was proposed < 1 day |
Dissociation constant |
(a) The dissociation constant cannot be measured as such but it follows that a reasonable estimate of the upper limit of log K is - 10. (b) At 25°C, the typical pKa value for Mancozeb is 10.3. |
UV/VIS absorption (max.) (if absorption |
(a) The
EBDC ion from the soluble disodium salt absorbs at 285 nm with molar
absorbance of 6 x 104 in water and at 296 nm with molar absorbance of (b) Determined and presented. No max value stated, but read from chromatogram the max absorption is about 281nm. (c) max abs. 280.5 nm, 227 nm shoulder. (d) in UV B with a maximum at 310 nm (NaOH, 10%, pH 9.8). |
Photostability (DT50) (aqueous, sunlight, state pH) |
(a) Mancozeb decomposes completely with 3 hours at pH 8.8.Irradiated and dark control samples showed similar decomposition behavior indicating that the major routes were hydrolysis and oxidation not photolysis. Four main decomposition products were observed: EBIS, ETU, EDA and EU. |
Quantum yield of direct phototransformation in water at l > 290 nm |
(a) Quantum yield cannot be calculated for mancozeb because the measured photo degradation rate was negligible. (b) As Mancozeb present not photolysis and a very rapid hydrolysis, there is no need to determine the quantum yield of Mancozeb. |
Photochemical oxidative degradation in air |
Half-Life = 0.050 Days (12-hr day; 1.5E6 OH/cm3) EPWIN 3.10 CTB calculation |
Flammability |
(b) Mancozeb technical is not flammable in the sense of the method EEC A 10. |
Auto-flammability |
209 – 320 °C (depending on notifier) |
Oxidative properties |
Not oxidizing |
Explosive properties |
(b) The
chemical structure, possible decomposition reactions and energies, and the
decomposition products of the substance have been studied. No potential
explosive properties are expected. |
a,b,c,d) Dit geeft aan dat de data van verschillende notifiers zijn.
De fysisch chemische eigenschappen voor de werkzame stof en de onzuiverheden in het technisch materiaal zijn als afdoende beoordeeld in de concept monograph.
Werkzame stof metalaxyl-M
Voor de fysisch-chemische eigenschappen van metalaxyl-M wordt gebruik gemaakt van de eindpuntentabel zoals die als onderdeel van de monograph is opgesteld en besproken is in de ECCO bijeenkomsten. Metalaxyl-M staat op Annex I sinds 1 oktober 2002.
Identity
Chemical name (IUPAC) |
Methyl (R)-2-{[(2,6-dimethylphenyl)methoxyacetyl] amino}-propionate |
Chemical name (CA) |
N-(2,6-dimethylphenyl)-N-(methoxyacetyl)-D-alanine methyl ester |
CIPAC No |
580 |
CAS No |
70630-17-0 |
EEC No (EINECS or ELINCS) |
not available |
FAO Specification (including year of publication) |
- |
Minimum purity of the active substance as manufactured (g/kg) |
910 g/kg |
Molecular formula |
C15H21NO4 |
Molecular mass |
279.3 |
Structural formula
|
|
Physical-chemical properties
Melting point (state purity) |
- 38.7°C (glass transition temperature) (97.2% pure) |
Boiling point (state purity) |
not determinable due to thermal decomposition |
Temperature of decomposition |
approx. 270°C (97.2% pure) |
Appearance (state purity) |
clear, pale yellow, viscous liquid with weak odour (97.2% pure) clear, light brown, viscous liquid with weak odour (95.2% pure) |
Relative density (state purity) |
density = 1125 kg/m3 at 20°C (97.2% pure) |
Surface tension |
s = 57.6 - 57.8 mN/m (1 g/l) at 20°C (95.2% pure) |
Vapour pressure (in Pa, state temperature) |
3.3 10-3 Pa at 25°C (97.2% pure) |
Henry’s law constant (in Pa·m3·mol-1) |
3.5 10-5 Pa.m3/mol at 25°C (97.2% pure) |
Solubility in water (in g/l or mg/l, state temperature) |
pure water : 26 g/l at 25°C (97.2% pure) |
no effect of pH |
|
Solubility in organic solvents (in g/l or mg/l, state temperature) |
at 25°C (95.2% pure): n-hexane: 59 g/l toluene: completely miscible dichloromethane: completely miscible methanol: completely miscible n-octanol: completely miscible acetone: completely miscible ethyl acetate: completely miscible |
Partition co-efficient (log Pow) (state pH and temperature) |
pH 7.6 : 1.71 at 25°C (97.2% pure) |
no effect of pH |
|
Hydrolytic stability (DT50) (state pH and temperature) |
hydrolytical stable up to pH 7 pH 9 : 216 d at 20°C |
Dissociation constant |
no pKa in an accessible pH-range |
UV/VIS absorption (max.) (if absorption >290 nm state εat wavelength) |
266 nm (512 l.mol-1.cm-1) 274 nm (477 l.mol-1.cm-1) no absorption between 290 and 750 nm |
Photostability (DT50) (aqueous, sunlight, state pH) |
No significant direct phototransformation at 25°C |
Quantum yield of direct photo- transformation in water at λ > 290 nm |
not determined (e < 1 l.mol-1.cm-1 at 290 nm) |
Photochemical oxidative degradation in air |
Based on Atkinson method assuming 12 h dark/12 h light: DT50 in the atmosphere = 4-6 h (1.5 x 106 OH radicals/cm3) |
Flammability |
flash point : 179°C (1013 mbar) |
Auto-flammability |
auto-ignition temperature : 410°C |
Oxidative properties |
not oxidizing |
Explosive properties |
not explosive |
Middel Fubol Gold
Voor de fysisch-chemische eigenschappen van het Fubol Gold wordt gebruik gemaakt van de rapporten geleverd voor het middeldossier.
Formulation type (GIFAP code) |
WG (granules) |
Appearance |
Light brown solid with a hint of yellow-green |
Explosive properties |
Not explosive |
Oxidising properties |
Not oxidizing |
Flammability Auto-flammability |
Not highly flammable Self-heating substance at 140 °C |
Flashpoint |
n.a. |
pH 1% solution |
7.2 |
Particle size distribution |
Sieve £ 10 % 900 μm Sieve ³ 90 % 250 μm (dust content is 1.0 mg 0.0033%]) nearly dust-free |
Surface tension |
61.2 mN/m filtrates of 1.0 g/l aq. solution (T=20 °C) 57.8 mN/m filtrates of 30.0 g/l aq. solution (T=20 °C) |
Viscosity |
na |
Bulk (tap) density |
0.635 g/cm3 (50 Taps) |
Storage stability/Shelf life |
2 weeks at 54 °C: stable 18 weeks at 30 °C: stable 2 years at 20 °C: stable |
Content active substance (g/l or g/kg) |
640 g/kg mancozeb (pure a.s.) 38.8 g/kg metalaxyl-m (pure a.s.) |
Het middel voldoet aan de eisen met betrekking tot de fysisch-chemische eigenschappen.
Analysemethoden in technisch materiaal en product
Technical as (principle of method) |
Mancozeb Sample digestion in sulfuric acid solution to produce carbon disulfide which is aspirated through a lead acetate solution absorber to remove hydrogen sulfide; carbon disulfide is absorbed in methanolic potassium hydroxide to form potassium xanthate which is neutralized and titrated with iodine solution to the starch end point. Sulfide is determined by removing the lead acetate trap from the train, reanalyzing the sample and calculating sulfide from the difference in the two results. Presented methods are more or less following CIPAC 61/1/M/1.2 Study conducted demonstrates the precision of the method: RSD = 0.34-0.63% (for sample containing mean wt% concentration of 36.3% to 99.4% carbamate complex) Titration methods are absolute method, thus linearity data not apply to this type of method The minor changes to CIPAC method are acceptable.
Metalaxyl-m GC with FID (sum of 2 enantiomers) HPLC (chiral) with UV detection (separate enantiomers) |
Impurities in technical as (principle of method) |
Mancozeb Extraction with zinc chloride solution; reversed phase HPLC with UV detection at 233 nm and methanol/acetonitrile/water mobile phase and multilevel linear external standard calibration with a working standard.
ETU is extracted from the sample with methanol. After centrifugation and dilution the amount of ETU is determined by HPLC using UV-detection at 230 nm with N,N,N'-trimethylthiourea as internal standard
Extraction: with 2.03 % ammonium hydroxide in acetone. Clean-up: TLC on a 20 cm x 20 cm glass sheet covered with a 25 µm layer of silica, developed in an acetone/ammonium hydroxide 98 :2 solution. Determination: measurement of UV absorption at 231 nm. The percent ETU is calculated from calibration data. LOD=0.005%
For determination of ETU content, an in-house method involves Zinc chloride extraction of samples instead of methanol extraction procedure CIPAC MT 162 - HPLC/UV-detection (233 nm) - LOD= 0.00009% Method validated
Metalaxyl-m GC with FID (organic by-products) |
Plant protection product (principle of method) |
Mancozeb Iodometry. Decomposition of mancozeb in a mixture of 5 N sulphuric acid and glacial acetic acid. Absorption of the resulting carbon disulphide in methanolic potassium hydroxide solution with formation of potassium xanthate. Titration of the absorption solution with 0.1 N Iodine.
Metalaxyl-m GC with FID (sum of 2 enantiomers) |
De analysemethoden voor de werkzame stof en de onzuiverheden in het technisch materiaal en het handelsmiddel zijn als afdoende beoordeeld in de (concept) monograph voor metalaxyl-Men mancozeb. Voor het middel zijn tevens CIPAC methoden voor zowel mancozeb als ETU voorhanden.
Residuanalysemethoden
Food/feed of plant origin (principle of method and LOQ for methods for monitoring purposes) |
Metalaxyl-m parent metalaxyl-M (enantiospecific): preparative 2-column switch (chiral) HPLC + GC-MS LOQ = 0.02 mg/kg for all crop groups (dry, high water, high fat, high acid, starch-containing)
Mancozeb The test system is a sealed, 160 ml reaction flask, charged with 4.0 grams of ground test sample, 10% EDTA solution (to make 10 ml total volume), and 15 ml HCl/stannous chloride (8N/3%) reagent. The flask is maintained at 100°C, and duplicate 1000 ul head space aliquots are removed with an air-tight syringe for injection into a gas chromatograph. EBDC's present in the sample are converted to carbon disulfide (CS2) by reaction with HCl/Stannous chloride reagent at 100°C in a sealed reaction flask. An aliquot of the head space is injected into a gas chromatograph chromatograph with a flame photometric detector in the sulfur mode, where the sample responses are compared to a similarly prepared and injected EBDC standard. LOD: 0.02-0.05 mg/kg.
Wheat (grains and straw), potatoes (tubers and leaves), spinach, celery, celeriac, barley, lettuce and apples are analysed by the method. For extraction the sample material is boiled in hydrochloric acid, in presence of tin-(II)-chloride, decomposing the 1,2-ethylenebisdithiocarbamate to its diamine salt and carbondisulphide. The clean up/derivatisation is done by carrying carbondisulphide by a stream of nitrogen through absorbers containing lead acetate solution to remove hydrogen sulphide and then into an absorber containing Cullens reagent, being a solution of copper-(II)-acetate and diethanolamine in ethanol. Determined as Copper-(II)-dithiocarbamate complex, by spectrometry measuring the absorbance at 435 nm. LOD=0.02 mg/kg
The method (S15) is used for samples coming from
apples, barley, carrots, celeriac (leaves and bulbs), cereal straw, cherries,
cucumbers, currants (black and red), grapes, leeks, lettuce, peaches, pears,
potatoes, rape (green matter), red beet, small radishes, strawberries, sugar
beet (foliage and edible root), wheat. Digestion: with a solution of stannous chloride and hydrochloric acid followed by clean-up by sweeping gases produced through a sodium hydroxide solution and a lead acetate solution. Color reaction: CS2 produced is trapped in an absorber containing an ethanolic solution of cupric acetate and diethanolamine. Determination: is done with spectrophotometric absorbance measurement of the resulting solution at 435 nm LOD = 0.1 mg/kg (c), 0.05mg/kg (d) Apples, beans, carrots, cucumbers, lettuce, potatoes and tomatoes. samples are measured (method S21). The extraction: is done with an aqueous solution of ethylenedinitrolo- tetraacetic acid (tetrasodium salt). Clean-up made by column chromatography on Sephadex LH-20 using an aqueous solution of ethylenedinitrolo-tetraacetic acid as eluent. The determination is performed with spectrophotometric measurement at 285 nm of the absorbance of the ethylene bisdithiocarbamate anion in the resulting solution. LOD = 0.05 mg/kg.
20 g sample is mixed and finely cut followed by addition of 40 ml 1.5% stannous chloride. Thiophene is added to the solution and it is incubated at 70°-80°C for 15 min. 100-1000 µl of the headspace is sampled. The determination is done with GC-FPD in the sulfur mode LOD= 0.001 mg/kg
ETU Crops are ground in a Hobart Grinder while frozen with dry ice. The dry ice is sublimed in a freezer, and the samples are kept frozen until analysis. ETU present in the sample is extracted into water/ethanol. An aliquot of the extract is passed through an alumina column for cleanup. The sample is then submitted for HPLC analysis. LOD =0.001 -0.01 mg/kg
Apple, tomato, grape, beer, celeriac -turnip and -leave, tomato juice, wine, spinach, potato and milk. Grain of wheat, wheatenbread, straw, hay, hops. The samples are blended with methanol or water in the presence of some filter aids. The filtrate is partially evaporated and residual water is removed by hydratation of di-sodium hydrogen phosphate. Impurities are removed by extraction with n-hexane or carbon tetrachloride. Then ETU is extracted from the crystalline mass with dichloromethane eluted through a column packed with sodium sulphate-aluminoxide-cellulose and determined by GC-FPD. No fully validated. LOD =0.002 mg/kg |
Food/feed of animal origin (principle of method and LOQ for methods for monitoring purposes) |
Metalaxyl-m not required as no MRL's are proposed
Mancozeb A frozen, ground sample of meat is placed in a special 160 ml reaction flask. EDTA solution and HCl/Stannous chloride reagent are added to the flask, which is then immediately crimp sealed. The flask is then placed in a boiling water bath for 2 hours, periodically being shaken by hand. After the reaction, the sample is maintained at 100°C in the water bath during GLC analysis of the head space gases. Principally same method is used for milk. No validation ETU (Milk). ETU present in the sample is extracted in water/methanol. An aliquot of the extract is passed through an alumina column for cleanup. The sample is then submitted for HPLC analysis. (Meat) Principally the same methods as the one used for milk analysis. ETU in milk EBDC’s in milk HPLC/EC GC/FPD/S LOQ=0.0010 ppm LOQ=0.01 ppm
ETU in meat EBDC’s in meat HPLC/EC GC/FPD/S LOQ=0.001 ppm LOQ=0.01 ppm
|
Soil (principle of method and LOQ) |
Metalaxyl-m parent metalaxyl-M (enantiospecific) : 2-column switch (chiral) HPLC-MS/MS LOQ = 0.01 mg/kg acid metabolite CGA 62826 (enantiospecific) : 2-column switch (chiral) HPLC-MS/MS LOQ = 0.01 mg/kg metabolite CGA 108906 : 2-column switch HPLC-MS/MS LOQ = 0.01 mg/kg
Mancozeb In the method a sample of soil is weighed into a headspace vial to which a solution of SnCl2/HCl/EDTA is added. The vial is capped, mixed and heated at 100ºC for 4 hours. The headspace is sampled and analyzed via GC/MS. LOQ = 0.005 mg/kg
For grass, sand and Poecilus cupreus a sample is digested with hot acid to release CS2 and then extracted with heptane. The heptane is then analyzed using GC/MS. Grass LOQ = 0.51 mg/kg Sand LOQ = 0.05 mg/kg Poecilus cupreus LOQ = 0.98 mg/kg
ETU In the method a sample of soil is extracted with methanol/water After filtration the extract is azeotroped with ethanol on a rotary evaporator and the volume adjusted. The water is saturated with potassium carbonate and portioned with acetonitrile in dichloromethane. The dichloromethane is concentrated, exchanged into acetonitrile and analyzed by LC/MS/MS. LOQ= 5 ppb |
Water (principle of method and LOQ) |
Metalaxyl-m parent metalaxyl-M (enantiospecific) : 2-column switch (chiral) HPLC-MS/MS LOQ = 0.05 µg/L (drinking water) 0.1 µg/L (surface water) acid metabolite CGA 62826 (enantiospecific) : 2-column switch (chiral) HPLC-MS/MS LOQ = 0.05 µg/L (drinking water) 0.1 µg/L (surface water) metabolite CGA 108906 : 2-column switch HPLC-MS/MS LOQ = 0.05 µg/L (drinking water) 0.1 µg/L (surface water)
Mancozeb MANCOZEB The test system is a ground water sample placed in a Keppel digestion apparatus containing aqueous HCl and stannous chloride. The CS2 evolved by reflux is trapped in a cold ethanol trap, from which an aliquot is analyzed for CS2 using a gas chromatograph equipped with a flamephotometric detector in the sulfur mode. LOD = 0.1 µg/l
Derivatization with iodomethane, determination as S , S'-dimethyl ethylene - 1 , 2 - bis - dithiocarbamate (DMEBDC) by HPLC using a reverse phase and UV detection at 272 nm. LOD= 0.01 mg/kg
ETU The method is based on a two column HPLC isolation of ETU from a groundwater sample. A sample of groundwater is directly injected onto the first separation column in an RPLC column switching system. The eluent fraction from this column, which contains the ETU, is passed onto a second column for further separation. The ETU is detected with a UV detector at 233 nm. Further sensitivity can be obtained by concentration of the water sample and subsequent extraction with dichloromethane (indirect method). Further workup and transfer of the concentrated sample to a water phase allows analysis by LC/UV. LOD = 0.03 µg/l.
Addition of thiourea and sodium L-ascorbate. Extraction with dichloromethane or ethyl acetate, addition of diethylene glycol before concentration of extract, and determination with gas chromatography with a alkali flame ionization (nitrogen-phosphorus) detector. LOD =<0.1 µg/l.
|
Air (principle of method and LOQ) |
Metalaxyl-m parent compound : GC with NPD LOQ = 2 mg/m3
Mancozeb and ETU The method consists of drawing a measured volume of air with a Constant Flow Air Sample Pump through a battery of tube traps, packed with XAD-2 as trapping adsorbent. After the required air volume has been drawn, mancozeb and ETU are analysed by two different methods. For mancozeb, the material on the adsorbent is desorbed with an aqueous EDTA-solution and converted to CS2 after adding a SnCl2/HCl solution. The mixture is heated up into a headspace vial. The vapour phase is directly injected into the gas chromatograph and detected by flame photometric detection (S-FPD). For ETU, the trapped residues were desorbed by solvent extraction using dichloromethane/methanol, followed by a special microliter concentration technique involving cyclohexanone. The test substance is analysed by GC and flame photometric detection. LOD: 0.002 mg/m3or mancozeb, and 0.0005 mg/m3 or ETU
|
Body fluids and tissues (principle of method and LOQ) |
Metalaxyl-m not required as metalaxyl-M is not classified as toxic or highly toxic
Mancozeb Urine is acidified with nitric acid and analyzed directly for Mn by ICP-AES. LOD = 0.02 mg/l. For screening only. ETU The urine sample was absorbed in the matrix of Extrelut column and extract with dichloromethane, purification with silica solid phase, HPLC with a spectrophotometric detection (232 nm with a diode array detector). LOD = 1 µg/l |
Vanuit de toepassing (Wettelijk Gebruiksvoorschrift en Gebruiksaanwijzing) dient voor de volgende typen gewassen een residu methode te worden geleverd: water (aardappelen). De geleverde methoden voldoen voor een waterige matrix. De waterige matrices zijn gevalideerd aan de hand van verschillende soorten fruit/groenten.
De residue definitie voor metalaxyl-m in plantaardige producten is volgens de monograph aleen metalaxyl-m. In de bestrijdingsmiddelenwet zijn echter geen MRL’s voor metalaxyl-m opgenomen wel voor metalaxyl.
De MRL voor metalaxyl (geen omzettingsproducten inbegrepen in toegelaten max. residu) is volgens de wet voor sla gesteld op 1 mg/kg en voor aardappelen (overige) is deze gesteld op 0,05 mg/kg. De gestelde MRL’s voor metalaxyl kunnen worden gecontroleerd met de geleverde methoden.
De residu definitie van mancozeb omvat alle dithiocarbamaten gemeten als CS2 met de Keppler methode. De MRL voor aardappelen is gezet op 2 mg/kg (overige Solanaceae) en voor sla (sla en dergelijke) op 5 mg/kg. Ook voor de metaboliet ethyleenthioureum (ETU) is een MRL gezet; voor verhitte eet en drinkwaren op 0,1 mg/kg en voor overige op
0,02 mg/kg.
De voor de monograph geleverde methoden zijn afdoende gevalideerd en kunnen worden gebruikt om residuen op MRL niveau te meten. De Keppler methode wordt al geruime tijd gebruikt voor de controle van dithiocarbamaten, ook in Nederland. Er is vanwege de ongedefinieerde structuur van mancozeb geen multimethode mogelijk.
Ook voor de monitoring van de residuen in het milieu zijn afdoende gevalideerde methoden geleverd.
Conclusiefysisch chemische eigenschappen
Er zijn voor fysisch chemische eigenschappen voldoende gegevens geleverd. De stof noch het middel hebben fysisch chemische eigenschappen die nadelig kunnen zijn voor de gebruiker of toepasser bij gebruik volgens het Wettelijk Gebruiksvoorschrift en Gebruiksaanwijzing.
Voorstel voor classificatie onderdeel fysisch chemische eigenschappen (symbolen en R- en S-zinnen)
Op basis van bovenstaand profiel van de stof, de eigenschappen van de hulpcomponenten en het middel wordt voorgesteld geen symbolen of R-/S-zinnen toe te voegen voor het onderdeel fysisch chemische eigenschappen.
Profiel werkzaamheid
Claim
Fubol Gold wordt geclaimd voor de hierna genoemde toepassingen.
Tabel W.1 geclaimde toepassingsgebieden Fubol Gold
Toepassingsgebieden/ gewassen |
Werkingsspectrum |
Dosering |
Interval in dagen |
Consumptie- en fabrieksaardappelen |
aardappelziekte (Phytophthora infestans) |
2,5 kg/ha |
7 - 10 |
Sla op het plantenbed (m.u.v. veldsla)* |
|
|
|
Sla in de vollegrond (m.u.v. veldsla)* |
|
|
|
Boomkwekerijgewassen (roos en Vitis) |
valse meeldauw (Pseudoperonospora sparsa en Peronospora viticola) |
0,3 % |
|
Helichrysum in de vollegrond |
valse meeldauw (Bremia lactucae) |
0,3 % |
7 - 10 |
* claim ingetrokken door aanvrager d.d. 30 januari 2004
In aardappelen het middel vroeg in het seizoen toepassen als het gewas nog in volle ontwikkeling is (vóór de bloei). De eerste bespuiting met een ander geschikt middel uitvoeren. Maximaal drie opeenvolgende bespuitingen uitvoeren en binnen 7 dagen na de laatste bespuiting met Fubol Gold de bestrijding voortzetten met de daarvoor toegelaten preventieve middelen conform de gebruiksaanwijzing. Niet toepassen op gewassen met stagnerende groei. Toepassen van Fubol Gold op percelen waar een aantasting zichtbaar is, moet ten zeerste worden afgeraden in verband met het risico van resistentieontwikkeling.
In roos een bespuiting uitvoeren zodra aantasting wordt waargenomen. De bespuiting zonodig herhalen.
In Helichrysum een bespuiting uitvoeren zodra aantasting wordt waargenomen of als het gewas nagenoeg is gesloten en aantasting wordt verwacht.
Het verdient aanbeveling door een proefbespuiting vast te stellen of de in aanmerking komende variëteiten het middel goed verdragen.
Deze claim is, met uitzondering van aardappelen, overgenomen van het etiket van het inmiddels vervallen middel Ridomil Zeta 72 WP.
Karakterisering van het middel
Fubol Gold is een combinatiemiddel van metalaxyl-m en mancozeb.
Metalaxyl-M is een systemisch werkend fungicide met een preventieve en curatieve werking. Het middel wordt opgenomen door de bladeren, stengels en wortels. Het is de actieve isomeer van de stof metalaxyl. Hierdoor kan de hoeveelheid werkzame stof die per ha wordt toegepast met de helft worden verlaagd.
Metalaxyl-m behoort tot de fungicide groep phenylamiden. Deze groep wordt onderverdeeld in 3 subgroepen nl. acylalaninen, butyrolacetonen en oxazole ketonen. Metalaxyl-m behoort tot de subgroep acylalazinen, hiertoe behoort ook de stof furalaxyl. Deze stoffen remmen de eiwit synthese van de schimmels. Deze stoffen zijn werkzaam tegen Oömyceten, zowel de grondgebonden soorten als die welke zich door de lucht verspreiden.
Mancozeb behoort tot de groep van dithiocarbamaten en heeft
een multi-site werking. De kans op resistentie bij dergelijke stoffen is zeer
klein. Mancozeb blokkeert de stofwisseling van schimmels en werkt preventief.
Mancozeb doodt de Phytophthorasporen voor de kieming. Aanverwante stoffen van
mancozeb zijn thiram, maneb en zineb.
Aantaster/teelt
Aardappelziekte in aardappel
Aardappelziekte wordt veroorzaakt door de schimmel Phytophthora infestans. Deze schimmel verspreidt zich met de wind via sporen die zich op het blad en op de stengels van geïnfecteerde planten vormen. De schimmel overwintert in aangetaste knollen. Als de aangetaste knollen uitlopen groeit de schimmel in de stengel mee omhoog en verspreidt zich weer verder.
Op blaadjes ontstaan bruine vlekken, regelmatig ontstaan deze ook op stengels. Bij warm vochtig weer is er aan de onderkant van de blaadjes aan de rand van de vlekken wit schimmelpluis zichtbaar. Daarnaast verspreidt de schimmel zich met oösporen. Deze dikwandige sporen kunnen drie jaar in de grond overleven.
Het optreden en uitbreiden van de aardappelziekte in het veld is sterk afhankelijk van de weersomstandigheden. In perioden met regen, mist of dauw en weinig zon kan infectie ontstaan. Bij regenachtig weer komen er ook sporen op de grond terecht. Deze kunnen met het regenwater bij de knollen terechtkomen, waar ze kiemen. In natte jaren is de kans op zieke knollen het grootst. Wanneer niet zichtbaar aangetaste knollen bewaard worden, kunnen deze tijdens de bewaring mogelijk nieuwe infecties vormen.
Door het gewas tijdig en regelmatig te bespuiten kan aantasting worden voorkomen of in belangrijke mate worden beperkt. Er bestaat tussen de rassen verschil in mate van vatbaarheid voor Phytophthora infestans. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen loof- en knolaantasting. De gevoeligheid van de knollen voor Phytophthora infestans is niet altijd gekoppeld aan de gevoeligheid van het loof.
Het gevolg van een aantasting is dat het gewas voortijdig afsterft waardoor er opbrengstderving ontstaat.
In Nederland bedraagt het areaal aardappelen ca. 165.000 ha. De teelt van poot-, consumptie- en fabrieksaardappelen neemt resp. 40.000, 76.000 en 49.000 ha in beslag. In Nederland is de aardappel qua areaal het 2e akkerbouwgewas.
Valse meeldauw in roos en Vitis
Valse meeldauw (Pseudoperonospora sparsa) in roos komt vooral voor op de jonge plantendelen. Aangetaste blaadjes krijgen paarsachtige-rode tot grauw-zwarte vlekken, daarna vergeelt het hele blad. Aan de onderkant van het blad verschijnt vuilwit schimmelpluis. Valse meeldauwsporen kunnen alleen onder vochtige omstandigheden gedijen. De optimale temperatuur voor sporevorming is 18º C. De schade bestaat uit groeiremming en kwaliteitsverlies.
Het areaal rozenstruiken en rozenonderstammen in Nederland bedraagt plusminus 550 ha.
Valse meeldauw (Peronospora viticola) in Vitis komt vooral voor in de buitenteelt. Te herkennen aan grijs schimmelpluis aan de onderzijde van het blad. Aan de bovenzijde van het blad ontstaan gele olieachtige vlekken. De bladeren verkleuren uiteindelijk bruinrood, verschrompelen en vallen af.
Valse meeldauw in Helichrysum
Valse meeldauw (Bremia
lactucae) in Helichrysum is te herkennen aan grijs wit schimmelpluis aan de
onderzijde en gele vlekken aan de bovenzijde van het blad. In een later stadium
sterft het blad af. Bij Helichrysum zijn de pasteltinten gevoelig voor valse
meeldauw. Vanaf half juni tot en met eind augustus is de gevoelige periode voor
een infectie. Valse meeldauw in Helichrysum treedt vaak onder dezelfde
omstandigheden op als Phytophthora in
aardappelen. Valse meeldauw veroorzaakt ernstige groestagnatie en geeft zowel
kwaliteitsverlies als opbrengstverlies.
Wijze van bestrijding
Aardappelziekte in aardappel
De vatbaarheid van rassen is verschillend en met een goede rassenkeuze kan de kans op de ziekte worden beperkt of het aanvangstijdstip van aantasting worden uitgesteld. Afvalhopen zijn een besmettingsbron, door het opruimen of afdekken van dergelijke hopen kan aantasting vanuit deze bron worden voorkomen. Ondanks deze maatregelen blijft chemische bestrijding in de gangbare teelt noodzakelijk.
Voor de chemische bestrijding van Phytophthora infestans staan verschillende middelen ter beschikking. Preventief werkende middelen zijn mancozeb, maneb, fluazinam, chloorthalonil, cyazofamid en famoxadone. Deze middelen dienen elke 7 tot 10 dagen toegepast te worden. Het interval is afhankelijk van de ziektedruk.
Middelen met preventieve en beperkte curatieve eigenschappen zijn cymoxanil (alleen in combinatie met een andere fungicide), dimethomorph en propamocarb-hydrochloride.
Valse meeldauw in roos en Vitis
Ter voorkoming van valse meeldauw is het droog houden van het gewas van belang d.m.v. onder door water geven. Een andere maatregel is het terugmaaien van sterk aangetaste plantendelen. In boomkwekerijgewassen zijn tegen valse meeldauw middelen op basis van chloorthalonil en fosethyl-aluminium toegelaten.
Valse meeldauw
in Helichrysum
Ter voorkoming van valse meeldauw zijn een aantal cultuurmaatregelen te nemen. Een ruimere plantafstand zorgt ervoor dat het gewas minder lang vochtig blijft en daardoor de infectiekans kleiner wordt. Verder is het zo snel mogelijk onderploegen van het gewas aan het einde van de teelt zodat de schimmel niet kan overwinteren, een teeltmaatregel.
Een chemische bestrijding is mogelijk met een middel op basis van propamocarb-hydrochloride.
Beoordeling
werkzaamheid
Benodigd onderzoek
Fubol Gold is een nieuw fungicide op basis van de werkzame stoffen metalaxyl-m en mancozeb. Mancozeb heeft een toelating in Nederland voor toepassing in diverse gewassen. Metalaxyl-m heeft momenteel een toelating in bloembollen, bolbloemen, bloemisterijgewassen en boomkwekerijgewassen tegen Pythium en Phytophthora spp. Metalaxyl-m is de actieve isomeer van de stof metalaxyl. Hierdoor wordt de hoeveelheid werkzame stof met de helft verlaagd ten opzichte van metalaxyl. Dit heeft tot gevolg dat met de geclaimde dosering de helft aan werkzame stof per ha. wordt gegeven in vergelijking met middelen op basis van metalaxyl.
In Engeland, Duitsland en België is dit combinatieproduct met dezelfde samenstelling onder resp. de volgende merknamen toegelaten Fubol 75 WP, Ridomil Gold MZ (WG), Ridomil Gold Special 68 (WP). In deze landen is het toegelaten in aardappel tegen Phytophthora infestans.
Het betreft hier een nieuw
middel dat wordt geclaimd in aardappel, boomkwekerijgewasen en Helichrysum.
Voor boomkwekerijgewassen en Helichrysum wordt dezelfde etikettekst geclaimd
als van het vervallen middel Ridomil Zeta 72 WP. In Fubol Gold is de component
metalaxyl vervangen door metalaxyl-m en de component zineb is vervangen door
mancozeb. Het is bekend dat de werking van metalaxyl vergelijkbaar is met de
halve dosering
metalaxyl-m. Verder zijn mancozeb en zineb beide middelen uit de fungicide
groep dithiocarbamaten. Het is aannemelijk te veronderstellen dat er geen
verschillen in effectiviteit en fytotoxiciteit zijn tussen deze werkzame
stoffen. Dit dient echter worden aangetoond met beperkt onderzoek. Voor deze
toepassingen kan daarom worden volstaan met een brugstudie. Hiervoor zijn 3 tot
4 geslaagd proeven in één teeltseizoen nodig. Daarbij moet de oorspronkelijke
samenstelling in de proeven zijn opgenomen.
De claim in aardappel is een
nieuw toepassingsgebied. Hiervoor dienen minimaal
2 teeltseizoenen met per teeltseizoen 3 tot 4 proeven overlegd te worden.
De schadelijke effecten kunnen in de werkingsproeven worden beoordeeld.
Vanuit de toepassing in consumptieaardappel kan naar de toepassing in fabrieksaardappelen worden geëxtrapoleerd ter bestrijding van Phytophthora infestans. En vanuit de toepassing in roos kan naar andere boomkwekerijgewassen worden geëxtrapoleerd ter bestrijding van Pseudoperonospora spp..
Geleverde gegevens
Proefuitvoering
Het werkingsonderzoek is uitgevoerd door erkende onderzoeksinstellingen.
Locatie en periode
Alle gerapporteerde proeven in aardappel, roos en Helichrysum zijn uitgevoerd in Nederland in een tweejarige periode.
Richtlijnen en proefopzet
De werkingsproeven in consumptieaardappel zijn uitgevoerd conform de geldende richtlijnen voorzover beschikbaar. Daar waar geen richtlijnen beschikbaar waren zijn de proeven uitgevoerd overeenkomstig een acceptabel protocol.
De werking van het middel Fubol Gold is vergeleken met dat van standaard- en referentiemiddelen op basis van fluazinam, mancozeb/cymoxanil, en zineb/metalaxyl.
Effectiviteit
Vaststellen dosering
Er zijn in aardappel geen proeven gedaan waarop de optimale
dosering kan worden vastgesteld. Volgens de huidige toelating van mancozeb sec
in aardappel bedraagt de hoeveelheid werkzame stof 1,5 kg tot 3 kg/ha
afhankelijk van het tijdstip van de toepassing. De hoeveelheid werkzame stof
mancozeb in combinatie met een andere werkzame stof bedraagt 1,3 tot 1,6 kg/ha.
In de geclaimde toepassing van Fubol Gold bedraagt de hoeveelheid werkzame stof
aan mancozeb 1,6 kg/ha. In het verleden was metalaxyl in een combinatieproduct
toegelaten in aardappel en hiermee werd 250 g/ha toegepast. In Fubol Gold
bedraagt de hoeveelheid metalaxyl-m in de geclaimde toepassing 100 g/ha, dit is
vergelijkbaar met 200 g/ha metalaxyl. De dosering van Fubol Gold in aardappel
is afgestemd op huidige toelating van mancozeb en de toelating uit het verleden
van metalaxyl. Hiermee is de geclaimde dosering voldoende onderbouwd.
De doseringen in boomkwekerijgewassen en Helichrysum zijn overgenomen van het
etiket van Ridomil Zeta 72 WP. Aangenomen wordt dat destijds de optimale
dosering is vastgesteld.
Werking
Voor de toepassing van Fubol Gold in consumptieaardappel zijn 8 geslaagde proeven en
2 aanvullend bruikbare proeven geleverd om de werkzaamheid tegen bladaantasting te beoordelen. Hieruit blijkt dat de werking van Fubol Gold vergelijkbaar is met die van de standaardmiddelen op basis van fluazinam of van mancozeb/cymoxanil.
Wat de knolaantasting betreft is maar in 1 proef duidelijk aangetoond dat het percentage geïnfecteerde knollen bij Fubol Gold lager was dan bij het standaardmiddel. Verder was de trend dat het percentage geïnfecteerde knollen bij Fubol Gold gemiddeld lager lag dan bij onbehandeld.
De werkzame stof mancozeb heeft momenteel een algemene toelating tegen de aardappelziekte (Phytophthora infestans). De werkzame stof metalaxyl in een combinatieproduct had in het verleden eveneens een algemene toelating tegen de aardappelziekte (Phytophthora infestans). Op basis van de proeven en de toelating van afzonderlijke componenten uit het combinatieproduct, op dit moment en uit het verleden, is de geclaimde toepassing tegen zowel loof- als stengelaantasting van Phytophthora infestans gerechtvaardigd. Dit wordt ondersteund door de toelating van metalaxyl-m/mancozeb tegen Phytophthora infestans in onze omringende landen zoals België, Duitsland en Engeland.
Voor de toepassing tegen valse meeldauw in roos is 1 geslaagde proef en in Helichrysum zijn 2 geslaagde proeven geleverd. De werking van Fubol Gold (WP) was vergelijkbaar met die van het standaardmiddel op basis van metalaxyl/zineb. Hiermee is voor de brugstudie voldoende onderbouwing geleverd dat de werking van Fubol Gold (WP) vergelijkbaar is met het middel op basis van metalaxyl/zineb. Verder is in de proeven met aardappelen aangetoond dat van Fubol Gold de WP en WG formuleringen een gelijke werking hebben.
Op basis van deze informatie kan geconcludeerd worden dat ook de WG formulering van Fubol Gold voldoende werkzaam zal zijn in boomkwekerijgewassen en Helichrysum.
Combinatieproducten
Het middel Fubol Gold bevat twee werkzame stoffen en
derhalve dient het nut van het combinatieproduct aangetoond te worden. Van de
stof metalaxyl-m is bekend dat deze resistentiegevoelig is. Toevoeging van de
tweede component mancozeb gebeurt uit oogpunt van resistentiemanagement,
waarmee het nut van het combinatieproduct bewezen is.
Schadelijke effecten
In 12 werkingsproeven in aardappel is de fytotoxiciteit beoordeeld. In de proeven heeft alleen de geclaimde dosering van 2,5 kg/ha gelegen. De Fubol Gold WG formulering heeft in geen enkele proef enige vorm van fytotoxiciteit getoond.
In de 2 werkingsproeven in Helichrysum is met de n dosering geen fytotoxiciteit geconstateerd. In roos is in de 2 werkingsproeven de n en 2n dosering beproefd. Beide doseringen veroorzaakten geen fytotoxiciteitverschijnselen.
Effecten op volggewassen/vervanggewassen
De DT50 van metalaxyl-m in grond is 30 dagen. Het is daarom niet te verwachten dat er nadelige effecten door toepassing van metalaxyl-m zullen optreden. Ook de toepassing van de stof metalaxyl heeft in praktijk in het verleden nooit tot problemen geleid. Ook van mancozeb zijn effecten op volggewassen niet te verwachten. De component mancozeb is al langere tijd voor deze toepassing toegelaten en veroorzaakt geen schade aan volggewassen.
De toepassing van de toegelaten stoffen metalaxyl en mancozeb heeft in de praktijk niet tot problemen geleid. Het is niet te verwachten dat er met metalaxyl-m gecombineerd met mancozeb wel nadelige effecten op nateelt zullen optreden.
De toepassing van de toegelaten stoffen metalaxyl-m en mancozeb hebben in de praktijk niet tot problemen geleid. Bij goed landbouwkundig gebruik van Fubol Gold zijn nadelige effecten op naburige gewassen niet te verwachten.
Conclusie schadelijke effecten
De 12 werkingsproeven in aardappel, de 2 werkingsproeven in roos en de
2 werkingsproeven in Helichrysum hebben geen verschijnselen van fytotoxiciteit te zien gegeven. De gewasstand in de proeven met Fubol Gold was goed en kwam overeen met de gewasstand van de proeven met standaardmiddelen.
Effecten op volggewassen, nateelt en naburige gewassen zijn niet te verwachten.
Resistentie-ontwikkeling
Metalaxyl-m en metalaxyl hebben hetzelfde werkingsmechanisme. Het is daarom te verwachten dat de kans op resistentie van beide stoffen hetzelfde zal zijn.
Beide stoffen behoren tot de groep fungiciden phenylamiden. Ook kruisresistentie met andere fungiciden uit deze groep is te verwachten.
Er zijn diverse situaties van resistentie bekend, ook in Nederland o.a. ter bestrijding van Pythium in bloembollen en Phytophthora in aardappelen.
De FRAC heeft richtlijnen opgesteld voor het gebruik van deze groep fungiciden. Er wordt o.a. geadviseerd om deze fungiciden alleen preventief in te zetten, en het aantal toepassingen te beperken tot 2-4 per seizoen, het toepassingsinterval mag niet langer zijn dan 14 dagen.
De kans op resistentie tegen mancozeb wordt laag geacht. Deze werkzame stof is al lange tijd toegelaten zonder problemen met resistentie. Het is ook niet te verwachten dat tegen mancozeb resistentie wordt ontwikkeld, omdat het op meerdere plaatsen ingrijpt op de schimmel (multi-site werking).
Het resistentierisico van aardappelziekte tegen de werkzame stof metalaxyl is hoog. Door het toepassen van deze stof in combinatie met mancozeb wordt het risico acceptabel. De claim is afgestemd op de richtlijnen van de FRAC.
Extrapolatiemogelijkheden
Conform het extrapolatiedocument "Extrapolatiemogelijkheden werkings- en fytotoxiciteitsgegevens gewasbeschermingsmiddelen" november 2001, is extrapolatie mogelijk van consumptieaardappelen naar fabrieksaardappelen en pootaardappelen ter bestrijding van Phytophthora infestans. De aanvrager claimt geen pootaardappelen in verband met het risico van verspreiding van resistente schimmelstammen.
Vanuit de toepassing in roos kan naar andere boomkwekerijgewassen worden geëxtrapoleerd ter bestrijding van Pseudoperonospora spp..
Conclusie werkzaamheid
Op basis van de geleverde gegevens en extrapolatiemogelijkheden kan geconcludeerd worden dat Fubol Gold werkzaam is ter bestrijding van aardappelziekte in de teelt van consumptie- en fabrieksaardappelen en tegen valse meeldauw in de teelt van boomkwekerijgewassen en in de teelt van Helichrysum. En dat de toepassing geen neveneffecten veroorzaakt op planten en plantaardige producten in een mate die niet aanvaardbaar is.
Profiel humane toxicologie
Fubol Gold (WG, water dispersable granules) is gebaseerd op de werkzame stoffen mancozeb en metalaxyl-M en aangevraagd als schimmelbestrijdingsmiddel in de teelt van consumptie- en fabrieksaardappelen, boomkwekerijgewassen inclusief pot- en containerteelt (roos en Vitis) en Helichrysum.
Profiel humane toxicologie (mancozeb)
Mancozeb staat op de eerste lijst van oude stoffen die in het kader van de Gewasbeschermingsrichlijn (91/414-EC) worden beoordeeld. RMS is Italië. Plaatsing op Bijlage I bij de richtlijn heeft nog niet plaatsgevonden. Mancozeb is voor het laatst besproken in C-139.3. dd. 19 november 2003. Het college heeft als (nieuwe) einddatum voor mancozeb 1 december 2008 vastgesteld. De huidige tekst is gebaseerd op de nieuwste eindpuntenlijst (februari 2003) en de Evaluation table Doc. 4080/2001 rev. 3-2 (29-07-2003).
Mancozeb behoort met maneb, metiram en zineb tot de z.g. ETU-vormers. ETU is van deze vier stoffen de belangrijkste gemeenschappelijke metaboliet. ETU kan ook in enige mate op behandeld gewas worden gevormd, en in vrij grote hoeveelheden bij processing van primaire agrarische producten. De toxicologische eigenschappen van mancozeb zijn grotendeels terug te voeren op de vorming van ETU. Dit geldt vooral voor het effect op de schildklier in zoogdieren. Het effect van mancozeb op de schildklier is te wijten aan remming door de metaboliet ETU van het enzym jodiumperoxidase in de schildklier, dat essentieel is voor de inbouw van jodium in schildklierhormonen (T3 en T4).
Aangezien de aanvraag ook voedingsgewassen betreft is de vorming van ETU bij processing relevant. Het overzicht van de toxiciteit van ETU, zoals gepresenteerd in de eindpuntenlijst mancozeb februari 2003 is daarom hier ook weergegeven.
Eindpuntenlijst humane toxicologie mancozeb (februari 2003)
Impact on Human and Animal Health
Absorption, distribution, excretion and metabolism in mammals (Annex IIA, point 5.1)
Rate and extent of absorption: |
Rapid, 50% based on urinary excretion |
Distribution: |
Widely distributed, the highest residues in thyroid |
Potential for accumulation: |
No potential for accumulation |
Rate and extent of excretion: |
Rapid, > 95% within 4days |
Metabolism in animals: |
Extensively metabolised, reactions of hydrolysis, conjugation and ring
formation (ETU) |
Toxicologically significant compounds (animals, plants and environment) |
Parent
compound (CS2)1 and metabolite (ETU) |
1 Voor de analyse op aanwezigheid van mancozeb wordt een algemene analyse methode voor ethylenebisdithiocarbamaten (EBDC’s) gebruikt waarbij de concentratie van het omzettingsproduct carbon disulfide (CS2) gemeten wordt. Uit de concentratie CS2 kan dus direct het mancozeb gehalte worden gehaald.
Acute toxicity (Annex IIA, point 5.2)
Rat LD50 oral |
> 5000 mg/kg bw |
Rat LD50 dermal |
> 2000 mg/kg bw |
Rat LC50 inhalation |
> 5.14 mg/l, whole body exposure |
Skin irritation |
Non irritant |
Eye irritation |
Slightly irritant, no classification needed |
Skin sensitisation (test method used and result) |
Sensitiser (M & K) |
Short-term toxicity (Annex IIA, point 5.3)
Target/critical effect |
Thyroid (inhibition of thyroid peroxidase, hyperplasia/hypertrophy) |
Lowest relevant oral NOAEL/NOEL |
7 mg/kg bw/day (overall NOAEL, 90-day rat, 90-day & 1-yr dog) |
Lowest relevant dermal NOAEL/NOAL |
>1000 mg/kg bw/day (28-day & 90-day, rat) |
Lowest relevant inhalation NOAEL/NOEL |
36 mg/m3 (respirable concentration) (90-day, rat) |
Genotoxicity (Annex IIA, point 5.4) |
Potential for chromosomal aberrations in vitro; need for complementary data in vivo2 |
2 Deze twijfel is gebaseerd op de uitwerking van resultaten in twee studies met behulp van een Students t test. In het addendum op de monografie leveren notifiers nieuwe uitwerkingen met de Dunnets t test die voor dit soort studies betrouwbaarder is. Dan worden er geen significante verschillen meer aangetroffen. In de meest recente evaluation table heeft RMS deze bewerking beoordeeld en is ermee akkoord gegaan. De eindconclusie is dat mancozeb niet meer als genotoxisch wordt beschouwd.
Long-term toxicity and carcinogenicity (Annex IIA, point 5.5)
Target/critical effect |
Thyroid (inhibition of thyroid peroxidase, hypertrophy/hyperplasia); retinopathy at high doses |
Lowest relevant NOAEL/NOEL |
125 ppm (4.8 mg/kg bw/day) (2-yr rat)3 |
Carcinogenicity |
Thyroid adenomas and carcinomas in rats at high doses |
3 Gebruikte doseringen 0, 20, 60, 125, 750 ppm mancozeb
Reproductive toxicity (Annex IIA, point 5.6)
Reproduction target/critical effect |
Decreased viability and pup weight at parentally toxic dose level |
Lowest relevant reproductive NOAEL/NOEL |
150 ppm (about 7 mg/kg bw/day) (two-generation
study in rat) |
Developmental target/critical effect |
Malformations at high doses in rats; embryo-/fetotoxicity (delayed ossification, abortions) at lower maternally toxic doses in rats and rabbits |
Lowest relevant developmental NOAEL/NOEL |
Rat: 60 mg/kg bw/day |
Neurotoxicity / Delayed neurotoxicity (Annex IIA, point 5.7)
|
90-day, rat: Neurotoxic (clinical signs and histopathology), NOAEL 125 ppm (8.2 mg/kg bw/day) |
Other toxicological studies (Annex IIA, point 5.8)
Medical data (Annex IIA, point 5.9)
|
Human studies of manufacturing workers exposed to mancozeb have detected the presence of mancozeb in urine but, with the exception of sporadic reports of sensitisation by skin contact; no evidence of thyroid effects; evidence of increased chromosomal aberrations in manufacturing workers in one report |
Summary (Annex IIA, point 5.10)
|
Value |
Study |
Safety factor |
ADI |
0.05 mg/kg bw/day |
2-yr, rat |
100 |
AOEL |
0.035 mg/kg bw/day |
overall short-term NOAEL in rats and dogs; correction for 50 % oral absorption |
100 |
ARfD (Acute Reference Dose) |
Not necessary – Not allocated |
Dermal absorption (Annex IIIA, point 7.3)
|
0.11% by 8 hours (high level dose formulation) 0.24% by 8 hours (low level dose formulation) based on
the results of in vivo rat dermal absorption study4 |
4
Deze waarde ligt beduidend lager dan de in C-110.3.8 aangehouden waarde van 5%.
Een nieuwe in vivo dermale absorptie studie met de rat, waarbij het gehalte van
mancozeb in het stratum corneum werd bepaald, toonde aan dat het grootste
gedeelde van de radioactiviteit in de behandelde huid na blootstelling stevig
in deze buitenste cellaag wordt gebonden en niet systemisch beschikbaar komt. De
waarde van 0,24% is de som van de teruggevonden radioactiviteit in urine, feces
en karkas en de behandelde, gestripte huid (huid na verwijdering van het
stratum corneum) direct na 8 uur blootstelling aan een relevante lage dosering.
In de groepen die na 8 uur blootstelling nog tot
144 uur zijn gevolgd lag deze waarde echter hoger, n.l. 0,6 %. Deze waarde is
gebruikt voor het beoordelen van het risico voor de toepasser.
Profiel humane toxicologie ETU (metaboliet mancozeb)
Het overzicht van ETU is overgenomen omdat de toepassing van Fubol Gold in voedings-gewassen wordt aangevraagd. Daarom moet er bij het beoordelen van het risico voor de volksgezondheid rekening worden gehouden met de vorming van ETU op de plant of tijdens processing. Aangezien ETU ook de belangrijkste metaboliet van mancozeb is in zoogdieren is het risico voor de toepasser voldoende afgedekt met de gegevens van mancozeb alleen.
Absorption, distribution, excretion and metabolism in mammals (Annex IIA, point 5.1)
Rate and extent of absorption: |
Rapid, ca. 90% in rats |
Distribution: |
Widely distributed, highest residues in thyroid |
Potential for accumulation: |
Low potential (t1/2 42 h for the thyroid) |
Rate and extent of excretion: |
Rapid, > 75% in urine within 48 h |
Metabolism in animals: |
Limited; excreted mainly as unchanged ETU |
Toxicologically significant compounds (animals, plants and environment) |
Parent compound and metabolites |
Acute toxicity (Annex IIA, point 5.2)
Rat LD50 oral |
545 – 2400 mg/kg bw |
Rat LD50 dermal |
> 2000 mg/kg bw |
Rat LC50 inhalation |
LC 50 > 10.4 mg/l air, 4 hour-exposure is, rat. |
Skin irritation |
Non-irritant |
Eye irritation |
Non-irritant |
Skin sensitisation (test method used and result) |
Inconclusive |
Short-term toxicity (Annex IIA, point 5.3)
Target/critical effect |
Thyroid (inhibition of thyroid peroxidase, hyperplasia/hypertrophy); liver (hypertrophy); anaemia in dog |
Lowest relevant oral NOAEL/NOEL |
10 ppm =
0.39 mg/kg bw/day (90-day dog) |
Lowest relevant dermal NOAEL/NOAL |
No data available |
Lowest relevant inhalation NOAEL/NOEL |
No data available |
Genotoxicity (Annex IIA, point 5.4) |
Overall no genotoxic potential1 |
1 ETU is not mutagenic in most bacterial, fungal and mammalian cell culture gene mutation assays. This conclusion is supported by the results of UDS and SCE assays in mammalian cells and by results in studies for germ cell gene mutation potential, the D. melanogaster sex-linked recessive lethal mutation test.No evidence that ETU is an in vivo or heritable gene mutagen. ETU is also non-mutagenic in assays of chromosomal damage in mammalian systems (chromosomal aberration test, micronuclei test, dominant lethal study).
Long-term toxicity and carcinogenicity (Annex IIA, point 5.5)
Target/critical effect |
Thyroid (inhibition of thyroid peroxidase, hyperplasia/hypertrophy); liver (hyperplasia), pituitary (hypertrophy) |
Lowest relevant NOAEL/NOEL |
0.37 mg/kg bw/day (2-year rat) |
Carcinogenicity |
Thyroid adenomas and carcinomas in rats and mice; liver adenomas and carcinomas in mice.2 |
2 Mechanisme is jodoperoxidase remming en dus geen gentoxiciteit waardoor een risicoberekening o.b.v. een minimale concentratie ETU mogelijk is.
Reproductive toxicity (Annex IIA, point 5.6)
Reproduction target/critical effect |
No reproductive effects at parentally toxic dose levels |
Lowest relevant reproductive NOAEL/NOEL |
Reproductive: >125 ppm (> 4 mg/kg bw/day) Systemic: 2.5 ppm (0.2 mg/kg bw/day) |
Developmental target/critical effect |
Malformations (brain and skull) below maternally toxic dose levels in rats |
Lowest relevant developmental NOAEL/NOEL |
Rat: 5 mg/kg bw/day |
Neurotoxicity / Delayed neurotoxicity (Annex IIA, point 5.7)
|
Apparently neurotoxic (cats, clinical findings) |
Other toxicological studies (Annex IIA, point 5.8)
|
|
Medical data (Annex IIA, point 5.9)
|
No evidence of thyroid effects |
Summary (Annex IIA, point 5.10)
|
Value |
Study |
Safety factor |
ADI |
0.002 |
1-yr dog |
100 |
AOEL |
0.004 |
90-day dog |
100 |
ARfD (Acute Reference Dose) |
0.05 |
rat teratogenicity study |
100 |
Dermal absorption (Annex IIIA, point 7.3)
|
20%, rough estimate, 10 h exposure |
Ontbrekende gegevens werkzame stof
Indien er vragen voortvloeien uit verdere besprekingen op EU-niveau zullen deze eveneens gelden voor de Nederlandse toelating.
Profiel humane toxicologie metalaxyl-M
Metalaxyl-M is op 1 oktober 2002 opgenomen in bijlage I van de gewasbeschermingsmiddelen richtlijn (Richtlijn 2002/64/EG van 15 juli 2002).
De hieronder volgende samenvatting is ontleend aan de eindpuntenlijst voor metalaxyl-M (bijlage bij Review Report, SANCO/3037/99-final,18 September 2002) en voorzien van voetnoten door Wetering Consultancy d.d. 29-9-2003.
Absorption, distribution, excretion and metabolism in mammals (Annex IIA, point 5.1) |
|
Rate and extent of absorption |
High bioavailability (100%) within 24 h |
Distribution |
Uniformly distributed |
Potential for accumulation |
No evidence for accumulation |
Rate and extent of excretion |
Rapid and extensive (95-100%) within 72 h; urine (approx. 50%) within 24h; slightly higher urinary excretion for females |
Metabolism in animals |
Complete metabolism via ether demethylation, aromatic methyl oxidation, ester demethylation, hydroxylation meta position of phenyl ring, conjugation to glucuronides and sulphates |
Toxicologically significant
compounds |
Parent compound. Metabolites in plant and soil are less toxic. |
Acute toxicity (Annex IIA, point 5.2) |
|||
Rat LD50 oral |
Male : 953 mg/kg bw Female: 375 mg/kg bw |
Xn, R22 |
|
Rat LD50 dermal |
> 2000 mg/kg bw |
||
Rat LC50 inhalation |
> 2.29 mg/l (4 hours, nose-only, aerosol) |
||
Skin irritation |
Non-irritant |
||
Eye irritation |
Irritant |
Xi, R41 |
|
Skin sensitisation (test method used and result) |
Non-sensitiser (M&K and Buehler tests) |
||
Short term toxicity (Annex IIA, point 5.3) |
|
Target / critical effect |
Liver (rat and dog); red blood cells (dog) |
Lowest relevant oral NOAEL / NOEL |
90-day, 6-month, 1-year & 2-year dog: 250 ppm (8 mg/kg bw/d) |
Lowest relevant dermal NOAEL / NOEL |
21-day rat / rabbit studies: 1000 mg/kg bw/day |
Lowest relevant inhalation NOAEL / NOEL |
No relevant data, not required |
Genotoxicity (Annex IIA, point 5.4) |
No genotoxic potential a |
a Met metalaxyl-M werden de volgende studies uitgevoerd: mutageniteit in bacteriën en chromosoom-aberratietest in CHO cellen. Met metalaxyl werden de volgende studies uitgevoerd: mutageniteit in bacteriën, mouse lymphoma test, in vitro DNA repair test in humane fibroblasten en in rattenhepatocyten, mitotic crossing over test in S. cerevisiae, muis micronucleustest, beenmergmetafasetest en dominant lethaal test. Alle uitgevoerde studies waren negatief.
Long term toxicity and carcinogenicity (Annex IIA, point 5.5) |
|
Target/critical effect |
Liver (increased liver weight and ALT in female rat) [ALT:alanine aminotransferase;
afname lever functie] |
Lowest relevant NOAEL / NOEL |
2-year rat: 250 ppm (10 mg/kg bw/d) |
Carcinogenicity |
No carcinogenic potential |
Reproductive toxicity (Annex IIA, point 5.6) |
|
Reproduction target / critical effect |
No reproductive effects at parentally toxic doses |
Lowest relevant reproductive NOAEL / NOEL |
1250 ppm (58 mg/kg bw/day) b |
Developmental target / critical effect |
No developmental effects at maternally toxic dose levels |
Lowest relevant developmental NOAEL / NOEL |
Rat: 250 mg/kg bw/day c |
b NOAEL voor systemische toxiciteit: 13 mg/kg lg/dag (rat, 3-generatiestudie met metalaxyl).
C Er werden 3
ontwikkelingstoxiciteitstudies uitgevoerd in de rat (2 met metalaxyl en 1 met
metalaxyl-M) en één in het konijn (metalaxyl). Laagste maternale NOAEL: 10
mg/kg lg/dag
(rat – metalaxyl-M; verminderde lichaamsgewichtstoename en voedselconsumptie).
Neurotoxicity / Delayed neurotoxicity (Annex IIA, point 5.7) |
|
|
No data, not required |
Other toxicological studies (Annex IIA, point 5.8) |
|
|
Metalaxyl is an inducer of xenobiotics metabolising enzymes in liver, lung and kidneys.
Toxicity of metabolites: CGA 108906 (plant and soil) CGA 62826 (soil and rat) CGA 107955 (rat) Overall oral LD50 >1000 mg/kg bw NOAEL 28 day rat study: > 200 mg/kg bw/d In vitro bacterial genotoxicity: negative Additional in vitro mammalian cells and CA studies for CGA 108906 are negative |
Medical data (Annex IIA, point 5.9) |
|
|
Metalaxyl-M: new active ingredient, limited data Metalaxyl: no detrimental effects on health in manufacturing personnel |
Summary (Annex IIA, point 5.10) |
Value |
Study |
Safety factor |
ADI |
0.08 mg/kg bw/day |
dog, 90-d, 6-mth, 1- & 2-y studies |
100 |
AOEL systemic |
0.08 mg/kg bw/day |
dog, 90-d, 6-mth, 1- & 2-y studies |
100 |
ARfD (acute reference dose) |
Not required |
Dermal absorption (Annex IIIA, point 7.3) |
|
|
10%; 40% rat in vivo, 4x correction for in vitro human data |
Ontbrekende gegevens werkzame stof
Indien in EU-kader nog aanvullende vragen worden gesteld met
betrekking tot de werkzame stof metalaxyl-M zullen deze onverkort gelden voor
de nationale beoordeling.
Formulering
Fubol Gold is een spuitkorrel (WG) en bevat per kg 40 gram
metalaxyl-M en 640 gram mancozeb.
Formuleringstoxicologie
Fubol Gold behoeft geen classificatie voor acuut orale
toxicologie (LD50 > 2000 mg/kg lg), acuut dermale toxiciteit (LD50
> 2000 mg/kg lg) of acuut inhalatoire toxiciteit
(LC50 > 5,16 mg/l).
Fubol Gold behoeft geen classificatie voor huid- of oogirritatie.
Fubol Gold was negatief in een Buehler test voor huidsensibilisatie bij de cavia. Echter, aangezien er geen rationale beschikbaar is waarom geen maximalisatie test uitgevoerd is, is gekeken naar de classificatie van de werkzame stoffen en hulpcomponenten in de formulering. Mancoceb is geëtiketeerd met R43 en komt voor meer dan 1% voor in Fubol Gold. De formulering Fubol Gold dient derhalve geclassificeerd te worden met: kan overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid [R43].
Ontbrekend onderzoek formulering
Er ontbreekt geen onderzoek.
Beoordeling van het risico voor de toepasser (beroepsmatig / re-entry)
Overzicht toepassingen
Fubol Gold is een schimmelbestrijdingsmiddel in de teelt van aardappelen, boomkwekerijgewassen inclusief pot- en containerteelt (roos en Vitis) en Helichrysum. De toepassing op aardappelen kan door loonwerkers worden uitgevoerd, de overige toepassingen zijn kleinschaliger. Echter, de toepassing op aardappelen is ook subchronisch (periode <3 maanden). De toepassing op aardappelen is als enige vroeg in het seizoen. Dit houdt in dat ook voor loonwerkers de toepassingsperiode minder is dan 3 maanden, zodat ook hier met een beoordeling o.b.v. semi-chronische blootstelling kan worden volstaan.
De toepassing op aardappelen wordt uitgevoerd d.m.v. machinaal neerwaarts spuiten. De toepassing op boomkwekerijgewassen inclusief pot- en containerteelt en Helichrysum kan machinaal en handmatig worden uitgevoerd. Alle aangevraagde gewassen worden geteeld in de vollegrond (inclusief pot-en containerteelt).
Afleiden AOEL’s
Mancozeb
Een EU-geharmoniseerde AOEL voor mancozeb is nog niet vastgesteld. Door RMS is voor mancozeb een AOELsystemisch berekend van 0,035 mg/kg lg/d, gebaseerd op de NOAEL’s van ca. 7 mg/kg lg/d in een semi- chronische studies met de rat en de hond (assessmentfactor 100, opname na orale blootstelling 50%). Omdat nog geen plaatsing van mancozeb op Bijlage 1 van de EU-gewasbeschermingsrichtlijn 91/414 heeft plaatsgevonden (waarbij altijd een EU-geharmoniseerde AOEL wordt vastgesteld) wordt voor de beoordeling van het gezondheidsrisico van beroepsmatige toepassers van middelen op basis van mancozeb vooralsnog uitgegaan van een volgens de in Nederland gebruikelijke manier afgeleide AOEL. In C-110.3.8 (13 juni 2001) is uitgegaan van de NOAEL uit chronische studies met de rat van 5 mg/kg lg/d. Dit is niet wezenlijk verschillend van de NOAEL van 7 mg/kg/lg/d uit semi-chronische studies. Alle LOAEL’s liggen hier ruim boven. Daarom is voor de huidige risicobeoordeling gekozen voor het gebruik van de semi-chronisch AOEL, waarmee hetzelfde uitgangspunt als in de EU wordt genomen. Uitgegaan is van de rat, daar dit de laagste AOEL oplevert.
Gezien bovenstaande kan deze AOEL ook worden gebruikt voor het beoordelen van het risico bij chronische blootstelling.
Voor de berekening van de AOEL is gebruik gemaakt van de gegevens in de monografie met betrekking tot toxicologie en kinetiek van mancozeb.
De overige gebruikte correctiefactoren zijn:
· extrapolatie rat Þ mens op basis van calorische behoefte 4
· overige interspeciesverschillen 3
· intraspeciesverschillen 3
· biologische beschikbaarheid via de orale route 50%
· gewicht werker 70 kg
AOELsystemisch : 7 x 0,50 x 70/(4 x 3 x 3) = 6,8 mg/persoon/d
Metalaxyl-M
Metalaxyl-M is op Annex I van richtlijn 91/414/EEG geplaatst, hetgeen betekent dat uitgegaan dient te worden van de systemische AOEL zoals opgenomen in de eindpuntenlijst metalaxyl-M. Deze bedraagt 0,08 mg/kg lg/dag en is gebaseerd op de NOEL’s in de
90-dagen, 6-maanden, 1- en 2-jaarsstudies in de hond, waarop een veiligheidsfactor van 100 is toegepast. Uitgaande van een lichaamsgewicht van 70 kg voor een werker wordt de systemische AOELmetalaxyl-M: 5,6 mg/persoon/dag.
Schatting van de blootstelling/berekening Risico indices
De blootstelling van mancozeb en metalaxyl-M tijdens mengen/laden en toepassen van Fubol Gold is geschat met behulp van modellen (Nederlandse en EUROPOEM).
De blootstelling is berekend tijdens een behandeling van aardappelen (vg) m.b.v. machinaal neerwaarts spuiten (tabel T.1 mancozeb en tabel T.2 metalaxyl-M).
De blootstelling is berekend tijdens een behandeling van roos, Vitis en Helichrysum (vg) m.b.v. handmatig spuiten (tabel T.3 mancozeb en tabel T.4 metalaxyl-M)2.
vg = volle grond, og = onder glas
1 de toepassing onder glas is niet volledig vergelijkbaar is met de volveldse toepassing. Derhalve zijn beide toepassingen weergegeven.
2 voor roos, Vitis en Helichrysum is de toepassing in de volle grond aangevraagd. Aangezien er geen geschikt blootstellingsmodel voor handmatige toepassing in de volle grond bestaat is uitgegaan van een handmatige toepassing onder glas. Daarbij wordt aangenomen dat de blootstelling in ieder geval niet hoger is dan onder glas.
Tabel T.1 Risicobeoordeling voor dermale en inhalatoire blootstelling aan mancozeb bij gebruik van Fubol Gold
|
Route |
Geschatte systemische blootstelling a (mg /dag) |
AOELsystemisch (mg/dag) |
Risico-indexb |
Machinaal
neerwaarts spuiten in de teelt van aardappelen (volle grond) |
||||
Mengen/laden |
Respiratoir |
0,096 |
6,8 |
0,014 |
|
Dermaal |
0,08 |
6,8 |
0,011 |
Toepassen |
Respiratoir |
0,128 |
6,8 |
0,02 |
|
Dermaal |
0,29 |
6,8 |
0,04 |
|
Totaal |
0,59 |
6,8 |
0,09 |
Tabel T.2 Risicobeoordeling voor dermale en inhalatoire blootstelling aan metalaxyl-M bij gebruik van Fubol Gold
|
Route |
Geschatte systemische blootstelling a (mg /dag) |
AOELsystemisch (mg/dag) |
Risico-indexb |
Machinaal
neerwaarts spuiten in de teelt van aardappelen (volle grond) |
||||
Mengen/laden |
Respiratoir |
0,006 |
5,6 |
0,001 |
|
Dermaal |
0,08 |
5,6 |
0,014 |
Toepassen |
Respiratoir |
0,008 |
5,6 |
0,001 |
|
Dermaal |
0,3 |
5,6 |
0,05 |
|
Totaal |
0,4 |
5,6 |
0,07 |
a Blootstelling tijdens
mengen/laden is geschat met behulp van het Nederlandse model voor
poederformuleringen waarbij aangenomen is dat de poederfractie in het granulaat
niet hoger is dan 1%, de blootstelling tijdens toepassen is geschat met behulp
van EUROPOEM.
Voor mancozeb is een biologische beschikbaarheid via de dermale route van 0,6%
en via de inhalatoire route van 100% aangehouden.
Voor metalaxyl-M is een biologische beschikbaarheid via de dermale route van
10% en via de inhalatoire route van 100% aangehouden.
b Ratio van geschatte blootstelling en toelaatbaar geachte blootstelling.
Tabel T.3 Risicobeoordeling voor dermale en inhalatoire blootstelling aan mancozeb bij gebruik van Fubol Gold
|
Route |
Geschatte systemische blootstelling a (mg /dag) |
AOELsystemisch (mg/dag) |
Risico-indexb |
Handmatig spuiten in de teelt van roos en Vitis (onder glas) 0,576-2,304 kg mancozeb/ha |
||||
mengen/laden/toepassen |
Respiratoir |
2,3 |
6,8 |
0,34 |
|
Dermaal |
2,76 |
6,8 |
0,41 |
|
Totaal |
5,06 |
6,8 |
0,75 |
Handmatig spuiten in de teelt van Helichrysum (onder glas) 0,576-1,536 kg mancozeb/ha |
||||
mengen/laden/toepassen |
Respiratoir |
1,54 |
6,8 |
0,23 |
|
Dermaal |
1,84 |
6,8 |
0,27 |
|
Totaal |
3,38 |
6,8 |
0,5 |
Tabel T.4 Risicobeoordeling voor dermale en inhalatoire blootstelling aan metalaxyl-M bij gebruik van Fubol Gold
|
Route |
Geschatte systemische blootstelling a (mg /dag) |
AOELsystemisch (mg/dag) |
Risico-indexb |
Handmatig spuiten in teelt van roos en Vitis (onder glas) 0,036-0,144 kg metalaxyl-M/hac |
||||
mengen/laden/toepassen |
Respiratoir |
0,14 |
5,6 |
0,03 |
|
Dermaal |
2,88 |
5,6 |
0,51 |
|
Totaal |
3,02 |
5,6 |
0,54 |
Handmatig spuiten in teelt van Helichrysum (onder glas) 0,036-0,096 kg metalaxyl-M/hac |
||||
mengen/laden/toepassen |
Respiratoir |
0,10 |
5,6 |
0,02 |
|
Dermaal |
1,92 |
5,6 |
0,34 |
|
Totaal |
2,02 |
5,6 |
0,36 |
a
Blootstelling tijdens mengen/laden/toepassen is
geschat met behulp van het Nederlandse model voor spuiten onder glas (kassen).
Voor mancozeb is een biologische beschikbaarheid via de dermale route van 0,6%
en via de inhalatoire route van 100% aangehouden.
Metalaxyl-M is een biologische beschikbaarheid via de dermale route van 10% en
via de inhalatoire route van 100% aangehouden.
b Ratio van geschatte blootstelling en toelaatbaar geachte blootstelling.
c Voor de blootstelling berekening is uitgegaan van de maximale dosering per hectare voor die toepassing en daarmee is het hoogste blootstelling risico berekend.
Herbetreding
Herbetreding aansluitend op een behandeling zal mogelijk optreden na de toepassing op roos, Vitis en Helichrysum. Voor de toepassing op aardappelen zijn geen werkzaamheden aan behandeld gewas kort na toepassing te verwachten. Op grond van onderstaande berekening kunnen nadelige gezondheidseffecten als gevolg van blootstelling aan mancozeb en metalaxyl-M tijdens re-entry na een toepassing op roos en Vitis worden uitgesloten. Aangezien de doseringen op Helichrysum lager zijn dan voor roos en Vitis, zal het risico bij re-entry in de teelt van Helichrysum lager liggen.
Tabel T.5 Risicobeoordeling voor dermale en inhalatoire blootstelling aan mancozeb bij gebruik van Fubol Gold
|
Route |
Geschatte systemische blootstelling a (mg /dag) |
AOELsystemisch (mg/dag) |
Risico-indexb |
Handmatig spuiten in de teelt van roos en Vitis |
||||
Re-entry |
Respiratoir |
1,52 |
6,8 |
0,22 |
|
Dermaal |
1,24 |
6,8 |
0,18 |
|
Totaal |
2,76 |
6,8 |
0,41 |
Tabel T.6 Risicobeoordeling voor dermale en inhalatoire blootstelling aan metalaxyl-M bij gebruik van Fubol Gold
|
Route |
Geschatte systemische blootstelling a (mg /dag) |
AOELsystemisch (mg/dag) |
Risico-indexb |
Handmatig spuiten in de teelt van roos en Vitis |
||||
Re-entry |
Respiratoir |
0,10 |
5,6 |
0,02 |
|
Dermaal |
1,13 |
5,6 |
0,2 |
|
Totaal |
1,23 |
5,6 |
0,22 |
a
Blootstelling tijdens mengen/laden/toepassen is geschat met behulp van het
Nederlandse model voor spuiten onder glas (kassen).
Voor mancozeb is een biologische beschikbaarheid via de dermale route van 0,6%
en via de inhalatoire route van 100% aangehouden.
Voor metalaxyl-M is een biologische beschikbaarheid via de dermale route van
10% en via de inhalatoire route van 100% aangehouden.
b Ratio van geschatte blootstelling en toelaatbaar geachte blootstelling.
Conclusie
Toepasser
Op grond van deze risicobeoordeling worden geen gezondheidseffecten als gevolg van blootstelling aan mancozeb en metalaxyl-M tijdens toepassen van Fubol Gold ingeschat. Er bestaat dan ook vanuit arbeidstoxicologisch oogpunt geen bezwaar tegen toelating van het middel voor het gevraagde toepassingsgebied.
Herbetreding
Herbetreding aansluitend op een behandeling zal mogelijk optreden na de toepassing op roos, Vitis en Helichrysum. Op grond van berekening worden geen nadelige gezondheidseffecten als gevolg van blootstelling aan mancozeb en metalaxyl-M tijdens re-entry na een toepassing op roos en Vitisverwacht. Aangezien de doseringen op Helichrysum lager zijn dan voor roos en Vitis, zal het risico bij re-entry in de teelt van Helichrysum lager liggen.
Bystander
Bij toepassing in het veld is de blootstelling van de bystander slechts een fractie van die van de toepasser. Er is dan ook geen afzonderlijke berekening gemaakt voor het risico blootstelling bystander tijdens toepassing in het veld.
Voor de toepassing onder glas geldt per definitie de waarschuwing dat er geen derden tijdens een bespuiting aanwezig mogen zijn.
Onzekerheden met betrekking tot risico toepasser, werker en bystander
Er zijn geen onzekerheden.
Ontbrekende gegevens risico toepasser, werker en bystander
Er ontbreken geen gegevens.
Beoordeling van het risico voor de volksgezondheid
Overzicht toepassingen
Fubol Gold WG is een spuitkorrel met als werkzame stoffen metalaxyl-M (40 g/kg) en mancozeb (640 g/kg). Het middel is bedoeld als schimmelbestrijdingsmiddel in de volveldse teelt van consumptie- en fabrieksaardappelen en in enkele niet-consumptiegewassen. Toepassing is maximaal drie maal per teeltseizoen met een interval van 7 tot 10 dagen. De doseringen op aardappelen zijn voor metalaxyl-M/mancozeb: 0,1/1,6 kg/ha bij PHI= 7 dagen.
Mancozeb
De hieronder volgende samenvatting is mede gebaseerd op de eerste versie van de
EG-monografie met betrekking tot mancozeb, zoals die is opgesteld door Italië (draft, dd. september 2000). De rapportage van ECCO (nr. 120 dd. maart 2002 en nr. 134
dd. juli 2003) en de Working Group Evaluation of Pesticides (dd. november 2003) zijn, voor zover van toepassing, hierin verwerkt. De onderstaande gegevens dienen derhalve te worden beschouwd als voorlopig.
Eindpuntenlijst residuen mancozeb (februari 2003)
Metabolism in plants (Annex IIA, point 6 and 6.7, Annex IIIA, point 8.1 and 8.6)
Plant groups covered |
Pulses and oilseed (soybeans), Fruiting vegetables (tomato), Root vegetables (potatoes, sugar beet), Cereals (wheat) 1 |
Rotational crops |
Barley, potato, radish, Swiss chard, wheat, beet, lettuce |
Plant residue definition for monitoring |
Mancozeb (expressed as CS2) 2 |
Plant residue definition for risk assessment |
Mancozeb (expressed as CS2) and ETU for processed commodities |
Conversion factor (monitoring to risk assessment) |
Open |
1 The metabolic pattern was quite similar for the different crops, with the main metabolites: EU, ETU and EBIS. Op basis van bovenstaande conclusie uit de monografie valt te verwachten dat het metabolisme van mancozeb in sla (bladgewas) vergelijkbaar zal zijn.
2 Voor de analyse op aanwezigheid van mancozeb wordt een algemene analyse methode voor ethylenebisdithiocarbamaten (EBDC’s) gebruikt waarbij de concentratie van het omzettingsproduct carbon disulfide (CS2) gemeten wordt. Uit de concentratie CS2 kan dus direct het dithiocarbamaat gehalte worden gehaald.
Metabolism in livestock (Annex IIA, point 6.2 and 6.7, Annex IIIA, point 8.1 and 8.6)
Animals covered |
Lactating dairy goat, laying hens, |
Animal residue definition for monitoring |
Mancozeb (expressed as CS2) |
Animal residue definition for risk assessment |
Mancozeb (expressed as CS2) |
Conversion factor (monitoring risk assessment) |
Open |
Metabolism in rat and ruminant similar (Yes/No) |
Yes |
Fat soluble residue (Yes/No) |
No |
Residues in succeeding crops (Annex IIA, point 6.6, Annex IIIA, point 8.5)
|
The exposure of the consumer from residues in rotational or succeeding crops grown in fields previously treated with mancozeb is insignificant. |
Stability of residues (Annex IIA, point 6 introduction, Annex IIIA, point 8 introduction)
|
In apples, about 74% of the mancozeb spiked is still present after one and two years of frozen storage In tomatoes, about 74% of the mancozeb spiked is still present after two years of frozen storage In potatoes, about 58% of the mancozeb spiked is still present after three months of frozen storage 4 Therefore, residues of mancozeb are stable in apples, tomatoes and grapes under conditions of frozen storage, for up to two years. Residues of mancozeb are moderately stable in ground potatoes under conditions of frozen storage, for up to 3 months.3 |
3 Voor de stabiliteit van residu in een waterige matrix zijn appels bekeken. Hiermee is de stabiliteit van residu in sla (waterige matrix) gegarandeerd voor tenminste twee jaar. De residuproeven met mancozeb op sla, geleverde in het kader van deze aanvraag, hadden een recovery van 74,5 % naar 2-jaar van bevroren opslag.
4 Voor deze aanvraag zijn de residu proeven met aardappelen uit de monograph genomen. De monsterstabiliteit voor aardappelen was reeds opgenomen in de eindpuntenlijst. In het verleden zijn de betreffende residu studies van aardappelen reeds gebruikt en is de opslagstabiliteit van deze proeven niet bekritiseerd (C110.3.8). De opslagduur van monsters uit de desbetreffende veldproeven is niet te achterhalen aangezien deze studies louter samengevat in de monografie zijn opgenomen.
Residues from livestock feeding studies (Annex IIA, point 6.4, Annex IIIA, point 8.3)
Intakes by livestock ³ 0.1 mg/kg diet/day |
Ruminant : Yes |
Poultry : Yes |
Pig : Not assessed |
|
Muscle |
<0.05* Not relevant |
<0.05* |
Not relevant |
|
Liver |
<0.05* Not relevant |
<0.05* |
Not relevant |
|
Kidney |
<0.05* Not relevant |
<0.05* |
Not relevant |
|
Fat |
<0.05* Not relevant |
<0.05* |
Not relevant |
|
Milk |
<0.05* Not relevant |
|
Not relevant |
|
Eggs |
|
<0.05* |
Not relevant |
|
*LOD for mancozeb as CS2,
Residuen
Voorgestelde NL-GAP: 1,6 kg w.s./ha, 3x, PHI= 7 dagen
De GAP van Fubol Gold stelt een gebruik van mancozeb op aardappelen van 1,6 kg w.s./ha met een max. aantal toepassingen van 3x. De GAP voorziet niet in een veiligheidstermijn, maar op basis van de residu studies met metalaxyl-M wordt een PHI van 7 dagen voorgesteld.
In de samengevatte proeven in de monografie staan 3 proeven uitgevoerd in Noordelijk Europa in 1992 volgens de voorgestelde NL-GAP. De volgende maximale residuen van mancozeb en ETU (tussen haakjes) zijn in de proeven gevonden: <0,02 (<0,02), <0,02 (<0,02), <0,02 (<0,02).
Aangezien in tenminste 2 studies residu waarden aan mancozeb van beneden de LOD zijn gevonden zijn er voldoende residu studies voor aardappelen geleverd.
Vervoedering
Vervoederingstudies zijn niet noodzakelijk aangezien het residugehalte in vervoederde gewassen (alleen aardappelen) de triggerwaarde van 0,1 mg/kg niet overschrijdt.
Processinggegevens
Aardappelen
Gezien de kleine opvulling van de ADI (<10%) is een processingstudie niet noodzakelijk voor de huidige aanvraag. Processing gegevens zijn wel voorhanden in de monografie. In de monografie is gekeken naar de producten Franse frieten en vlokken (“flakes”). De processingfactor (ratio: ETU product/mancozeb aardappelen) was voor Franse frieten en vlokken a.e.v. 0,012 en 0,006. Door de effecten van verwerking was de concentratie mancozeb (als CS2) dusdanig laag, dat er geen processingfactor berekend kon worden.
Afleiden MRL’s/STMR’s
Mancozeb, opgenomen in de EU-lijst van oude stoffen, heeft geharmoniseerde MRL’s voor een groot aantal gewassen waaronder aardappel (0,05 mg/kg richtlijn 93/58/EG). De LOD is 0,05 mg/kg en het residu is gedefineerd als de som aan CS2 (voor de dithiocarbamaten: maneb, mancozeb, metiram, propineb en zineb). Op het moment dat mancozeb geplaatst wordt op bijlage 1 richtlijn 91/414/EG zullen er enkele maanden later opnieuw geharmoniseerde MRL’s worden afgeleid voor de verschillende gewassen. In de eindpuntenlijst bij de monografie is reeds een MRL op aardappelen van 0,1 mg/kg afgeleid.
Aardappels
Gelet op het residugehalte in veldproeven mag worden aangenomen dat onder condities volgens het Wettelijk Gebruiksvoorschrift en Gebruiksaanwijzing in aardappelknollen geen residuen van mancozeb zullen worden aangetroffen boven de LOD van 0,02 mg/kg.
In de EU is de geharmoniseerde MRL op 0,05 mg/kg gezet (directive 93/58/EC). Hiermee voldoet de residutolerantie van mancozeb op aardappelen bij een veiligheidstermijn van
7 dagen aan de EU-norm.
Afleiden ADI (ARfD)
In de monografie wordt de volgende ADI voorgesteld:
Mancozeb: 0,05 mg/kg lg/dag, op basis van een 2-jaar carcinogeniteitsstudie in de rat met een NOAEL van 4,8 mg/kg lg/dag, met gebruikmaking van een veiligheidsfactor van 100.
ETU: 0,002 mg/kg lg/dag, op basis van een 2-jaar studie in de rat met een NOAEL van
0,37 mg/kg lg/dag. Gezien de teratogene effecten van ETU is er een veiligheidsfactor van 200 toegepast.
Afleiden ARfD
Het afleiden van de ARfD voor mancozeb wordt niet nodig
gevonden vanwege de lage acute toxiciteit. De ARfD van ETU is vastgesteld op
0,05 mg/kg lg/dag.
Dieetberekening
Een uitvoerige overweging m.b.t. de dieetberekening voor mancozeb is reeds gevoerd in
C-110.3.8. (juni 2001). Sinds die tijd zijn de onderliggende gegevens niet wezenlijk veranderd. De volgende tekst is afkomstig uit C-110.3.8.
De EBDC’s hebben een vergelijkbaar toxicologisch werkingsmechanisme. Bovendien is er residutechnisch gezien geen onderscheid te maken tussen de verschillende stoffen, vanwege de gemeenschappelijke residudefinitie. Hierdoor dient er een gezamenlijke schatting van de blootstelling voor de consument gemaakt te worden. Bij de schatting van de inname van EBDC’s door de consument moet als uitgangspunt de in de EU vastgestelde MRL’s genomen worden. De consument kan worden blootgesteld aan residuen op Nederlandse producten, maar daarnaast ook aan residuen op importproducten, waarvoor beide EU-MRL’s gelden.
In de CCPR van 1998 is er besloten bij de blootstellingsschatting te corrigeren voor de verschillende ADI’s van de dithiocarbamaten. Ook werd besloten om bij de risicoschatting de dithiocarbamaat bestrijdingsmiddelen in twee groepen te verdelen op basis van twee verschillende toxicologische mechanismen: de middelen die toxisch zijn voor de schildklier (op basis van mancozeb, maneb, metiram, propineb en zineb) en degene die dat niet zijn (op basis van ferbam, thiram en ziram).
De hier uitgevoerde risicoberekening volgt de benadering die gebruikt is in de JMPR (1996) en die aan de CCPR is gerapporteerd in het document CX/PR 97/8. De benadering gebruikt een toxische equivalentie correctiefactor die gebaseerd is op de laagste ADI van de groep. Een andere correctiefactor moet ook gebruikt worden om de MRL, die is uitgedrukt in CS2, naar de moederstof te converteren (molecuulgewicht/CS2 gewicht), waarin de ADI is uitgedrukt. Er ontstaat een gecombineerde correctiefactor door vermenigvuldiging van de toxische equivalentie correctiefactor met de correctiefactor voor het converteren naar de moederstof. Deze factor wordt gebruikt om de MRL of STMR van de betreffende dithiocarbamaat te corrigeren die vastgesteld is voor het product en die de hoogste gecombineerde correctiefactor heeft. Bij de inname berekening wordt de laagste ADI gebruikt. Op deze wijze kan een gewogen dieetberekening gemaakt worden van de EBDC’s met verschillende ADI’s.
De risicoschatting wordt gemaakt op basis van de dithiocarbamaten maneb, mancozeb, metiram en propineb. In Nederland zijn geen middelen op basis van propineb toegelaten, maar propineb heeft wel toepassingen in andere lidstaten. Zineb is niet meer toegelaten in de EU en wordt bij de berekening niet meegenomen.
In tabel T.7 staan de correctiefactoren voor de dithiocarbamaten weergegeven. De toxische equivalente correctiefactor wordt gebaseerd op propineb, omdat deze de laagste ADI van de vier heeft.
Tabel T.7 Correctiefactoren voor de dithiocarbamaten m.b.t. ADI
Dithiocarbamaat
|
ADI (mg/kg lg/dag) |
Toxische equivalentie-correctiefactor |
Molecuul gewicht/CS2 correctiefactor |
Gecombineerde correctiefactor |
Propineb |
0,005* (0,007, JMPR) |
1 |
1,86 |
1,86 |
Metiram |
0,03 |
0,667 |
2,09 |
0,348 |
Maneb |
0,05 |
0,1 |
1,75 |
0,175 |
Mancozeb |
0,05 |
0,1 |
1,78 |
0,178 |
* Voorgestelde ADI in de monograph van propineb gebaseerd op een chronische studie met rat een een veiligheidsfactor van 100.
De dieetberekening is in C-110.3.8 zeer gedetailleerd weergegeven met alle onzekerheden die er zijn. Er is toen gekozen om het Nederlandse gebruik van dithiocarbamaten door te rekenen voor de eindconclusie. Voor een gedetailleerde onderbouwing wordt naar genoemd C-stuk verwezen.
TMDI berekening met het Nederlandse dieet voor volwassenen voor alleen het Nederlandse toegelaten gebruik van dithiocarbamaten laat zien dat de opname 40,6% van de ADI bedraagt.
TMDI berekening met het Nederlandse dieet voor kinderen van 1 tot 6 jaar voor alleen het Nederlandse toegelaten gebruik van dithiocarbamaten laat zien dat de opname 171% van de ADI bedraagt.
Bij het dieet voor kinderen kan een verdere verfijning van de innameberekening gemaakt worden door gebruik te maken van de STMR’s. Het gebruik van MRLs in de inname berekening geeft in het algemeen een overschatting van de inname.
De inname van pitvruchten neemt bij de berekening voor kinderen 141% van de ADI in. Uit de residuproeven met mancozeb wordt een hogere STMR gevonden (0,75 mg/kg). Dit geeft bij kinderen een inname van pitvruchten van18,0 % van de ADI. De totale inname als percentage van de ADI wordt door gebruik van deze STMR 141 – 18,0 = 123% lager. Dit brengt de inname voor kinderen voor alleen het Nederlandse gebruik van dithiocarbamaten tot onder de 100% van de ADI (namelijk 48%).
ETU
ETU is een relevante metaboliet vanuit toxicologisch oogpunt. In de monografieën is een ADI voor ETU voorgesteld van 0,002 mg/kg lg/dag. ETU wordt met name gevormd uit de moederstof bij verhitting. In de Regeling Residuen van Bestrijdingsmiddelen is een MRL opgenomen van 0,1 mg/kg voor verhitte eet- en drinkwaar.
In de EU en in de Codex zijn geen MRL’s voor ETU vastgesteld. In de Codex zijn er in het verleden wel MRL’s voor ETU geweest, maar deze zijn ingetrokken in 1995. Dit vanwege het feit dat de residuen van ETU geen goede aanwijzing geven over het gebruik van EBDC’s en vanwege het feit dat er geen relatie is tussen de residuen van ETU in niet-verwerkte en verwerkte producten.
Bij de berekeningen is er vanuit gegaan dat wanneer de MRL van de dithiocarbamaten beneden de 0,1 is vastgesteld, de hoeveelheid ETU residuen niet groter kan zijn dan de waarde van de MRL voor de betreffende dithiocarbamaat (op asperge, peulvruchten en aardappels).
De inname van ETU afkomstig van Nederlandse producten is voor volwassenen maximaal 26,9% en voor kinderen maximaal 79,2% van de ADI.
Conclusie risico volksgezondeheid m.b.t. werkzame stof mancozeb
Er bestaan voor wat betreft de werkzame stof mancozeb vanuit volksgezondheidskundig oogpunt geen toxicologische bezwaren tegen toepassing van het middel Fubol Gold in de teelt van consumptie- en fabrieksaardappelen. Op grond van de studies met metalaxyl-M dient In het Wettelijk Gebruiksvoorschrift en Gebruiksaanwijzing een PHI van 7 dagen voor de toepassing van Fubol Gold op aardappelen te worden opgenomen.
Onzekerheden risico volksgezondheid (mancozeb)
Er zijn geen onzekerheden.
Ontbrekende gegevens risico volksgezondheid (mancozeb)
Indien in EU-kader vragen worden gesteld met betrekking tot de werkzame stof mancozeb zullen deze onverkort gelden voor de nationale beoordeling.
Metalaxyl-M
De risicobeoordeling is gebaseerd op bovenstaand toxicologisch profiel van de werkzame stof en op een advies opgesteld door Weterings Consultancy (september 2003). Onderstaande samenvatting van residugegevens is gebaseerd op de eindpuntenlijst voor metalaxyl-M in C-117.3.2 (9 januari 2002).
Metabolism in plants (Annex IIA, point 6.1 and 6.7, Annex IIIA, point 8.1 and 8.6) |
|
Plant groups covered |
grapevine, lettuce, potato, tobacco |
Rotational crops |
winter and spring wheat, lettuce, spring oat, soybeans, corn, sugar beet |
Plant residue definition for monitoring |
Metalaxyl-M b |
Plant residue definition for risk assessment |
Metalaxyl-M |
Conversion factor (monitoring to risk assessment) |
- |
b Gevalideerde analysemethoden voor de bepaling van residuen in plantaardige producten zijn beschikbaar voor de meeste gewassen die van belang zijn voor de Nederlandse toepassing.
Gezien de residudefinitie is een enantiomeer specifieke residu definitie vereist. Deze is geleverd en samengevat in het addendum op de monografie (zie ook aspect fysisch chemische eigenschappen).
Voor dierlijke producten ontbreken goed gevalideerde analysemethoden voor melk, lever en nieren. Aangezien de triggerwaarde van 0,1 mg/kg niet wordt bereikt zijn aanvullende validatiestudies met melk, lever en nieren niet noodzakelijk.
Metabolism in livestock (Annex IIA, point 6.2 and 6.7, Annex IIIA, point 8.1 and 8.6) |
|
Animals covered |
Goats, hens |
Animal residue definition for monitoring |
Total metalaxyl including all the metabolites forming the 2,6-dimethylaniline moiety upon hydrolysis and expressed as Metalaxyl equivalents |
Animal residue definition for risk assessment |
- |
Conversion factor (monitoring to risk assessment) |
- |
Metabolism in rat and ruminant similar (yes/no) |
Yes |
Fat soluble residue: (yes/no) |
No |
Analytical methods for residues (Annex IIA, point 4.2) |
|
Food/feed of plant origin (principle of method and LOQ for methods for monitoring purposes) |
parent compound : 1) GC with NPD 2) Multimethod DFG S19 3) Enantiospecific method with GC-MS |
Food/feed of animal origin (principle of method and LOQ for methods for monitoring purposes)
|
total residues as DMA (parent + metabolites) : GC with NPD LOQ =0.05 mg/kg for eggs, fat/skin, muscle tissue 0.1 mg/kg for liver 0.01 mg/kg for milk (provisional)
more specific methods required if MRL’s are proposed |
Residues in succeeding crops (Annex IIA, point 6.6, Annex IIIA, point 8.5) |
|
|
Residue values in rotational plant parts, at time of harvesting, ranged from 0.275 to up to 7 mg/kg of total metalaxyl with elapse time from the soil treatment of 323 to 432 days. Regarding the important levels of residues found back, further information about the agricultural practices is required from the notifier. A study using non-radiolabelled active substance is required representing the European conditions of application. 3 rotational crop studies have been provided (Crop rotation studies for Metalaxyl-M in follow-up crops after treatment of potatoes in Switserland, UK and Italy- Kühne R.O.; 2000). The conclusions are: No residues at or above the LOQ of 0.02 mg/kg were found in any of the crops representative of leafy vegetables, root vegetables, cereals and brassica vegetables installed as succeeding crops after treatment of potatoes with Metalaxyl-M. 2 further studies will be submitted end of 2000. The waiting period between the last application and sowing or planting of succeeding crops, proposed PHI, the withholding period for animal feedingstuffs and the re-entry period for livestock will be stated by the notifier according to the results of the residue studies in succeeding crops. |
Stability of residues (Annex IIA, point 6 introduction, Annex IIIA, point 8 introduction) |
|
|
Total residues of metalaxyl determined as 2,6-dimethylaniline are stable in several crops stored for up to 3 years when the crops are stored under freezer conditions. |
Residues from livestock feeding studies (Annex IIA, point 6.4, Annex IIIA, point 8.3) |
|||
Intakes by livestock ³ 0.1 mg/kg diet/day: (Residues of total metalaxyl expressed as metalaxyl equiv./kg) |
Ruminant: no |
Poultry: no |
Pig: no |
Muscle |
|
|
|
Liver |
|
|
|
Kidney |
|
|
|
Fat |
|
|
|
Milk |
|
|
|
Eggs |
|
|
|
Residuen
Er heeft reeds harmonisatie van EU-MRL’s voor metalaxyl-M op gewassen plaats gevonden (directive 03/60/EC, 2003).
Aardappelen
Metalaxyl-M
In de monografie worden 8 veldproeven beschreven, volgens GLP uitgevoerd met verschillende formuleringen van metalaxyl-M in Noord-Europa (Zwitserland, Duitsland, Verenigd Koninkrijk) volgens de kritische GAP: 0,113 kg w.s./ha, 5 toepassingen en een veiligheidstermijn van 7 dagen. Zowel de dosering als de frequentie is hoger dan aangevraagd voor de Nederlandse toelating (0,1 kg w.s/ha en maximaal 3 toepassingen). De residugehalten bij een veiligheidstermijn van 7 dagen waren: 8 proeven (8 x < 0,02).
Gebruik volgens het voorgestelde Wettelijk Gebruiksvoorschrift en Gebruiksaanwijzing zal dus geen hoger residu opleveren dan verwacht in de EU.
Vervoedering
Vervoederingstudies zijn niet noodzakelijk aangezien het residugehalte in vervoederde gewassen (alleen aardappelen) de triggerwaarde van 0,1 mg/kg niet overschrijdt.
Processinggegevens
Gelet op het geringe residugehalte in aardappelen en de kleine opvulling van de ADI is een processingstudie niet noodzakelijk.
Afleiden MRL’s/STMR’s
Gelet op het residugehalte in veldproeven mag worden aangenomen dat onder condities volgens het Wettelijk Gebruiksvoorschrift en Gebruiksaanwijzing in aardappelknollen geen residuen van metalaxyl-M zullen worden aangetroffen boven de LOQ van 0,02 mg/kg.
In de EU is de geharmoniseerde MRL op de LOQ gezet (directive 03/60/EC). Hiermee voldoet de residutolerantie van metalaxyl-M op aardappelen bij een veiligheidstermijn van
7 dagen aan de EU-norm.
Aangezien geen residuen boven 0,1 mg/kg werden aangetroffen in aardappelknollen wordt geen residutolerantie voor dierlijke producten vastgesteld.
Afleiden ADI/ARfD
De "overall NOAEL" voor metalaxyl-M van 8 mg/kg lg/dag (90 dagen, 6 maanden, 1 en
2 jaar hond) wordt gebruikt als uitgangspunt voor het vaststellen van de Acceptable Daily Intake (ADI). Er zijn geen argumenten om van de gebruikelijke veiligheidsfactor 100 af te wijken. Derhalve wordt de ADI voor metalaxyl-M vastgesteld op 0,08 mg/kg lg/dag.
Aangezien metalaxyl-M in acute of short-term toxiciteitsstudies geen specifieke effecten induceerde, niet acuut neurotoxisch is en geen embryo-, foetotoxische-, of ontwikkelingseffecten induceerde bij doseringen die niet maternaal toxisch waren is de afleiding van een Acute Reference Dose (ARfD) niet noodzakelijk.
Dieetberekening
De nationale theoretische maximale residu-inname (NTMDI) voor de mens is berekend op basis van de voorgestelde MRL en het Nederlandse dieet (RIKILT-DLO, versie 1997).
In de dieetberekening is uitgegaan van gewassen waarvoor de toepassing wordt ondersteund binnen de EU. De lijst van de betreffende gewassen staat vermeld in de monografie metalaxyl-M. Daarnaast zijn in de dieetberekening de gewassen meegenomen waarop de toepassing van metalaxyl binnen de EU ondersteund wordt. Metalaxyl is het ongezuiverde isomerische mengsel waarin metalaxyl-M voor de helft voorkomt. De lijst van de betreffende gewassen staat vermeld in de monografie metalaxyl.
Uit de TMDI berekening blijkt dat de ADI voor de algemene bevolking voor 3,9% wordt opgevuld en voor kinderen van 1-6 jaar voor 6,1%. Aangezien de ADI niet wordt overschreden bij toepassing van metalaxyl-M op alle gewassen waarvoor gebruik is aangevraagd binnen de EU is berekening van de NEDI (National Estimated Dialy Intake) niet noodzakelijk.
Conclusie risico volksgezondheid (metalaxyl-M)
Er bestaan voor wat betreft de werkzame stof metalaxyl-M vanuit volksgezondheidskundig oogpunt geen toxicologische bezwaren tegen toepassing van het middel Fubol Gold in de teelt van consumptie- en fabrieksaardappelen.
Onzekerheden risico volksgezondheid (metalaxyl-M)
Er zijn geen onzekerheden.
Ontbrekende gegevens risico volksgezondheid (metalaxyl-M)
Indien in EU-kader vragen worden gesteld met betrekking tot de werkzame stof metalaxyl-M zullen deze onverkort gelden voor de nationale beoordeling.
Combinatie toxicologie
Er zijn geen combinaties van Fubol Gold met andere
gewasbeschermingsmiddelen als tankmix in het Wettelijk Gebruiksvoorschrift en
Gebruiksaanwijzing (WG/GA) voorzien. Om deze reden wordt er geen extra risico
ingeschat als gevolg van gecombineerde blootstelling bij gebruik van Fubol
Gold.
Etikettering
Voorstel voor
classificatie werkzame stof mancozeb (symbolen en R-zinnen)
(EU classificatie)
Symbool: |
Xi |
met als onderschrift: Irriterend |
R-zinnen |
R37 R43
|
Irriterend voor de ademhalingswegen Kan overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid |
Voorstel voor
classificatie werkzame stof metalaxyl-M (symbolen en R-zinnen)
(EU classificatie)
Symbool: |
Xn |
met als onderschrift: Schadelijk |
R-zinnen |
R22 R41 |
Schadelijk bij inname door de mond Gevaar voor ernstig oogletsel |
Voorstel voor classificatie formulering Fubol Gold (symbolen en R- en S-zinnen)
Op basis van bovenstaand profiel van de stof, de geleverde formuleringstoxicologie voor het middel, de eigenschappen van de hulpcomponenten, de wijze van toepassen en de risicoschatting voor de toepasser wordt voorgesteld het middel als volgt te etiketteren:
Symbool: |
Xi |
met als onderschrift: Irriterend |
R-zinnen |
R43 |
Kan overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid. |
S-zinnen |
S2 |
Buiten bereik van kinderen bewaren. |
|
S13 |
Verwijderd houden van eet- en drinkwaren en van diervoeder. |
|
S20/21 |
Niet eten, drinken of roken tijdens gebruik. |
|
S36/37 |
Draag geschikte handschoenen en beschermende kleding. |
Profiel milieuchemie en -toxicologie
Tabel M.1 Toepassingsoverzicht
Toepassing |
Stof |
Dosering middel |
Dosering w.s. [kg/ha] |
Freq. |
Interval [dag] |
Tijdstip toepassing |
aardappelen |
metalaxyl-m mancozeb |
2,5 kg/ha
|
0,1 1,6 |
1-3 |
7-10 |
juni-sept |
boomkwekerij vg |
metalaxyl-m mancozeb |
0,3% |
0,036-0,144 0,576-2,304 |
1-3 |
7-10 |
juni-sept |
boomkwekerij, pot- en containerteelt |
metalaxyl-m mancozeb |
0,3% |
0,036-0,144 0,576-2,304 |
1-3 |
7-10 |
juni-sept |
Helichrysum vg |
metalaxyl-m mancozeb |
0,3% |
0,036-0,096 0,576-1,536 |
1-3 |
7-10 |
juni-sept |
Het middel Fubol Gold bevat de werkzame stoffen metalaxyl-M en mancozeb. Metalaxyl-M is geplaatst op Annex I. Voor mancozeb is gebruik gemaakt van de beoordeling van mancozeb middelen in C-139, de eindpuntenlijsten EU en commentaar van Nederland op de monograph en addenda. De ten behoeve van deze Nederlandse beoordeling toegevoegde gegevens en het Nederlandse commentaar op de monograph zijn cursief weergegeven in de eindpuntenlijst. Verder wordt gebruik gemaakt van een rapport van het RIVM (Report 09285a00) uit november 2003, waarin studies met het middel zijn samengevat. Mancozeb is een oude stof die voor de aspecten risico persistentie, risico uitspoeling en risico waterorganismen wordt beoordeeld volgens de normen van het Bmb (Besluit milieutoelatingseisen bestrijdingsmiddelen). Waar de beoordeling plaatsvindt op basis van combinatienormen, wordt uitgegaan van de normen volgens de UB (Uniforme Beginselen).
Metalaxyl-m
Fate and Behaviour in the Environment
Fate and behaviour in soil
Route of degradation |
|
Aerobic: |
|
Mineralization after 100 days: |
Up to 22-33% after 84 d |
Non-extractable residues after 100 days: |
63-73% after 84 d |
Major metabolites above 10 % of
applied active substance: name and/or code |
CGA 62826 : Max 22.91-40.36% |
|
|
Supplemental studies |
|
Anaerobic: |
(Metalaxyl) Degradation pathway similar to the pathway under aerobic conditions, however at lower rate |
|
|
Soil photolysis: |
(Metalaxyl-M) No photodegradation was observed |
|
|
Remarks: |
- |
Rate of degradation |
|
Laboratory studies |
Metalaxyl-M degradation pathway is similar to that of metalaxyl |
DT50lab (20 °C, aerobic): |
DT50lab (20-25°C, aerobic, metalaxyl): 7-58.4 d, 9 values, median = 20 d DT50lab (15°C, aerobic, metalaxyl): 33-42 d, 2 values, median = 38 d
DT50lab (20°C, aerobic, CGA62826): 4.2-102 d, 6 values, median = 14.9d
|
DT90lab (20 °C, aerobic): |
DT90lab (20-25°C, aerobic, metalaxyl): 35.7-140 d, 5 values, median = 45 d |
DT50lab (10 °C, aerobic): |
DT50lab (10°C, aerobic, metalaxyl): 43 d, 1 value |
DT50lab (20 °C, anaerobic): |
DT50lab (20°C, anaerobic): not required |
Field studies (country or region) |
|
DT50f from soil dissipation studies: |
DT50f: |
DT90f from soil dissipation studies: |
DT90f: |
Soil accumulation studies: |
Canada, Switzerland, The Netherlands, 3-13 appl./season, 200-250 g a.s./ha/appl., metalaxyl, 8 trials 0.13-0.44 mg a.s./kg soil |
Soil residue studies: |
- |
|
|
Remarks: |
- |
|
|
Kf / Koc: |
Kf
(metalaxyl-M) 0.1-7.6 |
|
|
Mobility |
|
Laboratory studies: |
|
Column leaching: |
Metalaxyl, 200 mm rainfall, 2 days, 4 soils : 0.4-92% RR in the leachate |
Aged residue leaching: |
Metalaxyl,
508 mm rainfall, 4 soils : 7.7-76.7% RR in the leachate 12.1-61.4% RR in the leachate |
|
|
Field studies: |
|
Lysimeter/Field leaching studies: |
4
lysimeters, appl. rate: 330-365 g a.s./ha/season: |
|
|
Remarks: |
- |
Fate and behaviour in water
Abiotic degradation |
|
Hydrolytic degradation: |
(Metalaxyl-M) No hydrolysis at any pH |
Major metabolites: |
- |
Photolytic degradation: |
(Metalaxyl-M) No photolysis |
Major metabolites: |
- |
|
|
Biological degradation |
|
Readily biodegradable: |
(Metalaxyl-M) No |
Water/sediment study:
|
(max
20.4% at day 7)
Mineralization (2-4% at day 180); non-extractable residue (7-10% at day 180) |
Accumulation in water and/or sediment: |
- |
|
|
Degradation in the saturated zone |
- |
|
|
Remarks: |
- |
Fate and behaviour in air
Volatility |
|
Vapour pressure: |
3.3 10-3 Pa at 25°C (97.2% pure) |
Henry's law constant: |
3.5 10-5 Pa.m3/mol at 25°C (97.2% pure) |
|
|
Photolytic degradation |
|
Direct photolysis in air: |
- |
Photochemical oxidative
degradation in air |
DT50
= 4-6 h |
Volatilisation: |
from plant surfaces: 35% volatilization (after 24 h, glasshouse conditions) |
|
From soil: 49% volatilization (35°C, 30l/h air flow) |
|
|
Remarks: |
- |
Ecotoxicology
Terrestrial Vertebrates
Acute toxicity to mammals: |
LD50 = 375 mg a.s./kg bw |
Acute toxicity to birds: |
LD50 = 981 mg a.s./kg bw |
Dietary toxicity to birds: |
LC50 > 5620 mg a.s./kg food |
Reproductive toxicity to birds: |
NOEC = 900 mg a.s./kg food |
Reproductive toxicity to mammals: |
NOEC = 1250 mg a.s./kg food (=58 mg/kgbw/d) |
Aquatic Organisms
Parent active substance
Acute toxicity fish: |
LC50 > 100 mg a.s./l |
Long term toxicity fish: |
NOEC = 9.1 mg a.s./l (Pimephales promelas, 30 d ELS, metalaxyl)
NOEC = 9.1 mg a.s./l (O. mykiss, 21 d, metalaxyl) |
Bioaccumulation fish: |
BCF = 15 |
Acute toxicity invertebrate: |
LC50 > 100 mg a.s./l |
Chronic toxicity invertebrate: |
NOEC = 1.2 mg a.s./l (metalaxyl) |
Acute toxicity algae: |
EC50 = 36 mg a.s./l |
Chronic toxicity sediment dwelling organism: |
Not required |
Acute toxicity aquatic plants: (for herbicides only) |
Not required |
Metabolite CGA 62826
Acute toxicity fish: |
LC50 > 100 mg/l (CGA 62826) |
Acute toxicity invertebrate: |
LC50 = 852 mg /l (CGA 62826) |
Acute toxicity algae: |
EC50 > 1000 mg/l (CGA 62826) |
Metabolite CGA 67868
Acute toxicity fish: |
LC50 > 98.9 mg/l (CGA 67868) |
Acute toxicity invertebrate: |
LC50 = 158 mg /l (CGA 67868) |
Acute toxicity algae: |
EC50 = 195.4 mg/l (CGA 67868) |
Metabolite CGA 108906
Acute toxicity fish: |
LC50 > 100 mg/l (CGA 108906) |
Acute toxicity invertebrate: |
LC50 > 100 mg /l (CGA 108906) |
Acute toxicity algae: |
EC50 = 74 mg/l (CGA 108906) |
Honeybees
Acute oral toxicity: |
LD50 (72 h, EC480) > 127 µg form./bee |
Acute contact toxicity: |
LD50 (72 h, EC480) > 200 µg form./bee |
Formulation EC
480 g a.s./l
Other arthropod species
Test species |
% Effect |
Poecilus cupreus |
Stage: Adults, Dose: 1kg a.s./ha, Endpoint: Mortality, Effect: 0% |
Typhlodromus pyri |
Stage: Protonymph, Dose: 1 kg a.s./ha, Endpoint: Beneficial capacity, Effect: 91.26% |
Aphidius colemani |
Stage: Adults, Dose: 1 kg a.s./ha, Endpoint: Beneficial capacity, Effect:100% |
Orius insidiosus |
Stage: Nymphs, Dose: 1 kg a.s./ha, Endpoints: Beneficial capacity, Effect: 15.8% |
Aphidius rhopalosiphi |
Stage: Adults, Dose: 1 kg a.s./ha, Endpoints: Beneficial capacity, Effect: -34.2% (extended laboratory study on plants) |
Aleochara bilineata |
Stage: adults, Dose : 0.125 1 kg a.s./ha in 400 l water Endpoints : No effect on mortality, feeding, fecundity and egg viability |
Pardosa spp |
Stage: adults, Dose : 0.125 and 1 kg a.s./ha in 400 l water) Endpoints :mortality, effect = -11.53 and 0 % |
Poecilus cupreus |
Stage: Adults, Dose: 3.5 kg WP64/4 /ha, Endpoints: Mortality, Effect: 0% |
Orius insidiosus |
Stage: Nymphs, Dose: 3,5 kg WP64/4 /ha, Endpoints: Beneficial capacity, Effect: 18.3% |
Aphidius colemani |
Stage: Adults, Dose: 3.5 kg WP64/4 /ha, Endpoints: Beneficial capacity, Effect: 94.6% |
Aphidius rhopalosiphi |
Stage: Adults, Dose: 3.5 kg WP64/4 /ha, Endpoints: Beneficial capacity, Effect: -14,5% (extended laboratory study on plants) |
Typhlodromus pyri |
Field test in grapes, 5 appl. At 14 d interval, 2.5 kg WP 64/4/ha Effect 7 days after the applications : 11.8% |
Studies performed with an EC containing 480 g/l metalaxyl-M (dose expressed as a.s.)
Formulation WP
64/4 containing 640 g/kg mancozeb and 40 g/kg metalaxyl-M
Earthworms
Acute toxicity: |
LC50 = 830 mg a.s./kg soil |
Reproductive toxicity: |
Not required |
Soil micro-organisms
Nitrogen mineralization: |
< 25% after 100 days, at rates of 500 and 5000 g a.s./ha (0.66 and 6.6 mg metalaxyl/kg soil) |
Carbon mineralization: |
< 25% after 100 days, at rates of 500 and 5000 g a.s./ha (0.66 and 6.6 mg metalaxyl/kg soil) |
Profiel mancozeb
Mancozeb is een oude stof, nog niet geplaatst op Annex 1. Er is een EU-monograph beschikbaar.
Route of degradation (aerobic) in soil (Annex IIA, point 7.1.1.1.1)
Mineralization after 100 days |
After 93-103 days: 31.5-51.8% for Mancozeb 32.2-58.2% for ETU After 28 days: 47.2% for EU |
Non-extractable residues after 100 days |
After 93 days: 46.1% for Mancozeb 46.0% for ETU |
Relevant metabolites - name and/or code, % of applied (range and maximum) |
No major metabolites (> 10%) ethylene-thiourea (ETU), max. 3.1% ethyleneurea (EU), max. 8.5% ethylenebisisothiocyanide sulfide (EBIS), max. 8.2% ethylene thiuram disulphide (ETD) was detected but in such a low amount that the interpretation of spectrum was rather uncertain. |
Route of degradation in soil - Supplemental studies (Annex IIA, point 7.1.1.1.2)
Anaerobic degradation |
Metabolic pathway: Mancozeb - ETU - EU - CO2 Major metabolite: EU (up to 30%) and ETU (12%). CO2: 5% in 31 days. Bound residues: 49.2% after 31 days |
Soil photolysis |
Mancozeb does not photodegrade in dry soil. In wet soils, oxidative processes induce a degradation of Mancozeb that is much more rapid than the photo-degradation process. Soil photolysis is overlapped by other degradation processes. |
Rate of degradation in soil (Annex IIA, point 7.1.1.2, Annex IIIA, point 9.1.1)
Method of calculation |
Best estimation from data, first order calculations. |
Laboratory studies (range or median, with n value, with r2 value) |
DT50lab (20°C; aerobic): Mancozeb: estimated in 1 to 3 hours. Average: 1.8. n=5 ETU: estimated in 2 hours. n=1 0.3, 1d; (2 Dutch soils) EU: 4.8 to 7.6 days. Average: 6.2. n=3, r2>0.94. |
|
DT90lab (20°C; aerobic): Mancozeb: 2 - 25 hours. ETU: estimated in less than 2 days. n=1 EU: 16.0 to 25.2 days. Average: 20.6 days. n=3 |
|
DT50lab (10°C; aerobic): evaluated for mancozeb with a Q10 of 2.2: 2.3 to 8.4 hours. |
|
DT50lab (20°C; anaerobic) : 11 days |
|
degradation in the saturated zone: no data submitted and no data required |
Field studies (state location, range or median with n value) |
DT50f: not required as DT50 is far less than 60 days (1 to 3 hours) |
|
DT90f: |
Soil accumulation and plateau concentration |
not required as DT50 is well below 1 day (1-3 hours) which is far below 1 third of the time between application and harvest |
Soil adsorption/desorption (Annex IIA, point 7.1.2) :
Kf/Koc
Kd
pH dependence (yes/no) (if yes type of dependence) |
parent: Koc: 363 –2334 L/kg; n=4; average: 997.5; 1/n= 0.686 - 0.777 ETU: Koc: 34 –146 L/kg ; n=4; average: 70 (shake flask); 1/n= 0.5522, 0.469, 0.327, 0.406 Koc: 5.2 and 2.6 L/kg (column study, 2 soils) 1/n: 0.9 (standard value)
parent: Kd: 7.26 – 11.67 L/kg. Average: 9.74
ETU: Kd: 0.006 – 0.051 L/kg. Average: 0.035; (2 Dutch soils)
|
|
no for parent and ETU |
Mobility in soil (Annex IIA, point 7.1.3, Annex IIIA, point 9.1.2)
Column leaching |
No guidelines. 2.5 cm H2O/week (375 ml) for 9 weeks Two out of 5 soils leaching was observed (the clay leachate contained radioactivity comprising 2 to 5% of the applied material), all other leachates were free of detectable radioactivity.
|
Aged residues leaching |
Guideline: US-EPA 163. Aged for 24 hours 2320 ml deionised water applied continuously. Elution time varying from 1 day (sandy loam and Washington silt loam) to 8 days (Lawrenceville silt loam) to 34 days (incomplete elution for clay loam). 78-99% of applied dose was found in soil with 57-84% in the top 2.5 cm; the leachate varies from 4.2 to 19% of the applied activity. No volatile residues are observed.
Guideline: SETAC and draft OECD Mancozeb applied at 4x the field application rate to a humic sand soil and aged for one half-life, 52.6 hours, as determined in a preliminary test ca. 250 mL of 0.01 M CaCl2 (200 mm of artificial rainfal)l over a period of 48 h. Total percentage in the leachate was 4.2-4.7 % of the applied radioactivity (correspondig to ETU, EU and others); >91% of the recovered radioactivity remained in either the application layer or the first column segment after leaching. Kd>4.5 L/kg Kom >438 L/kg
|
Lysimeter/field leaching studies |
The Netherlands. Monitoring of ETU in the uppermost groundwater. NL field leaching study (Boland et al, 1995: average ETU concentration under 32 potatoes fields 0.11 µg/l, 90th percentile 0.27 µg/l (LOQ 0.05 µg/l). Relationship between soil type and concentrations measured (higher in sandy/peat versus clay/loam) can be hypothized. Application rates <1.5 kg as/ha for 63% and from 1.5 to 2 kg as/ha for 22% of all field, 7 day interval mostly adopted. Sampled depth 0-1 m. 1993 extremely wet year.
Gärds-Köpinge, Sweden. Occurrence of ETU in Swedish groundwaters and drinking waters. 3 Swedish potatoes sandy soil sites, sampled for 1 year (1992-93). No detections (LOQ 0.1 mg/L) in samples of groundwater collected at 2.5 and 5 m depth and in tap water from 96 m depth from a site with light-textured sandy soil treated with mancozeb at a total seasonal dose of 10.4 kg w.s./ha. |
EU
In het addendum bij de maneb monograph van 15 september 2003 is een studie opgenomen die de gegevens uit de monographs van de dithiocarbamaten compileert om tot eenduidige eindpunten voor de metabolieten van de dithiocarbamaten te komen. Voor EU zijn in Nederlandse bodems halfwaartijden bepaald van 4,8 dagen (Lisse), 6,2 dagen (Maasdijk) en 7,6 dagen. Gestandaardiseerd naar 20°C en pF=2 zijn de halfwaardetijden respectievelijk 2,3 dagen, 4,7 dagen en 7,6 dagen (gemiddelde 4,9 dagen).
Per brief van 16 september 2003 heeft Cerexagri een adsorptiestudie geleverd volgens OECD 106 (Conolly 2002). De resultaten zijn opgenomen in het addendum bij de monograph van maneb van 15 september 2003. De studie is eerder afgebroken vanwege problemen met de analysemethode. De bepaalde Kd-waarden zijn dan ook onbetrouwbaar. Daarnaast dient opgemerkt te moeten worden dat de Freundlich exponent gesteld is op 1 (moet liggen tussen 0,7 en 1,1), terwijl deze had moeten worden berekend op basis van de verzamelde data.
Per brief van 8 september 2003 is een tweede studie geleverd. Er zijn Koc-waarden bepaald van 5 L/kg (clay loam), 4 L/kg (loam), 19 L/kg (loamy sand) en 11 L/kg (clay loam).Op basis van deze niet geëvalueerde gegevens is de gemiddelde Koc voor EU 10 L/kg, corresponderend met een gemiddelde Kom van 6 L/kg.
ETU
A new sorption study on ETU is reported in the addendum for maneb. The new values are 3; 6 and 2 L/kg. These new data must be presented in the list of endpoints and combined with the data allready available. During ECCO it was decided to use the data out off the column leaching study: 2.6 and 5.2 L/kg. NL can agree on the average value for Koc of 4 L/kg used for PECgw (average value 3.8 L/kg).
EBIS
Voor EBIS is een adsorptiestudie geleverd met alleen de resultaten van een inleidende test met 1 concentratie. EBIS was niet stabiel en er werd geen evenwicht bereikt in twee bodems. Op basis van deze studie kunnen geen betrouwbare Kom-waarden worden bepaald. In een worst case berekening kan van een Kom van 0 kg/L worden uitgegaan. Daarnaast is er een studie naar de afbraaksnelheid van EBIS in 3 bodems geleverd (opgenomen is in het addendum voor maneb van 15 september 2003) die resulteert in DT50-waarden van 0,09, 0,13 en 0,15 dag. Op basis van een studie in de maneb monograph is voor EBIS een DT50 waarde beschikbaar van 6 dagen. Verder zijn er uit studies in de metiram monograph DT50 waarden afgeleid van <1 dag en <1 dag. De mediane waarde op basis van alle beschikbare gegevens is <1 dag.
Diepe monitoring ETU
Het rapport “Monitoring of ETU in deep
groundwater in the Netherlands.” is per brief van
29 november 2002 overgelegd. In de monitoring studie naar het voorkomen van ETU
in dieper grondwater werden 124 putten bemonsterd in regio’s waar aardappel- of
bloembollenteelt voorkomt.
Per brief van 11 augustus 2003 is een aanvulling geleverd op de grondwatermonitoringstudie ETU van TNO. In de rapportage ‘Nadere bepaling percentage landgebruik rond de op ETU bemonsterde punten’ is de analyse van het landgebruik rond de bemonsterde putten overnieuw gedaan.
In het rapport Monitoring data in pesticide registration (Cornelese et al. 2003) wordt aangegeven dat de selectie van bemonsteringsputten zodanig dient te zijn dat vals negatieve, vals positieve en niet-relevante resultaten worden uitgesloten. Een belangrijk criterium om niet relevante negatieve resultaten uit te sluiten is om zekerheid te hebben over voldoende gebruik van in dit geval EBDC’s in het intrekgebied van de put. Derhalve wordt als criterium gesteld dat er op 25% van het oppervlak in het intrekgebied van de put de gewenste teelt (hier aardappels en bloembollen) aanwezig is. Een absoluut minimum bij dit criterium is dat er tenminste op 10% van het oppervlak sprake is van de gewenste teelt.
De nadere bepaling van het landgebruik rond de putten is uitgevoerd voor een cirkelvormig gebied rondom de filters van 100 en 250 m diameter. Er wordt vanuit gegaan dat dit representatief is voor het potentiële infiltratie gebied van het filter gebaseerd op horizontale en verticale grondwater flux. Voor 112 van 119 putten kon een analyse voor het landgebruik worden uitgevoerd. Voor de overige 7 ontbraken gegevens.
Voor 119 putten met analysedata werd nagegaan of er sprake kon zijn van vals positieve waarden aan de hand van beschrijvingen en foto’s. Voor alle data <detectiegrens werd nagegaan of er sprake kon zijn van vals negatieve waarden op basis van het criterium >10% van het gewenste gewas aanwezig rondom het filter. Voor geen van de filters met een meting <detectielimiet was het percentage gewenst gewas <10%. Wel werden de 7 filters waarvoor geen informatie beschikbaar was uit de dataset verwijderd.
Het overall 90 percentiel van
de gemeten concentraties over het hele gebruiksgebied is
<0,1 mg/L
(0,08 mg/L).
Indien gekeken wordt naar een onderscheid tussen
het gewas aardappel en het gewas bloembollen kunnen we vaststellen dat het 90
percentiel voor bloembollen Noord- en Zuid-Holland >0,1 mg/L is (34 meetpunten). Bij nadere bestudering van
de dataset blijkt dat het
90 percentiel van de punten die zich bevinden in Zuid-Holland een
overschrijding van de norm te zien geeft (90 perc. 3,1 mg/L).
Indien voor de overgebleven 28 meetpunten in bloembollen Noord-Holland het 90 percentiel wordt bepaald is dit <0,1 mg/L (0,09 mg/L).
Route and rate of degradation in water (Annex IIA, point 7.2.1)
Hydrolysis of active substance and relevant metabolites (DT50 ) (State pH and temperature) |
pH 5 :Mancozeb: two studies at 25 °C. DT50 (linear regression) 2.2 and 36 hours. Metabolites: ETU (major), EU and EBIS (traces) ETU: hydrolytically stable |
|
pH 7: Mancozeb: two studies at 25 °C. DT50 (linear regression) 5.5 and 55 hours Metabolites: ETU and EBIS (major), EU (traces) ETU: hydrolytically stable |
|
pH 9: Mancozeb: two studies at 25 °C. DT50 (linear regression) 14.1 and 16 hours Metabolites: ETU, EU, EBIS ETU: hydrolytically stable. |
Photolytic degradation of active substance and relevant metabolites |
Mancozeb: the major decomposition routes for the w.s. are hydrolysis and oxidation, not photolysis. ETU: pH 7. Non sensitised: DT50 (photolysis)= 358 days; (sensitised: DT50 (photolysis)= 2.3 days). |
Readily biodegradable (yes/no) |
No |
Degradation in - DT50 water water sediment - DT90 water
- DT50 whole system - DT90 whole system
|
Aquatic (20°C, 4 systems): mancozeb major fraction: DT50= 0.6-14.4 hours; average 4.7 hours DT90 = 6.6-158 hours; average 57.4 hours; mancozeb sum of complexed fraction: DT50= 0.1-0.9 day; average 12 hours DT90 = 1.3-4.9 day; average 3.1 days. ETU DT50= 11.1, 6.1, 4.0, 6.3 days; average 6.9 days DT90= 36.7, 20.4, 13.3, 21.0 days; average 22.3 days
Sediment (20°C, 4 systems): Mancozeb: no w.s. was detected in sediment ETU: DT50= days 1.4, 9.6, 6.4, 2.0; average 4.9 days. DT90= 16.0, 31.9, 21.1, 22.3 days; average 22.8 days.
Whole system (20°C, 4 systems): Mancozeb: see aquatic as no w.s. was detected in sediment. ETU: DT50= 11.1, 6.7, 7.4, 7.6 days; average 8.2 days. DT90= 36.7, 22.4,24.6, 25.3 days; average 27.2 days. |
Mineralization |
From 17.6 to 57.8% AR in 106 days (4 systems) |
Non-extractable residues |
4 systems: 35-44% (day 105-106) |
Distribution in water/sediment systems (active substance) |
Mancozeb. No mancozeb was detected in sediment |
Distribution in water / sediment systems (metabolites) |
Water ETU: max 48.5% at day 1 EU: max 37.5 at day 14 EBIS: max 30.9% at day 0
Sediments ETU: max 8.1% AR at 7 days EU: max 9.1% after 30 days EBIS: max 3.8% after 2 days |
Fate and behaviour in air (Annex IIA, point 7.2.2, Annex III, point 9.3)
Direct photolysis in air |
|
Quantum yield of direct phototransformation |
|
Photochemical oxidative degradation in air |
Latitude : Season : DT50 |
Volatilization |
Neither mancozeb nor ETU are volatile |
|
|
Definition of the residues (Annex IIA, point 7.3)
Relevant to the environment |
Parent compound* + ETU (soil) Parent compound* + ETU + EU + EBIS* (water) Parent compound* (air)
* CS2 forming compounds |
Monitoring data, if available (Annex IIA, point 7.4)
Soil (indicate location and type of study) |
|
Surface water (indicate location and type of study) |
|
Ground water (indicate location and type of study) |
US EPA. Data base on Occurrence of ETU in Ground water in USA. California, Florida, Maine, New York (Long Island), Nationwide (EPA survey) ETU has been confirmed in only 1 (16 ppb) of 1393 ground water samples in areas of heavy agricultural use of EBDC fungicides, including areas where the wells have been subject to contamination with other agricultural chemicals or fertilisers (LOQ 0.1-25 mg/L). |
Air (indicate location and type of study) |
|
Classification and proposed labelling (Annex IIA, point 10)
with regard to fate and behaviour data |
None |
Effects on Non-Target Species
Effects on terrestrial vertebrates (Annex IIA, point 8.1, Annex IIIA, points 10.1 and 10.3)
Acute toxicity to mammals |
LD50>5000 mg w.s./kg b.w. ETU: Rat LD50 oral > 5000 mg/kg bw |
Acute toxicity to birds |
LD50>2000 mg w.s./kg b.w. |
Dietary toxicity to birds |
LC50>5200 ppm |
Reproductive toxicity to birds |
NOEL: 125 ppm |
Reproductive toxicity to mammals |
NOEL: 1.7 ppm (rat 2 generation) based on decreased bw and food consumption and on thyroid histopathology.
NOEL: 120 ppm diet (7.8 mg/kg b.w./day) rat 2 generation based on decreased body weight.
ETU: NOEL 150 ppm (two generation study in rat). |
Dietary toxicity to birds and NOEC for birds:
LC50 and NOEC should also be calculated and reported as daily dose according to the guidance in SANCO/4145/2000 (Guidance document on risk assessment for birds and mammals).
Ecologically relevant NOEL for mammals should be NOEL of 78 mg/kg/d for reproduction effects as effects on growth are considered transient.
Toxicity data for aquatic species (most sensitive species of each group) (Annex IIA, point 8.2, Annex IIIA, point 10.2)
Group |
Test substance |
Time-scale |
Endpoint |
Toxicity (mg a.s./l) |
Laboratory tests |
||||
Rainbow trout |
Mancozeb tech |
96h |
LC50 |
0.074* 0.088*° |
Daphnia magna |
Mancozeb tech |
48h |
EC50 |
0.073*
|
Selenastrum capricornutum |
Dithane M-45 |
120h |
EC50 |
0.044*** |
Fathead minnow |
Dithane M-45 |
early life stage 34 d |
NOEC |
0.00219* |
Daphnia magna |
Dithane M-45 |
21days chronic |
NOEC |
0.0073* |
Rainbow trout |
Penncozeb 80 WP |
96h |
LC50 |
0.18 mg product/l (0.15 mg a.s./l) |
Rainbow trout |
Mancozeb 80% WP |
96h |
LC50 |
0.11 mg product/l (0.088 mg a.s./l)° |
Daphnia magna |
Penncozeb 80 WP |
48h |
EC50 |
0.47 mg product/l (0.39 mg a.s/l)** |
Daphnia magna |
Mancozeb 80% WP |
24h |
EC50 |
0.014 mg product/l (0.011 mg a.s/l)** |
Rainbow trout |
Sancozeb 800 wp |
Prolonged tox. test 14 days |
NOEC |
0.66 mg……/l* |
Rainbow trout |
ETU |
96h |
LC50 |
>490 |
Daphnia magna |
ETU |
48h |
EC50 |
21.6 |
Daphnia magna |
ETU |
21day chronic |
NOEC |
2 |
Chlorella P. |
ETU |
96h |
ErC50 |
6600 |
Pseudokirchneriella s. |
ETU |
72h static |
ErC50 |
93.8 |
Xenopus leavis |
ETU |
Metamorphosis assay 28 d semi static |
NOEC |
10 |
HIGHER STUDIES |
||||
Rainbow trout |
Dithane M-45 |
Fish Multispecies Microcosm study+ 96 hr |
LC50 NOEC |
0.073 mg a.s./l 0.050 mg a.s./l) |
Invertebrates and phytoplankton |
Penncozeb 80 WP |
Mesocosm++ |
EAC |
0.032 mg a.s./l |
Fish Multispecies Microcosm study 2)3) 10 species of freshwater fish were tested for 96 hr acute toxicity in shallow (30 cm), static sediment/water microcosms. Test material (Dithane M-45) was applied once in 5 test concentrations under the water surface. Analytical confirmation indicated that all initial concentrations were >80% of nominal, therefore, results were expressed as nominal initial concentrations. The most sensitive fish species was rainbow trout 96 hr LC50 = 0.073 mg a.s./l (NOEC=0.050 mg a.s./l). Results in the other species of fish were (96 hr LC50’s mg a.s./L): fathead minnow 0.57; channel catfish 0.68; bluegill sunfish 0.84; three-spined stickleback 0.93; zebra fish 0.95; largemouth bass 1.0; guppy 1.3; golden medaka 1.4; common carp 1.7.
Invertebrate/Phytoplankton Microcosm study No NOECcommunity could be derived because there were still long term effects at the lowest tested concentration (reduction of the abundance of clams). The study was conducted at pH 5.5-7: mancozeb hydrolysed very fast in acid environment and much slower under alkaline conditions. For this reason the study can be used in a risk evaluation of mancozeb in more or less acid surface waters.
|
||||
Invertebrate/Phytoplankton Mesocosm study 1) The study is adequate for risk evaluation for phyto- and zoo-planckon communities and aquatic diptera. The Ecological Acceptable Concentration is 32 µg a.s/l
|
* Mean measured concentration at the end of the test.
** Nominal, analytically confirmed concentration > 80% recovery.
*** Initial measured concentration.
+ Fish Multispecies Microcosm study
++ Invertebrate/Phytoplankton Mesocosm study
Values in Bold were used for risk assessment
Soort |
Effect periode |
Effect concentraties (mg w.s./L) |
||
|
|
EC50 |
EC100 |
NOEC |
Lymnea stagnalis |
48 h |
>141 |
>141 |
³141 |
Gammarus sp. |
48 h |
3,8 (3,0 – 4,8) |
12 |
1,1 |
Asellus sp. |
48 h |
5,5 (3,9-7,8) |
30 |
0,97 |
Brachionus calyciflorus |
24 h |
0,89 (0,60 – 1,33) |
1,51 |
0,66 |
De studies geven aan dat slakken, macro-crustaceae en Rotifereae in vergelijking met Daphnia veel minder gevoelig zijn voor mancozeb formuleringen. Er is derhalve geen aanleiding om de EAC van 32 ml/L op basis van de mesocosm studie te herzien.
2) De term ‘multispecies microcosm study’ is niet correct. Het zijn ‘modified exposure tests’ met 10 soorten vissen.
3) Per brief van 5 november 2003 zijn chronische toxiciteitstudies met herhaalde blootstellingin in water-sediment systemen met de twee gevoeligste soorten (Pimephales promelas en Oncorhynchus mykiss) geleverd om te onderbouwen dat er geen sprake is van accumulatie van effecten. In de studie met de regenboogforel trad er geen sterfte op bij de hoogste dosering (gemiddeld gemeten initiële concentratie 0,0673 mg/L), terwijl er op basis van de studie met eenmalige blootstelling bij deze concentratie wel enige sterfte viel te verwachten. In de studies met herhaalde blootstelling is een laagje gravel op het sediment toegepast om opwerveling van sediment te voorkomen en zo betere waarnemingen aan effecten op het gedrag van de vissen te kunnen doen. Het is onduidelijk hoe dit de blootstelling van de vissen heeft beïnvloed.
Bioconcentration
Bioconcentration factor (BCF) |
Not requested: logPow = 1.38 |
Annex VI Trigger for the bioconcentration factor |
|
Clearance time (CT50) |
|
(CT90) |
|
Level of residues (%) in organisms after the 14 days depuration phase |
|
Effects on honeybees (Annex IIIA, point 10.4)
Acute oral toxicity (72 hrs) |
LD50 140.6 µg as/bee |
Acute contact toxicity (72 hrs) |
LD50 161.7 µg as/bee |
Effects on other arthropod species (Annex IIA, point 8.3.2, Annex IIIA, point 10.5)
Species |
Stage |
Test Substance |
Dose (kg as/ha) |
Endpoint |
Effect % |
Annex VI Trigger |
Chrysoperla carnea* |
larvae |
Dithane M45 |
1.8 |
Mortality |
9.4 |
30% |
Episyrphus balteatus* |
larvae |
Dithane M45 |
1.8 |
Mortality |
12.5 |
30% |
Trichogramma cacoeciae* |
adult |
Dithane M45 |
1.8 |
Parasitic capacity |
>50 |
30% |
Species |
Stage |
Test Substance |
Dose (kg as/ha) |
Endpoint |
Effect % |
Annex VI Trigger |
Cydnodromus californicus° |
adult |
Dithane M45 |
2 |
Mortality |
0 |
30% |
Amblyseius andersoni* |
adult |
Mancozeb tech |
200 g/hl |
Long term effect°°° |
37.89 |
30% |
Amblyseius andersoni (S and R)°° |
adult |
Mancozeb tech |
|
Long term effect°°° |
73.45 (for S) |
30% |
Typhlodromus pyri |
adult |
Mancozeb tech |
3.6 |
Long term effect°°° |
harmful |
30% |
Aphidius rhopalosiphi° |
adult |
Manex II |
2.6 |
Mortality Reduced beneficial capacity |
-0.4°°°° 36 |
30 |
Poecilus cupreus° |
adult |
Manex II |
2.4 |
Mortality |
0 |
30 |
Chrysoperla carnea° |
larvae |
Manex II |
2.4 |
Mortality Reproduc-tion rate |
-0.3°°°° 12.2 |
30 |
Coccinella septempunctata° |
larvae |
Penncozeb 80 |
2-3 |
Mortality Reproduc-tion rate |
33.8 2.01 |
30 |
Aphidius rhopalosiphi° |
adult |
Sancozeb 800 wp |
3.5 |
Mortality Reduced beneficial capacity |
64.9 52.8 |
30 |
Field study |
|
|||||
Cydnodromus californicus°° P.ulmi |
adult |
Dithane M45 |
0.16 kg w.s./hl |
Population reduction |
low toxicity |
|
Typhlodromus pyri°° |
adult |
Dithane M45 |
2 |
Population reduction |
only minor effects were observed |
|
* Semi field test
° Laboratory test
°° Field test
°°° Based on mortality and female fecundity
°°°° Mortality in treatment lower than control
Effects on earthworms (Annex IIA, point 8.4, Annex IIIA, point 10.6)
Acute toxicity |
LC50 > 299.1 mg w.s./kg soil ETU and EU: LC50 > 1000 mg w.s./kg soil |
Reproductive toxicity |
NOEC: 161 mg w.s./kg (mortality) NOEC: 20 mg w.s./kg (reproduction) |
Effects on soil micro-organisms (Annex IIA, point 8.5, Annex IIIA, point 10.7)
Nitrogen mineralisation |
No effects on soil microflora at dosages up to the recommended application rates (test concentration 6.68 mg Dithane M-45/kg dry soil) ETU and EU caused no short-term or long-term effects (< ± 25% deviation from the control value after 28 days) on the nitrogen transformation in the field soil tested at concentrations of 0.56 and 5.6 mg/kg soil. |
Carbon mineralisation |
No effects on soil microflora at dosages up to the recommended application rates (test concentration 6.68 mg Dithane M-45/kg dry soil). ETU and EU caused no short-term or long-term
effects |
Gegevens met betrekking tot het middel Fubol Gold
Er zijn middelgegevens geleverd inzake toxiciteit waterorganismen, toxiciteit bijen, effecten op andere niet-doelwit arthropoden, effecten op regenwormen en terrestrische niet-doelwit planten.
Tabel M.2 Toxiciteit waterorganismen
Teststof |
Organisme |
Methode |
Tijdsduur [d] |
NOEC [mg ws/L] |
Opmerkingen |
A-9407 A |
Daphnia magna |
semi-statisch |
21 |
0,13 |
Geen |
-‘Effecten
op andere niet-doelwit arthropoden’ zie
volgende pagina
Effecten op andere niet-doelwit arthropoden
Tabel M.3 Laboratoriumtesten
Teststof |
Organisme |
Methode |
Dos. (kg/ha) |
Dos. (kg ws/ha) |
Tijds-duur [d] |
Effectpara-meter |
Max. effect (%) |
Na….. dagen |
A 9651 D |
Typhlodromus pyri |
Residuen op glas |
0,1 |
0,068 |
7 14 |
Overleving Reproductie |
-23,5* -57* |
7 14 |
A 9651 D |
Typhlodromus pyri |
Residuen op glas |
0,1875 |
0,13 |
7 14 |
Overleving Reproductie |
-20* -95* |
7 14 |
A 9651 D |
Typhlodromus pyri |
Residuen op glas |
2,5 |
1,70 |
7 14 |
Overleving Reproductie |
-90,4* |
7 14 |
A 9651 D |
Typhlodromus pyri |
Residuen op glas |
5 |
3,39 |
7 14 |
Overleving Reproductie |
-96,5* |
7 14 |
A 9651 D |
Chrysoperla carnea |
Residuen op glas |
0,2625 |
0,178 |
3 20 |
Overleving Reproductie |
-3,6 11 |
3 20 |
A 9651 D |
Chrysoperla carnea |
Residuen op glas |
3,5 |
1,19 |
3 20 |
Overleving Reproductie |
-1,2 8 |
3 20 |
A 9651 D |
Chrysoperla carnea |
Residuen op glas |
7,0 |
4,75 |
3 20 |
Overleving Reproductie |
1,6 9 |
3 20 |
A 9651 D |
Aleochara bilineata |
Residuen op zand |
0,2704 |
0,183 |
4 21 21 |
overleving eiproductie uitkomst |
-13 -19 -7,1* |
4 21 21 |
A 9651 D |
Aleochara bilineata |
Residuen op zand |
3,7 |
2,51 |
4 21 21 |
overleving eiproductie uitkomst |
0 -30* -14* |
4 21 21 |
A 9651 D |
Aleochara bilineata |
Residuen op zand |
7,5 |
5,09 |
4 21 21 |
overleving eiproductie uitkomst |
-10 -53* -22* |
4 21 21 |
A 9651 D |
Coccinella septempunctata |
Residuen op glas |
0,2625 |
0,178 |
16 21 |
overleving reproductie |
2,6 -33 |
16 21 |
A 9651 D |
Coccinella septempunctata |
Residuen op glas |
7,0 |
4,75 |
16 21 |
overleving reproductie |
0 1 |
16 21 |
A 9651 D |
Poecilus cupreus |
Bespoten zand |
0,2661 |
0,181 |
28 14 |
overleving voedsel |
3,4 -3,5 |
28 14 |
A 9651 D |
Poecilus cupreus |
Bespoten zand |
3,6 |
2,44 |
28 14 |
overleving voedsel |
3,4 -38,2 |
28 14 |
A 9651 D |
Poecilus cupreus |
Bespoten zand |
7,2 |
4,88 |
28 14 |
overleving voedsel |
3,4 -43,9 |
28 14 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
* Significant bij P<0,05
Tabel M.4 Extended laboratorium en semi-veld testen
Teststof |
Organisme |
Methode |
Dos. (kg/ha) |
Dos. (kg ws/ha) |
Tijds-duur [d] |
Effectpara-meter |
Max. effect (%) |
Na….. dagen |
A 9651 D |
Aphidius rophalosiphi |
Bespoten planten |
0,2625 |
0,0105 |
2
|
Overleving Reproductie |
7 -29 |
2 2 |
A 9651 D |
Aphidius rophalosiphi |
Residu planten |
3,5 |
0,14 |
2 |
Overleving Reproductie |
-5,5 -39* |
2 2 |
A 9651 D |
Aphidius rophalosiphi |
Bespoten planten |
7 |
0,28 |
2 |
Overleving |
0 -47 |
2 2 |
A 9651 D |
Aphidius rophalosiphi |
1 besp. residu op tarwe |
9,9 |
6,72 |
4 |
Reproductie |
-36,4* |
4 |
A 9651 D |
Aphidius rophalosiphi |
4 besp. residu op tarwe |
0,2775 |
0,188 |
4 |
Reproductie |
-17,5 |
4 |
A 9651 D |
Aphidius rophalosiphi |
4 besp. residu op tarwe |
3,7 |
2,51 |
4 |
Reproductie |
-30,4 |
4 |
A 9651 D |
Aphidius rophalosiphi |
4 besp. 14 d aged residu op tarwe |
3,7 |
2,51 |
4 |
Reproductie |
-54,8 |
4 |
A 9651 D |
Aphidius rophalosiphi |
4 besp. 28 d aged residuen op tarwe |
3,7 |
2,51 |
4 |
Reproductie |
-23,7 |
4 |
A 9651 D |
Aleochara bilineata |
Residu op bodem |
0,209 |
0,142 |
28 28 |
overleving reproductie |
-7 -6 |
28 28 |
A 9651 D |
Aleochara bilineata |
Residu op bodem |
0,629 |
0,427 |
28 28 |
overleving reproductie |
0 -18 |
28 28 |
A 9651 D |
Aleochara bilineata |
Residu op bodem |
1,258 |
0,853 |
28 28 |
overleving reproductie |
0 -16 |
28 28 |
A 9651 D |
Aleochara bilineata |
Residu op bodem |
3,750 |
2,54 |
28 28 |
overleving reproductie |
34 -39* |
28 28 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
* Significant bij P<0,05
Veldstudies
Bij een veldstudie in een wijngaard in Zwitserland is het middel vier maal toegepast in twee doseringen van respectievelijk 0,1875 en 2,5 kg/ha. Er was bij beide doseringen sprake van een significante reductie van het aantal mijten (bijna uitsluitend T. pyri) van 9 dagen na de
1e toepassing tot en met 27 dagen na de 4e toepassing. Bij een tweede veldstudie in een wijngaard in Frankrijk is het middel vier maal toegepast in twee doseringen van respectievelijk 0,19 en 2,5 kg/ha. Er was bij beide doseringen sprake van een significante reductie van het aantal mijten (bijna uitsluitend T. pyri) van 13 dagen na de 4e toepassing tot en met 49 dagen na de 4e toepassing.
Effecten op bodemmicro-organismen
Tabel M.5 studies naar effecten op bodemmicroorganismen
Teststof |
Organisme |
Bodem-type |
Tijds-duur [d] |
Max. effect (%) |
Na…. dagen |
Opmerkingen |
A-9407 |
respiratie |
loamy sand |
28 |
-5,9 |
0,125 |
Geen |
A-9407 |
respiratie |
loamy sand |
28 |
-34,8* |
0,125 |
Na 28 d +2,3% |
A-9407 |
nitrificatie |
loamy sand |
28 |
-6,6 |
28 |
Geen |
A-9407 |
nitrificatie |
loamy sand |
28 |
-3,2 |
14 |
Geen |
* Significant bij P<0,05
Effecten op niet-doelwit planten
Tabel M.6. studies naar effecten op niet-doelwitplanten
Teststof |
Organisme |
Parameter |
Tijds-duur [d] |
EC50 [kg/ha] |
EC50 [kg w.s/ha] |
Opmerkingen |
A 9651 D |
Brassica napus |
opkomst zaailingen |
22 |
>4,5 |
>3,06 |
Geen |
A 9651 D |
Brassica napus |
vegetatieve groei |
15 |
>4,5 |
>3,06 |
Geen |
A 9651 D |
Avena fatua |
opkomst zaailingen |
22 |
>4,5 |
>3,06 |
Geen |
A 9651 D |
Avena fatua |
vegetatieve groei |
15 |
>4,5 |
>3,06 |
Geen |
A 9651 D |
Zea mays |
opkomst zaailingen |
22 |
>4,5 |
>3,06 |
Geen |
A 9651 D |
Zea mays |
vegetatieve groei |
15 |
>4,5 |
>3,06 |
Geen |
A 9651 D |
Allium cepa |
opkomst zaailingen |
22 |
>4,5 |
>3,06 |
Geen |
A 9651 D |
Allium cepa |
vegetatieve groei |
15 |
>4,5 |
>3,06 |
Geen |
Beoordeling van het risico voor het milieu
Relevantie metabolieten metalaxyl-M
De aanvrager heeft een beroep gedaan op het niet-relevant zijn van CGA 62826 (mA) en CGA 108906 (mB). Hiervoor zijn nadere gegevens geleverd. In het volgende wordt getoetst of mA en mB aan de criteria voldoen.
Werkzaamheid: Metaboliet mA en mB hebben geen fungicide werking, er wordt voldaan aan het criterium voor niet-relevantie.
Ecotoxicologie: De 72-uurs NOEC van mA voor Scenedesmus
subspicatus is 100 mg/L, de
72-uurs NOEC van mB voor S. subspicatus is
21 mg/L. De 48-uurs EC50 van mA voor Daphnia magna is 852 mg/L, de 48-uurs EC50 van mB voor D. magna is >100 mg/L. De
96-uurs LC50’s van mA en mB voor Oncorhynchus mykiss zijn >100 mg/L. Hiermee voldoen mA en mB aan de criteria voor niet-relevantie wat betreft het aquatische ecosysteem.
De 14-daagse LC50 van mA en mB voor Eisenia andrei is >1000 mg/kg en mA en mB hebben bij relevante concentraties geen effect op bodemmicro-organismen. Hiermee voldoen mA en mB aan de criteria voor niet-relevantie voor wat betreft het terrestrische ecosysteem. De gegevens voor mA zijn ontleend aan het rapport van ECCO-meeting 100, de onderliggende studies zijn niet beoordeeld.
Humane toxicologie: Metaboliet mA en mB zijn wat betreft humane toxicologie niet-relevant bevonden, zie beoordeling toxicologie.
Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de metabolieten mA en mB gering schadelijk zijn en zodoende niet getoetst hoeven te worden aan de milieunormen zoals opgenomen in de UB.
Persistentie en uitspoeling
Persistentie in de bodem
Beoordeling metalaxyl-M
De mediane DT50 van metalaxyl-M onder laboratoriumomstandigheden bij 20-25°C is
20 dagen (range 7-58,4 dagen). De mineralisatie na 100 dagen is ca. 1-38%, de hoeveelheid grondgebonden residu is 2,3-73% na 100 dagen. Onder veldomstandigheden is de gemiddelde DT50 41 dagen (39,4;20,4;19,5;86,9;38,8;38,5;113;39,1 en 38,3 range
19,5-113 dagen). Hiermee voldoet metalaxyl-M aan de norm voor persistentie in de bodem van de Uniforme Beginselen (UB).
Beoordeling mancozeb
Voor de werkzame stof mancozeb is de DT50lab-waarde geschat op 1 tot 3 uur. De metabolieten EBIS, ETU en EU worden in laboratoriumtesten gevormd in > 10% van de toegevoegde radioactiviteit.
Voor de metaboliet ETU zijn verschillende DT50lab -waarden beschikbaar (gemiddelde:
4,4 dagen, range 0,1 - 31,5 dagen). Voor de metaboliet EBIS bedraagt de DT50lab-waarde
0,87 - 3,36 dagen (gemiddeld: 2,12 dag). Voor de metaboliet EU bedraagt de DT50lab-waarde 3,3 - 32 dagen (gemiddeld: 11,4 dagen).
Op basis van deze gegevens blijkt dat mancozeb en de metabolieten EBIS, ETU en EU een gemiddelde DT50lab-waarde hebben van < 90 dagen. Tevens kan met voldoende zekerheid worden uitgesloten dat na 100 dagen er meer dan 70% grondgebonden residu van de begindosis in combinatie met minder dan 5% CO2 van de begindosis zal zijn gevormd. Daarmee wordt voor wat betreft mancozeb voldaan aan de norm voor persistentie zoals opgenomen in Besluit milieutoelatingseisen bestrijdingsmiddelen (Bmb).
Mancozeb bevat mangaan en zink. Omdat dit anorganische stoffen zijn, en hiermee per definitie persistent voldoen mangaan en zink niet aan de norm voor persistentie zoals opgenomen in het Bmb. Derhalve dient voor de stoffen mangaan en zink aangetoond te worden:
i. dat de toepassing van het bestrijdingsmiddel niet leidt tot een onaanvaardbare accumulatie van mangaan en zink, dan wel op de lange termijn geen gevolgen heeft voor de diversiteit en rijkdom van andere soorten dan de doelsoorten én
ii. de som van de concentratie van mangaan en zink, niet zodanig is dat 2
jaar na het tijdstip waarop het bestrijdingsmiddel voor het laatst is gebruikt
in de bovenste
20 cm van de bodem op de plaats waar het bestrijdingsmiddel is gebruikt het MTR
voor bodemorganismen en organismen die afhankelijk zijn van deze
bodemorganismen wordt overschreden.
zink
Mancozeb bevat ca. 2,55% zink. De concentratie van zink in de bovenste 20 cm van de bodem na een jaarlijkse toepassing is berekend volgens Bijlage II van de RUMB 2000. Er wordt geen afbraak van zink verondersteld op te treden, zodat de verwachte concentratie na 10 jaarlijkse toepassingen het tienvoudige van deze concentratie is en twee jaar na de laatste toepassing nog hetzelfde is. In eerste instantie is geen rekening gehouden met interceptie door het gewas (worst case). De berekende Gp,10 is getoetst aan de Maximaal Toelaatbare Toevoeging (MTT) voor zink van 16 mg/kg bodem (Crommentuijn et al. 1997). In tabel M.7 staan de toetsresultaten:
Tabel M.7 Toetsing van de toepassingen aan het MTR zink
Toepassing |
Dosering w.s. [kg/ha] |
Max freq. |
Interval [dag] |
Gp,10 [mg Zn kg.ds] |
Ratio Gp,10/MTT |
aardappelen |
1,60 |
3 |
7 |
0,44 |
0,027 |
boomkwekerij vg |
2,304 |
3 |
7 |
0,69 |
0,039 |
boomkwekerij pot- en containerteelt |
2,304 |
3 |
7 |
0,69 |
0,039 |
Helichrysium vg |
1,536 |
3 |
7 |
0,42 |
0,026 |
Uit de tabel blijkt dat de toepassing niet leidt tot een onaanvaardbare accumulatie van zink in de bodem. De onderhavige toepassing voldoen daarmee voor zink aan de norm voor persistentie volgens het Besluit toelatingseisen bestrijdingsmiddelen (Bmb).
mangaan
De volgende studie is geleverd: “Determination of the MPA (Maximum Permissible Addition) for manganese in soil according to the methods of the Netherlands, 2002”
Op basis van een literatuurrecherche zijn 22 studies geselecteerd en geëvalueerd volgens de criteria in Crommentuijn et al. 1997. De gegevens zijn samengevat voor ieder rapport teneinde een NOEC van mangaan voor bodemorganismen te bepalen. Alleen studies waarbij de hoeveelheid toegevoegd mangaan is gerapporteerd zijn gebruikt. Voor meerdere studies met dezelfde soort is de geometrische gemiddelde NOEC berekend. Bij verschillende eindpunten voor dezelfde soort is de laagste NOEC gebruikt. Statistische extrapolatie is gebruikt om de MTT (maximaal toelaatbare toevoeging) te berekenen volgens de methode van Aldenberg en Slob. Er wordt een MTT van 39 mg Mn/kg soil dw voorgesteld op basis van het geharmoniseerde protocol volgens Kalf et al., 1999. Onderliggende gegevens betreffen 5 soorten planten, 4 soorten macroinvertebraten (waaronder de regenworm Eisenia fetida en de springstaart Orchasella sincta) en 9 soorten schimmels.
Het merendeel van de referenties die door de aanvrager ter onderbouwing van het MTT voor mangaan is bij nadere evaluatie als niet betrouwbaar of niet bruikbaar beoordeeld. Veel studies zijn niet uitgevoerd met het juiste medium volgens geldende richtlijnen. Afgezien daarvan heeft de aanvrager bij het afleiden van het MTT geen onderscheid gemaakt tussen processen en soorten, hetgeen volgens het protocol van Traas (2001) wel zou hebben gemoeten.
Door het RIVM is een aanvullende literatuurrecherche uitgevoerd zoals beschreven in Traas (2001).
In tabel M.8 zijn de geselecteerde gegevens voor processen samengevat. Voor microbiële processen en enzymactiviteit zijn een EC10 en een NOEC beschikbaar. Een EC10 mag worden gebruikt als NOEC wanneer voor de desbetreffende soort geen NOEC beschikbaar is. De EC10 voor respiratie wordt daarom beschouwd als NOEC, waarmee er twee NOEC's beschikbaar zijn.
Tabel M.8 Toxiciteitsgegevens voor processen
Proces |
Eindpunt |
Waarde [mg/kg] |
CO2-productie |
EC10 |
66 |
Nitrificatie |
NOEC |
100 |
Volgens het MTR-protocol moet een factor 100 worden toegepast op de laagste NOEC, hetgeen leidt tot een waarde van 0,66 mg/kg.
In tabel M.9 zijn de geselecteerde gegevens voor terrestrische plantensoorten samengevat. Er zijn alleen NOEC's of EC10-waarden voor planten beschikbaar. De ≥-waarden worden niet gebruikt omdat er ook andere getallen beschikbaar zijn.
Tabel M.9 Toxiciteitsgegevens voor terrestrische soorten
Soort |
Eindpunt |
Waarde [mg/kg] |
Oryza sativa |
EC10 |
168 |
Phaseolus vulgaris |
EC10 |
88 |
Zea mays |
EC10 |
336 |
Glycine max |
EC10 |
56 |
Triticum aestivum |
EC10 |
40 |
Avena sativa |
NOEC |
400 |
Vigna unguiculata |
NOEC |
³ 600 |
Triticum aestivum |
NOEC |
³ 14,6 |
Wanneer de EC10-waarden worden beschouwd als een NOEC, zijn er meer dan 3 NOEC's beschikbaar. Traas et al. (2001) voorziet niet in de situatie dat alle NOEC’s gebaseerd zijn op 1 taxonomische groep. Er wordt hier ad hoc een factor 100 toegepast op de laagste NOEC of EC10. Dit leidt tot een waarde van 0,4mg/kg. Hierbij moet worden aangetekend dat alle genoemde soorten landbouwgewassen betreffen, er zijn geen gegevens voor wilde planten beschikbaar.
Volgens de methode zoals beschreven in Traas (2001) wordt de laagste of meest betrouwbare waarde voor soorten of processen gehanteerd als MTTbodem. Beide MTT's zijn afgeleid op basis van een beperkte dataset, en kunnen als even betrouwbaar worden beschouwd. Keuze van de laagste waarde leidt tot een MTTbodem op basis van de huidig beschikbare gegevens van 0,4 mg/kg. Deze waarde is niet gecorrigeerd naar standaardgrond.
Door het RIVM is aanvullend informatie verzameld over natuurlijke achtergrondgehalten van mangaan in verschillende bodemtypen. Gebruikte bronnen zijn het Landelijk Meetnet Bodemkwaliteit over de jaren 1993 tot 1997 en een dataset uit het rapport ‘Heavy metals in Dutch field soils: an experimental and theoretical study on equilibrium partitioning’, RIVM report 607220001 (De Groot et al. 1998). De beschikbare gegevens resulteren in de volgende gemiddelde mangaangehalten:
Zure zandgronden (gemiddelde pH ca. 3): 33 mg/kg
Zandgronden (gemiddelde pH vanaf ca. 5,5): 117-179 mg/kg
Zeekleibodems en rivierkleibodems: 394-803 mg/kg
Veenbodems: 421 mg/kg
Er bestaat een correlatie tussen mangaangehalte in de bodem enerzijds en kleigehalte en pH anderzijds. Mangaangehalten in zure grondgronden worden niet relevant geacht, omdat landbouwgronden nooit een dergelijke lage pH zullen hebben.
Voor mangaan blijkt het MTT verwaarloosbaar klein ten opzichte van de achtergrondconcentratie en dit roept problemen op voor de handhaving. Feitelijk moeten de achtergrondgehalten ook nog worden gecorrigeerd naar een standaardbodem. Voor mangaan ontbreekt echter informatie om deze correctie te kunnen uitvoeren. Het is derhalve niet mogelijk om zinvol aan een MTT van 0,4 mg/kg te toetsen. Er wordt daarom beoordeeld of de Gp,10 gering is (< 5%) ten opzichte van de range van gemiddelde achtergrondgehalten in zandgronden, kleigronden en veenbodems (117-803 mg/kg). De zure zandgronden worden niet representatief voor landbouwgronden beschouwd.
In tabel M.10 is de verwachte concentratie twee jaar na 10 jaarlijkse toepassingen vergeleken met representatieve achtergrondgehalten.
Tabel M.10 Toetsing van de toepassingen van mancozeb aan achtergrondgehalten mangaan in Nederlandse bodems
Toepassing
|
Max. dos. |
Freq. |
Fractie blootst. |
Gp,10
|
Ratio Gp,10/MTR |
Ratio Gp,10/MTR |
|
[kg w.s./ha] |
|
bodem |
[mg Mn/kg ds] |
achtergrond (803 mg/kg) |
achtergrond (117 mg/kg) |
aardappelen |
1,60 |
3 |
1,0 |
3,43 |
0,004 |
0,029 |
boomkwekerij vg |
2,304 |
3 |
1,0 |
4,94 |
0,006 |
0,042 |
boomkwekerij pot- en containerteelt |
2,304 |
3 |
1,0 |
4,94 |
0,006 |
0,042 |
Helichrysium vg |
1,536 |
3 |
1,0 |
3,29 |
0,004 |
0,028 |
Uit de tabel M.10 blijkt dat de toevoeging van mangaan bij alle toepassingen gering is
(< 5%).
Uitspoeling naar het ondiepe grondwater
Uitspoeling naar het ondiepe grondwater: metalaxyl-M
Voor berekening van de uitspoeling bij de overige toepassingen is voor metalaxyl-M uitgegaan van de volgende invoergegevens:
PEARL
DT50 voor afbraaksnelheid in grond bij 20-25 °C: mediaan DT50 van 20 dagen (range 7-58,4 dagen)
Kom: gemiddelde Koc van 409 L/kg (570; 20; 68; 86; 1299 range 20-1299 L/kg). De gemiddelde Kom waarde is 240 L/kg
Verzadigde dampspanning: 8,67´10-7Pa (25 °C)
Oplosbaarheid in water: 6,66 mg/L (20 °C)
Molaire massa: 301,3 g/mol
Overige parameters: standaard instelling PEARL.
Op basis van de standaardberekening met het PEARL-model gelden voor metalaxyl-M de volgende verwachtingen voor voorjaarstoepassing:
· een concentratie in het ondiepe grondwater van <0,001 mg/L
Gezien de dosering welke < 1 kg/ha zijn de uitkomsten van de berekening voor uitspoeling niet gecorrigeerd voor de verschillende doseringen voor metalaxyl-M bij de diverse toepassingen.
Derhalve wordt voldaan aan de normen voor uitspoeling zoals opgenomen in de UB.
Na doseringen van 360 g w.s./ha op aardappelen (twee lysimeters) werd metalaxyl in het percolaat van één lysimeter aangetroffen in een gemiddelde jaarconcentratie van 0,05 mg/L in het eerste en tweede jaar.
Na dosering van 400 g w.s./ha op druiven (twee lysimeters) gevolgd door een toepassing van 400 g w.s./ha in het tweede jaar op één van beide lysimeters, varieerde de gemiddelde jaarconcentratie tussen <0,01 en 0,01mg/L.
De lysimeterexperimenten zijn gesimuleerd met behulp van PESTLA 3.3. De verhouding tussen de gemeten en de gesimuleerde uitspoeling is een indicator voor de mate waarin het model de gemeten uitspoeling kan voorspellen. Het kan dienen als een factor waarmee voorspellingen voor andere scenario's, bijv. het Nederlands standaardscenario, gecorrigeerd worden. De volgende formule kan hiervoor worden gebruikt:
()
Voor het toepassingsschema van de lysimeter blijkt dat de gecorrigeerde concentratie voor metalaxyl kleiner is dan 0,1 mg/L.
Uit de twee lysimeterstudies komen de volgende correctiefactoren: 3,46 en 0,517 voor metalaxyl-M. Na middeling (gemiddelde correctiefactor = 2) worden deze factoren gebruikt om de concentraties in het bovenste grondwater te schatten. Omdat met deze methode is gecorrigeerd voor de onzekerheid in de modellering, wordt de uitkomst getoetst aan de norm van 0,1 mg/L. Gezien het feit de concentraties voor de onderhavige toepassingen
< 0,001 mg/L is en de hoogte van de correctiefactor blijft de reeds getrokken conclusie van kracht en voldoen de onderhavige toepassingen aan de norm voor uitspoeling zoals opgenomen in de UB.
Tabel M.11 Overzicht van in grondwater gemeten concentraties van de werkzame stof
Locatie en tijdstip |
Detectielimiet
[µg/L] |
a/n8 |
Gemiddelde concentratie [µg/L] |
Maximum concentratie [µg/L] |
|
|
|
|
|
Amerika |
1 |
13/82 |
41,8 |
226 |
Zwitserland |
1 |
111/321 |
3,8 |
24,4 |
|
|
|
|
|
8Aantal waarnemingen boven detectiegrens (a)/totaal aantal waarnemingen (n).
In monitoringsonderzoek in Amerika werden op een diepte van 12-15 m in 13 van de
82 monsters concentraties metalaxyl aangetroffen van >1 mg/L (1,6-226 µg/L). In Zwitserland werden op een diepte van 2 m in 111 van de 321 monsters concentraties metalaxyl aangetroffen van >1 µg/L (1,04-24,4 µg/L). In deze studies zijn de metabolieten mA en mB niet bepaald en was er sprake van een hoge detectielimiet (1 µg/L). Omdat niet bekend is op welke toepassingen de meetgegevens betrekking hebben, kan geen verklaring worden gegeven voor de hoge concentraties die zijn aangetroffen.
Beoordeling mancozeb
Uitspoeling naar het ondiepe grondwater
Voor de berekening van uitspoeling en accumulatie is voor de werkzame stof (en metabolieten) uitgegaan van de volgende invoergegevens:
PEARL: Gemiddelde DT50lab voor afbraaksnelheid in grond (bij 20°C): mancozeb: 0,08 dag (range 1 - 3 uur) EBIS: mediaan <1 dagen (range 0,09-6 dagen) ETU: gemiddeld 1,2 dagen (range 0,16-2.0 dagen) EU: gemiddeld 11,4 dagen (range 3,3-32 dagen)
Kom (pH-onafhankelijk): mancozeb: 587 L/kg (range 190 - 1373 L/kg) EBIS: geen betrouwbare waarden beschikbaar ETU: gemiddeld 2,2 L/kg (range 1,2-10.2 L/kg) EU: gemiddeld 6 L/kg (range 2,4-11 L/kg)(voorlopig, niet geëvalueerd)
Verzadigde dampspanning: 1,33x10-5 Pa (temperatuur afhankelijk) Oplosbaarheid in water: 19,5 mg/L; 25°C; pH 6,6 (gezien de aard van de stof is de oplosbaarheid moeilijk te bepalen) Molecuulmassa: 271,3 g/mol
Overige parameters: standaard instelling PEARL |
In een kolomstudie met 5 gronden werd in 3 gronden (clay loam, silt loam, silty clay loam)
> 90% van de totaal opgebrachte radioactiviteit in de bovenste 2,5 cm van de kolom aangetroffen. In twee andere gronden (sandy loam en clay) bedroeg dit percentage < 80%.
In een kolomstudie met verouderd residu met vier bodems (silt loam, silt loam, sandy loam, clay loam) werd 4,2 - 19% van de totaal opgebrachte hoeveelheid radioactiviteit in het eluaat aangetroffen. Het eluaat is niet geanalyseerd op afzonderlijke stoffen.
mancozeb
Op basis van de standaardberekening met het PEARL-model gelden voor mancozeb de volgende verwachtingen voor voorjaars- en najaarstoepassingen:
· een concentratie in het ondiepe grondwater van< 0,001 mg/L (minimum < 0,001 mg/L en maximum < 0,001 mg/L);
· (minimum < 0,001 mg/L en maximum <0,001 mg/L);
· een uitspoeling uit de bovenste meter van de bodem van 0,01% van de dosering (minimum < 0,001% en maximum 1%).
De verwachte uitspoeling op grond van PEARL-modelberekeningen gecorrigeerd voor dosering en fractie op de bodem is voor mancozeb voor alle onderhavige toepassingen kleiner dan 0,001 µg/L. Derhalve wordt voor mancozeb voldaan aande norm voor uitspoeling zoals opgenomen in het Besluit milieutoelatingseisen bestrijdingsmiddelen (Bmb).
ETU
Op basis van de standaardberekening met het PEARL-model gelden voor ETU de volgende verwachtingen voor voorjaarstoepassingen:
· een concentratie in het ondiepe grondwater van< 0,001 mg/L (minimum < 0,001 mg/L en maximum < 0,001 mg/L);
· (minimum < 0,001 mg/L en maximum <0,001 mg/L);
· een uitspoeling uit de bovenste meter van de bodem van 0,01% van de dosering (minimum < 0,001% en maximum 1%);
De verwachte uitspoeling op grond van PEARL-modelberekeningen gecorrigeerd voor de dosering, fractie op de bodem, vormingspercentage en relatieve molecuulmassa is voor alle onderhavige toepassingen kleiner dan 0,001 µg/L. ETU is aangetroffen in het grondwater bij monitoring van ondiep grondwater onder aardappelpercelen. Er is geen relatie gevonden tussen concentraties in het grondwater en dosering dan wel het aantal bespuitingen. Door TNO is een monitoringstudie voor diep grondwater uitgevoerd. Het overall 90 percentiel van de gemeten concentraties over het hele gebruiksgebied is <0,1 mg/L (0,08 mg/L). Derhalve wordt de norm van 0,1 mg/L niet overschreden en wordt voor ETU voldaan aan de norm voor uitspoeling volgens het Bmb.
EU
Op basis van de standaardberekening met het PEARL-model gelden voor EU de volgende verwachtingen voor voorjaars- en najaarstoepassingen:
· een concentratie in het ondiepe grondwater van< 0,001 mg/L (minimum < 0,001 mg/L en maximum < 0,001 mg/L);
· (minimum < 0,001 mg/L en maximum <0,001 mg/L);
· een uitspoeling uit de bovenste meter van de bodem van 0,01% van de dosering (minimum < 0,001% en maximum 1%).
De verwachte uitspoeling op grond van PEARL-modelberekeningen gecorrigeerd voor de dosering, fractie op de bodem, vormingspercentage en relatieve molecuulmassa is voor alle onderhavige toepassingen kleiner dan 0,001 µg/L.
In Addendum 1 bij de mancozeb monograph zijn studies opgenomen waaruit blijkt dat EU weinig giftig is voor alg, kreeftachtige en vis (L(E)C50 > 100 mg/L) en voor regenwormen
(LC50 > 1000 mg/kg). In een studie met bodemmicro-organismen zijn geen effecten van EU waargenomen. De metaboliet vertoont geen werkzaamheid en is daarnaast humaan-toxicologisch niet relevant. EU kan derhalve ten aanzien van de milieueffecten als een niet relevante metaboliet worden aangemerkt en behoeft geen toetsing aan de norm voor uitspoeling volgens het Besluit milieutoelatingseisen bestrijdingsmiddelen (Bmb).
EBIS
Er zijn geen betrouwbare Kom-waarden voor EBIS beschikbaar. In een worst case berekening kan van een Kom van 0 kg/L worden uitgegaan. Gegevens omtrent de afbraaksnelheid van EBIS zijn beschikbaar in de dossiers van mancozeb, maneb en metiram. De mediane waarde voor de DT50 op basis van alle beschikbare gegevens is
<1 dag. Voor de metaboliet EBIS geldt voor alle toepassingen in de worst-case berekening met het PEARL model een verwachte concentratie in het ondiepe grondwater voor voorjaarstoepassing van < 0,001 mg/L. Derhalve wordt voor EBIS voldaan aan de norm voor uitspoeling zoals opgenomen in het besluit toelatingseisen bestrijdingsmiddelen (Bmb).
Risicobeoordeling voor aquatische organismen
Risicobeoordeling voor waterorganismen
Het risico voor waterorganismen voor de toepassing van een mengsel van metalaxyl-m en mancozeb wordt ingeschat met behulp van berekeningen van de concentraties in het oppervlaktewater (sloot van 30 cm diepte) die ontstaan door overwaaien van metalaxyl-M en mancozeb. Het overwaaipercentage is afhankelijk van de toepassing. De normen voor acute blootstelling zijn 0,01 maal de L(E)C50-waarde (kreeftachtigen en vissen) en 0,1 maal de NOEC-waarde voor algen in geval van toetsing aan het Bmb en 0,1 maal de L(E)C50-waarde voor algen in geval van toetsing aan de UB. Per organisme wordt de laagste waarde als norm genomen. De normen voor chronische blootstelling zijn 0,1 maal de NOEC-waarde voor zowel kreeftachtigen als vissen. Per organisme wordt de laagste waarde als norm genomen. In de onderstaande tabellen staat het overzicht van de afgeleide normen voor metalaxyl-M, mancozeb en de metabolieten ETU en EU.
Tabel M.12 Overzicht normen toxiciteit waterorganismen metalaxyl-M
Teststof |
Organisme |
Laagste |
Veiligheidsfactor |
Norm |
||
|
|
L(E)C50 [mg/L] |
NOEC [mg/L] |
|
[mg/L] |
[µg/L] |
metalaxyl-M |
Acuut |
|
|
|
|
|
|
Alg |
36 |
|
10 |
3,6 |
3600 |
|
Kreeftachtigen |
>100 |
|
100 |
>1,0 |
>1000 |
|
Vissen |
>100 |
|
100 |
>1,0 |
>1000 |
|
Chronisch |
|
|
|
|
|
|
Kreeftachtigen |
|
1,2 |
10 |
0,12 |
120 |
|
Vissen |
|
9,1 |
10 |
0,91 |
910 |
|
|
|
|
|
|
|
Tabel M.13 Overzicht normen toxiciteit waterorganismen mancozeb
Teststof |
Organisme |
Laagste |
Veiligheidsfactor |
Norm |
||
|
|
L(E)C50 [mg/L] |
NOEC [mg/L] |
|
[mg/L] |
[µg/L] |
Mancozeb |
Acuut |
|
|
|
|
|
|
Alg |
0,044 |
|
10 |
0,0044 |
4,4 |
|
Kreeftachtigen |
0,073 |
|
100 |
0,00073 |
0,73 |
|
Vissen |
0,074 |
|
100 |
0,00074 |
0,74 |
|
Chronisch |
|
|
|
|
|
|
Kreeftachtigen |
|
0,0073 |
10 |
0,00073 |
0,73 |
|
Vissen |
|
0,00219 |
10 |
0,000219 |
0,219 |
|
|
|
|
|
|
|
ETU |
Acuut |
|
|
|
|
|
|
Alg |
93,8 |
|
10 |
9,38 |
9380 |
|
Kreeftachtigen |
21,6 |
|
100 |
0,216 |
216 |
|
Vissen |
>490 |
|
100 |
>4,9 |
>4900 |
|
|
|
|
|
|
|
|
Chronisch |
|
|
|
|
|
|
Kreeftachtigen |
2 |
|
10 |
0,2 |
200 |
|
|
|
|
|
|
|
EU |
Acuut |
|
|
|
|
|
|
Alg |
>119 |
|
10 |
>11,9 |
>11900 |
|
Kreeftachtigen |
>985 |
|
100 |
>9,85 |
>9850 |
|
Vissen |
>122 |
|
100 |
>1,22 |
>1220 |
Omdat mancozeb meer dan 100 maal giftiger is voor zowel alg, Daphnia als vis in vergelijking met metalaxyl-m en het aandeel van mancozeb in het middel groot is vergeleken met metalaxyl-M kan de beoordeling geschieden alleen op basis van de gegevens van mancozeb. Er zijn middelgegevens geleverd inzake de chronische toxiciteit voor kreeftachtigen, maar omdat dit slechts 1 studie betreft en de toxiciteit van het middel niet hoger is dan die van de werkzame stof, wordt uitgegaan van de gegevens van de werkzame stof mancozeb, waarvoor een zeer groot aantal gegevens beschikbaar is.
In tabel M.14 is voor mancozeb per toepassingsgebied het overwaaipercentage en de berekende concentraties in het oppervlaktewater aangegeven. In tabel M.15 is aangegeven of er en zo ja, in welke mate, overschrijding plaatsvindt van de normen voor waterorganismen. De concentraties in het oppervlaktewater van mancozeb is berekend m.b.v. het model TOXSWA. Aangezien er nog geen standaard methode is om de afzonderlijke afbraaksnelheden in water en sediment uit de water/sedimentstudie te bepalen, wordt voorlopig de systeem-DT50 in de waterfase ingevuld en wordt geen afbraak in het sediment verondersteld. Dit laatste wordt gesimuleerd door een DT50 – waarde van 10000 dagen in te voeren. Deze methode komt overeen met de methode zoals gebruikt in SLOOT.BOX, er is als zodanig geen aanpassing van het toetsingskader.
Gezien de geringe toxiciteit van ETU, EU en EBIS wordt geen separate risicobeoordeling van deze metabolieten uitgevoerd.
Voor de berekeningen in TOXSWA zijn de volgende gegevens gebruikt:
TOXSWA:
DT50 voor afbraaksnelheid in water bij 20 °C: · Mancozeb 0,2 dagen
Kom voor zwevend organische stof: · Mancozeb : 587 L/kg
Kom voor sediment: · Mancozeb : 587 L/kg
Verzadigde dampspanning: zie PEARL Oplosbaarheid in water: zie PEARL Molecuulmassa: zie PEARL
Overige parameters: standaard instelling TOXSWA |
Tabel M.14 Overzicht concentraties mancozeb in oppervlaktewater
Toepassing |
Dosering w.s. |
Freq. |
Interv. |
Emissie |
Concentratie in oppervl. water [mg/L]* |
||
|
[kg/ha] |
|
|
[%] |
PIEC |
PEC21 d |
PEC28 d |
aardappelen |
1,60 |
3 |
7-10 |
1 |
7,7 |
1,14 |
0,86 |
-vliegtuigbespuiting |
1,60 |
3 |
7-10 |
5 |
38,6 |
5,7 |
4,3 |
boomkwekerij vg |
2,304 |
3 |
7-10 |
1 |
11,1 |
1,64 |
1,23 |
boomkwekerij pot- en containerteelt |
2,304 |
3 |
7-10 |
1 |
11,1 |
1,64 |
1,23 |
Helichrysium vg |
1,536 |
3 |
7-10 |
1 |
7,4 |
1,09 |
1,82 |
* Berekend met TOXSWA
Tabel M.15 Normoverschrijdingsfactoren voor waterorganismen op basis van mancozeb
Toepassing |
PIEC/ (0,1*NOEC) |
PIEC/ (0,01*LC50) |
PIEC/ (0,01*LC50) |
PEC21/ (0,1*NOEC) |
PEC28/ (0,1*NOEC) |
|
alg |
kreeft |
vis |
kreeft |
vis |
|
voorjaar |
voorjaar |
voorjaar |
voorjaar |
voorjaar |
aardappelen |
1,7 |
10,6 |
10,4 |
1,6 |
3,9 |
-vliegtuigbespuiting |
17 |
53 |
52 |
8,0 |
19 |
boomkwekerij vg |
2,5 |
15,2 |
15,0 |
2,2 |
5,6 |
boomkwekerij pot- en containerteelt |
2,5 |
15,2 |
15,0 |
2,2 |
5,6 |
Helichrysium vg |
1,7 |
10,1 |
10,0 |
1,5 |
8,3 |
Wanneer de concentraties in het oppervlaktewater vergeleken worden met de
normen blijkt dat alle toepassingen niet voldoen aan de normen voor toxiciteit
waterorganismen zoals opgenomen in het Bmb.
Derhalve dient voor deze toepassingen een adequate risico evaluatie te worden geleverd.
Higher tier studies
Er zijn higher tier studies m.b.t. mancozeb beschikbaar, te
weten één microcosmstudie (Giddings, 1999) en één mesocosmstudie (Memmert,
1999). Deze studies zijn gehanteerd ter invulling van een adequate
risicobeoordeling. De studies zijn geëvalueerd door Alterra, waarbij de
Ecologische Acceptabele Concentratie (EAC) voor aquatische invertebraten op
32 mg/L
is gesteld. Dit advies is door Italië overgenomen in de monograph. Omdat er
weinig gegevens zijn van niet-standaard organismen en er weinig bekend is van
fungiciden in zoetwatersystemen is aangeraden om macrocrustaceae en
niet-arthropoden in de studie mee te nemen. Dit is in te geringe mate gedaan.
Daarom zijn aanvullende toxiciteitstesten met macrocrustaceae en
niet-arthropode macro-invertebraten gevraagd.
Er zijn acute toxiciteitstudies met formuleringen op basis van mancozeb voor een zoetwaterslak (Lymnea stagnalis), twee grotere kreeftachtigen (Gammarus sp. en Asellus sp.) en een soort raderdiertje (Brachionus calyciflorus) beschikbaar. Tabel M.16 geeft een overzicht van de effectconcentraties.
Tabel M.16 Aanvullende screening van macro-invertebraten en niet-arthropoden (mancozeb)
Soort |
Effect periode |
Effect concentraties (mg w.s./L) |
||
|
|
EC50 |
EC100 |
NOEC |
Lymnea stagnalis |
48 h |
>141 |
>141 |
³141 |
Gammarus sp. |
48 h |
3,8 (3,0 – 4,8) |
12 |
1,1 |
Asellus sp. |
48 h |
5,5 (3,9 – 7,8) |
30 |
0,97 |
Brachionus calyciflorus |
24 h |
0,89 (0,60 – 1,33) |
1,51 |
0,66 |
De studies geven aan dat slakken, macro-crustaceae en Rotifereae in vergelijking met Daphnia veel minder gevoelig zijn voor mancozeb formuleringen. Er is derhalve geen aanleiding om de EAC van 32 ml/L op basis van de mesocosm studie te herzien.
In het geleverde higher tier onderzoek zijn geen vissen meegenomen. Derhalve is voor vissen om een adequate risicobeoordeling verzocht.
Per brief van 8 september 2003 wordt het document “Mancozeb: static acute toxicity tests with ten species of freshwater fish exposed in a sediment-water system” geleverd. Er zijn acute studies met 10 soorten vissen beschikbaar, op basis waarvan een HC5 voor NOEC-waarden kan worden afgeleid (log-normale verdeling). De twee gevoeligste soorten zijn de regenboogforel (Oncorhynchus mykiss) en de fathead minnow (Pimephales promelas). Verder lis het document ‘Position paper on the half life and PEC of mancozeb in sediment’ geleverd.
Per brief van 5 november 2003 zijn rapportages van de studies “Manozeb: prolonged toxicity test with the fathead minnow, Pimephales promelas, in a static sediment-water system” en van de studie ‘Prolonged toxicity test with the rainbow trout (Oncorhynchys mykiss) in a water-sediment system’ geleverd. Deze studies beogen te onderbouwen dat voor de gevoeligste vissoorten herhaalde blootstelling aan mancozeb geen accumulatie van effecten te zien geeft.
Voor snel in water afbrekende stoffen zijn de risico's voor waterorganismen aanvaardbaar indien bij meervoudige toepassing:
· PECmax < HC5 op basis van acute L(E)C10 / NOEC waarden
· en indien tevens voor (een) gevoelige soort(en) aangetoond wordt dat de toxiciteitswaarden gebaseerd op een eenmalige dosering representatief zijn voor die t.g.v. een realistische meervoudige dosering.
Soort |
Effect concentraties (mg w.s./L) |
|
|
|
96 h LC50 |
96 h NOEC mortaliteit, sublethale effecten |
|
Brachydanio rerio |
0,95 (0,87 – 1,0) |
0,63 |
|
Pimephelas promelas |
0,57 (0,50 – 0,66) |
0,25 |
|
Poecila reticulae |
1,3 (1,1 – 1,5) |
<0,50 |
|
Ictalurus punctatus |
0,68 (0,64 – 0,73) |
0,25 |
|
Cyrpinius carpio |
1,7 (1,6 – 1,9) |
0,63 |
|
Micropterus salmoides |
1,0 (0,86 - 1,2) |
<0,25 |
|
Oryzias latipes |
1,4 (1,2 – 1,6) |
0,63 |
|
Lepomis macrochirus |
0,84 (0,71 – 1,0) |
0,25 |
|
Gasterosteus aculeatus |
0,93 (0,77 – 1,1) |
0,25 |
|
Oncorynchus mykiss |
0,073 (0,068 – 0,078) |
0,050 |
|
De gerapporteerde effectconcentraties zijn alleen gebaseerd op nominale concentraties. Gemiddeld gemeten initiële concentraties lagen in de range van 90-107% van de nominale concentraties. De uitgevoerde tests zijn bedoeld om het gedrag in het veld na te bootsen, waar de concentraties mancozeb in water verwacht worden snel af te nemen vanaf het moment dat de stof in water wordt gebracht.
In de testen met de guppy en de karper was er sprake van effecten bij de laagste dosering, zodat er geen betrouwbare NOEC beschikbaar is. Op basis van de NOEC waarden voor de 8 overige soorten vissen kan een HC5 van 0,068 mg/L worden berekend.
Er zijn chronische
toxiciteitstudies met herhaalde blootstelling met de twee gevoeligste soorten geleverd
om te onderbouwen dat deze norm ook bij herhaalde blootstelling voldoende
bescherming biedt. In de studie met de regenboogforel trad er geen sterfte op
bij de hoogste dosering (gemiddeld gemeten initiële concentratie 0,0673 mg/L),
terwijl er op basis van de studie met eenmalige blootstelling bij deze
concentratie wel enige sterfte viel te verwachten. In de studies met herhaalde blootstelling is een laagje gravel op
het sediment toegepast om opwerveling van sediment te voorkomen en zo betere
waarnemingen aan effecten op het gedrag van de vissen te kunnen doen. Het is
onduidelijk hoe dit de blootstelling van de vissen heeft beïnvloed. De NOEC op
basis van de studie met herhaalde blootstelling van de meest gevoelige vissoort
ligt iets lager dan de HC5 op basis van de studie met 10 vissoorten, zodat op
de HC5 een veiligheidsfactor van 2 is toegepast. Dit is consistent met de
beoordeling van maneb en metiram, hetgeen qua gedrag en toxiciteit sterk met
mancozeb vergelijkbare stoffen zijn. Dit resulteert in een norm van 0,034 mg/L
ofwel
34 mg/L.
Concluderend geldt dan als meest kritische norm de EAC van 32 mg/L op basis van de mesocosmsstudie. De toetsing aan de EAC staat in tabel M.18.
Tabel M.18 Normoverschrijdingsfactoren voor waterorganismen op basis van de EAC voor mancozeb
Toepassing |
Dosering w.s. |
Freq. |
Interv. |
Emissie |
PIEC |
Ratio PIEC/EAC |
|
[kg/ha] |
|
|
[%] |
[mg/L] |
|
aardappelen |
1,60 |
3 |
7-10 |
1,0 |
7,7 |
0,24 |
-vliegtuigbespuiting |
1,60 |
3 |
7-10 |
5,0 |
38,6 |
1,21 |
boomkwekerij vg |
2,304 |
3 |
7-10 |
1,0 |
11,1 |
0,35 |
boomkwekerij pot- en containerteelt |
2,304 |
3 |
7-10 |
1,0 |
11,1 |
0,35 |
Helichrysium vg |
1,536 |
3 |
7-10 |
1,0 |
7,4 |
0,23 |
* Berekend met TOXSWA
Wanneer de concentraties in het oppervlaktewater vergeleken worden met de EAC blijkt dat alle toepassingen met uitzondering van de vliegtuigbespuiting in aardappelen voldoen aan de normen voor toxiciteit waterorganismen zoals opgenomen in het Bmb.
Metabolieten
ETU en EU zijn relevante metabolieten in de waterfase van geteste water/sediment-systemen. Op basis van de beschikbare toxiciteitsgegevens kan geconcludeerd worden dat de metabolieten minder toxisch zijn dan de moederstof. Hiermee wordt aangenomen dat de beoordeling van het risico voor aquatische organismen als gevolg van blootstelling aan mancozeb het risico met betrekking tot de metabolieten voldoende afdekt.
Hormoonverstorende effecten
Mancozeb en ETU zijn hormoonverstorende stoffen (verstoring van het schildklierhormoon). Waarschijnlijk worden deze effecten niet meegenomen bij initiële standaardtesten met aquatische organismen. Er is een studie geleverd met de amfibie Xenopus laevigus. Uit de studie blijkt geen hormoonverstorende werking van de metaboliet ETU.
Er is overeengekomen dat een studie met ETU voldoet voor mancozeb, maneb en metiram, omdat alleen deze gezamenlijke metaboliet wordt verdacht van hormoonverstorende effecten. De studie is tevens geleverd voor het Europese dossier en is besproken in een overleg met experts uit verschillende Europese landen waaronder Nederland (ECCO 119). De studie is door de vergadering geaccepteerd als ‘worst case’ en er is geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn voor hormoonverstorende werking van ETU op waterorganismen.
Meetgegevens
In de
Bestrijdingsmiddelenrapportage 1999 staat een overzicht waarin is aangegeven
dat dithiocarbamaten herhaaldelijk zijn aangetoond in het oppervlaktewater. In
tabel M.19 staat voor de dithiocarbamaten het totaal aantal onderzochte
locaties, het aantal locaties waar de stof is aangetoond en het aantal
overschrijdende locaties voor de jaren 1992 t/m 1996.
De rapportages hanteren een MTR van 0,02 mg/L voor dithiocarbamaten (als
CS2) zoals opgenomen in de Vierde Nota Waterhuishouding.
Tabel M.19 Meetgegevens dithiocarbamaten (bepaald als CS2) in oppervlaktewater
Locatie en jaar |
Aantal locaties onderzocht |
Aantal locaties aangetoond |
Aantal locaties overschrijdend |
Regionale wateren, 1992 |
26 |
1 |
1 |
Regionale wateren, 1993 |
14 |
4 |
4 |
Regionale wateren, 1994 |
19 |
1 |
1 |
Regionale wateren, 1995 |
47 |
1 |
1 |
Regionale wateren, 1996 |
37 |
5 |
5 |
De meetresultaten geven aan dat de metaboliet ETU en CS2 meermalen zijn aangetoond. Echter omdat de metabolieten afkomstig kunnen zijn van meerdere dithiocarbamaten en er geen direct verband gelegd kan worden met de toepassing van onderhavige middelen kunnen de gegevens niet gehanteerd worden ter onderbouwing van de risicobeoordeling.
Risicobeoordeling voor sedimentorganismen
Beoordeling metalaxyl-M
Er zijn geen gegevens geleverd inzake de toxiciteit voor sedimentorganismen. Gezien het feit dat de chronische toxiciteit van metalaxyl-m voor Daphnia gering is (NOEC > 0,1 mg/L) zijn deze gegevens niet noodzakelijk en voldoet metalaxyl-m aan de norm voor sedimentorganismen zoals opgenomen in de UB. Voor de metabolieten mA en mB geldt dat deze niet-relevant zijn bevonden en derhalve geen toetsing behoeven aan de norm voor sedimentorganismen.
Beoordeling mancozeb
Aangezien er van zowel de werkzame stof als de metabolieten maximaal minder dan 10 % van de dosering in het sediment aanwezig behoeft het risico voor sedimentorganismen geen toetsing aan de Uniforme Beginselen (UB).
Het risico van mancozeb en metabolieten voor sedimentorganismen is meegenomen in een microkosmos studie, waarin een EAC van 32 µg/L werd gevonden. Wanneer de concentraties in het oppervlaktewater in ogenschouw worden genomen, blijkt de huidige toepassingen een gering risico voor sedimentorganismen inhouden.
Risicobeoordeling voor bioconcentratie
Beoordeling metalaxyl-m
Er is een BCF-waarde beschikbaar voor metalaxyl. Deze is kleiner dan 100 en daarmee voldoet metalaxyl-m aan de norm voor bioaccumulatie zoals opgenomen in de UB.
Beoordeling mancozeb
Voor mancozeb is een BCF-waarde van 6,8 L/kg berekend. Aangezien de
BCF < 100 L/kg is er een gering risico voor bioconcentratie. Hiermee voldoet mancozeb aan de norm voor bioconcentratie zoals opgenomen in het Bmb. Voor ETU en EU zijn in de openbare literatuur op basis van QSAR berekeningen log Kow waarden geschat van resp.
-0,67 en -0,96. Derhalve wordt het risico voor doorvergiftiging gering geacht.
Risicobeoordelingvoor terrestrische organismen
Risicobeoordeling voor vogels
Vogels kunnen worden blootgesteld door voedsel (bespoten insecten, zaden, bladeren), het drinken van oppervlaktewater en als gevolg van doorvergiftiging.
Acuut risico
In de Uniforme Beginselen
(UB) is de norm voor acute blootstelling van vogels gesteld op
0,1 x LD50-waarde en de norm voor chronische blootstelling van
vogels gesteld op
0,2 x NOEC-waarde. Uitgaande van LD50-waarden van 981 mg/kg lg (metalaxyl-m) en
>2000 mg/kg lg (mancozeb) bedraagt de combinatie-LD50 >1861 mg/kg lg. Uitgaande van een standaardvogel van 10 gram bedraagt de acute combinatienorm voor de standaard doelgroep >1,86 mg.
Het acute risico voor vogels als gevolg van blootstelling aan bespoten voedsel wordt bepaald door de concentratie in het voer, PIEC(voer), te toetsen aan de acute norm voor de doelgroep. De PIEC(voer) wordt berekend voor bladeren, kleine zaden en insecten door middel van de relatie van Luttik (2001) waarbij als worst-case benadering rekening wordt gehouden met de toepassingsfrequentie. De toepassing in boomkwekerijgewassen levert de hoogste PIEC(voer) van 183,6 mg totaal w.s./kg voer (3N, zonder rekening te houden met het verdwijnen van het residu) en de hoogste PIEC(water) van 41 µg totaal w.s./L (berekend uit TOXSWA). Rekening houdend met een dagelijkse voedsel inname van 2,9 gram en met een dagelijkse water consumptie van 3 gram is de normoverschrijding voor deze toepassing
<0,29 voor voer en <10-5 voor water. Derhalve wordt voor alle toepassingen een gering acuut risico verwacht bij het eten van bespoten zaden en kleine insecten.
Chronisch risico
In de Uniforme Beginselen (UB) is de norm voor chronische blootstelling van vogels gesteld op 0,2 x NOEC-waarde. Voor bepaling van het chronische risico wordt verondersteld dat een vogel gedurende langere tijd zijn voedsel op een behandeld veld bij elkaar zoekt. Het chronische risico voor vogels als gevolg van blootstelling door voedsel wordt in eerste instantie bepaald door de concentratie in het voedsel -PIEC(voer)- te toetsen aan de chronische norm voor vogels. Wordt de norm voor vogels overschreden dan wordt de beoordeling verfijnd door toetsing van de gemiddelde concentratie in het voedsel gedurende een langere tijd -PEC (voer, lang)- aan de chronische norm voor vogels.
De hoogste PIEC (voer) behorend bij de maximale dosering van metalaxyl-m bedraagt
10,8 mg/kg voer. De NOEC bedraagt 900 mg/kg voer; de norm is derhalve 180 mg/kg voer. De normoverschrijding voor de toepassingen is 0,060. Derhalve wordt voor de onderhavige toepassing een gering chronisch risico verwacht van metalaxyl-m bij het gedurende langere tijd consumeren van bespoten voedsel.
De hoogste PIEC (voer) behorend bij de maximale dosering van mancozeb bedraagt
172,8 mg/kg voer. De NOEC bedraagt 125 mg/kg voer; de norm is derhalve 25 mg/kg voer. De normoverschrijding voor de toepassing is 6,9. Derhalve wordt in eerste instantie een groot chronisch risico verwacht van mancozeb bij het gedurende langere tijd consumeren van bespoten voedsel. In de verfijnde risicobeoordeling wordt een onderscheid gemaakt in het risico voor herbivoren en het risico voor insectivoren.
Herbivoren
Voor boomkwekerijgewassen wordt in de
verfijnde risicobeoordeling alleen het risico voor insectivoren beoordeeld
omdat het gewas als voedsel niet aantrekkelijk is voor herbivoren. Ook
aardappelplanten zijn door de aanwezigheid van het giftige solanine in de
bladeren als voedsel onaantrekkelijk voor vogels. Blootstelling van herbivore
vogels kan hier wel optreden via het eten van bladeren, zaden, e.d. door het
foerageren op bodemonkruiden. In lijn met de beoordeling van mancozeb
middelen worden gegevens van de afname van mancozeb residu op sla gebruikt als
meest representatief voor de afname op onkruiden en op sla. Op basis van
residugegevens in JMPR (1993) zijn halfwaardetijden bepaald van 2,3-3,9 dagen
in Canadees onderzoek en 7,6-11,3 dagen voor onderzoek in Spanje. Het
gemiddelde van
5,9 dagen wordt gebruikt in de risicobeoordeling. De tijdsgewogen gemiddelde PEC wordt dan uitgaande van de maximale
frequentie (N) en het minimale interval tussen opeenvolgende toepassingen (Tinterval)
berekend als TWA over 28 dagen na de laatste toediening indien N*Tinterval£28 dagen of N£3. In de andere gevallen wordt TWA over Tinterval
na de laatste toediening berekend. Bij een frequentie van 2 of 3 bespuitingen
en een interval van 7 dagen resulteert dit in een ftwa over 28 dagen
van 0,31.
Bij bodemonkruiden wordt uitgegaan van lagere blootstelling door interceptie van het gewas. De toepassing in aardappelen betreft een volledig ontwikkeld gewas. Er is gerekend met de fractie op de bodem volgens HTB versie 0.2 van 0,1.
De laagste NOEC voor vogels is 125 mg/kg voer. De chronische norm is 0,2*NOEC ofwel
25 mg/kg. Tabel M.20 geeft de toetsresultaten voor herbivore vogels.
Tabel M.20 Normoverschrijdingen voor herbivore vogels
Toepassing |
Maximale dosering |
Fractie blootst. |
RUD |
MAF |
ftwa |
PEClang |
Ratio PEClang/ |
|
[kg w.s./ha] |
|
|
|
|
[mg/kg] |
norm |
aardappelen |
1,6 |
0,1 |
25 |
1,63 |
0,31 |
2,0 |
0,08 |
sla |
1,92 |
1,0 |
25 |
1,44 |
0,31 |
21,4 |
0,86 |
Helichrysum |
1,536 |
1,0 |
25 |
1,63 |
0,31 |
19,4 |
0,78 |
De toepassingen blijken te voldoen aan de chronische norm op basis van mancozeb voor herbivore vogels. Daarnaast blijkt voor de meest kritische toepassing de som van de normoverschrijding voor metalaxyl-m (0,060) en voor mancozeb (0,78) kleiner dan 1, zodat de toepassing ook voor de combinatie voldoet aan de chronische norm voor herbivore vogels.
Insectivoren
Er wordt bij insecten in de verfijnde risicobeoordeling geen accumulatie van residuen bij meervoudige toepassing verondersteld op te treden en in eerste instantie geen rekening gehouden met de afname van residuen in de tijd. Tabel M.21 geeft de toetsresultaten voor insectivore vogels.
Tabel M.21 Normoverschrijdingen voor insectivore vogels
Toepassing |
Maximale dosering |
Freq. |
Interval |
RUD |
MAF |
ftwa |
PEClang |
ratio PEClang/ |
|
[kg w.s./ha] |
|
|
|
|
|
[mg/kg] |
norm |
aardappelen |
1,6 |
3 |
7-10 |
25 |
- |
1,00 |
40,0 |
1,6 |
sla |
1,92 |
2 |
7-10 |
25 |
- |
1,00 |
48,0 |
1,9 |
boomkwekerij |
2,304 |
3 |
7-10 |
25 |
- |
1,00 |
57,6 |
2,3 |
Helichrysum |
1,536 |
3 |
7-10 |
25 |
- |
1,00 |
38,4 |
1,5 |
De toepassingen blijken niet te voldoen aan de chronische norm op basis van mancozeb voor insectivore vogels. In de risicobeoordeling is geen rekening gehouden met afname van residu in de tijd, hetgeen niet realistisch is. In onderzoek naar residuen op kevers is een zeer snelle afname gemeten met een halfwaardetijd van 2 uur. Ook uit onderzoek naar residuen op gewassen, in water en in de bodem blijkt dat dithiocarbamaten weinig persistent zijn. Als ‘realistic worst case’ kan worden uitgegaan van een DT50 voor residuen op kleine insecten van maximaal 1 dag. Dit resulteert in een correctie van de PECvoedsel,lang met een factor voor de tijdsgewogen gemiddelde concentratie van 0,20. Tabel M.22 geeft de toetsresultaten
Tabel M.22 Normoverschrijdingen voor insectivore vogels
Toepassing |
Maximale dosering |
Freq. |
Interval |
RUD |
MAF |
ftwa |
PEClang |
ratio PEClang/ |
|
[kg w.s./ha] |
|
|
|
|
|
[mg/kg] |
norm |
aardappelen |
1,6 |
3 |
7-10 |
25 |
- |
0,20 |
8,0 |
0,32 |
sla |
1,92 |
2 |
7-10 |
25 |
- |
0,20 |
9,6 |
0,38 |
boomkwekerij |
2,304 |
3 |
7-10 |
25 |
- |
0,20 |
11,5 |
0,46 |
Helichrysum |
1,536 |
3 |
7-10 |
25 |
- |
0,20 |
7,7 |
0,31 |
Het quotiënt PEClang/0,2*NOEC voor alle toepassingen in aardappelen kleiner dan 1. De afname van mancozeb in de tijd in beschouwing nemend is het chronisch risico van de onderhavige toepassing voor insectivore vogels gering. Daarnaast blijkt voor de som van de normoverschrijding voor metalaxyl-m (0,060) en voor mancozeb (0,38) kleiner dan 1, zodat de toepassingen ook voor de combinatie voldoen aan de chronische norm voor insectivore vogels. De beschikbare residumetingen op grote insecten dienen nog wel ondersteund te worden door residumetingen op kleine insecten. Ter bevestiging dienen voor toekomstige verlenging gegevens omtrent de afname in de tijd van residuen op kleine insecten te worden geleverd.
Doorvergiftiging
Gezien het feit dat metalaxyl-m een gering risico voor bioconcentratie heeft wordt een gering risico voor vogels verwacht als gevolg van doorvergiftiging via vissen en regenwormen.
Gezien de lage BCF waarde en de snelle omzetting van mancozeb is het risico van effecten als gevolg van doorvergiftiging gering.
Risicobeoordeling voor zoogdieren
Ten gevolge van de onderhavige toepassingen kunnen zoogdieren worden blootgesteld aan gecontamineerd oppervlaktewater en voedsel (bespoten zaden, insecten en ook bespoten gras). Ook als gevolg van doorvergiftiging via de opname van blootgestelde vissen en regenwormen kunnen zoogdieren worden blootgesteld.
Acuut risico
In de UB is de norm voor acute blootstelling van zoogdieren gesteld op 0,1 x LD50-waarde. Uitgaande van een LD50-waarde van 375 mg/kg lg (metalaxyl-m) en >5000 mg/kg lg (mancozeb) bedraagt de combinatie-LD50 >2900 mg/kg lg. Uitgaande van een standaard zoogdier van 6 gram bedraagt de acute combinatienorm voor de standaard doelgroep
1,74 mg.
Het acute risico voor zoogdieren als gevolg van blootstelling aan bespoten voedsel wordt bepaald door de concentratie in het voer -PIEC(voer)- te toetsen aan de acute norm voor de doelgroep. De PIEC(voer) wordt berekend voor bladeren, kleine zaden en insecten door middel van de relatie van Luttik (2001), waarbij als worst-case benadering rekening wordt gehouden met de toepassingsfrequentie. De toepassing in boomkwekerijgewassen levert een PIEC(voer) van 183,6 mg totaal w.s./kg voer en de hoogste PIEC(water) van
41 µg totaal w.s./L (berekend met TOXSWA). Rekening houdend met een dagelijkse voedsel inname van 1,025 gram en een dagelijkse water inname van 1,8 gram is de normoverschrijding voor deze toepassingen 0,11 voor voer en <10-5 voor water. Derhalve wordt voor alle toepassingen een gering acuut risico verwacht bij het eten van bespoten zaden en kleine insecten.
Chronisch risico
In de Uniforme Beginselen (UB) is de norm voor chronische blootstelling van zoogdieren gesteld op 0,2 x NOEC-waarde. Voor bepaling van het chronische risico wordt verondersteld dat een zoogdier gedurende langere tijd zijn voedsel op een behandeld veld bij elkaar zoekt. Het chronische risico voor vogels als gevolg van blootstelling door voedsel wordt in eerste instantie bepaald door de concentratie in het voedsel -PIEC(voer)- te toetsen aan de chronische norm voor vogels. Wordt de norm voor vogels overschreden dan wordt de beoordeling verfijnd door toetsing van de gemiddelde concentratie in het voedsel gedurende een langere tijd -PEC (voer, lang)- aan de chronische norm voor vogels.
De hoogste PIEC (voer) behorend bij de maximale dosering van metalaxyl-m bedraagt
10,8 mg/kg voer. De NOEC bedraagt 1250 mg/kg voer; de norm is derhalve 250 mg/kg voer. De normoverschrijding voor de toepassingen is 0,043. Derhalve wordt voor de onderhavige toepassing een gering chronisch risico verwacht van metalaxyl-m bij het gedurende langere tijd consumeren van bespoten voedsel.
De hoogste PIEC (voer) bedraagt 172,8 mg/kg voer. In een eerste reproductiestudie met mancozeb zijn geen significante effecten op mortaliteit, lichaamgewicht en voedselopname van ratten gevonden bij concentraties in het voedsel van 30 en 120 ppm. Bij een dosering van 1200 ppm was er sprake van een effect op het lichaamsgewicht van zowel mannelijke als vrouwelijke ouderdieren en nakomelingen. De tweede reproductiestudie met ratten liet bij 150 ppm geen significante effecten zien op de groei van ouderdieren, maar wel signifante effecten op de groei van mannelijke nakomelingen in de eerste 9 weken. De ecotoxicologisch relevante NOEC voor mancozeb kan op basis van deze studies op
120 ppm worden gesteld. Dit is hoger dan het EU eindpunt dat zich baseert op significante effecten op de groei van ouderdieren. De effecten op groei zijn echter tijdelijk en worden niet van belang geacht voor het chronisch risico. De norm voor mancozeb is derhalve 24 mg/kg. De normoverschrijding is 7,2. Derhalve wordt in eerste instantie een groot chronisch risico verwacht van mancozeb bij het gedurende langere tijd consumeren van bespoten voedsel. In de verfijnde risicobeoordeling wordt een onderscheid gemaakt in het risico voor herbivoren en het risico voor insectivoren.
Herbivoren
Voor boomkwekerijgewassen wordt in de verfijnde risicobeoordeling alleen het risico voor insectivoren beoordeeld omdat het gewas als voedsel niet aantrekkelijk is voor herbivoren. Ook aardappelplanten zijn door de aanwezigheid van het giftige solanine in de bladeren als voedsel onaantrekkelijk voor zoogdieren. Blootstelling van herbivore zoogdieren kan wel optreden via het eten van bladeren, zaden, e.d. door het foerageren op bodemonkruiden. In lijn met de beoordeling van mancozeb middelen worden gegevens van de afname van mancozeb residu op sla gebruikt als meest representatief voor de afname op onkruiden en sla. Op basis van residugegevens in JMPR (1993) zijn halfwaardetijden bepaald van
2,3-3,9 dagen in Canadees onderzoek en 7,6-11,3 dagen voor onderzoek in Spanje. Het gemiddelde van 5,9 dagen wordt gebruikt in de risicobeoordeling. De tijdsgewogen gemiddelde PEC wordt dan uitgaande van de maximale frequentie (N) en het minimale interval tussen opeenvolgende toepassingen (Tinterval) berekend als TWA over 28 dagen na de laatste toediening indien N*Tinterval£28 dagen of N£3. In de andere gevallen wordt TWA over Tinterval na de laatste toediening berekend. Bij een frequentie van 2 of 3 bespuitingen en een interval van 7 dagen resulteert dit in een ftwa over 28 dagen van 0,31.
Bij bodemonkruiden wordt uitgegaan van lagere blootstelling door interceptie van het gewas. De toepassing in aardappelen vindt plaats in een volledig ontwikkeld gewas. Er is gerekend met de fractie op de bodem volgens HTB versie 0.2 van 0,1.
Tabel M.23 geeft de toetsresultaten voor herbivore zoogdieren.
Tabel M.23 Normoverschrijdingen voor herbivore zoogdieren
Toepassing |
Maximale dosering |
Fractie op de bodem |
RUD |
MAF |
ftwa |
PEClang |
ratio PEClang/ |
|
[kg w.s./ha] |
|
|
|
|
[mg/kg] |
norm |
aardappelen |
1,6 |
0,1 |
25 |
1,63 |
0,31 |
2,0 |
0,08 |
sla |
1,92 |
1,0 |
25 |
1,44 |
0,31 |
21,4 |
0,89 |
Helichrysum |
1,536 |
1,0 |
25 |
1,63 |
0,31 |
19,4 |
0,81 |
De toepassingen blijken op basis van mancozeb te voldoen aan de chronische norm voor herbivore zoogdieren. Daarnaast blijkt voor de som van de normoverschrijding voor metalaxyl-m (0,043) en voor mancozeb (0,89) kleiner dan 1, zodat de toepassingen ook voor de combinatie voldoen aan de chronische norm voor herbivore zoogdieren.
Insectivoren
Er wordt bij insecten in de verfijnde risicobeoordeling geen accumulatie van residuen bij meervoudige toepassing verondersteld op te treden en in eerste instantie geen rekening gehouden met de afname van residuen in de tijd. Tabel M.24 geeft de toetsresultaten voor insectivore zoogdieren.
Tabel M.24 Normoverschrijdingen voor insectivore zoogdieren
Toepassing |
Maximale dosering |
Freq. |
Interval |
RUD |
MAF |
ftwa |
PEClang |
ratio PEClang/ |
|
[kg w.s./ha] |
|
|
|
|
|
[mg/kg] |
norm |
aardappelen |
1,6 |
3 |
7-10 |
2,3 |
- |
1,00 |
3,7 |
0,15 |
sla |
1,92 |
2 |
7-10 |
2,3 |
- |
1,00 |
4,4 |
0,18 |
boomkwekerij |
2,304 |
3 |
7-10 |
2,3 |
- |
1,00 |
5,3 |
0,22 |
Helichrysum |
1,536 |
3 |
7-10 |
2,3 |
- |
1,00 |
3,5 |
0,15 |
De toepassingen blijken te voldoen aan de chronische norm op basis van mancozeb voor insectivore zoogdieren. Daarnaast blijkt voor de som van de normoverschrijding voor metalaxyl-m (0,043) en voor mancozeb (0,22) kleiner dan 1, zodat de toepassingen ook voor de combinatie voldoen aan de chronische norm voor insectivore zoogdieren.
Doorvergiftiging
Gezien het feit dat metalaxyl-m een gering risico voor bioconcentratie heeft wordt een gering risico voor vogels verwacht als gevolg van doorvergiftiging via vissen en regenwormen.
Gezien de lage BCF waarde en de snelle omzetting van mancozeb is het risico van effecten als gevolg van doorvergiftiging gering.
Risicobeoordeling voor bijen en hommels
Beoordeling metalaxyl-m
In studies met een 480 EC formulering is de acute orale toxiciteit en de contacttoxiciteit voor bijen bepaald op respectievelijk >127 mg form./bij en >200 mg form./bij. Uitgedrukt in de hoeveelheid metalaxyl-m correspondeert dit met respectievelijk >61 mg w.s./bij en
>96 mg w.s./bij. Op grond van de verhouding tussen maximale dosering (144 g w.s./ha) en toxiciteit welke respectievelijk <2,4 en <1,5 bedraagt en hiermee <50 is, is het risico voor bijen en hommels gering. Hiermee voldoen de toepassingen voor metalaxyl-m aan de norm voor bijen en hommels zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB).
Beoordeling mancozeb
Op grond van de verhouding tussen dosering (1536 g w.s./ha) en toxiciteit (>141 mg w.s./bij) welke <10,9 bedraagt en hiermee <50 is, is het risico voor bijen en hommels gering. Hiermee voldoen de toepassingen voor mancozeb aan de norm voor bijen en hommels zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB).
Risicobeoordeling voor niet-doelwit arthropoden
In laboratoriumtesten blijkt het middel bij relevante doseringen onschadelijk voor Chrysoperla carnea, Coccinella septempunctata en Poecilus cupreus en schadelijk voor Typhlodromus pyri, Aphidius rhopalosiphi en Aleochara bilineata. Voor de drie laatstgenoemde soorten zijn nadere studies met de formulering uitgevoerd.
Aphidius rhopalosiphi
In een laboratoriumtest met natuurlijk substraat (gerstplanten) was er sprake van significante effecten op reproductie bij doseringen van 3,5 en 7,0 kg/ha. In een semi-veld test was er sprake van een significante afname van de reproductie bij een eenmalige hoge dosering van 9,9 kg/ha. Een viervoudige toepassing in een dosering van 3,7 kg/ha bleek zowel direct na de laatste bespuitingen als respectievelijk na 14 en na 28 dagen veroudering van het residu geen significant effect op de reproductie te veroorzaken. Op grond van deze gegevens kan van de onderhavige toepassingen (2,5-3,6 kg/ha, maximaal 3 bespuitingen) een gering risico voor sluipwespen worden verwacht.
Aleochara bilineata
In een extended laboratoriumtest was er alleen bij de hoogste dosering van 3,75 kg/ha sprake van een significante effect op reproductie. Bij doseringen van 1,258 kg/ha en lager waren er geen significante effecten op overleving en reproductie. Op grond van deze gegevens zijn effecten bij de onderhavige toepassingen (2,5-3,6 kg/ha, herhaalde bespuiting) niet uit te sluiten.
Typhlodromus pyri
Er is een dosis-respons respons laboratoriumtoets met Typhlodromus pyri uitgevoerd op basis waarvan de 7-d LR50 en de 10-d LR50 zijn bepaald op respectievelijk 0,54 kg form.ha en
0,27 kg form. ha. Volgens de benadering van ESCORT2 kan hiermee het risico zowel ‘in-field’ als ‘off-field’ worden geschat. Er dient rekening te worden gehouden met accumulatie van effect door herhaalde bespuiting. Het effect op roofmijten wordt toegeschreven aan mancozeb. Op basis van de gemiddelde DT50 op sla van 5,9 dagen wordt de MAF bepaald uitgaande van een ratio tussen DT50 op het gewas en het interval tussen bespuitingen van ca. 1:1. In tabel M.25 is de hazard quotiënt berekend op basis van de laagste LR50.
Tabel M.25 Hazard quotiënt voor Typhlodromus pyri
Toepassing |
Dosering |
Freq. |
Interv. |
MAF |
‘in-field HQ’ |
‘off-field HQ’ |
|
[kg/ha] |
|
|
|
lab. test |
lab. test |
aardappelen |
2,5 |
3 |
7 |
1,8 |
17 |
1,7 |
boomkwekerij vg |
3,6 |
3 |
7 |
1,8 |
24 |
2,4 |
boomkwekerij pot- en containerteelt |
3,6 |
3 |
7 |
1,8 |
24 |
2,4 |
Helichrysium vg |
2,4 |
3 |
7 |
1,8 |
16 |
1,6 |
Uit het bovenstaande blijkt dat er ‘in-field’ sprake is van een groot risico van alle toepassingen (HQ>2). Het ‘off-field’ risico is gering voor de toepassingen in aardappelen en Helichrysum (HQ<2) en groot voor de toepassingen in boomkwekerijgewassen (HQ>2).
Bij een veldstudie in een wijngaard in Zwitserland is het middel vier maal toegepast in twee doseringen van respectievelijk 0,1875 en 2,5 kg/ha. Er was bij beide doseringen sprake van een significante reductie van het aantal mijten (bijna uitsluitend T. pyri) van 9 dagen na de
1e toepassing tot en met 27 dagen na de 4e toepassing. Bij een tweede veldstudie in een wijngaard in Frankrijk is het middel vier maal toegepast in twee doseringen van respectievelijk 0,19 en 2,5 kg/ha. Er was bij beide doseringen sprake van een significante reductie van het aantal mijten (bijna uitsluitend T. pyri) van 13 dagen na de 4e toepassing tot en met 49 dagen na de 4e toepassing. Deze gegevens zijn moeilijk te extrapoleren naar de onderhavige toepassingen. Op grond van de beschikbare gegevens is het middel bij relevante doseringen ‘in-field’ en ‘off-field’ schadelijk voor mijten.
Concluderend dient met het oog op het risico voor niet-doelwit arthropoden (roofmijten en roofkevers) een waarschuwingszin op het etiket te worden opgenomen. Voor toekomstige beoordeling dient een adequate risicobeoordeling van de ‘in-field’ en ‘off-field’ effecten op niet-doelwit arthropoden (roofmijten en roofkevers) bij toepassing van het middel volgens het voorgestelde Wettelijk Gebruiksvoorschrift en Gebruiksaanwijzing te worden geleverd.
Risicobeoordeling voor regenwormen
De
risicobeoordeling voor regenwormen is gebaseerd op de verhouding tussen PIEC
(mg w.s./kg grond) en toxiciteit (mg w.s./kg grond). De norm, zoals opgenomen
in de UB, is
0,1 x LC50.
De genormaliseerde LC50 -waarden van metalaxyl-m en mancozeb zijn resp. 830 en
>299,1 mg/kg, corresponderend met normen van resp. 83,0 mg /kg en >29,9 mg/kg. De combinatie LC50-waarde voor regenwormen wordt dan berekend als > 311 mg/kg en de combinorm is >31,1 mg/kg. Voor metalaxyl-m is de PIEC na de laatste toepassing met de DT50,grond van 31,2 dagen uitgerekend. Mancozeb breekt zeer snel af in de bodem, zodat de PIEC na de laatste toepassing gelijk kan worden gesteld aan de PIEC na de eerste toepassing. De PIECbodem wordt gecorrigeerd voor interceptie door het gewas. Conform Handboek Toelating Bestrijdingsmiddelen versie 0,2 is uitgegaan van een fractie op de bodem van 0,1 voor aardappelen (volledig ontwikkeld gewas) en 0,8 (default) voor de overige gewassen.
Tabel M.26 PIEC(bodem) en normoverschrijding regenwormen
Toepassing |
Teststof |
Freq. |
Dosering (kg w.s./ha) |
Fractie bodem |
PIECbodem (mg/kg) |
Normover-schrijding |
aardappelen |
metalaxyl-m |
3 |
0,1 |
0,1 |
0,04 |
0,0004 |
|
mancozeb |
3 |
1,6 |
0,1 |
0,23 |
<0,008 |
|
combinatie |
|
1,7 |
|
0,27 |
<0,009 |
boomkwekerij |
metalaxyl-m |
3 |
0,144 |
0,8 |
0,43 |
0,005 |
|
mancozeb |
3 |
2,304 |
0,8 |
2,63 |
0,088 |
|
combinatie |
|
2,448 |
|
3,06 |
0,098 |
Helichrysum |
metalaxyl-m |
3 |
0,096 |
0,8 |
0,28 |
0,003 |
|
mancozeb |
3 |
1,536 |
0,8 |
1,75 |
<0,059 |
|
combinatie |
|
1,632 |
|
2,04 |
<0,066 |
De hoogste normoverschrijding is voor deze toepassingen <0,098. Derhalve voldoen alle toepassingen aan de norm voor acute toxiciteit voor regenwormen, zoals opgenomen in de UB.Voor metalaxyl-m en mancozeb geldt dat de DT90 < 100 dagen. Omdat het aantal toepassingen niet groter is dan 3 is een sublethale toxiciteitsstudie met regenwormen niet noodzakelijk.
De metabolieten EU en ETU zijn zeer weinig toxisch voor regenwormen (LC50 >1000 mg/kg). Indien het vormingspercentage uit mancozeb in ogenschouw wordt genomen blijkt dat de PIEC/LC50 is <0,001. Derhalve wordt voldaan aan de norm voor regenwormen van het UB.
Risicobeoordeling voor bodemmicro-organismen
Bij toepassing van de onderhavige formulering in doseringen van 7,0 en 35 kg/ha was onder laboratorium-omstandigheden binnen enkele uren geen sprake meer van significante effecten op respiratie en nitrificatie. Aangezien het reductiepercentage < 25% na 100 dagen wordt voor alle onderhavige toepassingen voldaan aan de norm voor bodemmicro-organismen zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB).
Risicobeoordeling voor niet-doelwit planten
Er zijn ‘seedling emergence’ en ‘vegetative vigour’ testen uitgevoerd met het middel Fubol Gold. In alle gevallen was de EC50-waarde > 4500 g middel/ha. De norm is
0,2 x EC50-waarde en is daarmee 900 g middel/ha. Omdat de maximale dosering
3,6 kg middel/ha bedraagt en alleen gekeken wordt naar de off-crop situatie (10% drift) blijft de te verwachten concentratie op niet-doelwit planten beneden de norm-waarde en wordt voldaan aan de norm voor niet-doelwit planten zoals opgenomen in het Guidance Document on Terrestrial Ecotoxicology.
Conclusie m.b.t. het aspect milieu
1. Metalaxyl-m voldoet aan de norm voor persistentie zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB).
2. De metabolieten CGA 62826 (mA) en CGA 108906 (mB) van metalaxyl-M als niet relevant kunnen worden beschouwd. Gezien het feit dat het niet-relevante metabolieten betreffen, kunnen deze metabolieten uitgesloten worden van toetsing aan de milieunormen zoals opgenomen in de UB.
3. Mancozeb voldoet aan de norm voor persistentie zoals opgenomen in het Besluit milieutoelatingseisen bestrijdingsmiddelen (Bmb).
4. De metabolieten ETU, EU en EBIS voldoen aan de norm voor persistentie zoals opgenomen in het Besluit milieutoelatingseisen bestrijdingsmiddelen (UB).
5. De onderhavige toepassingen voldoen voor de metalen zink en mangaan aan de normen voor persistentie zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB).
6. De onderhavige toepassingen voldoen aan de normen voor uitspoeling naar het ondiepe grondwater zoals opgenomen in het Besluit milieutoelatingseisen bestrijdingsmiddelen (Bmb) / de Uniforme Beginselen (UB).
7. De metabolieten EU, ETU en EBIS voldoen aan de norm voor uitspoeling zoals opgenomen in het Besluit milieutoelatingseisen bestrijdingsmiddelen (Bmb).
8. De onderhavige toepassingen met uitzondering van de vliegtuigtoepassing in aardappelen voldoen aan de normen voor toxiciteit waterorganismen zoals opgenomen in het Besluit milieutoelatingseisen bestrijdingsmiddelen (Bmb)/de Uniforme Beginselen (UB).
9. De onderhavige toepassingen voldoen aan de norm voor sedimentorganismen zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB).
10. Metalaxyl-m voldoet aan de normen voor bioconcentratie zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB).
11. Mancozeb en de metabolieten EU en ETU voldoen aan de normen voor bioconcentratie zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB).
12. De onderhavige toepassingen voldoen op basis van de huidig beschikbare gegevens aan de norm voor vogels zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB). Ter bevestiging dienen voor toekomstige verlenging gegevens omtrent de afname in de tijd van mancozeb residuen op kleine insecten te worden geleverd.
13. De onderhavige toepassing voldoen aan de norm voor zoogdieren zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB).
14. De onderhavige toepassingen voldoen aan de norm voor bijen en hommels zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB).
15. De onderhavige toepassingenvoldoen niet aan de norm voor de niet-doelwit arthropoden. Er dient een zin op het etiket te worden opgenomen dat het middel gevaarlijk is voor niet-doelwit arthropoden (roofmijten en roofkevers).
16. De onderhavige toepassingen voldoen aan de norm voor regenwormen zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB).
17. De onderhavige toepassingenvoldoen aan de norm voor bodemmicro-organismen zoals opgenomen in de Uniforme Beginselen (UB).
18. Alle onderhavige toepassingen van het middel voldoen aan de norm voor terrestrische niet-doelwit planten zoals opgenomen in het Guidance Document on Terrestrial Ecotoxicology.
Vragen voor toekomstige beoordeling
· Gegevens omtrent de afname in de tijd van mancozeb residuen op kleine insecten.
· Adequate risicobeoordeling van de ‘in-field’ en ‘off-field’ effecten op niet-doelwit arthropoden (roofmijten en roofkevers) bij toepassing van het middel volgens het voorgestelde Wettelijk Gebruiksvoorschrift en Gebruiksaanwijzing .
Conclusie
Bij gebruik volgens het Wettelijk Gebruiksvoorschrift en Gebruiksaanwijzing is het middel Fubol Gold op baisis van de werkzame stoffen mancozeb en metalaxyl-M voldoende werkzaam en heeft het geen schadelijke uitwerking op de gezondheid van de mens en het milieu (art. 3 en 3a Bestrijdingsmiddelenwet 1962).
Besluit
· Het College besluit de aanvraag tot toelating van het bestrijdingsmiddel Fubol Gold, 20030062 TG, op basis van de werkzame stoffen mancozeb en metalaxyl-M, toegepast als schimmelbestrijdingsmiddel in de teelt van consumptie- en fabrieksaardappelen, boomkwekerijgewassen en van Helichrysum in de vollegrond, te honoreren (artikel 3 en 3a van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962). · Als einddatum voor de werkzame stof mancozeb is 1 december 2008vastgesteld. · Als einddatum voor de werkzame stof metalaxyl-M is 1 januari 2005vastgesteld. · Als expiratiedatum van het middel wordt 1 januari 2005 vastgesteld (einddatum metalaxyl-M) · Etikettering:
· In het Wettelijk Gebruiksvoorschrift dient de volgende zin te worden opgenomen: ”Dit middel is gevaarlijk voor niet-doelwit arthropoden (roofmijten en roofkevers). Vermijd onnodige blootstelling.” · Indien in EU-kader vragen worden gesteld met betrekking tot de werkzame stof mancozeb en/of het middel Fubol Gold, zullen deze onverkort gelden voor de nationale beoordeling. |
HET
COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN BESTRIJDINGSMIDDELEN,
(voorzitter)